„De Gouden Cirkel"
<- IN DE KRANTENTUIN
KNUTSELHOEKJE
Meeuw in motor
Bij het middelbaar
onderwijs mislukt
1 ƒ4 der leerlingen
ZATERDAG 9 JULI 1960
DE LEIDSE COURANT
Avonturen van
(bambö)
Naverteld door Oom Toon.
„Elsa, zie jij ook die zwarte stip? Ze
■chijnt steeds naderbij te komen".
„Inderdaad, en dat kan volgens mij
niets anders zijn dan een schip".
De man die in 't kraaiennest was, had
ze intussen ook opgemerkt en even later
meldde hij, dat er een vaartuig hun
richting volgde en wel met grote snel
heid, te groot voor een vrachtschip.
Met zijn verrekijker trachtte hij te be
palen, wat voor een soort schip het
was. Enkele minuten verliepen en toen
kon hij berichten, dat 't eeen handels
schip, maar een gewapende brik was
met de noordamerikaanse vlag in top.
„Heeft hij veel manschappen aan
boord?" riep Bambo terug.
„Talrijk genoeg om ons zo nodig te
durven aanvallen. Er heerst heel wat
beweging aan boord, alsof men zich er
gens voor klaar maakt".
„Machinist" riep de kapitein door de
spreekbuis naar beneden, „voer onze
snelheid zo hoog mogelijk op". Zo hoop
te hij het eiland Saint-Laurent te be
reiken, vóór er iets onaangenaams kon
gebeuren. Een poosje leek het, of de
afstand tussen d> schepen niet meer
kleiner werd. Doch de achtervolger
scheen ook nog reserve te hebben, want
hij begon weer te naderen.
Bambo stelde voor om nu onmiddel
lijk alle maatregelen te nemen om een
mogelijke aanval te kunnen afslaan.
De twee lichte kanonnen, waarover men
beschikte om kapers te kunnen afwe
ren, werden gevechtsklaar gemaakt en
alle manschappen werden voorzien van
vèrdragende geweren met 'n behoor
lijke voorraad munitie. Zelfs van Wal
den en zijn dochter namen mede een
geweer ter hand. En nu was 't afwach
ten, wat de bedoelingen van 't vreemde
vaartuig zouden zijn. Maar elkeen was
Zich bewust, dat er snode plannen in
't spel waren, zeker als 't een kaper
mocht zijn. Intussen doorkliefde de
Muovo met topsnelheid het grauwe wa
ter, maar tegen de achtervolger moest
zij het onderspit delven. Nog weinige
minuten en de raadselachtige brik zou
op gelijke hoogte met haar komen.
Opeens klonk van boven de roep:
„Land in zicht". Inderdaad doemde
voor de in spanning verkerende sche
pelingen het eiland Saint-Laurent op.
De besneeuwde toppen zijner bergen
werden al duidelijker zichtbaar. Reeds
slaakte iedereen een zucht van ver
lichting, vooral mijnheer van Walden,
die zijn bezorgheid moeilijk had kunnen
verbergen. „Ha, gelukkig", riep hij uit.
Doch zijn woorden waren nauwelijks
uit zijn mond °f er daverde een kanon
schot over de zee en tegelijk zag men
50 m voor de boek van de Muovo het
water opspatten.
„Verduiveld" riep de Hollander uit,
„wat een brutaliteit. Wat zullen die lui
van ons willen! Is 't een uitdaging? In
ieder geval zullen we laten zien, dat
we niet bang zijn".
„Vuur uit kanon, maar nog geen
treffer!"
De vervolger vuurde niet meer te
rug, maar voer op -en afstand de
Muovo voorbij. 7ijn bedoeling was dui
delijk, hij wilde haar de weg naar Saint
Laurent versperren. Hij maakte een
zwenking voo-langs en loste tegelyk
een salvo van zes kanonschoten, die
echter gelukkig nog slecht gericht wa
ren.
„Vuur van beide stukken, maar nu
raak!" commandeerde Bambo.
Het volgende ogenlik zag men een
der masten van de kaper om-waaien en
op 't dek neerstorten. Dat gaf moed, al
betekende 't niet veel. Dat bleek al
gauw, want even later kreeg de Muovo
de volle laag en van haar masten en
tuigage bleef niet veel meer over. Zo
begon zich dus in het gezicht .van het
eiland Sint-Laurens een ware zeeslag
te ontwikkelen.
Bambo begreep, dat de strijd weinig
hoop op een goede uitslag bood, want
de vijand bleek liefst over 12 stuks ge
schut te beschikken en zij slechts over
2. De enige kans zou zijn het schip
dichter te naderen, dan konden hun
prima geweren ook een woordje mee
spreken. Hij verstopte het grootste deel
zijner mannen in de dekgaten, waardoor
de kans op sneuvelen gering werd en
de vijand misleid werd door 't gering
aantal strijders, dat hij slechts te zien
kreeg. Zorgend de flanken van z'n
schip zo weinig mogelijk bloot te ge
ven, voer de Muovo dus met volle
stoom op de vijand af, zonder door z'n
vuur ernstig beschadigd te worden.
Toen de vaartuigen elkaar op enkele
tientallen meters genaderd waren, zag
Bambo een man op de voorplecht van
't vijandelijk schip staan, die hij eerst
voor de kapitein aanzag. Maar hoe ver
baasd was hij toen het niemand anders
bleek te zijn, dan zijn oude ■vijand Wol-
sey. Deze had Bambo ook reeds ont
dekt. Met uitgestrekte arm wees hij
zijn matrozen op hem als voornaamste
mkipunt. Bliksemsnel schoot Bambo zijn
karabijn op hem af en commandeerde:
„vuur". De nu uit haar schuilhoeken
toegesnelde bemanning boorde met het
éne salvo na 't andere grote gaten in
de rijen van Wolsey's mannen, zodat
er 'n hevige verwarring ontstord. Nie
mand bekommerde zich om de wonden,
die de Muovo ontving door 't kanon
vuur van de vijand op zo'n korte af
stand. Haar beide kanonnnen deden
echter ook hun werk. Van de masten
van de aanvaller was zo wat niets meer
over en het dek lag bezaaid met lij
ken en zwaar gewonden. En steeds
maar gingen de salvo's door, twee volle
uren lang. Zware rookwolken omhul
den de beide schepen. Tevergeefs zocht
Bambo's oog Wolsey. Was hij gewond?
Of hield hij zich buiten schot?
Toen Bambo vemam, dat de Muovo
veel water begon te maken door de
vele gaten in de scheepswand, besloot
hij de beslissing van 't gevecht te ver
haasten. Dat was alleen mogelijk door
't vijandelijk schip te enteren en dan
in een strijd van man tegen man de
overwinning zien te behalen. Na kort
overleg met van Walden en de kapi
tein werd tot 't stoute stukje besloten.
Enterhaken werden aangesleept en
alle man gewapend met een bijl en
twee revolvers. Daardoor was er een
stilte ontstaan in 't gevecht, een stilte,
die Wolsey niet beviel. Wat waren de
plannen van de tegenstander? Gewond
bespiedde hij vanuit zijn schuilhoek de
handelingen van en op de Muovo. Op
eens schoof deze met een snelle, han
dige wending langs zijn schip. Nu kwam
de Engelsman voorzichtig te voorschijn
en commandeerde: „Vuur uit alle mon
den". Maar daar de Muovo te dichtbij
en te laag lag, ging de volle lading over
haar heen. Op hetzelfde moment haak
ten de lange enterstokken van Bambo's
mannen vast aan de reling en in de éne
hand de bijl en in de andere een re
volver sprongen er wel 20 a 25 over op
't dek van Wolsey's schip.
Correspondentie
Jan Turk, Nieuwe Wetering stuurde
ons:
HOOIBOUWEN
Voor de kinderen die niet weten wat
„hooibouwci" is, moet ik even zeggen
dat het ,,'t hooi drogen en binnen bren
gen", betekent.
Jan en Piet zouden met Bartje gaan
hooibouwen. Op de heenweg zaten ze
op de harde kar en dat voelden ze wel
hoor. Toen ze over een baksteen reden
riep Piet: „Au! au!"
Het hooi lag al in balen klaar op het
land en die moesten eerst geladen wor
den. De jongens mochten de balen op
de kar goed leggen. Dat was een leuk
werkje want de kar werd al hoger en
hoger. Toen de kar vol was en alles
goed lag, sprongen ze op een andere
wagen maar daar gebeurde het vrese
lijke ongeluk. Jan sprong mis en kwam
onder de kar terecht. Hij lag daar spier
wit en bewusteloos. Een dokter werd
gehaald, de rijkspolitie opgebeld en de
kapelaan kwam Jan bedienen. De boer
zou dat ongeluk niet gauw vergeten.
Jan werd naar het ziekenhuis gebracht,
maar het werk op het land moest ver
der gaan. Piet kreeg eerst een flink
pak slaag, omdat ook hij van de hoge
wagen gesprongen was en dat was ver
boden. Nu moest hij voor straf balen
tillen. Dat was geen prettig werkje.
Ze zouden net weggaan, omdat de kar
vol was, toen de wagen omkantelde.
Dat was het tweede ongeluk, die mid
dag. maar gelukkig zat er niemand bo
venop. De wagen werd leeggemaakt,
met de tractor overeind getrokken en
opnieuw geladen. Toen ze op het erf
kwamen gingen ze met de grijper los
sen en toen ("at klaar was ging Piet
naar huis en naar bed. Jan is gelukkig
beter geworden.
Lla en Barry Schuur, Leiden. Jam
mer dat jullie het zevende puntje fout
hadden. Je zag wel dat de jongen iets
miste, maar dat was geen tol en ook
geen bal. Het was een fototoestel. De
volgende keer beter hè kinders.
Nelleke Pompe, Leiden. Lees maar
eens hierboven, 't Was ook wel een
beetje moeilijk. Dag Nelleke, tot de
volgende keer hè!
Mien Koot, Leiden en Theo Hoek,
Voorhout. Jullie hadden voor het ze
vende mannetje, wel iets aardigs be
dacht: „Een briefje de krantentuin",
maar dat wa° niet goed. Aan de hou
ding van de handen zag je duidelijk dat
het een fototoestel moest zijn.
Beppie en Francis Kalker, Nieuwe
Wetering. Willen jullie voortaan je leef
tijd er bij zetten kinders enzouden
Beppie of Francis niet eens een ver
haaltje proberen te maken. Zo moeilijk
is het heus niet. Jullie beleven toch
wel eens iets leuks, waar je heel erg
om moest lachen. Nu dat schrijf je op,
dan kunnen de andere kinderen er ook
om lachen.
zUn?
Fransje Rodenburg, Boskoop. Natuur
lijk mag jij meedoen Fransje. Ik vind
je heel flink om zo helemaal alleen een
briefje te schrijven. Je gaat vast wel
over naar de derde klas en de kleine
Nico gaat zeker naar de eerste klas,
als de vakantie voorbij is.
Corrie, Rita en Roza van Egmond,
Oude Wetering. Drie zusjes, die haar
best gedaan hebben, maar ook jammer
genoeg het zevende puntje fout hadden.
Ida Duivenvoorden Noordw.hout.
Zo'n knappe Ida toch! De hele brief
met druklettertjes geschreven en dan
door een peuter van zes jaar. Ik vind
het reuze flink. Oom Toon moest het
natuurlijk ook even zien. Dag meiske.
Bob Juffermans, Sassenheim. „Ik
vond ze niet moeilijk" schrijf je, maar
dat zevende mannetje hè, daar zat 'm
de moeilijkheid. Enfin je weet het on-
derdehand wel, als je bovenstaande
briefjes gelezen hebt.
Bep Koot, Koudekerk vertelt over:
BELLETJE TREKKEN
Piet en Cobie waren tweelingen van
zowat vijf jaar. Altijd speelden ze met
elkaar. Maar op zekere dag, toen het
heel hard -egende, wisten ze niet wat
ze moesten doen.
Het was zaterdagmiddag, dus vader
was thuis en zat lekker te lezen. Toen
opeens vroeg Cobie: „Hè paps, weet u
nog wat spelletjes, want we weten niet,
wat we doen moeten".
„Och gaan jullie kleuren of teke
nen", zei vad°r.
„Hè paps, dat doen we altijd", zei
Piet.
„Vertelt u van vroeger paps, wat u
toen allemaal deed voor spelletjes".
„Nou ja, wat deed ik vroeger altijd?
Even denken hoor!"
Ondertussen waren Cobie en Piet op
vaders knie gaan zitten, ieder aan een
kant en wachtten af.
„Nou ik deed allerlei spelletjes, net
als jullie. O ja, ik weet al iéts. Ik ging
vroeger altijd met mijn vriendje bel
letje trekken".
„Belletje trekken....? Wat is dat?"
vroeg Piet.
„Dat zal ik jullie vertellen. Even
wachten, lerst m'n pijp stoppen".
Ze werden steeds nieuwsgieriger.
Eindelijk was vader klaar.
„Luister da.i maarals het donker
begon te worden, gingen we samen bel
letje trekken bij de buurvrouw en dan
renden we hard weg. Als buurvrouw
dan buiten kwam zag ze niemand, want
wij hadden on- achter een struik ver-
scsolen. Als ze weer weg was, kwamen
we te voorschijn en gingen weer trek
ken en zo gint het een paar keer. Gaan
jullie nu maar naar buiten het is
droog".
Piet en Cobie gingen naar buiten en
holden naar het huis van de buur-
„Wat ga jij doen Piet?" vroeg Cobie,
toen ze er waren.
„Belletje trekken. Doe je mee?"
„Ja".
„Nou ga jij dan achter die struik
zitten, dan ga ik hard aan de bel trek-
•ken en dan kom ik gauw bij je zitten".
„Tingelingeling!" ging de bel.
Piet holde hard weg. Het buitenlicht
ging aan en op dat ogenblik viel Piet
over een steen en riep heel hard: „Au,
au, m'n been".
De buurvrouw hoorde dat en holde
naar hem toe.
„Dat komt er van kwajongen", zei
ze boos. „Is hier nog iemand in de
tuin?"
„Nee buurvrouw", riep Piet angstig.
Op dat ogenblik was Cobie gaan staan
en viel van schrik achterover. Buur
vrouw zag het. Ze liep naar de kinde
ren toe en zei: „Gaan Jullie maar eens
mee naar binnen".
En binnen moesten ze lies vertellen.
„Gaan jullie nu maar naar huis, het
is genoeg geweest voor vandaag".
Alles was gelukkig nog goed afge
lopen.
Roos Meyer, Koudekerk vertelt over:
HET BOZE VROUWTJE
Er was eens een boos vrouwtje. Ze
woonde in het bos. Op een keer vroe
gen Bert en Bob aan moeder of ze in
het bos bessen mochten gaan plukken.
Dat mocht.
„Hoi! hoi!" riepen ze blij en kregen
een mandje mee.
„Denk er om, vóór zes uur thuis
zijn", zei moe.
„Ja moe!", riepen ze en gingen met
een weg.
Na tien minuten lopen waren ze al bij
de bessenstruiken en die liepen door
tot het huisje van de boze vrouw. Al
plukkende waren ze al bij het huis ge
komen. Het vrouwtje keek door de ra
men en zei l.eel vriendelijk: „Zo jon
gens komen jullie mij eens opzoeken?"
Bert wou weglopen, maar Bob hield
hem tegen. Ondertussen was het boze
vrouwtje bij de jongens gekomen, greep
ze alle twee beet en duwde ze in het
hok naast et huisje. De jongens
schreeuwden, maar ze deed ne tof ze
doof was.
Toen het half zeven was, werd moe
der ongerust. Ze belde de politie op, die
dadelijk met een speurhond kwam. Na
een kwartiertje stond de hond bij 't hok
te blaffen, de jongens begonnen weer
om hulp te roepen en de agenten be
vrijdden de twee broertjes. Het boze
vrouwtje werd geboeid en naar het bu-
reu gebracht. O, wat was moeder blij
toen ze haar kinderen weer thuis had.
Het was een angstig avontuur geweest.
Clemens Drlessen, Leiden. Zeg Cle
mens een pluim op je zondagse hoed,
je had de oplossing goed. Je hebt mee-
geloot, maar was niet zo gelukkig het
boek te winnen. Jammer hè! Maar als
troost komt je aardige verhaaltje van
daag aan de beurt.
„NATUURLIJK, NATUURLIJK"
E was een een papegaai, die niet
anders kon zeggen dan: „Natuurlijk,
natuurlijk!" Een oude zeeman had hem
uit Nieuw-Guinea meegebracht en hem
verkocht aan een dierenwinkelier.
Op een dag kwam er een man de
winkel binnen om een papegaai te ko
pen. Hij bekeek de vogel, tikte tegen
de kooi en vroeg: „Zou ik je kopen?"
pen?"
„Natuurlijk, natuurlijk!" riep de vo-
gel.
Dat vond de man zó grappig, dat hij
hem kocht.
Maar al gauw merkte de man dat het
dier alleen maar „natuurlijk, natuur
lijk" kon zeggen. Hij vroeg: „Is mijn
vrouw dom?"
„Natuurlijk, natuurlijk", zei de pa
pegaai.
De man werd zó kwaad, dat hij de
vogel gelijk verkocht. Jet geld dat hij
er voor kreeg besteedde hij om er een
mooie kat voor te kopen. Nooit wou hij
meer een papegaai hebben.
Loek Drlessen, Leiden. Kijk maar
eens naar het briefje aan je broertje.
Ook alles in ->rde. De tekening van de
kalkoen heb je aardig nagemaakt Leuk
hoor, dat jullie voortaan graag met ons
meedoen. Je versje rjinde niet zo best,
ik wed dat je veel beter een verhaal
tje kan maken. Probeer dat maar eens.
Dag jongens.
Ook allemaal weer de groetjes en tot
de volgende week. dan gaan we weer
verder. Dag allemaal.
TANTE JO en OOM TOON.
Het
Ook een dweil van stro kan een nut
tig instrument zijn. Geef een bos stro
een ovale vorm. van binnen wat open
laten en,omwikkel die ringvorm met
vlechten stro, zoals Je dat duidelijk in
VERSTANDIGE RAADGEVINGEN
VOOR BADERS
Fig. a. Inrichting van de tent.
Bij het kamperen is het dikwijls
moeilijk om z'n kleren enigermate
schoon en kreukvrij te houden. Ver
standig is 't zich 'n soort kleerkast te
maken. Men ontdoet daartoe een paar
rechte takken van hun schors. De tak
ken moeten recht zijn. Uit deze takken
en wat bindtouw fabriceert men dan
een soort touwladder. Die kan men dan
b.v. aan de tentwand ophangen en de
kleren over de takken leggen, zoals op
de tekening is aangegeven.
Voor landkaarten, tijdschriften en
boeken maakt men een nog eenvoudiger
houder (fig. 2). Daarvoor heeft men
slechts nodig een lang stuk touw, waar
van men een strik maakt. In die strik
legt men dan kaarten enz., trekt de ene
lus onder de andere door en hangt het
gevalletje b.v. aan een tentstang op.
Nuttig gereedschap
Fig. b. Om de ketels schoon te ma
ken, maak je zelf een schrobber van
heide of berkerijsjes (fig. 5).
Fig. c. Elk jaar weer verdrinken er
heel wat kinderen en ook volwassenen
bij 't baden. En deze ongelukken be
hoeven stellig niet te gebeuren, als
men zich toch maar wilde houden aan
de goede oude badgewoonten en die
zijn:
1. Ga niet alleen baden.
2. Zwem niet zo ver, dat je geen
grond meer voelt. Volg liever de oever
of de kust. Ga wadende 't water in en
kom zwemmend eruit.
3. Maak vooral geen duiksprong. als
je de diepte van 't water niet weet.
4. Ga nooit baden of zwemmen in
mergelgroeven en diepe stilstaande wa
teren,
5. Ga niet te ver als je pas gegeten
hebt of na zware lichamelijke inspan
ning.
6 Ga alleen te water als je volko
men gezond bent.
7. Blijf er niet zo lang in, tot je te
veel bent afgekoeld.
8. Stoot nooit iemand te water en
duw nooit iemand onder, want daar
kan hij een shock van krijgen.
9. Roep nooit voor de lol om hulp.
10. Ga je vanuit een bootje te wa
ter, spring er dan van voor of van
achter af in; nooit van opzij dus. Klim
er ook zo weer in, als de boot weer
aanlegt, anders bestaat ei gevaar, dat
ie kantelt en dat kan soms slechte ge
volgen hebben.
Weest nu niet eigenwijs, maar knoopt
deze raadgevingen in je oren en volgt
ze ook op.
101
DE LAATSTE MOHIKAAN
Men ging dus verder, het spoor van
de kanonskogel zo goed mogelijk vol
gend. Reeds waren ze halfweg het fort
gekomen, toen ze opgeschrikt werden
door de roep „Qui la?" (wie daar?).
Op deze aanroep in het Frans antwoord,
de Heyward snel in dezelfde taal. Maar
de Fransen vertrouwden de zaak niet
en .op het commando „Feu" (vuur) flo
ten de kogels het gezelschap om de
oren, gelukkig zonder iemand te raken.
Daar klonk van dichtbij een Engels
commando.
„Vader", riep Alice, „vader, wü zijn
het Alice en Cora". Even later was de
kleine groep omringd door Engelse
roodrokken, soldaten uit het bataljon
van Heyward. Een grote, grijsharige
man trad uit de nevel te voorschijn: het
was de vader der jonge meisjes. Ter
wijl tranen van vreugde over zijn wan
gen stroomden, omarmde hij.zijn beide
dochters zeggende: „God in de hemel,
ik dank U, dat ik mijn lieve kinderen
weer terug heb".
De belegerden in fort William-Henri
hadden bijna alle hoop verloren. De
hulp, waarop zij wachtten, kwam maar
niet opdagen. De voorraden eten, drink
water, kruit en kogels begonnen be
denkelijk te slinken.
De Franse generaal Montcalm liet de
boodschap overbrengen, dat hij met
Munro over de overgave van het fort
wilde onderhandelen. Met Heyward en
een klein troepje soldaten ging Munro
het fort uit en ontmoette in een holle
weg tussen het kamp en 't fort de Fran
sen. „Geef u meteen maar over" zei
Montcalm. „Wij kunnen in het fort kij
ken en weten precies, hoe klein jullie
aantal is".
„Kunt u dan ook soms de troepen
van generaal Webbs zien komen?",
vroeg Munro. In plaats van te antwoor
den, reikte Montcalm hem een brief
over, die zijn wachten onderschept had
den. Hij was bestemd voor Munro en
kwam van generaal Webbs, die hem
daarin de raad gaf het fort maar over
te geven. Het was hem onmogelijk ook
maar één te moeten missen. „De ver
rader!" riepen Munro en Heyward als
uit één mond.
Nu was ook deze laatste hoop ver
vlogen. Zij moesten dus wel met Mont
calm over de overgave onderhandelen.
Zij kwamen overeen, dat de Fransen het
fort zouden bezetten, terwijl Munro.
zijn dochters, zijn manschappen en alle
anderen, die zich binnen het fort be
vonden, vrije aftocht "erzekerd werd.
De soldaten mochten hun vaandels, hun
wapens en hun hele uitrusting behou
den. Daarmede was hun soldateneer
gered.
Straaljager
verongelukt
Doordat een vogel, waarschijnlijk
een meeuw, tijdens de startaanloop
van een Hawker-Hnnter op de vlieg
basis Leeuwarden door de motor
werd opgezogen, is deze straaljager
verongelukt. De piloot, de 25-jarige
sergeant-vlieger L. Francois uit
'Leeuwarden liep ernstige brandwon
den op en is in het St. Bonifacius-
hospitaal te Leeuwarden opgenomen.
Het toestel bevond zich nog op de
grond, toen de vlieger een sterk af
wijkend geluid in de motoren hoorde.
Hij heeft terstond getracht het vlieg
tuig af te remmen, in verband waar
mee hij ook de motor afzette. Aan het
eind van de baan vloog de machine
tegen een vangnet, waarbij de geheel
gevulde brandstoftanks onder de
vleugels explodeerden. Het vliegtuig
vatte meteen vlam en sergeant Fran
cois moest door de vlammen heen
de cockpit verlaten.
Een kwart van de leerlingen aan
lycea, HBS, gymnasia en middelbare
meisjesscholen mislukt op deze scho
len en verdwijnt in de eerste, twee
de of derde klas. Iets meer dan de
helft behaalt het einddiploma. De
overige leerlingen verlaten de school
na de derde klas met succes te heb
ben gevolgd, dan wel zij struikelen
in de vierde klas.
Van de leerlingen, die na de derde
klas verdwijnen, gaan de meesten 'n
beroepsopleiding volgen, aan b.v.
kweekscholen, zeevaartscholen, HTS
e.d.
Een vijfde van het aantal gymna
siumleerlingen gaat vroeg of laat
naar een HBS of middelbare meis
jesschool.
Deze cijfers blijken uit een onder
zoek, dat het Centraal Bureau voor
de Statistiek instelde naar de school
vorderingen van de leerlingen, die
in 1949 tot het VHMO werden toege
laten. Gedurende de afgelopen 10
jaar werden 15.000 leerlingen stuk
voor stuk gevolgd.
Bij het onderzoek is ook aandacht
geschonken aan het sociaal milieu,
waarin de leerling verkeert. Het uit
eindelijk succes van de leerlingen
uit de hogere milieugroepen
blijkt hoger te liggen, dan dat uit
de lagere milieus. Laatstgenoemde
leerlingen krijgen over het algemeen
niet zo vaak de kans om een of meer
keren te doubleren.