OLIE BESTELLEN CREYGHTON Bellen De Gouden Cirkel KNUTSELHOEKJE ZATERDAG 26 MAART 1960 DE LEIDSE COURANT PAGINA 9 Avonturen van (BAMBÖ) naverteld door oom Toon Hij beval zijn lot aan de goede God en zijn lieve Moeder aan. Rondziende of hij zijn honger ergens mee kon stillen, zag hij aan de struiken wat bessen han gen en aan een paar mismaakte bomen enkele schrale bananen. Na dit magere maal genuttigd te hebben, toog hij op weg. Maar wel'k een weg? Rots na rots met puntige uitsteeksels moest hij be klimmen. Telkens en telkens weer ver wondde hij zich aan die ellendige, scherpe dingen. Maar ten laatste be reikte hij toch de top van de moeilijke bergkam. Hij had zo gehoopt daar een bemoedigend uitzicht te hebben. Maar bij het licht der reeds ondergaande zon zag hij niets dan rotsen en spitse berg toppen, waar hij ook keek. Water noch aarde was er te bespeuren. Rechts, links, vóór, achter en beneden hem, niets dan kale rotsen! Nauwelijks was de zon achter de berg toppen verdwenen of de lucht werd grauw en een dichte damp daalde over rt toch al zo troosteloze landschap neer. Bambo kon nog ternauwernood een paar meter vooruitzien. Kun je je voorstel len, kinderen, dat zelfs onze vriend met zijn moedig hart nu angstig werd? Geen onderkomen voor de nacht en die on doordringbare grauwheid om zich heen. Hij trilde over zijn hele lichaam van vrees voor deze totale eenzaamheid. Nooit had hij zich in zijn leven zo ver laten gevoeld en tegen wil en dank be gon hij te huilen, hij, Bambo, onze held, de man van zoveel dappere avon turen! Maar hij was er de jongen niet naar, om zich lang door de trieste gevoelens te laten overmeesteren. Hij moest im mers een beschutting hebben tegen de vochtige en zelfs kille nacht. Meer door de tast dan met z'n ogen vond hij ten laatste weer een soort van uitholling, waar hij inkroop als de vos in zijn hoL Hij had nu enige beschutting, maar sla pen kon hij niet. Allerlei vreemde en soms schrikaanjagende geluiden hielden hem, ondanks zijn vermoeidheid wak ker. Gemiauw van wilde katten, het zoevend geluid van grote vleermuizen en klagelijke kreten van nachtvogels, waarvan de echo's tussen de steile rots wanden weerkaatsten, maakten de nacht voor Bambo tot een ware kwelling. Ineengedoken in zijn nauw verblijf overdacht hij, hoe het wrede noodlot hem scheen te achtervolgen. Telkens weer scheidde het hem van zijn lieve vrienden en stelde hem bloot aan de ergste gevaren. Met welk een bezorgd heid en angst zou men aan de kust op hem zitten wachten en al maar ver geefse pogingen in het werk stellen om hem terug te vinden. En tenslotte was al dat leed en die kwellende onzekerheid te wijten aan zijn onvoorzichtigheid, aan zijn onnadenkendheid. O, kon hij zijn vaderlijke vriend en Elsa zeggen, hoe hem dat alles speet! Eindelijk, eindelijk begon de oostelijke horizon zich rood te kleuren. Met wijd open ogen wachtte de arme zwerver op het eerste zonlicht. De damp trok lang zaam tegen de bergwanden omhoog en liet ten laatste de eerste zonnestralen door. En hoe somber de vooruitzichten voor onze vriend ook waren, met de zonneschijn kwam er toch weer een weinig licht en enige nieuwe hoop in zijn ziel en in zijn hart. Nog nooit had hij Gods lieve zon zo gewaardeerd. Maar als hij dan weer opzag tegen al die rotsen en die steile bergwanden, dan moest hij zich wel bekennen, dat hij ze slechts kon overwinnen, als hij een vo gel was. Doch daar hij niet behoefde te verwachten een gevleugeld wezen te worden, leek 't hem 't beste, maar weer «f te dalen naar 't rivierdal. Hij rekte zijn stijve ledematen uit en na de twee onooglijke bananen, die hij gisteren nog overgespaard had, te hebben opgegeten, begon hij de afdaling. Aan de stroom gekomen, leste hij al lereerst zijn dorst en nam vervolgens een duik in het wel wat kille water om zo zijn loomheid van zich af te schud den. Hij liet zich in het nu warmer wor dende zonnetje opdrogen en begon dan de oever van de rivier te volgen. Aan de ondergrondse loop was gelukkig een eind gekomen. Maar hij dorst toch niet te zwemmen, want stroomversnel lingen en watervalletjes schenen sche ring en inslag te zijn. Daarom hield hij maar springend en klauterend de vei lige oever, al was het ook nog zo in spannend. Diepe spleten in de rotsbo dem, soms droog, dan weer gevuld met water, dwongen hem soms tot moeilijke omwegen. Eenmaal kwam hij voor een bruisende beek te staan zo onstuimig, dat hij zich genoodzaakt zag hoog tegen de bergen op te klauteren om een plekje te vinden, waar hij er overheen kon. Maar 't leek wel, of hij hier voor een bestiering van de hemel stond. Want toen hij op 'n hoogte stond uit te kij ken, ontdekte hij vóór zich een dal letje, dat daar een soort vallei vormde tussen twee evenwijdig lopende berg ruggen. De bodem was bedekt met gras en langs het beekje, dat er doorheen stroomde, groeiden enorme bomen en tot zijn grote vreugde ook bananen en een overvloed van rijpe braambessen. Was dat even een paradijsje! Na zijn afdaling, die wel met veel hin dernissen gepaard ging, bracht hij aller eerst zijn luid protesterende maag tot rust. Toen toog hij op onderzoek uit. 't Was reeds laat in de namiddag en hij moest aan een onderkomen voor de nacht denken. Viel dat even mee: een prachtige droge uitholling in de berg wand leek al op hem te wachten. Hij bracht er een flinke laag droge blade ren in aan, verzamelde een bundel dor gras voor hoofdkussen enzijn bedje was gespreid. Na zich nog even over tuigd te hebben, dat de beek in de pas verlaten rivier uitmondde, trok hij zich in zijn „slaapvertrek" terug en was in de kortste tijd buiten westen. We laten hem rustig een weekje sla pen! Correspondentie ROB EN DE STROPER VAN TJOTI-IDI Op het Lyceum in de 2e klas moest eens proefwerk voor meetkunde ge maakt worden. De jongens hadden daar een grote hekel aan, want de leraar, bij genaamd de „Ouwe", was erg streng. Jaap en Jan Kroon, twee broers, maak ten een plan om de vragen in handen te krijgen. Maar hoe moesten ze dat voor elkaar krijgen? Ze besloten Pim Termate en Rob Feiten in vertrouwen te nemen. Toen Pim er van hoorde, was hij dadelijk bereid mee te helpen, maar Rob Feiten weigerde aan zo iets oneer lijks mee te doen. Ze zouden er dus met z'n drieeën op af gaan. Het moest na tuurlijk 's avonds geschieden, anders merkte de Ouwe het veel te gauw. Het was winter, dus vroeg donker. Om half acht trokken ze er op uit. Ze namen de binnenwegen en stonden na een half uur aan de achtertuin van de Ouwe. Eerst moesten ze over een hoge schutting klimmen en dat leverde geen moeilijkheden op. Even later stonden ze alle drie in de tuin. Maar wat gebeurde daar?-Ze schrokken zich naar. Daar ging de keukendeur open en een vrouw stond -op de dxempeL Ze riep de poes, die net naar buiten was geglipt. „Hè, hè", zuchtten ze. „Was me dat schrikken, dat nare mens met d'r poes". „Hoe komen we nu in de kamer van de Ouwe en wie doet het?" zei Pim Termaten. „O, wacht", zei Jaap Kroon. „Daar loopt een regenpijp en als je daar nou langs klimt kom je zo in de kamer, want het raam staat open". Pim zou het zaakje opknappen, In een wip klom hij langs de pijp en kwam zo in de kamer. In de schemering van het maanlicht, zag hij de vragen liggen. Hij stak zijn hand uit en deed ze in zijn zak. Hij wou weer het raam uitstappen toen iemand het licht in de kamer aanknipte. Pim schoot achter het gordijn. De Ouwe wou net de kamer in gaan toen de stem van z'n vrouw riep: „Hier in de keuken liggen ze", en toen knipte het licht uit. Pims hart klopte in de keel. De jongens beneden hadden het licht zien flitsen en vlogen doodsbenauwd achter een bosje. Pim kreeg nu z'n kans om naar be neden te gaan. Ze klommen weer over de schutting en na een kwartier liepen ze weer op straat en nu naar huis met de vragen voor het proefwerk. De volgende morgen ging het nieuw tje de klas door, iedereen wou er van profiteren behalve Rob Feiten, Carl Heine en Wolf Revers. Ze vonden het maar flauw, dat die dTie niet mee deden. „Om 12 uur bij de grote bank in het park", riep Jaap Kroon. „Afgesproken.-Dat is goed", zeiden de jongens en toen gingen ze naar binnen. Om 12 uur stonden ze op de afge sproken plaats, behalve dan die drie. „Wie iets durft te verklikken, verkla ren we voor dood", zei Jaap. „Afgesproken, dat doen we", en zo gingen ze uiteen en op een holletje naar huis, want het was al laat geworden. Een paar dagen later kwam de Ouwe niet vrolijk binnen. ,,'t Jonge, 't jonge, wat hebben jullie goed geleerd. Wanneer hebben Pim Termaten en de gebroeders Kroon dat klaar gespeeld? Ik heb ze die avond zo druk in gesprek gezien. De hele klas heeft tienen behalve drie jongens?" Hoe zou dat aflopen? Die avond ging Rob Feiten nog een briefje in de bus gooien bij de Ouwe. De volgende dag was Pim Termaten on der de aardrijkskundeles met z'n ge dachten heel ergens anders. Hij kreeg een beurt en wist niets. Hij kreeg een flinke portie strafwerk. Om 12 uur werd Carl Heine bij de Ouwe geroepen en de anderen gingen naar huis. De leraar begon Carl te ondervragen. Eindelijk na lang hobben en tobben kwam het er uit en na een half uur vragen mocht hij naar huis en moest beloven tegen nie mand wat te zeggen. De volgende morgen zei de Ouwe: „Jongens pakken jullie je rekenboek en ga rekenen. Carl, Pim en Rob gaan even met mij mee en jij Wolf, let even op". Toen de Ouwe ze alle drie had uitge hoord mochten ze naar huis. „Hebben er nog meer jongens aan dat plan meegedaan?" vroeg de leraar, toen hij in de klas terugkwam. Niemand stak de vinger op. De Ouwe wachtte nog 5 minuten en begon toen de rapporten uit te delen. Om half 4 moesten de gebroeders Kroon blijven zitten. „Ik geef jullie allebei nog een kans of je iets zegt of niet. De hele week mag je er over denken". Daarna vertrokken ze. „Dat heeft natuurlijk Rob Feiten weer verklikt. We verklaren hem voor dood. Net goed voor die verklikker. En alle jongens deden er aan mee. De volgende dag hadden ze vrij. Rob had al het een en ander gehoord en daarom ging hij maar vissen in de Os- selse plassen. Hij had een groot eind gefietst toen hij voor een hek stond midden in de bossen. Daar kwam een grote hond op hem af, alsmaar blaffend en keffend, „Ach brave hond, stil maar, ik doe je niets". Maar de hond bleef maar blaffen. Rob nam een plakje worst van zijn boterham en gaf het de hond. De hond at het op en ineens kwam er een man aan, die de baas van de hond was. Volgende week verder. Ria Menken, Lelden heeft gestuurd: JARIG MIeke zou morgen Jarig zijn. Ze was toch zo benieuwd wat ze krij gen zou. „Mieke, niet zo nieuwsgierig zijn" zei moeder telkens, maar Mieke kon haast niet wachten. In bed droomde ze er van. De volgende morgen was ze al VToeg wakker. Eerst ging ze zich wassen en toen naar de kerk. Na de kerk ging ze eerst eten en pas daarna kreeg ze ca deautjes. „Mieke, ga eens in de gang kijken", zei vader. Mieke rende naar de gang en liep hard weer terug met een blij gezicht, want in de gang stond een fiets. Ze vroeg aan vader of ze met de fiets naar school mocht en vader vond het goed. Op school mocht ze op lollies trakteren. De kinderen en de juffrouw vonden de fiets ook mooi. „Vanmiddag ga ik een half uurtje voorlezen, ter er van je verjaardag", zei de juffrouw. 's Middags kwamen de vriendinnen spelen. „Wat heb ik toch een fijne dag ge had", zei ze 's avonds tegen moeder. Nelleke Kroft Alphen. Nou zeg, je eerste verhaaltje vind ik neel mooi. Je hebt buiten goed je ogen open. Om al het mooie in de natuur te /.ien Er zijn toch zoveel kinderen tn ook grote mensen, die er gewoon langs lojcn, zonder het mooie te zien. Deze mensen missen veel Kom Nelleke ver tel jij het maar eer.s LENTE Op 21 maart begint de lente. De na tuur wordt nu overal heel mooi. Er ko men weer bladeren aan de bomen, de knopjes kunnen we al zien. Hier en daar steken de bloempjes hun kopje al boven het gras uit Het is nu al vroeg licht. Als wij 's morgens wakker worden, horen we de vogeltjes fluiten. De trekvogels komen weer uit de warme landen. Ze bouwen hier hun nestje en daarin leg gen ze hun eitjes. Na een poosje komen daar de jonge vogeltjes uit. De kuiken tjes komen uit het ei. Alles wordt weer nieuw en mooi. Ik vind het fijn dat het lente is. Annemieke Hoogenveen Leiden maakte: TOCH EEN FIJNE MIDDAG Jan en Piet zaten zich te vervelen. Opeens zei Piet: „Joh, laten we een vlie ger maken. Dan maak ik de vlieger zelf en jij de staart." „Ja", zei Jan „Dat is goed dan laten we hem op het veldje achter de school op" Zo gezegd, zo gedaan. Ze begonnen ijverig te werken en na een uurtje was de vlieger klaar. Nu het oplaten. Er stond een aardig windje en de vlieger ging mooi omhoog. „Hè, wat gaat dat lekker", zei Piet. „Nou en of". En zo was het toch nog een lenke middag geweest. Er kwamen nog goede oplossingen bin nen van: Evelien en Arnold Lendenhoff, Margreet Ahsman Leiden, Rudie Pijpers, Ter Aar, Aleida en Tonnie Bouwmees ter, Nienwe Wetering, Ria van Deen, Zevenhoven, Ria van Rijn Warmond, Dirk Klinkenberg Katwijk, Marian de Kousemaker, Wassenaar, Alfons Verde- gaal, Hazerswoude, Joke Duivenvoorden, Rijpweterlng, Ria v. d. Lans, Voorhout, Ineke de Jon, R' veen, Silvia v. d. Zwet, R'veen, Lidwina de Frankrijker, Hazers woude, Greetje en Annie v. d. Berg, Alphen, Peter de Groot, Leiden, Atle Lansdaal, Leiden, Ellie Bos, Hazerswou de, Ellen van Dam, Leiden, Lidy Droogh, Lelden, Ria Peschier, Noordwljk, Trudi v. d. Worp, Noordwijk, Anneke Krom hout, Nwhout. Volgende week verder. Dag allemaal. Tante Jo en oom Toon (Advertentie) Jongens vonden zilverschat" Drie Amersfoortse jongens, de 13- jarige Peter Terschegget, de 11- jarige Jaap de Vries en de even eens 11-jarige Cor Staal, hebben gisteren bij het eierenzoeken een Het nu nagels en één of meer ringen op de vingers. Vervolgens nagels en ring (en) mooi kleuren maar geen kleuren die afgeven! Buig het uiterste lid van de middel vinger om en leg dan de boe kenlegger, die nu klaar is, in je boek, zoals je het op de figuur ziet. DE CLOWNS HUPPELEN Fig. a Leg een glasruit (je) dwars over twee dikke boeken. Knip volgens bijgaande tekening kleine clowns uit papier en leg ze onder het glas. Wrijf nu de glasplaat flink met 'n zakdoek of een lap af, net of je echt wil poetsen, dan zul je eens zien, wat de clowns kunnen. VROLIJKE AKROBATEN Geloof me, de akrobatenfamilie heeft dit nummer lang ingestudeerd. Moeder doet niet mee, zij staat er maar naast en roept: „Oppassen". Je kunt de akroba- ten daarbij helpen de nummers wat te veranderen: Knip de hele lange vierhoek uit.... en vouw ze dan zo, dat lijn a precies op lijn b komt te liggen. Leg vervolgens de lijn bij c op die bij d. Dan zul je al zien, wat er gebeurt. Neem de moeite om de akrobaten bont te kleuren, dan wordt dit nummer nog veel' vrolijker. avontuur beleefd dat hun misschien na verloop van tijd geen windeieren zal leggen. Een van de knaapjes zakte nl. ty- dens het speuren plotseling met zijn voet in een gat, dat een vermolmd kistje bleek te bevatten. In het kistje zat een „schat": een groot aantal zilveren rijksdaalders, gul dens en kleingeld voor een bedrag van 200. Bij de politie vermoedt men, dat het geld kort na of tijdens de oorlog begraven is. De munten dateren alle uit de vooroorlogse tijd. Als er na verloop van tijd geen eigenaar komt opdagen is de schat voor de jongens. Hooigracht 46, Teief. 20114 (Advertentie). 't HOORNTJE ALS U IN DE KRANT van donder dag onder het Sleutelgat de har- tekreet heeft vernomen van onze col lega over 'n recente, griezelige promo tie in de senaatskamer van de Leidse Universiteit, dan zoudt u ook tussen de regels door hebben kunnen lezen, dat de adspirant-doctor het zeerge leerd slachtoffer is geworden van bui tengemeen menselijke omstandighe den. Om de hele situatie maar eens in één keer en heel kort bloot te leg gen: ze hadden honger. De promo tor, de opponenten, ook de promoven dus en beslist de redacteur, die in z'n eentje met de promovendus zat mee te leven en dank zij het knorren van zijn maag aan de verschillende stel lingen geen touw wist vast te knopen. - U kunt het aan de hele opbouw van de sfeerschildering 1 merken. Allereerst worden de „nog" levende professo ren gesignaleerd alsof verwacht werd, dat ze ieder moment het loodje zouden kunnen leggen aan ondervoeding. En dan begint het pas goed. De stellingen, welke zich in het hoofd van de ver slaggever hebben vastgezet, dragen alle een consumptief karakter: de schillenleer zou in overeenstemming zijn met wat van duivenmelkers is gezegd en wat verder devalueren de lieverkoekjes en worden bloemetjes met bessensap begoten. Dan staat de door honger gekwelde op het punt „ganzenlever" te schrijven, maar weet dit nog op tijd te formeren tot gan- zeveder. Ook de hooggeleerden worden ge plaagd door fata morgana's op culi nair gebied. Als mannen van de we tenschap hebben ze grote waardering voor het abstracte en in afwachting van het verwerkelijken hunner dro men „laten zij zich met vreugde een welgebakken volzin goed smaken en het zoete ervan te rechter plaatse als honig op de tong proeven". En dan breekt plotseling de zon door, iedereen gaat rechtzitten en de tot dan bedrukte gezichten verto nen een stralende glimlach. Allen hangen aan de lippen van de breed- glimlachende pedel, want van hem komt het verlossende woord: „Hora est" en alles jubelt en kwinkeleert en baant zich een weg naar de recep tiekamer Hora is namelijk de naam van een te goeder faam bekend stand vervaardiger en distribuant van „het natje en droogje", Wim Hora. Het apéritief en de doperwtjes gaan concreet worden. „Hora is er". Einde lijk is het zo laat. EEK. BR ff. Maak hem dan zelf; dat ia aardiger dan krijgen of kopen. Neem een stuk tekenpapier en leg je linkerhand erop met gespreide vingers. Vervolgens teken (trek) je met potlood de hele omtrek (dus ook alle vingers af zonderlijk) en knip de hand uit Teken DE LAATSTE MOHIKAAN Het was in 't jaar 1757. Reeds twee mensenleeftijden lang hadden de Engel sen en Fransen gevochten om het bezit van het vruchtbare Canada en nog steeds was de strijd onbeslist. Op 'n avond kwam een Roodhuid van het Engelse fort, William Henry naar het andere En gelse fort „Edward" gelopen. De Indiaan verzocht de commandant om versterking, daar een Frans leger in aantocht was. Reeds de volgende morgen trok een re- serveleger van 1500 man, deels huur soldaten, deels kolonisten, vanuit fort „Edward" naar fort William Henry om hulp te verlenen. Kort, nadat dit kleine leger vertrok ken was. reed een groepje uit fort „Edward" het achterop. Deze groep werd geleid (gegidst) en aangevoerd door de Indiaans loper. Behalve deze bestond de groep slechts uit een Jong officier ma joor Heyward en twee zeer mooie jon gedames. De oudste, Cora, was donker, de jongere Alice heel blond. Beiden wa ren dochters van de beroemde Schot Munro, commandant van het fort Ed ward en wilden nu langs een kortere weg door het woud het fort van hun va-, der bereiken, voordat het te hulp ge zonden leger er zou aankomen. Wordt vervolgd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1960 | | pagina 9