„De Gouden Cirkel" <- IN DE KRANTENTUIN KNUTSELHOEKJE Meeuw in motor Bij het middelbaar onderwijs mislukt 1 ƒ4 der leerlingen ZATERDAG 9 JULI 1960 DE LEIDSE COURANT Avonturen van (bambö) Naverteld door Oom Toon. „Elsa, zie jij ook die zwarte stip? Ze ■chijnt steeds naderbij te komen". „Inderdaad, en dat kan volgens mij niets anders zijn dan een schip". De man die in 't kraaiennest was, had ze intussen ook opgemerkt en even later meldde hij, dat er een vaartuig hun richting volgde en wel met grote snel heid, te groot voor een vrachtschip. Met zijn verrekijker trachtte hij te be palen, wat voor een soort schip het was. Enkele minuten verliepen en toen kon hij berichten, dat 't eeen handels schip, maar een gewapende brik was met de noordamerikaanse vlag in top. „Heeft hij veel manschappen aan boord?" riep Bambo terug. „Talrijk genoeg om ons zo nodig te durven aanvallen. Er heerst heel wat beweging aan boord, alsof men zich er gens voor klaar maakt". „Machinist" riep de kapitein door de spreekbuis naar beneden, „voer onze snelheid zo hoog mogelijk op". Zo hoop te hij het eiland Saint-Laurent te be reiken, vóór er iets onaangenaams kon gebeuren. Een poosje leek het, of de afstand tussen d> schepen niet meer kleiner werd. Doch de achtervolger scheen ook nog reserve te hebben, want hij begon weer te naderen. Bambo stelde voor om nu onmiddel lijk alle maatregelen te nemen om een mogelijke aanval te kunnen afslaan. De twee lichte kanonnen, waarover men beschikte om kapers te kunnen afwe ren, werden gevechtsklaar gemaakt en alle manschappen werden voorzien van vèrdragende geweren met 'n behoor lijke voorraad munitie. Zelfs van Wal den en zijn dochter namen mede een geweer ter hand. En nu was 't afwach ten, wat de bedoelingen van 't vreemde vaartuig zouden zijn. Maar elkeen was Zich bewust, dat er snode plannen in 't spel waren, zeker als 't een kaper mocht zijn. Intussen doorkliefde de Muovo met topsnelheid het grauwe wa ter, maar tegen de achtervolger moest zij het onderspit delven. Nog weinige minuten en de raadselachtige brik zou op gelijke hoogte met haar komen. Opeens klonk van boven de roep: „Land in zicht". Inderdaad doemde voor de in spanning verkerende sche pelingen het eiland Saint-Laurent op. De besneeuwde toppen zijner bergen werden al duidelijker zichtbaar. Reeds slaakte iedereen een zucht van ver lichting, vooral mijnheer van Walden, die zijn bezorgheid moeilijk had kunnen verbergen. „Ha, gelukkig", riep hij uit. Doch zijn woorden waren nauwelijks uit zijn mond °f er daverde een kanon schot over de zee en tegelijk zag men 50 m voor de boek van de Muovo het water opspatten. „Verduiveld" riep de Hollander uit, „wat een brutaliteit. Wat zullen die lui van ons willen! Is 't een uitdaging? In ieder geval zullen we laten zien, dat we niet bang zijn". „Vuur uit kanon, maar nog geen treffer!" De vervolger vuurde niet meer te rug, maar voer op -en afstand de Muovo voorbij. 7ijn bedoeling was dui delijk, hij wilde haar de weg naar Saint Laurent versperren. Hij maakte een zwenking voo-langs en loste tegelyk een salvo van zes kanonschoten, die echter gelukkig nog slecht gericht wa ren. „Vuur van beide stukken, maar nu raak!" commandeerde Bambo. Het volgende ogenlik zag men een der masten van de kaper om-waaien en op 't dek neerstorten. Dat gaf moed, al betekende 't niet veel. Dat bleek al gauw, want even later kreeg de Muovo de volle laag en van haar masten en tuigage bleef niet veel meer over. Zo begon zich dus in het gezicht .van het eiland Sint-Laurens een ware zeeslag te ontwikkelen. Bambo begreep, dat de strijd weinig hoop op een goede uitslag bood, want de vijand bleek liefst over 12 stuks ge schut te beschikken en zij slechts over 2. De enige kans zou zijn het schip dichter te naderen, dan konden hun prima geweren ook een woordje mee spreken. Hij verstopte het grootste deel zijner mannen in de dekgaten, waardoor de kans op sneuvelen gering werd en de vijand misleid werd door 't gering aantal strijders, dat hij slechts te zien kreeg. Zorgend de flanken van z'n schip zo weinig mogelijk bloot te ge ven, voer de Muovo dus met volle stoom op de vijand af, zonder door z'n vuur ernstig beschadigd te worden. Toen de vaartuigen elkaar op enkele tientallen meters genaderd waren, zag Bambo een man op de voorplecht van 't vijandelijk schip staan, die hij eerst voor de kapitein aanzag. Maar hoe ver baasd was hij toen het niemand anders bleek te zijn, dan zijn oude ■vijand Wol- sey. Deze had Bambo ook reeds ont dekt. Met uitgestrekte arm wees hij zijn matrozen op hem als voornaamste mkipunt. Bliksemsnel schoot Bambo zijn karabijn op hem af en commandeerde: „vuur". De nu uit haar schuilhoeken toegesnelde bemanning boorde met het éne salvo na 't andere grote gaten in de rijen van Wolsey's mannen, zodat er 'n hevige verwarring ontstord. Nie mand bekommerde zich om de wonden, die de Muovo ontving door 't kanon vuur van de vijand op zo'n korte af stand. Haar beide kanonnnen deden echter ook hun werk. Van de masten van de aanvaller was zo wat niets meer over en het dek lag bezaaid met lij ken en zwaar gewonden. En steeds maar gingen de salvo's door, twee volle uren lang. Zware rookwolken omhul den de beide schepen. Tevergeefs zocht Bambo's oog Wolsey. Was hij gewond? Of hield hij zich buiten schot? Toen Bambo vemam, dat de Muovo veel water begon te maken door de vele gaten in de scheepswand, besloot hij de beslissing van 't gevecht te ver haasten. Dat was alleen mogelijk door 't vijandelijk schip te enteren en dan in een strijd van man tegen man de overwinning zien te behalen. Na kort overleg met van Walden en de kapi tein werd tot 't stoute stukje besloten. Enterhaken werden aangesleept en alle man gewapend met een bijl en twee revolvers. Daardoor was er een stilte ontstaan in 't gevecht, een stilte, die Wolsey niet beviel. Wat waren de plannen van de tegenstander? Gewond bespiedde hij vanuit zijn schuilhoek de handelingen van en op de Muovo. Op eens schoof deze met een snelle, han dige wending langs zijn schip. Nu kwam de Engelsman voorzichtig te voorschijn en commandeerde: „Vuur uit alle mon den". Maar daar de Muovo te dichtbij en te laag lag, ging de volle lading over haar heen. Op hetzelfde moment haak ten de lange enterstokken van Bambo's mannen vast aan de reling en in de éne hand de bijl en in de andere een re volver sprongen er wel 20 a 25 over op 't dek van Wolsey's schip. Correspondentie Jan Turk, Nieuwe Wetering stuurde ons: HOOIBOUWEN Voor de kinderen die niet weten wat „hooibouwci" is, moet ik even zeggen dat het ,,'t hooi drogen en binnen bren gen", betekent. Jan en Piet zouden met Bartje gaan hooibouwen. Op de heenweg zaten ze op de harde kar en dat voelden ze wel hoor. Toen ze over een baksteen reden riep Piet: „Au! au!" Het hooi lag al in balen klaar op het land en die moesten eerst geladen wor den. De jongens mochten de balen op de kar goed leggen. Dat was een leuk werkje want de kar werd al hoger en hoger. Toen de kar vol was en alles goed lag, sprongen ze op een andere wagen maar daar gebeurde het vrese lijke ongeluk. Jan sprong mis en kwam onder de kar terecht. Hij lag daar spier wit en bewusteloos. Een dokter werd gehaald, de rijkspolitie opgebeld en de kapelaan kwam Jan bedienen. De boer zou dat ongeluk niet gauw vergeten. Jan werd naar het ziekenhuis gebracht, maar het werk op het land moest ver der gaan. Piet kreeg eerst een flink pak slaag, omdat ook hij van de hoge wagen gesprongen was en dat was ver boden. Nu moest hij voor straf balen tillen. Dat was geen prettig werkje. Ze zouden net weggaan, omdat de kar vol was, toen de wagen omkantelde. Dat was het tweede ongeluk, die mid dag. maar gelukkig zat er niemand bo venop. De wagen werd leeggemaakt, met de tractor overeind getrokken en opnieuw geladen. Toen ze op het erf kwamen gingen ze met de grijper los sen en toen ("at klaar was ging Piet naar huis en naar bed. Jan is gelukkig beter geworden. Lla en Barry Schuur, Leiden. Jam mer dat jullie het zevende puntje fout hadden. Je zag wel dat de jongen iets miste, maar dat was geen tol en ook geen bal. Het was een fototoestel. De volgende keer beter hè kinders. Nelleke Pompe, Leiden. Lees maar eens hierboven, 't Was ook wel een beetje moeilijk. Dag Nelleke, tot de volgende keer hè! Mien Koot, Leiden en Theo Hoek, Voorhout. Jullie hadden voor het ze vende mannetje, wel iets aardigs be dacht: „Een briefje de krantentuin", maar dat wa° niet goed. Aan de hou ding van de handen zag je duidelijk dat het een fototoestel moest zijn. Beppie en Francis Kalker, Nieuwe Wetering. Willen jullie voortaan je leef tijd er bij zetten kinders enzouden Beppie of Francis niet eens een ver haaltje proberen te maken. Zo moeilijk is het heus niet. Jullie beleven toch wel eens iets leuks, waar je heel erg om moest lachen. Nu dat schrijf je op, dan kunnen de andere kinderen er ook om lachen. zUn? Fransje Rodenburg, Boskoop. Natuur lijk mag jij meedoen Fransje. Ik vind je heel flink om zo helemaal alleen een briefje te schrijven. Je gaat vast wel over naar de derde klas en de kleine Nico gaat zeker naar de eerste klas, als de vakantie voorbij is. Corrie, Rita en Roza van Egmond, Oude Wetering. Drie zusjes, die haar best gedaan hebben, maar ook jammer genoeg het zevende puntje fout hadden. Ida Duivenvoorden Noordw.hout. Zo'n knappe Ida toch! De hele brief met druklettertjes geschreven en dan door een peuter van zes jaar. Ik vind het reuze flink. Oom Toon moest het natuurlijk ook even zien. Dag meiske. Bob Juffermans, Sassenheim. „Ik vond ze niet moeilijk" schrijf je, maar dat zevende mannetje hè, daar zat 'm de moeilijkheid. Enfin je weet het on- derdehand wel, als je bovenstaande briefjes gelezen hebt. Bep Koot, Koudekerk vertelt over: BELLETJE TREKKEN Piet en Cobie waren tweelingen van zowat vijf jaar. Altijd speelden ze met elkaar. Maar op zekere dag, toen het heel hard -egende, wisten ze niet wat ze moesten doen. Het was zaterdagmiddag, dus vader was thuis en zat lekker te lezen. Toen opeens vroeg Cobie: „Hè paps, weet u nog wat spelletjes, want we weten niet, wat we doen moeten". „Och gaan jullie kleuren of teke nen", zei vad°r. „Hè paps, dat doen we altijd", zei Piet. „Vertelt u van vroeger paps, wat u toen allemaal deed voor spelletjes". „Nou ja, wat deed ik vroeger altijd? Even denken hoor!" Ondertussen waren Cobie en Piet op vaders knie gaan zitten, ieder aan een kant en wachtten af. „Nou ik deed allerlei spelletjes, net als jullie. O ja, ik weet al iéts. Ik ging vroeger altijd met mijn vriendje bel letje trekken". „Belletje trekken....? Wat is dat?" vroeg Piet. „Dat zal ik jullie vertellen. Even wachten, lerst m'n pijp stoppen". Ze werden steeds nieuwsgieriger. Eindelijk was vader klaar. „Luister da.i maarals het donker begon te worden, gingen we samen bel letje trekken bij de buurvrouw en dan renden we hard weg. Als buurvrouw dan buiten kwam zag ze niemand, want wij hadden on- achter een struik ver- scsolen. Als ze weer weg was, kwamen we te voorschijn en gingen weer trek ken en zo gint het een paar keer. Gaan jullie nu maar naar buiten het is droog". Piet en Cobie gingen naar buiten en holden naar het huis van de buur- „Wat ga jij doen Piet?" vroeg Cobie, toen ze er waren. „Belletje trekken. Doe je mee?" „Ja". „Nou ga jij dan achter die struik zitten, dan ga ik hard aan de bel trek- •ken en dan kom ik gauw bij je zitten". „Tingelingeling!" ging de bel. Piet holde hard weg. Het buitenlicht ging aan en op dat ogenblik viel Piet over een steen en riep heel hard: „Au, au, m'n been". De buurvrouw hoorde dat en holde naar hem toe. „Dat komt er van kwajongen", zei ze boos. „Is hier nog iemand in de tuin?" „Nee buurvrouw", riep Piet angstig. Op dat ogenblik was Cobie gaan staan en viel van schrik achterover. Buur vrouw zag het. Ze liep naar de kinde ren toe en zei: „Gaan Jullie maar eens mee naar binnen". En binnen moesten ze lies vertellen. „Gaan jullie nu maar naar huis, het is genoeg geweest voor vandaag". Alles was gelukkig nog goed afge lopen. Roos Meyer, Koudekerk vertelt over: HET BOZE VROUWTJE Er was eens een boos vrouwtje. Ze woonde in het bos. Op een keer vroe gen Bert en Bob aan moeder of ze in het bos bessen mochten gaan plukken. Dat mocht. „Hoi! hoi!" riepen ze blij en kregen een mandje mee. „Denk er om, vóór zes uur thuis zijn", zei moe. „Ja moe!", riepen ze en gingen met een weg. Na tien minuten lopen waren ze al bij de bessenstruiken en die liepen door tot het huisje van de boze vrouw. Al plukkende waren ze al bij het huis ge komen. Het vrouwtje keek door de ra men en zei l.eel vriendelijk: „Zo jon gens komen jullie mij eens opzoeken?" Bert wou weglopen, maar Bob hield hem tegen. Ondertussen was het boze vrouwtje bij de jongens gekomen, greep ze alle twee beet en duwde ze in het hok naast et huisje. De jongens schreeuwden, maar ze deed ne tof ze doof was. Toen het half zeven was, werd moe der ongerust. Ze belde de politie op, die dadelijk met een speurhond kwam. Na een kwartiertje stond de hond bij 't hok te blaffen, de jongens begonnen weer om hulp te roepen en de agenten be vrijdden de twee broertjes. Het boze vrouwtje werd geboeid en naar het bu- reu gebracht. O, wat was moeder blij toen ze haar kinderen weer thuis had. Het was een angstig avontuur geweest. Clemens Drlessen, Leiden. Zeg Cle mens een pluim op je zondagse hoed, je had de oplossing goed. Je hebt mee- geloot, maar was niet zo gelukkig het boek te winnen. Jammer hè! Maar als troost komt je aardige verhaaltje van daag aan de beurt. „NATUURLIJK, NATUURLIJK" E was een een papegaai, die niet anders kon zeggen dan: „Natuurlijk, natuurlijk!" Een oude zeeman had hem uit Nieuw-Guinea meegebracht en hem verkocht aan een dierenwinkelier. Op een dag kwam er een man de winkel binnen om een papegaai te ko pen. Hij bekeek de vogel, tikte tegen de kooi en vroeg: „Zou ik je kopen?" pen?" „Natuurlijk, natuurlijk!" riep de vo- gel. Dat vond de man zó grappig, dat hij hem kocht. Maar al gauw merkte de man dat het dier alleen maar „natuurlijk, natuur lijk" kon zeggen. Hij vroeg: „Is mijn vrouw dom?" „Natuurlijk, natuurlijk", zei de pa pegaai. De man werd zó kwaad, dat hij de vogel gelijk verkocht. Jet geld dat hij er voor kreeg besteedde hij om er een mooie kat voor te kopen. Nooit wou hij meer een papegaai hebben. Loek Drlessen, Leiden. Kijk maar eens naar het briefje aan je broertje. Ook alles in ->rde. De tekening van de kalkoen heb je aardig nagemaakt Leuk hoor, dat jullie voortaan graag met ons meedoen. Je versje rjinde niet zo best, ik wed dat je veel beter een verhaal tje kan maken. Probeer dat maar eens. Dag jongens. Ook allemaal weer de groetjes en tot de volgende week. dan gaan we weer verder. Dag allemaal. TANTE JO en OOM TOON. Het Ook een dweil van stro kan een nut tig instrument zijn. Geef een bos stro een ovale vorm. van binnen wat open laten en,omwikkel die ringvorm met vlechten stro, zoals Je dat duidelijk in VERSTANDIGE RAADGEVINGEN VOOR BADERS Fig. a. Inrichting van de tent. Bij het kamperen is het dikwijls moeilijk om z'n kleren enigermate schoon en kreukvrij te houden. Ver standig is 't zich 'n soort kleerkast te maken. Men ontdoet daartoe een paar rechte takken van hun schors. De tak ken moeten recht zijn. Uit deze takken en wat bindtouw fabriceert men dan een soort touwladder. Die kan men dan b.v. aan de tentwand ophangen en de kleren over de takken leggen, zoals op de tekening is aangegeven. Voor landkaarten, tijdschriften en boeken maakt men een nog eenvoudiger houder (fig. 2). Daarvoor heeft men slechts nodig een lang stuk touw, waar van men een strik maakt. In die strik legt men dan kaarten enz., trekt de ene lus onder de andere door en hangt het gevalletje b.v. aan een tentstang op. Nuttig gereedschap Fig. b. Om de ketels schoon te ma ken, maak je zelf een schrobber van heide of berkerijsjes (fig. 5). Fig. c. Elk jaar weer verdrinken er heel wat kinderen en ook volwassenen bij 't baden. En deze ongelukken be hoeven stellig niet te gebeuren, als men zich toch maar wilde houden aan de goede oude badgewoonten en die zijn: 1. Ga niet alleen baden. 2. Zwem niet zo ver, dat je geen grond meer voelt. Volg liever de oever of de kust. Ga wadende 't water in en kom zwemmend eruit. 3. Maak vooral geen duiksprong. als je de diepte van 't water niet weet. 4. Ga nooit baden of zwemmen in mergelgroeven en diepe stilstaande wa teren, 5. Ga niet te ver als je pas gegeten hebt of na zware lichamelijke inspan ning. 6 Ga alleen te water als je volko men gezond bent. 7. Blijf er niet zo lang in, tot je te veel bent afgekoeld. 8. Stoot nooit iemand te water en duw nooit iemand onder, want daar kan hij een shock van krijgen. 9. Roep nooit voor de lol om hulp. 10. Ga je vanuit een bootje te wa ter, spring er dan van voor of van achter af in; nooit van opzij dus. Klim er ook zo weer in, als de boot weer aanlegt, anders bestaat ei gevaar, dat ie kantelt en dat kan soms slechte ge volgen hebben. Weest nu niet eigenwijs, maar knoopt deze raadgevingen in je oren en volgt ze ook op. 101 DE LAATSTE MOHIKAAN Men ging dus verder, het spoor van de kanonskogel zo goed mogelijk vol gend. Reeds waren ze halfweg het fort gekomen, toen ze opgeschrikt werden door de roep „Qui la?" (wie daar?). Op deze aanroep in het Frans antwoord, de Heyward snel in dezelfde taal. Maar de Fransen vertrouwden de zaak niet en .op het commando „Feu" (vuur) flo ten de kogels het gezelschap om de oren, gelukkig zonder iemand te raken. Daar klonk van dichtbij een Engels commando. „Vader", riep Alice, „vader, wü zijn het Alice en Cora". Even later was de kleine groep omringd door Engelse roodrokken, soldaten uit het bataljon van Heyward. Een grote, grijsharige man trad uit de nevel te voorschijn: het was de vader der jonge meisjes. Ter wijl tranen van vreugde over zijn wan gen stroomden, omarmde hij.zijn beide dochters zeggende: „God in de hemel, ik dank U, dat ik mijn lieve kinderen weer terug heb". De belegerden in fort William-Henri hadden bijna alle hoop verloren. De hulp, waarop zij wachtten, kwam maar niet opdagen. De voorraden eten, drink water, kruit en kogels begonnen be denkelijk te slinken. De Franse generaal Montcalm liet de boodschap overbrengen, dat hij met Munro over de overgave van het fort wilde onderhandelen. Met Heyward en een klein troepje soldaten ging Munro het fort uit en ontmoette in een holle weg tussen het kamp en 't fort de Fran sen. „Geef u meteen maar over" zei Montcalm. „Wij kunnen in het fort kij ken en weten precies, hoe klein jullie aantal is". „Kunt u dan ook soms de troepen van generaal Webbs zien komen?", vroeg Munro. In plaats van te antwoor den, reikte Montcalm hem een brief over, die zijn wachten onderschept had den. Hij was bestemd voor Munro en kwam van generaal Webbs, die hem daarin de raad gaf het fort maar over te geven. Het was hem onmogelijk ook maar één te moeten missen. „De ver rader!" riepen Munro en Heyward als uit één mond. Nu was ook deze laatste hoop ver vlogen. Zij moesten dus wel met Mont calm over de overgave onderhandelen. Zij kwamen overeen, dat de Fransen het fort zouden bezetten, terwijl Munro. zijn dochters, zijn manschappen en alle anderen, die zich binnen het fort be vonden, vrije aftocht "erzekerd werd. De soldaten mochten hun vaandels, hun wapens en hun hele uitrusting behou den. Daarmede was hun soldateneer gered. Straaljager verongelukt Doordat een vogel, waarschijnlijk een meeuw, tijdens de startaanloop van een Hawker-Hnnter op de vlieg basis Leeuwarden door de motor werd opgezogen, is deze straaljager verongelukt. De piloot, de 25-jarige sergeant-vlieger L. Francois uit 'Leeuwarden liep ernstige brandwon den op en is in het St. Bonifacius- hospitaal te Leeuwarden opgenomen. Het toestel bevond zich nog op de grond, toen de vlieger een sterk af wijkend geluid in de motoren hoorde. Hij heeft terstond getracht het vlieg tuig af te remmen, in verband waar mee hij ook de motor afzette. Aan het eind van de baan vloog de machine tegen een vangnet, waarbij de geheel gevulde brandstoftanks onder de vleugels explodeerden. Het vliegtuig vatte meteen vlam en sergeant Fran cois moest door de vlammen heen de cockpit verlaten. Een kwart van de leerlingen aan lycea, HBS, gymnasia en middelbare meisjesscholen mislukt op deze scho len en verdwijnt in de eerste, twee de of derde klas. Iets meer dan de helft behaalt het einddiploma. De overige leerlingen verlaten de school na de derde klas met succes te heb ben gevolgd, dan wel zij struikelen in de vierde klas. Van de leerlingen, die na de derde klas verdwijnen, gaan de meesten 'n beroepsopleiding volgen, aan b.v. kweekscholen, zeevaartscholen, HTS e.d. Een vijfde van het aantal gymna siumleerlingen gaat vroeg of laat naar een HBS of middelbare meis jesschool. Deze cijfers blijken uit een onder zoek, dat het Centraal Bureau voor de Statistiek instelde naar de school vorderingen van de leerlingen, die in 1949 tot het VHMO werden toege laten. Gedurende de afgelopen 10 jaar werden 15.000 leerlingen stuk voor stuk gevolgd. Bij het onderzoek is ook aandacht geschonken aan het sociaal milieu, waarin de leerling verkeert. Het uit eindelijk succes van de leerlingen uit de hogere milieugroepen blijkt hoger te liggen, dan dat uit de lagere milieus. Laatstgenoemde leerlingen krijgen over het algemeen niet zo vaak de kans om een of meer keren te doubleren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1960 | | pagina 9