Avonturen WITTE KRUIS DE WOLKENETERS 't Hoorntje HET KNUTSELHOEKJE ZATERDAG 4 MAART 1961 DE LEIDSE COURANT PAGINA 11 VAN BAMBO Men - cn dat was natuurlijk vooral Elsa - wijdde alle zorgen aan de bewus teloze om hem weer bij kennis te bren gen. Al vrij spoedig opende hij de ogen keek met verbaasde blikken om zich heen, murmelde enkele onverstaanbare woorden, maar scheen toen weer terug te vallen in z'n vorige toestand. Zijn oogleden sloten zich weer, terwijl twee grote tranen in z'n baard rolden. Wie kon de arme man toch in deze staat gebracht hebben en wat voor re den en welke bedoeling stak daar ach ter? Zou er met Bambo ook zo iets, of misschien nog iets ergers, gebeurd zijn? Dat vroegen allen zich met zorg en angst af zonder er een antwoord op te kunnen geven. „Wanneer zullen deze onrustverwek- kende verrassingen en duivelse streken toch eindelijk eens ophouden?" riep de heer Van Walden in vertwijfeling uit. „Juist, als 't geluk ons weer begint toe te lachen, slaat 't noodlot ons weer te rug in angst en ellende. Hoe kan God in de hemel het allemaal toestaan!" „Ach, vader, beschuldig niet het nood lot en de goede God. Het is weer de man, die ons haat en alsmaar achter volgt, die hier de, hand in heeft." „Zou het werkelijk weer een slag zijn, welkè die vervloekte Engelsman ons toebrengt?" „Daar is niet aan te twijfelen, vader. Hij zit ons weer op het spoor en loert weer op onze ondergang. O. kon die arme koetsier maar weer spreken, mo gelijk wordt dan 't geheim van Bam- bo's verdwijning opgelost." Terwijl de mannen zich verder be moeiden met de bewusteloze, had Elsa een kaars gevonden en ging toen dap per op onderzoek in de andere ver trekken. Toen ze in de zogenaamde „rommelkamer" kwam, stond ze stijf van verbazing. De opgezette Ami was verdwenen, terwijl het vulsel van z'n huid over de vloer verspreid lag. Over een stoel hing de kleding van Bambo, lag. En zijn schoenen stonden «.netjes naast elkaar op de grond. Wat had dit alles te betekenen? Het meisje putte zich uit met vragen en veronderstellingen. Tevergeefs, het was alles ten enenmale onverklaarbaar en duister. Geen spoor van Bambo zelf, geen enkele aanwijzing-hoè en wèt er gebeurd was met hem. Ze had juist besloten om naar de mannen terug te keren en hen haar ontdekking mee te delen, toen ze meen de een zachte stem te horen. Die zwak ke woorden moesten van de koetsier zijn! Ze haastte zich terug naar zijn kamer en inderdaad bleek hij ontwaakt te zijn uit zijn bewusteloosheid. Maar het was hem aan te zien, dat hij nog geheel uitgeput was van pijn en angst. Ze boog zich over hem heen en vroeg: „Gaat 't al wat beter?" „Ja, iets beter". „Zou je ons al kunnen vertellen, wat hier allemaal gebeurd is?" De stumper keek haar strak aan, maar antwoordde niet. Zeker was hij nog te zwak om die lange vraag in zich te kunnen opnemen. Daarom her haalde Elsa nogmaals en heel langzaam haar vraag. En nu kwam heel zwakjes het antwoord: „Mijn gedachten zijn nog helemaal verward, ik moet eerst nog wat bijkomen." Daarop sloot hij de ogen weer. Elsa haastte zich naar de keuken om een versterkend drankje klaar te maken. Teruggekomen, goot zij hem er wat van tussen zijn lippen. Dat scheen hem goed te doen, want hij fluisterde: „Dank u wel, juffrouw El sa." „En wordt je geest al een beetje hel derder? Probeer dan mijn vragen te beantwoorden." „Wat is er met je meester gebeurd?" „Mijn meester? Wel, die zal wel in zijn kamer zijn." „Neen, daar is hij niet en hij is ook nergens in huis te vinden." „Zou dat schoelje hem dan mee genomen hebben?" „Dat schoelje, wie bedoel je daar toch mee?" „Gisteravond, toen ik me juist gereed maakte om naar bed te gaan, wierpen plots twee gemaskerde mannen zich op me, bonden me en hebben me in deze ellendige toestand achtergelaten." (wor.dt vervolgd) CORRESPONDENTIE Cobie de Ridder, Noordwijk: Je hebt zeker al lang uitgekeken paar je ver haaltje. Nu. vandaag ben je aan de beurt. Toch' moet ik je pog even een goede raad geven: Lees je opstelletje eerst goed over, want sommige zinnen schrijf je tweemaal en andere maar half., Begrepen Cobie? IN DE DIERENTUIN We gingen met de bus naar de die rentuin. In de verte zagen we al de knipperbollen en een verkeersagent, en daar moesten we zijn. We stapten uit en liepen de dierentuin binnen. Wat waren daar veel dieren, ook vogels. (Dat zfjn ook dieren, Cobie). We zagen olifanten, herten en kleine wolven, en o, nog veel meer. Op een groot bord stond, dat om half vier de leeuwen en de apen gevoederd werden. Mijn vader zei: laten we maar paar de leeuwen gaan, en daar gingen we dan ook kij ken. Na afloop gingen we naar de speeltuin. Daar gingen we wippen, schommelen, en glijden. Er stond ook 'n grote ton, daar moest je op gaan staan en net doen of je holde, dan ging die ton aan het draaien. We gingen er al lemaal een keertje op. Ook stond er een oude traktor, daar mocht je ook in spelen. Mijn moeder vond het leuk om naar ons te kijken. De aapjes kregen eten toen ze op stoeltjes bij een tafel tje zaten. Ook stond er in het hok een hobbelpaard, daar ging ook een aapje op zitten. Een klein aapje kreeg een plaats in een boxenschommeltje. We hadden een heel leuke dag. Ze aten vlug en toen naar buiten. Suze haalde de slee uit de schuur en ging sleeën. Peter en Paul maakten een sneeuwman, en toen die klaar was, gingen ze hem bekogelen met sneeuw ballen. Al gauw was er van de sneeuw pop niets over. Daar zagen ze een man aankomen met een hoed op. Peter mik te een bal naar de hoed, die ook af vloog. De man keek rond, maar zag niemand, want de jongens hadden zich verstopt. Ze hebben die dag nog heer lijk gespeeld. 'Martie Menken, College van het H. Kruis, Uden. - Die caranvalvakantie vond je zeker wel fijn? Leuk dat je voor ons het verhaaltje gemaakt hebt. Hier komt het dan: bij het terughalen van de sieraden van mijn vrouw, die een kasteelheer gesto len heeft?" „Ja, mijnheer," antwoordde Jan, maar gelijk dacht hij: Iemand die mooie sie raden aan zijn vrouw geeft, moet wel rijk zijn en ook mooie kleren aan heb ben en deze man heeft slechts wat lom pen aan." Daarom besloot Jan goed op zijn hoede te zijn. Toen zij bij het kas teel aankwamen, zei Joris: „Luister, ik heb een plan! Jij moet over deze muur klimmen en naar binnen gaan. Je moet dan de sieraden en de vazen lakken en weer hier brengen. Daarna ;lim je over de muur terug en brengt de schatten naar huis." „Goed," zei Jan. „Maar ik breng de sieraden liever niet naar uw huis, want 't is al donker en de weg is moerassig. We zouden gemakkelijk kunnen ver drinken, daarom zal ik ze naar een ver borgen hut brengen." DE £Ckte PIJNSTILLER Een maand gaat snel voorbijl Neem de angst voor nare dagen weg door Witte Kruis in huis te nemen. tabletten, poeders of cachets. WITTE KRUIS smalde het pad. Jan liet nu de ridder voorgaan. Het pad liep in een groot moeras uit. 't Was al zó donker, dat ze voorgaan, Agnes Vink, Oud-Ade: EEN ONGELUK „Hennie, kom er toch uit. Je moet een boodschap doen," riep moeder. „Ik wil geen boodschap doen," bromde Hennie en bleef liggen. Moeder riep voor de tweede keer. Toen werd moe der boos. Ze ging naar boven. „En nou als de wind eruit," en moe der greep haar vast. Nu waste en kleed de Hennie zich vlug en ging de bood schap doen. Onderweg moest ze een drukke weg oversteken. Ze keek niet naar links of naar rechts. Daar kwam juist een auto aan. Gelukkig remde hij nog juist op tijd en ze kwam er goed van af. Ze deed haar boodschap bij de kruidenier, maar op dé terugweg deed ze weer hetzelfde, ze liep weer over zonder links of rechts te kijken, maar nu was het erger. Er kwam een grote vracht auto aan, die niet bijtijds stopte en Hennie werd aangereden. Dadelijk veel mensen eromheen. De ziekenauto werd opgebeld en met een zware hersen schudding moest ze naar het zieken huis. Dus jongens en meisjes, kijk goed uit bij de grote weg. Ria Humme, Leiden: Was je al on geduldig geworden Ria? Ik heb een beetje aan het verhaaltje veranderd. TOCH NOG EEN GEZELLIGE AVOND Jan was al negentien jaar, en de oud ste zoon van een prettig huisgezin. Jan had af en toe een heel boze bui en zei dan lelijke woorden tegen zijn moeder. Op een middag was hij met een boze bui het huis uitgelopen. Moeder had er veel verdriet van en zat te huilen, toen vader van zijn werk thuiskwam. „Die aap van een jongen komt wel weer terug," zei vader. Die avond moesten vader en moeder naar een verjaardag en grote zus paste op de kinderen. Het was al half elf toen er zachtjes gebeld werd. Grote zus deed open, en daar stond Jan met een bosje bloemen voor moeder. Hij had er toch zo'n spijt van. Vader en moeder hadden helemaal geen plezier op dat feestje. Ze dachten maar aan Jan. Ze gingen bijtijds naar huis. „Kijk eens vader, het licht is nog aan," zei moeder toen ze in de straat kwamen. Zou Jan teruggekomen zijn? Boven zaten zus en Jan te wachten. De bloemen stonden op tafel. Moeder begreep het al en huilde, nu van blijd schap. Vader gaf ook maar geen straf, nu alles weer goed was. Barrie Overdevest, Rijnsaterwoude: SNEEUWPRET Het was avond. Peter, Paul en Suze zat enom de tafel een gezellig boek te lezen. De radio speelde een vrolijk wijsje. Daar volgde het tijdsein en vlak daarna de nieuwsberichten met het weerbericht, Ze legden hun boeken neer en luisterden: „We verwachten voor hedennacht droge sneeuw." „Hoi, 'hiep, hoi hiep!" riepen ze alle maal. „Lekker sleetje-rijden". „Nee joh, sneeuwballen gooien." „Of een sneeuwman maken." Moeder maakte er een eind aan door te zeggen: „Nu vlug uitkleden, en naar bed, anders kunnen jullie 'morgen geen sneeuwpop maken.*' Ze sliepen al gauw in. 's Morgens werd Peter het eerst wakker. Hij stapte uit bed en keek door bet raam. „Jongens kijk eens wat een pak sneeuw!" Hij dacht er niet aan dat de anderen nog sliepen. Suze én Paul werden wakker en stapten ook naar het raam. Moeder kwam lachend binnen: „Kleed je maar vlug aan en dan paar buiten. Het is maar goed dat het zaterdag is." elkaar niet meer zagen. Daarom riep de ridder: „Jan, wacht eens even, ik hou je niet meer bij." Intussen liep Jo ris heel moeilijk verder, z'n voeten zo gen al diep 'in het moeras. „O, kom toch terug heer ridder, u zinkt nog weg," riep Jan. De roofridder kon door de duisternis niet meer zien of hij voor- of achteruit liep. Hij raakte dieper in het moeras en tenslotte verdronk hij. De slagersjongen, die heel wijs op een droog pad gebleven was, zocht nu de weg terug, naar de verborgen hut en de volgende dag bracht hij de sie raden en de vazen naar de kasteelheer terug. Jan kreeg een grote beloning. De hele streek was opgelucht toen ze hoorde, dat de roofridder Joris, ver dronken was. Annie v.d. Veer, Sassenheim. - Ja, als je steeds de verhaaltjes van de kin deren in de krant leest, krijg je van zelf zin er ook een te maken. De jou we komt vandaag aan de beurt. Je :n. knipt het toch zeker uit? En dan be- Jorl8 vroeg hem: „Wil je me helpen, waren voor in je plakboek. Een paar honderd jaar geleden leefde er in Zuid-Holland een ridder, Joris genaamd. Deze ridder stal alles en be roofde vele reizigers van hun geld. Daarom noemde men hem: „Joris de roofridder". Op een keer ging Joris, tijdens de schemering, op weg naar een kasteel om kostbare vazen en sieraden te ro ven. Onderweg kwam hij een slagers leerling tegen, die Jan heette, en die er erg dom uitzag. Maar die heus niet zo dom was, zoals jullie wel zult ho- DE GEWONNEN BALLPOINT „Hè foei Marian, zit je weer op je potlood te kauwen?" klonk jufs rustige stem, door de stille klas. Marian kleur de tot aan haar oren en haalde gauw het vieze stompje potlood uit haar mond. Ja, de juf had makkelijk praten, die had een mooie ballpoint, die alle meisjes wel zouden willen hebben. En nu had die lieve juf, zo maar een ball point uitgeloofd aan degene die het mooiste opstel zou maken. Daarom was de anders zo rumoerige klas nu doodstil. Toen de bel van 4-uur ging, ging er een zucht van verlichting door de klas. En buiten stonden, na schooltijd, nog een hele poos, opgewon den meisjes te praten, wie de ballpoint wel zou winnen. De volgende dag na de godsdienstles hadden ze taal. Juf haalde de opstelschriften uit de kast, zocht er een tussen uit en zei: „Kijk meisjes, dit is dan de winnares." „Marian," lazen de kinderen op de eerste bank. „Juist vervolgde iuf. „Marian, kom maar hier! Asjeblieft, je schrift en je ballpoint en veel plezier ermee." „En voegde ze er waarschuwend aan toe, „ik zie je er nooit meer op kauwen hoor, anders Nog eens kleurde Marian, maar dan zei. ze spontaan: „Natuurlijk niet, daar is hij veel te mooi voor." Dag kinderen, de volgende week nieuwe raadsels en de uitslag van de oude. Tante Jo en Oom Toon De NATUUR IS DIT JAAR, heerlijk eigenwijs, angstwekkend vroeg aan het opleven. Bij de Leidse Chur- chilllaan waait de prikkelende geur van vers gestort beton over de weg en direct daarop stemt ons weemoe dig het oprecht aroom van de zui verste mest, waarmee wij weleer in tiem hebben kennis gemaakt, toen in onze jeugd deze materie over ons hoofd kwam nadat wij de ontstem ming van een eerzaam landbouwer hadden opgewekt. De balkonnetjes van de na-oorlogse flats zijn dichtbe volkt met kroost, waartussen moe zit te breien en pa een wankele stoel plaatst om er rillend, maar toch ba dend in de prille zon, zijn twaalf uurtje naar binnen te werken. „Lekker, hè moe?" vraagt hij, wijzend op het lichtend hemellichaam. Moe's glimlach heeft in zoverre iets met de zon gemeen dat zij ook hemels is en pa voelt zich dank baar en tevreden. Als had hij op dit moment gewacht, stoot een krioe lende peuter hup- sakeetje het fa- 1 bouretje om, waarna twee glazen melk met vel en al hun korte reis naar beneden beginnen. Een glas smoort in de vette klei van het in aanleg zijnde gemeenschappelijke tuintje, het ander wordt verpulverd vlak voor de voeten van een visven- ter, die een levende aal staat te ver moorden. De handelaar is een vakman, die onverstoorbaar verder gaat met vil len, totdat hij een vel ontwaart op het zaagsel en dan verschrikt mompelt: „Da's niet voor de poes Terwijl de peuter onder gekrijs ge kastijd wordt speelt zich twee bal konnetjes verder een ander toneel af. Buurvrouw A op drie hoog slaat haar kleedje uit links opzij van de ba lustrade. Buurvrouw B heeft hier haar slaapkamerraam, dat zij geheel toevallig opent en eruithangend re clameert: „Kunt u dat niet aan de andere kant doen? Ik heb zojuist mijn raam gezeemd!"Buurvrouw A kleurt even, maar verweert zich vervolgens ferm: „Dat gaat heus niet, want aan die kant heb ik daarnet gezeemd De mensen zijn met zulk weer veel spraakzamer. Van mevrouw Fluitsma weten we, dat haar baby van acht maanden belaagd is door een baby biscuit, waaruit een stuk garen stak. De keuringsdienst van waren kwam erbij en de bezoekende functionaris zei meteen, dat het van een kwast was, „Nou, da-t vind ik heel ver schrikkelijk", zei mevr. Fluitsma, „wij groten hebben al moeite met een haar in de soep. EEK. Naar HUIBERS Haarlemmerstraat 1 23, Leiden too r Geboorteaankondigingen DOBBELSTENEN Ook Maska kent zijn zondvloed-legen de. fig. A. Hoe verafgelegen en dun be woond Maska ook was, toch had het Ook bu de Indinaen van de Tinglit- staip in het zuidwesten van Maska is de geschiedenis van een geweldige overstroming doorgedrongen, die de mengen naar de bergen dreef. Boven op de toppen bouwden ze muren van rotsblokken, waarachter zij beschutting vonden tegen het water. Maar de be ren, die daar talrijk waren, hadden ook hun toevlucht in de bergen gezocht. Zij doorbraken de beschermende muren en verslonden tal van mensen. Alleen zij. die honden bij zich hadden, redden zich het leven, omdat de honden de beren op de vlucht joegen. van luidt als volgt: „De eerste man op de wereld heette Quisxxox. Hij bezat een buitengewoon mooie vrouw, die hij angstvallig bewaakte. Hij duldde zelfs niet, dat andere mannen naar haar durfden kijken en daarom liet hij alle zonen van zijn zuster ter dood brengen, als ze nog maar een paar jaar oud wa ren. Tenslotte kreeg een kraanvogel danig medelijden met de arme moeder. Hij bracht haar een toverdrank en kort daarop schonk zij het leven aan een onkwetsbare zoon. Hij groeide zeer voorspoedig op. De jaloerse qom tracht te steeds maar hem te doden. Toen dit echter niet gelukte, commandeerde hij de zondvloed op, om zo de hele familie te verdrinken. Maar de jonge neef veranderde z'n moeder en zuster in eenden, hijzelf stak zich in de veren van een watersnip, steeg omhoog en zweefde boven de zondvloed, terwijl hij zijn snavel van onder in een wolk stak. DE VLINDER EN DE BLOEM zijn, want onze poesen hebben een grondige hekel hekel aan water - be halve als ze dorst hebben. WISTEN JULLIE DAT AL? Wat? Dat men in sommige streken van de wereld met schelpen betaalt in plaats van met geld. In weer andere ge bieden betaalt men met schijfjes zout. zoete aardappelen, dierentanden of ste nen, soms zo groot als flinke wielen, Wij vinden zo'n soort „geld" natuurlijk erg mal, maar de man die altijd ge woon is geweest met bijv. schelpen te betalen, zal er zich sterk over verbazen dat wij met ronde metalen „plaatjes" betalen of met papiertjes, waar getal- en en beelden op staan. DRIE BERGBEKLIMMERS. Plak de tekening op dun karton en knip de omtrek uit. Trek de stippellijn met de rug van een mes over. Maak bovendien een insnijding in het mid denvak boven en opde? in die vakken, hij de juiste vorm heeft (zie tekening) dan strijk je wat lijm uit op de drie hoeken, die met een kruisje aangeduid zijn, buig ze pm en kleef ze op de bin nenzijde van de dobbelstenen vast. WAT IS HIER FOUT? Sprookje van de 12 dansende prinsessen naar de gebroeders Grimm alsof je hem wel opdrinkt, en houd je daarna slapende." Daarna gaf ze de soldaat nog een mutsje. „Als je dit mutsje opzet, ben je onzichtbaar en kun je ongezien de 12 prinsessen overal volgen." De soldaat bedankte* de oude vrouw „Dat is volstrekt niet zo moeilijk," hartelijk. Dan trok hij de stoute schoe- antwoordde de oude vrouw. „Je mag nep aan (wat durven) en meldde zich alleen de wijn niet opdrinken, die ze als kandidaat aan het koningsslot. Hij je !s avonds brengen. Maar doe net werd even hartelijk ontvangen als al de anderen. Hij werd heerlijk gebaad en kreeg zulke mooie kleren aan, dat ze zelfs een prins eer zouden hebben aangedaan. 's Avonds werd hij in het voorvertrek gebracht dat aan de slaapzaal der prin sessen grensde. Nauwelijks had hij zich te bed begeven, of de oudste der 12 prinsessen trad bipnen en overhandig de hem een beker wijn. (wordt vervólgd) Kijk dit figuurtje strak aan, terwijl je het naar je gezicht toebrengt, tot je met de punt van je neus op de stippel lijn stoot. Op een bepaald ogenblik lijkt het dan. alsof de vlinder zich op de bloem neerzet. Probeer 't maar! ONGELOOFLIJK MAAR WAAR Wat? Wel, dat de Egyptenaren dui zenden jaren geleden katten hielden in plaats van jachthonden. Deze katten waren zo afgericht, dat ze een gedode vogel ophaalden en aap hun meester brachten. Als zo'n vogel in het water was terechtgekomen, zwommen die kat ten erheen en pakten hem. Drie bergbeklimmers bestijgen een hoge berg. Waar zijn de beide air dere alpinisten, die niet nn 't eerct» «e. ten erneep en pakten hem. noge oerg. waar zijn de beide an- Ik geloof, dat onze hedendaagse kat- dere alpinisten, die pjet op 't eerste ee- ten daar niet voor te vinden zouden zfebt te 7ien OpWci™» De tekenaar heeft last van hoog tevrees gekregen en heeft van zijn tekening maar wat gemaakt zoals u giet,,., of niefr Jp elk geval zfjn hier acht dingen verkeerd getekend.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1961 | | pagina 11