5
In de Krantentuin
cd
cd
s*
cd
cd
cd
73
Een walvisjacht
TC
c/>
3
O
"O
c
1 2
DONDERDAG 24 DECEMBER 1959
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 9
Voor ik het eigenlijke verhaal' van
Bambo's avonturen ga vervolgen, vertel
ik jullie ditmaal de belevenis van een
walvisjacht. Daarbij speelde onze held
geen rol, maar wel waren hij en mijn
heer van Walden erbij aanwezig. Zij
hadden van de kapitein van een walvis
vaarder verlof gekregen om zo'n opwin
dende tocht mee te maken.
Met de moderne middelen, die men
thans ter beschikking heeft bij de jacht
op de geweldige zeereuzen, zijn de ge
varen daaraan verbonden heel wat min
der dan vroeger. Maar de jacht, die ik
jullie nu ga beschrijven, had bijna 100
jaar geleden plaats met een betrekke
lijk klein zeilschip en de ouderwetse
harpoenen en geroeide sloepen.
Het vertrek had plaats vanuit de
haven van een klein eiland in het zui
delijk deel van de Atlantische Oceaan.
Buiten onze twee gasten was er een
bemanning van 35 koppen aan boord.
Na een dag of drie was men in het
gebied gekomen, waar men walvissen
en potvissen kon verwachten en natuur
lijk raakte iedereen in spanning. De
matroos in de uitkijkpost ('t kraaien
nest) bespiedde als een gier, die op
vogels aast, het eindeloze watervlak.
Onafgebroken hield hij zijn ogen ge
richt op de vrij rustige waterspiegel of
geen ongewone beweging de aanwezig
heid van prooi verraadde.
Ha, daar ontdekte hij een langwerpig
dal, dat een onder water zwemmend
walvis achter zich laat en waarvan de
wanden schuimend weer samenvallen.
„Vlug, vlug, een walvis aan stuur
boord, richting oost!"
Onmiddellijk gaf de kapitein bevel
de 4 sloepen, elk met 6 koppen bemand,
te strijken. De 4 mannen aan de riemen
trekken uit alle macht en in snelle
vaart gaat 't op de prooi af. Nog steeds
zwemt de reus onder water, maar ieder
ogenblik kan hij aan de oppervlakte
komen om verse lucht in te ademen en
de verbruikte uit te spuiten. Twee er
varen harpoeniers staan met achter
waarts gebogen armen klaar om hun
vreselijk wapen te lanceren. De lijn,
waaraan de harpoen bevestigd is, is
honderden meters lang en loopt af over
een katrol in de voorsteven.
Reeds kunnen de mannen de donkere
schaduw van een geweldige rug onder
water zien. Maar. zie, tegelijk duikt
naast die enorme schaduw een jonge
walvis op met speelse, dartele bewe
gingen. Onbewust van gevaar stoeit hij
rondom zijn moeder. Dan springt hij
over haar heen om vervolgens, terug
kerend, weer onder haar door te duiken.
Opeens waagt hij zich in zijn onervaren
heid te dicht bij een der sloepen. Een
suizend geluiden het volgend ogen
blik boort het scherpe, stalen wapen
van een harpoenier zich in zijn lichaam.
Met een sprong in de lucht tracht het
dier zich los te rukken. Maar de har
poen met zijn vreselijke weerhaken
laat niet los. Dan neemt het jong de
vlucht met snelle duiken en wendingen.
Van pijn en woede geselt het met zijn
krachtige staart het water, dat het hoog
opbruist En die gehate boot trekt het
maar steeds achter zich aan, gestuurd
door ervaren hand. Een spoor van bloed
tekent de weg van het jonge dier. De
moeder walvis blijft trouw aan zijn
zijde en tracht met geweldige zwiepen
van zijn fantastische staartvinnen haar
kind los te slaan. Maar alles tevergeefs.
De bewegingen van het jong worden
steeds trager en machtelozer. Het blijft
nu aan de oppervlakte. Nog enkele on
zekere manoeuvres en dan kantelt het
om. De strijd is gestreden!
Een luid hoera van de sloepbeman
ning klinkt over 't water, beantwoord
door toejuichingen vanaf het schip,
waar men in heftige spanning de strijd
gevolgd heeft. Nu zal gauw de prooi
langszij gesleept worden.
Maar wacht even, men heeft niet op
de wraak der moeder gerekend. Men
dacht al, dat zij zich teruggetrokken
had. Maar blijkbaar was 't slechts om
zich te bezinnen, hoe ten aanval te
trekken.
Opeens klinkt weer de roep van de
uitkijk: „walvis, nu aan bakboord!" De
sloepen houden verrast in met opge
heven riemen. De harpoeniers begeven
zich weer op hun verlaten post. Met
enorme vaart komt die geweldige don
kere rug door het water schuiven in hun
richting. Dan heft het monster zijn
kop in de hoogte en opent zijn ontzag
lijke muil, als wou het alles en allen
verslinden. Maar neen, het verdwijnt
weer onder water- en de dichtstbijzijnde
sloep was bijna in de ontstane kolk
meegezogen. Doch haar ontsnapping is
slechts uitstel, want ineens duikt het
machtige dier te midden van golven en
schuim weer vlak naast de sloep op.
Weer suist een harpoen over het water.
Maar het was onmogelijk om hem goed
te richten en hij breekt af op de harde
kop van de walvis. Met één woedende
beweging slaat hij de sloep aan splin
ters en haar bemanning verdwijnt voor
altijd in de diepte. De andere sloepen
trachten het vreselijke toneel te ont
wijken. Maar één voor één worden ook
zij door het razende ondier achterhaald
en vermorzeld.
Voeder voor schuwe dieren.
Honger drijft de dieren naar de plaat
sen waar de mensen wonen. Vier
woudbewoners wachten hier al op de
boswachter, die vers hooi komt bren
gen. Maar waar zijn ze, en hoe he
ten die vier?
Zou zijn wraak nu bevredigd zijn? De
kapitein vreest van niet. Inderhaast doet
hij op het bijna stilliggende schip de
zeilen hijsen. Maar voor 't enige vaart
heeft, is de geweldenaar reeds op zij en
geselt met een formidabele slag de flank
van het vaartuig. Golven water plen
zen neer op het dek, terwijl de schok
het schip haast op zijn zijde werpt. In
tussen is de zeereus weer ondergedoken
en even later volgt een stoot, alsof de
boot op een rots gelopen is. Hij kraakt
in zijn voegen en spanten. Weer een
schok, minstens even hevig als de
vorige. Allen vrezen, dat het einde van
schip en bemanning gekomen is.
Maar wat is dat? In een kalm tempo
komt het dier langs de scheepswand
schuiven. Zou het op adem moeten
komen? Dat werd hem helaas noodlot
tig. Drie, vier harpoenen boren zich
vanaf het dek diep in zijn lichaam. Een
angstwekkende reuzestrijd ontwikkelt
zich nu, waarbij het vaartuig door de
machtige, wilde sprongen en rukken
van de zeereus heen en weer gegooid
wordt. Maar met iedere ruk worden de
wonden wijder en het bloedverlies gro
ter. Zelfs dit geweldige lichaam kan dat
niet verdragen en na een uur vechten
moet ook de wrekende moeder zich ge
wonnen geven.
Maar nu geen vreugdegejuich. Met
trieste, grimmige gezichten neemt de
bemanning haar lichaam op sleeptouw
en met de vlag halfstok keert de „Nooi"
naar het eiland terug. Zij bracht rijke
buit mee uit zee, maar tevens een zee
van verdriet in zovele woningen.
En toch, ondanks de hardheid en de
gevaren voor hun leven varen deze hel
den der zee er steeds maar weer op uit
om de koning der Oceanen te vangen.
God alleen weet, hoeveel honderden
van hen rusten op de bodem der zee!
CORRESPONDENTIE
Toen ze thuis kwamen, gingen ze vlug
aan het werk. Eerst moest Loesje alle
spullen afstoffen en na ongeveer ander
half uur was 't stalletje helemaal kant
en klaar. Nu 'gingen ze aan de kerst
boom beginnen. Er waren allemaal
leuke dingen bij zoals belletjes, krans
jes, sterretjes, ballen, fluitjes en van
alles en nog wat.
Nadat alle spullen in de kerstboom
hingen, gingen ze gauw eten en toen
naar bed. Ja, ze moest alvast vroeg naar
bed, dan mocht ze om elf uur er weer
uit, want om twaalf uur was de eerste
nachtmis, daar mocht ze mee naar toe.
Ze hadden verder prettige Kerstdagen.
Loes v. d. Vlist, Leiden.
Kerstmis
't Is nog een paar weken voor Kerst
mis. We hebben dit jaar wel drie zon
dagen achter elkaar. Ik hoop dat er dan
veel sneeuw ligt, dan kunnen we fijn
glijden en sneeuwballen gooien en
sneeuwpoppen maken. Dan is het pas
echt Kerstmis. Wij gaan dan samen
liedjes zingen bij het kerststalletje met
de kaarsjes aan en 't grote licht uit. Wij
gaan dan ook 's middags naar de kerk
om de kerststal te bekijken en misschien
mogen we dan ook weer een kaars aan
steken en heel misschien mogen we dit
jaar naar de nachtmis. En nu moet ik
ook nog zeggen dat we vakantie krijgen.
Kerstmis
Zoals alle jaren, had de vader van
Loesje 't Kerststalletje en de kerst
boom gezet. Toen Loesje om half vier
uit sohool thuis kwam mocht ze met
vader mee naar de stad om nieuwe
spullen te kopen voor de kerstboom en
voor 't stalletje. Loesje keek haar ogen
uit bij al het moois, dat ze in de stad
zag. De étalages waren prachtig ver
sierd. r, i
Het Kerstmannetje
Het was 24 december en Annemarie
was met moeder een Kerstboom aan
het kopen. Eindelijk vonden ze een hele
mooie. Hij kostte vier gulden.
„We zullen hem samen dragen Anne
marie", zei moeder en zo brachten ze
het boompje samen thuis. Moeder zette
hem op een tafeltje.
„Eerst de piek er op!" riep Anne-
Moeder haalde de doos met spullen
voor de dag en Annemarie zocht de piek
er uit en gaf hem aan moeder. Toen
kwamen de ballen, slingers, fluiten,
sterren, kaarsen en lampjes tot de boom
heel prachtig was.
Toen vader thuis kwam, was de boom
net klaar.
„Kijk eens vader, hoe prachtig!" riep
Annemarie.
Vader vond het ook mooi. Ze gingen
gauw eten en toen moest ze naar bed.
Annemarie droomde dat er een Kerst
mannetje in de Kerstboom zat en dat
er pakjes aan hingen. Dat de Kerstman
bij haar boven kwam en zei: „Anne
marie er hangen pakjes in de Kerst
boom, ga maar even met me mee".
Annemarie liep op haar blote Voeten
achter het mannetje aan en toen ze be
neden kwamen zei hij: „Deze acht pak
jes zijn voor jou en deze vier voor je
vader en moeder".
Annemarie wou ze al openmaken
maar het Kerstmannetje zei: „Nee dat
moet je morgen doen, ga nu maar naar
bed". Annemarie werd de volgende mor
gen om 7 uur wakker. Ze liep vlug naar
beneden, maar ze zag in plaats van 8
pakjes, twee pakjes en toen vertelde ze
wat er vannacht gebeurd was.
„Je zal gedroomd hebben meisje", zei
moeder.
Anneke Bakker, R.A.Veen. Ik heb een
klein beetje aan het sprookje veranderd.
Lees het maar eens.
Een Kerstsprookje
Het was een gure avond, enige dagen
voor Kerstmis en de sneeuw lag in een
dikke laag op de grond. Er liep een
klein meisje door het bos. Ze rilde van
kou want ze had maar weinig kleertjes
aan. Het was Marietje van de houthak
ker. De houthakker verdiende niet veel
en daarom waren ze arm. Marietje was
naar het dorp geweest om hout te ver
kopen, maar niemand had iets gekocht.
De mensen hadden het allemaal te druk
met inkopen te doen voor Kerstmis en
wie lette er dan op zo'n arm meisje? Ze
keerde verdrietig, door het bos, naar
huis terug met een bundel hout op de
rug. Wat zou moeder nu wel zeggen? Ze
konden niets kopen om het feest pret
tig te maken en ook niets voor het
Kerstboompje, dat vader uit het bos had
meegebracht. Het was doodstil in het
bos, ze hoorde niet eens haar voetstap
pen op de dikke sneeuwlaag. Opeens
hoorde ze ritselen tussen de bomen. Zou
dat nog een eekhoorntje zijn, die op
voedsel uit was? Want eekhoorntjes
ontwaken wel eens uit hun winterslaap.
„Zo", zei het elfje nadenkend, „dat is
allemaal niet zo mooi, is het wei?"
„Nee elfje", zei Marietje.
„Nu, hier heb je een vingerhoedje en
als je dan zegt: „Sim, sala bim, ik wil
een paar nieuwe schoenen, dan krijg je
een paar nieuwe schoenen en meteen
was ze weg".
Blij liep Marietje naar huis. Ze voelde
de zware takkenbos op haar rug niet
meer, ze voelde geen natte en koude
voeten. Straks zou ze immers de tover
spreuk zeggen en er zouden nieuwe
schoenen en warme kousen en een war
me mantel komen. Toen kwam ze thuis.
Er heerste een bedrukte stemming en
dat werd nog erger, toen moeder zag
dat Marietje niets verkocht had. Maar
waarom keek dat kind zo blij?, dacht
moeder. Marietje vertelde nu van het
elfje en van de vingerhoed. Vader en
moeder waren nieuwsgierig. Ze nam het
vingerhoedje ensim, sala, bim. ik
wil een paar nieuwe schoenen". Daar
had Marietje een paar nieuwe schoe
nen aan.
Nu was vader aan de beurt. Marietje
was nieuwsgierig wat vader wel zou
vragen. „Sim, sala, bim. Ik wil een
nieuw huis", klonk het langzaam en
plechtig. En daar zaten ze in een mooi
nieuw huis, met nieuwe meubels en
bedden en dekens. Ze dansten van ple-
Nu was de beurt aan moeder. „Sim,
sala, bim, ik wil deze bak vol geld" en
aanstonds rinkelden de guldens in de
bak, die op tafel stond.
„Moeder, gaan we nu morgen spullen
voor de Kerstboom kopen en krijgen we
dan ook krentebrood?" vleide Marietje.
„Nou en of", lachte moeder.
Zo was de familie weer blij en ge
lukkig.
Is het huis bewoond?
Het huis is niet onbewoond. De be
woner dat weten wij zeker be
vindt zich echter buiten het huis,
maar waar.
Ze liep echter door. Och, dacht ze, ik
zal het gedroomd hebben.
Daar zag ze plots een elfje voor zich
staan.
„Dag meiske", zei het vriendelijk,
„waarom kijk je zo verdrietig?"
Marietje vertelde alles van thuis en
dat ze zo gehoopt had op een mooi
Kerstfeest.
Henkie zou het wel
eens willen zien
op het tafeltje, onder de Kerstboom, had
klaar gezet Henkie was nog pas zeven
jaar en zat in de eerste klas.
De dag voor Kerstmis waren zijn
vader en moeder naar de stad en Hen
kie zat in een groot boek plaatjes te
kijken, 't Was stil in huis. Kleine zus
deed boven haar middagslaapje. Op
eens was het of hij geritsel hoorde, hij
keek eens rond maar zaE niets. Hij ging
dus weer verder met plaatjes kijken, 't
Was warm in de kamer en af en toe
knikkebolde Henkie boven zijn boek.
Plots hoorde hij weer wat en hij keek
naar de kribbe. Wat zag hij daar? Alles
bewoog. Maria, Sint Jozef, de drie ko
ningen, de herders en de schaapjes. De
Ja Henkie zou het wel eens echt wil
len zien, niet als een beeldengroep van
steen, maar echt levend, dat kon bewe
gen. Zo zat Henkie te denken toen hij
voor de Kerstgroep stond, die zijn vader
„Help, ik zit vast, hoe kom ik er uit?...."
Maar kijk, Bartje helpt wel, die olijke snuit,
©3Ê®. ©grasses
„Je bent lekker zoet, Roel, sta je toe, dat Ik Uk?"
„Ga je gang, beste Bartje, heus, ik schrok
me een mik'
herder met de fluit zat te spelen en de
engeltjes zongen. Hij luisterde en keek
naar het Kindje, dat Henkie aankeek
en lachte. Henk werd er verlegen van
en durfde haast niet verder te kijken.
Maar het leek of Jezus hem wenkte.
Voetje voor voetje liep hij naar de
kribbe. Het werd nu doodstil in de ka
mer en toen hij met z'n neus voor de
stal stond, was alles weer van steen.
Henkie stond te huilen van droefheid.
Daar ging de deur open en vader en
moeder kwamen binnen. Toen Henkie
alles verteld had zei moeder: „Ik denk
dat je alles gedroomd hebt".
NIEUW RAADSEL
Het woord bestaat uit 14 letters. Elk
naam van 'n hemel
lichaam.
bevindt zich in de
mond.
gebruiken kleuters
om te rijgen,
een versiering,
verblijfplaats voor
bedekking van een
huis.
een vrucht,
een kledingstuk.
:d is een kerstversie-
Oplossing aan Tante Jo en Oom Toon
van de Krantentuin, Leidse Courant,
Papengracht, Leiden. Een mooi boek
ligt klaar.
Dag kinders. Zalig Kerstmis.
TANTE JO EN OOM TOON
Oplossing: Voeder voor schuwe dieren.
Draait men het plaatje eenmaal naar
rechts, dan ziet men in het midden
onderaan een ree, in het midden bo
ven (in de takken) een haas. Draait
men het plaatje verder, zodat het op
z'n kop komt te staan ziet men links
onderaan in de stam weer een haas
en rechts onderaan in de hoek een
eekhoorntje.
Oplossing: Is het huis bewoond?
Zet men het plaatje op z'n kop, ziet
men de bewoner in de kroon van de
derde boom rechts.
volgorde.
V 4 5
2
3
m 5 7
8
9
6 3
7
12
JlM 14 13
8
9
Gy 4 3
12
11
Gg 9 7
6
14
4
9\ 9 13
4
Cy Het
gehele
£V ring.