'N DORP VERDWEEN....
maar de doden bleven
Langs de U/esteinder ligt het
oude kerkhof van Kalslagen
VRIJDAG 5 FEBRUARI 1960
DE LE1DSE COURANT
PAGINA 4
Langs de Westeinder ligt het oude
kerkhof van Kalslagen.
Aan de oostoever van de Westeinder-
plas tussen de dorpen Leimuiden en
Kudelstaart, ligt de zeer oude buurt
schap Kalslagen.
Slechts enkele boerderijen en wo
ningen van bloemkwekers liggen aan
beide zijden van de autoweg er door
heen, de' resten van wat eens een
kerspel was. De laatste jaren zijn er
langs de oevers van de plas wat bun
galows en buitenhuizen gebouwd
voor watersportliefhebbers, maar dat
alles bij elkaar maakt nog geen dorp
van deze, heden ten dage gemeen
telijk tot Aalsmeer behorende oude
buurt.
Onafgebroken gaat het verkeer over
de enkele jaren geleden verbrede
weg, auto's razen voorbij en vele
toeristen, die genieten van de weidse
panorama's, aan de ene kant het
schier eindeloze groene polderland,
aan de andere zijde een Weyde Bliek
over de indigo-blauwe Westeinder.
Weinig vreemdelingen zullen ech
ter acht slaan op het haveloze hek
bezijden de weg, enkele tientallen
stappen over een weidegróndje naar
de piaskant toe. Een hek dat een
ruimte omsluit van luttele vierkante
meters, met grote platte stenen ge
plaveid. En die weinigen zullen dan
nog evenmin vermoeden dat ze het
historische middelpunt van het ver
dwenen dorp Kalslagen passeren, de
plaats waar eens de kerk stond.
Die kerk is, mèt het dorp, sinds
lang verdwenen maar de zerken
waaronder de doden van Kalslagen
hun laatste rustplaats vonden, bleven
achter en liggen nu in die ruimte
achter dat verweerde ijzeren spijlen
hek. Goed veertig jaar geleden stond
er nog een oude schuur, volgens be
woners van de buurt het voormalige
kosters-, schoolmeesters- en voorzan
gershuis, maar ook daarvan is sinds
dien geen steen op de andere ge
bleven.
Weinig piëteit.
Tot voor enkele jaren was het oude
Kalslager kerkhof eigendom van de
Hervormde gemeente van Leimuiden,
maar deze scheen zich weinig om die
plek te bekommeren, zó weinig dat
Achter het ijzeren hek ligt het
kerkhof van Kalslagen.
de gemeente Aalsmeer de oude kerk-
werf op haar grondgebied in eigen
dom zocht te verkrijgen. Het is dan
ook een verwaarloosde, van weinig
piëteit getuigende plek. Niet alleen
de eigenaresse voorheen en thans
van de dodenakker, ook de om
wonenden tonen weinig eerbied voor
deze historische plaats.
Het hek is verve- en haveloos; het
ijzeren toegangspoortje snerpt schril
in de scharnieren als men het met
enige moeite weet te openen en is
„verstevigd" met ruwe latten van
afbraakhout. Hopen afgevallen bla
deren van de omringende bomen
blijven jaar en dag liggen, we zien
dode takken her en der over de zer
ken verspreid en in het midden van
de omheinde ruimte treffen we een
grote berg uitwerpselen aan van vele
tamme konijnen, die zó weinig schuw
zijn dat ze ronddartelen over de
schoenen van de bezoeker. In het
weitje ernaast ligt de konijnenberg
waar tientallen langoren hun leven
slijten, hun spel spelen en op de
zerken hun „gemak" zoeken. Om het
kerkhofje te bereiken moeten we van
de weg af een graslandje oversteken,
dat is afgesloten met een plank, op
gehangen tussen twee ruwe palen.
Naast het ijzeren poortje staat een
gemetselde paal met het opschrift:
„Voorheen stond hier de Calslager
kerk, die op 12 april 1803 verbrand is.
Als monument voor 't nageslacht door
Goebels werk tot stand gebracht.
1935".
Maar al rondkijkend zien we wat
er van het monument terecht is ge
komen, zó deerniswekkend is de toe
stand van de laatste rustplaats van
het Kalslagense voorgeslacht.
Bijna geen zerk is ongeschonden.
Van de zerken zijn slechts enkele
exemplaren ongeschonden bewaard
gebleven. Vele zijn gebroken en de
opschriften ervan afgesleten of zo
verweerd door weer en seizoenen dat
de opschriften onleesbaar zijn ge
worden. Er liggen er met een enkele
naam of met een huismerk. Eén onge
schonden grafsteen ligt er nog met
een ingehakt wapenschild en het op
schrift: „Hier leyt begraven Willem
van Dorssen Gestorven den 26en
September 1678." We zien stenen met
het jaartal 1604 en een uit 1826, de
jongste. Het „Stof zijt gij en tot stof
zult ge wederkeren" wordt hier wel
De grafzerken liggen verspreid
tussen de cementen aanvulling
op de plaats waar eertijds de
kerk stond.
beangstigend verzinnebeeld door de
toestand waarin deze grafplaats zich
bevindt.
Een der oudste grafstenen is een
laat-gothische, sterk afgesleten kalk
stenen zerk. Van het randschrift is
niet meer leesbaar dan de woorden
„Hier leyt begraeven
„Piter Andriessen van Bilderdam
(zo lezen we op een andere steen)
is gesturven in 't Jaer 1604 den 5
Vebervari."
„Hier leyt begraven Jan Heyndrics
van Calslaeghen Hy sterf den 11
Julius Ao 1607"
„Hier leyt begraven den eersamen
Pieter Huighen van Calslaeghn Hy
sterf den 7 September Anno 1608
Noch syn doch(ter) Maertgen Pie-
ter(s) ende sterf den 29 October
1622"
„Hier leyt begraven Hillegondt
Heyndricx Sterf Anno 1621" met
daaronder een huismerk:
„Hier leyt begraven Huyg Pieters
zoon Backer ende is gestorven den
3en Febru arius Anno 1654"
Begraven Claes neliszoon
Coogher in syn leven Boode tot Cals-
slagen gestorven den 27 Februarius
Anno 1681"
„Hier ligt begraven Gerrit Kals-
hooven overleden den 29 Jan. 1826
oud ca. 54 jaren."
Dat zijn de opschriften die we, zij
het soms met enige moeite nog kun
nen ontcijferen.
De oude heerlijkheid.
De oude ambachtsheerlijkheid Kal
slagen is van eerbiedwaardige ouder
dom. Reeds in een akte van 15 no
vember 1364 wordt ze genoemd. In
dat jaar n.l. verleende hertog Ael-
brecht van Beyeren aan de dorpen
Calslagen en Nieuwveen het recht
van uitwatering langs de Drecht en
de Amstel, welk recht ze gekocht
hadden van Gysbrecht van Aemstel
en diens broer Willem, proost van
Sint Jan.
Enkele eeuwen lang is het ge
slacht Koppier (of Copier), vermaag
schapt onder meer aan de Van Roon's,
eigenaar van de heerlijkheid geweest
tot ze in 1701 voor een bedrag van
zestienduizend gulden verkocht werd
aan de stad Haarlem.
In 1811 kwam de heerlijkheid bij
keizerlijk bevel gemeentelijk onder
Leimuiden doch in 1815, na de res
tauratie, werd Kalslagen wederom
een afzonderlijke gemeente. Dit duur
de tot 1854, toen het grondgebied van
het Ambacht, zich uitstrekkende
„gedeeltelijk langs de Heereweg, zuid
waarts tot Bilderdam en over een
gedeelte van de Westeinder Plas"
vroeger Kalslager Poel geheten
weer bij de gemeente Leimuiden ge
voegd werd. Na de splitsing van het
gewest Holland in de provincies
Noord- en Zuidholland kwam aan dit
stuivertje wisselen een einde en werd
de heerlijkheid „opgedeeld" tussen
de gemeenten Leimuiden, Uithoorn
en Aalsmeer. De plaats, waar eer
tijds de kerk stond, kwam aan de
laatste gemeente.
Het kerkdorp zelf is altijd betrek
kelijk klein geweest. In het gehele
Ambacht stonden in 1632 vier en
zestig woningen, honderd jaren later
nog maar 56 en een molen. In 1795
bedroeg het getal der inwoners, ver
deeld over Calslagen, Bilderdam en
Vriesekoop, 432.
Op een oude gravure staat het dorp
afgebeeld met de kerk direct aan de
plas gelegen. Er omheen wat boerde
rijen en kleinere woningen. Het wa
pen van de heerlijkheid bestond uit
een blauw veld, doorsneden met twee
zwarte gegolfde baren, waarop drie
witte zwanen, twee en een.
Er onder staat het weinig „Vondeli-
aans" poëem:
Calslagen legd in Rhijnlands-oord,
Brengt Turf en ook graanen voord,
,Is, hoewel nedrig van stand,
Nogthans een lieflijk Dorp in 't grijze
Nederland.
Een echte Rembrandt?
Bij een schilderijen-restaurateur te schuwt David", is niet getekend. Res-
P Jn Roergebied is een tot taurateur Richard Perret heeft ver-
op heden onbekend schilderij van klaard, dat het zeker geen vervalsing
Rembrandt ontdekt, zo meldt de De mogelijkheid, dat het een werk
„Frankfurter Abendpost Het schil- is van leerling van Rembrandt,
derij, voorstellende „Nathan waar- aclit hij vrijwel uitgesloten. Perret,
het schilderij via een deskundige
van een particulier had ontvangen,
omdat het schoongemaakt moest wor
den, heeft in een boek over Rem
brandt een schets aangetroffen, die
volgens hem een ontwerp voor het
schilderij was. Deze schets bevindt
zich in het Metropolitan Museum te
New York. Overigens is het nieuw
ontdekte werk volgens hem een
voorstudie, mogelijk voor het schil
derij „Koning Saul", geweest.
De kerk.
De kerk van Kalslagen moet van
zeer hoge ouderdom zijn geweest,
die na de reformatie aan de Hervorm
den over ging. In 1594 kwam de
eerste gereformeerde predikant in de
persoon van Johannis Snoekaart.
Volgens de reeds genoemde gravure
bezat de toren een spits met op elk
der vier hoeken van de onderbouw
een kleinere spits. Hieruit heeft men
wel willen opmaken dat aan de kerk
van Calslagen vier andere kerken of
kapellen onderhorig waren. Uit de
vóór-reformatorische tijd is echter
zó weinig bekend gebleven dat
men zelfs niet meer weet of Calsla
gen een zelfstandige parochie was dan
wel een onderhorige kapel. Het is
mogelijk dat ze is toegewijd geweest
aan de H. Andreas. In de Nederlands-
Hervormde kerk van Leimuiden, een
gebouw dat uit 1806 dateert, dus van
kort na de brand van het Kalslager
bedehuis, hangt n.l. een klok waar
van men aanneemt, daf dit de oude
Kalslager klok is. Het opschrift ver
meldt in niet geheel feilloos latijn:
„Sancto. Andrio. et. patroono. nostro.
tot Calslagen. Anno. 1601." Het is een
klok van 60 cm middellijn en ver
toont, behalve het opschrift, een fries
met rankmotieven.
De kerk bleef bestaan tot 12 april
1803, toen het gebouw tot de grond
toe afbrandde als gevolg van het
schieten op mussen.
Volgens D. Spaargaren Cz. in zijn
boekje „Het \jerleden, het heden en
de toekomst van Aalsmeer", stond
op het kerkhof, gelegen op een ver
hoging aan de oever van de plas, „een
kerk met rieten dak, dat op 12 april
1803 door de predikant van Kalslagen
in brand werd geschoten. De predi
kant had de onvoorzichtigheid om op
mussen te schieten, die op het kerke-
dak zaten. De vurige prop bleef op
het dak achter en na korte tijd ston
den kerk en pastorie, benevens een
drietal andere woningen in lichte
laaie en brandde tot de grond toe af.
De kerk werd niet meer opgebouwd."
Latere schrijvers van de dorps
historie menen echter dat niet de
kerk maar de pastorie (met rieten
dak) in brand werd geschoten. De
kerk zelf zal met leien bedekt zijn
geweest. Op de meergemelde gravure
is de arcering van het kerkedak ook
zodanig dat eerder aan het laatste
materiaal moet worden gedacht dan
aan riet. Hetgeen overigens voor een
oude hervormde kerk ook een wel
zeer ongebruikelijke dakbedekking
zou zijn geweest.
Sinds de brand kerken de her
vormden van Kalslagen in Leimuiden.
De hervormde gemeente van die
plaats werd tevens eigenaresse van
het kerkhof tot 1954, toen de gemeen
te Aalsmeer „de gesloten begraaf
plaats Kalslagen" in eigendom over-
Een fraaie zerk van Willem van
Dorssen, gestorven in 1678.
Het kerkhof.
Vele jaren bleef de oude Kalslager
dodenakker in zeer déplorabele toe
stand verkeren. De nog aanwezige
zerken werden door gras en onkruid
overwoekerd en dat verdroot een
zekere heer H. Goebel, een inwoner
van Aalsmeer, die enkele andere
mannen wist te interesseren voor een
plan om de begraafplaats „als monu
ment voor 't nageslacht" een waar
diger aanzien te geven.
Hoezeer de gedachte ook getuigde
van piëteit, aan werkelijkheidszin
ontbrak het die mannen ten enen
male, want om het „voor 't nage
slacht" te bewarenruimde men
het kerkhof geheel op.
Men vond de oude fundering van
het kleine, rechthoekige kerkje en
metselde deze tot even boven het
maaiveld op. Een ijzeren hek werd
daar op geplaatst en binnen de al
dus ontstane ruimte werden de op
het kerkhof nog aanwezige zerken tot
een plaveisel overgebracht. Hoe eer
biedwaardig de plek dan ook is, his
torisch is het door de „restauratie"
tot een anachronisme geworden. De
ruimte waarvoor geen zerken meer
beschikbaar waren, werd opgevuld
met cement, doch niet dan nadat men
op merkwaardige wijze voor het na
geslacht de namen had willen ver
eeuwigen van hen die hiervoor aan
sprakelijk waren. Tussen de graf
stenen immers, lieten zij een zerk
achtige steen leggen waarin gebeiteld
staat: „De commissie die zich heeft
belast met de herstelling 1935 A.Do.
H. Goebel J. Wesselius J. C.
Koeman P. de Booy A. Beyen
een onleesbare naam W. Maarse
Jr. A. Noordam."
Toch mogen we deze notabele en
„erentfeste" mannen hun dilettan
tisme niet al te zeer euvel duiden.
Integendeel, door hun toedoen toch
werd bewaard wat anders geheel ver
loren zou zijn gegaan en daarom is
deze restauratie een alleszins te waar
deren daad.
Zó vonden we het oude kerkhof
van Kalslagen. Enkele meters er van
daan raast het moderne verkeer voor
bij, onbekend met deze plaats. Achter
het geboomte klotst het water van
de Westeinder en vreet gestadig aan
de venige oevers of loopt zich dood
op de brokken beton die het veenland
moeten beschermen. Witte zeilen
zwalken als meeuwen over het woe
lige water, waarover een grijsblauw
Hollands licht zich spant. De wind
ruist in de bomen en het riet langs
de piasoevers. Op de grafstenen spe
len de konijnen en de blaren vallen
op de zerken, herfst na herfst.
Zó vonden we Kalslagen, het ver
dwenen dorp. Maar de doden bleven
achter, de doden waarvoor het nage
slacht sinds anderhalve eeuw zp wei
nig eerbied heeft getoond.
W. Prins.
Foto: de jury, die de
haast bovenmenselijke
taak had zich over
Pierre Jaccoud uit te
spreken. Eerste rij
v.Ijlt.: Gaston Anzoli,
Fernand Chapuis, Hen
ri Crizinel, Marceline
Devoet, Emil Corthey
en Marguerite Battiaz.
Tweede rij v.l.n.r.: Mar
guerite Coppex, Jeanne
Cordier, Gustave Bro-
card, Henritte Forestier,
Rene Clero, Emile Bas
set en Willy Dumont.