kenstmis
16...
Een held van
„Merry
England"
ouöe qeBRuiken öoen öe qeest van
het veRleöen weeR heRleven
KERSTMIS 1959
de leidse courant
pagina 7
in
öoor james stceet
De Kersttijd is in Engeland reeds sedert
eeuwen de traditionele tijd voor „goodwill"
en festiviteiten. Zo is de geest van het
„Merry England" van vroeger bewaard
geoieven in de nog bestaande Kersttradities.
Een van de schilderachtigste van deze ge
bruiken en het meest overeenkomend
met een Kerstmis volgens de opvatting van
Dickens en Washington Irving, waarmee
miljoenen mensen vertrouwd zijn geraakt
is wel het „Boar's Head" feest te Oxford.
In deze oude universiteitsstad wordt op
Kerstdag in het Queen's College een zwij-
nekop, prachtig opgemaakt met vlaggetjes,
laurier, hulst en rozemarijn, met een kroon
op zijn kop en een sinaasappel in zijn bek,
de vrolijk versierde zaal binnengedragen,
waar hij het middelpunt vormt van een
ceremonie die reeds eeuwenlang in zwang
is.
In tegenwoordigheid van de Provoost, het
Hoofd en de leden van het College, die met
hun gasten zijn samengekomen in de zaal,
wordt het binnendragen van de kop aan
gekondigd met trompetgeschal en koorzang
door het Koor van het College.
Nadat de kop op schouderhoogte op een
grote zilveren schaal door de zaal is ge
dragen, wordt deze op de tafel van de
Provoost geplaatst, terwijl het Koor de
laatste regels van een traditionele „carol"
zingt. Nu neemt de Provoost de ornamenten
en versieringen een voor een van de kop en
schenkt ze aan de koorknapen en de be
zoekers. De solist van dat jaar ontvangt de
sinaasappel welke de bek van het zwijn
decoreerde.
Zwijnekoppen hebben reeds honderden ja
ren feestmalen opgeluisterd, speciaal in het
noorden van Engeland. Er wordt beweerd
dat deze ceremonie een overblijfsel is van
een oud Noors gebruik waarbij tijdens de
Yuletide feesten, een zwijn werd geofferd
ter ere van Freyr, de Scandinavische God
van de Vrede en de Overvloed.
De ceremonie in het Queen's College heeft
echter een speciale traditie. De geschiedenis
zegt, dat in het beginstadium van het Col
lege een van de studenten een wandeling
maakte in het nabijgelegen bos van Shot-
over, al wandelend verdiept in een boek
werk van Aristoteles, toen hij werd aan
gevallen door een wild zwijn. Met buiten
gewone tegenwoordigheid van geest stootte
hij het boek met kracht in de keel van het
zwijn, waardoor het stikte.
Een ander oud Kerstgebruik wordt ieder
jaar in ere gehouden in Dewsbury in
Yorkshire. Dit gebruik, bekend onder de
naam „Tolling the Devil's Knell" (de doods
klok van de duivel luiden), vindt reeds
sinds 700 jaar plaats, met slechts een korte
onderbreking in de oorlogsjaren, toen, ter
bevordering van de veiligheid, het luiden
van klokken verboden was.
Kerstmis is de tijd voor „carols". De hoge
stemmetjes van de jeugdige koorleden
vermengen zich met de resonerende bassen
van de mannen. Het is een klank, die tra
ditioneel is geworden en onvergetelijk.
De varkenskop is een traditionele kerst
maaltijd in Eiizabethstijl. Deze gewoonte
wordt nog steeds gehandhaafd in „Lygon
Arms", een prachtige oude herberg. Het
ligt schilderachtig aan de hoofdstraat van
Broadway, een van Engelands lieflijkste
dorpen.
Ook dit jaar zal op Kerstavond een groep
klokkenluiders de tenor-klok van de pa
rochiekerk luiden en wel 1959 maal een
maal voor elk jaar sedert de Geboorte van
Christus waarbij de laatste slag precies
om middernacht moet klinken.
Volgens de legende kwam dit gebruik in
zwang in de dertiende eeuw, toen een in de
nabijheid wonende baron als boetedoening
voor het doden van een van zijn bedienden,
de kerk een klok ten geschenke gaf, met
de opdracht deze ieder jaar op Kerstavond
te luiden, om hem te herinneren aan zijn
misdaad. Vele jaren heeft de bevolking
van Dewsbury geloofd dat het luiden van
de klok de duivel uit hun parochie zou
houden voor de eerstvolgende twaalf
maanden.
Een zeer oud gebruik op Kerstavond, dat
te Dunster in Somerset plaats vindt, is het
verbranden van een essenhouten takkenbos.
Dit gebruik is al meer dan duizend jaar oud.
Alvorens zich in de strijd te werpen, tij
dens de gevechten in Wessex in 878, maak-
tèn de West Saksische krijgslieden vuren
van essentakken om zich 's nachts warm te
kunnen houden. Zij hadden namelijk ont
dekt dat essenhout het enige hout was dat
goed wilde branden als het nog groen was.
De achtenswaardige bevolking van Dunster
houdt dit gebruik nog steeds in ere, doch
Een traditionele kerstschotel uit de tijd
van koningin Elisabeth is een zwijnskop.
De gewoonte, deze op tafel te brengen,
wordt nog steeds gehandhaafd in „the Ly
gon Armis", een verrukkelijke herberg, die
door een reiziger uit de 18de eeuw beschre
ven wordt als „Een allergezelligst, schoon
huis". Het is gelegen aan de hoofdstraat
van Broadway, een van de aardigste dorp
jes van Engeland.
de brandende takkebos is thans niet meer
het voorspel tot een wreed gevecht maar
is een vreugdevuur geworden waarom
rondedansen gemaakt worden.
Een Kerstgebruik dat men kan waarnemen
in verschillende delen van Engeland is het
ophangen van „evergreen"-kransen buiten
de herbergen. Dit is om aan te tonen dat
U goed bier wacht in de etablissementen,
welke een dergelijke versiering dragen. De
krans moet men beschouwen als een een
voudig teken van de feestelijke atmosfeer,
de gastvrijheid en de goede kameraadschap,
welke al eeuwenlang het kenmerk zijn van
de Engelse herberg.
In het westen van Engeland kan men in
de Kersttijd gemaskerden tegenkomen in
Kerstmis is de tijd voor gezangen. De
hoge, trillende stemmen van de zangeres
sen vermengen zich met de klinkende bas
sen van de mannen tot een traditioneel en
een gedankwaardig geluid
de straten en herbergen van sommige ste
den en dorpen. In Eynsham, Broadway en
Chipping Campden in het Cotswolds dis
trict, geven deze gemaskerden een voor
stelling van twee strijdende mannen, waar
bij de verliezer uit de dood wordt opgewekt
door een dokter een traditionele voor
stelling dus van dood en opstanding. De
gemaskerden uit Longparish en Overton in
Vervolg i
pag.
Wat moest hij nu toch, wat moest hij nu
toch? Hoe ging dat in boeken? Dan had je
een wapen, een geweer of een revolver
en daar overviel je zo'n kerel meeHij
keek wanhopig terug in zijn kamertje en
toen dacht hij ineens aan zijn luchtpistool,
dat hij op zijn verjaardag gekregen had en
dat zo sprekend op een echt pistool leek.
Hij sprong naar zijn kast en na enig zoeken
vond hij het, achter de boeken. Hij greep
het, hij stond er mee in zijn hand Wat
kon hij er mee doen? Niets. Hij had er
niets aan. En nu hoorde hij de deur naar
de gang en ineens merkte hij, dat de kerel
de trap opkwamHij verstijfde van
schrik. En wat er toen gebeurde in een
ogenblik, is niet in een paar woorden te
vertellen.
HET LEEK WEL een wonder. Allerlei
gedachten vlogen door zijn hoofd, al die
gedachten waren op zoek naar hulp, naar
redding. Hij zag in een flits zijn vader
en moeder naar hem kijken en ineens viel
alle angst van hem af. Vreemd en koud was
hij van binnen, maar rustig, blij-rustig
bijna. Hij deed een stap naar voren, tot bij
de deurpost, gluurde er voorzichtig omheen
en hij zag heel kalm een man met een grijze
hoed op en een blauwe regenjas aan naar
boven komen. Toen die op de bovenste
trede stond, stapte Freek zonder nadenken
naar voren, tfchtte zijn pistool op de borst
van de man en hij hoorde zichzelf met zijn
zwaar wordende stem heel kalm en drei
gend zeggen: „Handen öp, meneer!"
„Meneer", zei hij, net als in dat laatste
roversboek, dat hij gelezen had. En de
kerel schrok zich bijna een ongeluk. Hij
schreeuwde het uit, sloeg zijn handen om
hoog, verloor zijn evenwicht en zeilde de
trap af. In de gang bonkte hij met zijn
hoofd tegen de muur, smakte op de tegels,
krabbelde weer op en zei niet anders dan:
„Niet schieten meneer. Niet schieten me
neer!" Want Freek stond al weer voor hem
en drukte de loop van het pistool tegen
hem aan.
„Handen op, zeg ik!" gebood Freek. „Wat
heb je allemaal in je zakken?" Hij haalde
ze zelf leeg. Een paar lepels kwamen er uit,
de taartschep, moeders armband en nog
meer. Hij legde het alles op de trap en
hield intussen zijn ogen op de man gericht,
want hij voelde dat de kerel niet te ver
trouwen was. „Gelukkig, dat het zo sche
merig is", dacht hij, „anders had de vent
al lang gezien, hoe jong ik nog maar ben
Hij zag de vuisten van de kerel, sterke,
harige vuisten. En opeens, daar kwam de
angst weer. „Als hy wil", dacht Freek,
„dan slaat hy mij neer! Ik moest hem nu
eigenlijk naar binnen brengen en vast
binden op de stoel en dan de politie op
bellen maar ik durf niet. Ik moet van
hem af. Hij moet weg, voor hij 't merkt van
't pistooltje en mij
Hij greep op de tast naar de sluiting van
de buitendeur, trok de deur open, deed een
pas opzij en had moeite om zijn stem te
vinden, toen hij zei: „En nu, verdwijn!"
En daar ging de inbreker. In een ogenblik
was hij verdwenen. Freek sloeg gauw de
deur achter hem dicht. En toen werd hij zo
duizelig, dat hij even tegen de muur moest
leunen. Wankelend liep hij dan naar de
voorkamer en keek rond. Op de vloer bij de
kerstboom lag het perzisch tafelkleed en
daarop alles wat de man nog meer bij
elkaar had gezocht, vorken en lepels, voor
zover hij ze niet in zijn zakken had kun
nen houden, servetringen, sieraden uit
moeders bureautje. Hansje's zilveren be
kertje en nog veel meer, tot vaders vulpen
en een oud horloge toe. Dat wou meneer
natuurlijk in het kleed vouwen en dan
mooi onder zijn arm slaan. Was hem dat
even tegengevallen?
WAT MOEST HIJ nu? Vader en moeder
moesten het toch weten? Maar oma
had geen telefoon! Wie moest hij bellen?
Nou, de politie natuurlijk. Had hij al lang
moeten doen. Misschien grepen ze de kerel
nog! Hij belde de politie. Het nummer stond
groot vóór op het boekje, dat wist hij wel.
Hij had een hele poos werk om de agent
aan de telefoon aan het verstand te bren
gen, dat de politie dadelijk komen moest.
Hij dacht dat ze vliegen zouden, Maar dat
viel mee. Geen vijf minuten later stopte er
een auto voor het hek en Freek, nog al
door in zijn pyama, liet twee agenten binnen.
Eén had een mooier pakje aan, dat was de
inspecteur. Freek trachtte te vertellen, wat
er gebeurd was, maar het ging niet best.
Hij trilde ook weer zo en het zweet brak
hem uit.
„Hier jochie", zei de inspecteur, „ga daar
maar eens zitten, bij de haard, zo. Hier, de
deken van de divan om je heen. Jij bent
lang niet in orde, zie ik wel".
Gelukkig, hij dacht dat het van een ziekte
kwam, dat Freek zo trilde. En toen moest
Freek lachen, want de agent stoof op va
ders bureau af, waar naast de telefoon het
luchtpistool nog lag. „Van wie is die re
volver?" vroeg hij. En hij scheen het ding
niet eens te durven aanpakken. Maar Freek
begreep, dat hij niets zo maar aanraakte,
wat de inbreker in handen gehad kon heb
ben, om geen vingerafdrukken te be
schadigen.
„Dat is een speelgoedding", lachte Freek.
„Daar heb ik hem mee op de loop gejaagd."
De inspecteur had een glas water gehaald.
Freek dronk en het glas tikte tegen zijn
tanden. Toen moest hij een heleboel vra
gen beantwoorden en de inspecteur zei:
„Jij bent een flinke kerel! Ik wou, dat je
mijn zoon was. Wat zal je vader trots op
je zijn!" Freek rilde van geluk. Ja, wèt zou
vader zeggen? Een lafbek had hij Freek
genoemd
De inspecteur belde en toen kwamen er
nog meer agenten om vingerafdrukken te
fotograferen. En die eerste agent kwam
met een grijze hoed binnen, die Freek als
de hoed van de inbreker herkende. Die was
hem zeker afgerold, toen hij van de trap
afsukkelde. En de inspecteur liep maar heen
en weer en kwam telkens weer even een
praatje maken, 't Was zeker een christelijke
man, want hij zei: „Nou is het maar een
geluk, dat jij ziek was. Zo zie je, jongetje,
er gebeurt niets bij toeval."
En toen waren er stemmen bij de buiten
deur en daar stonden vader en moeder en
de zusjes en kleine Hansje op de stoep.
Keken die even raar, toen ze al die agen
ten in huis zagen! „Wat is hier gebeurd?"
riep vader verschrikt. De inspecteur salu
eerde en zei: .Meneer, ik moet u van harte
geluk wensen met deze jongen. Daar kunt u
trots op zijn, meneer! Die jongen heeft zich
als een held gedragen." Ziezo, dat was toch
wat anders dan een lafbek!
Nou, toen moest hij natuurlijk het hele
het graafschap Hampshire, uitgedost als
potsierlijke vogels met monsterachtige
hoofdtooi, maken al zingende een tocht
door de dorpen.
Al deze tradities en gebruiken, eeuwen
lang gekoesterd, zullen ook Kerstmis 1959
omgeven met iets van de betovering van
„de goede oude tijd".
Een Engelse Kerstmis is echter, ondanks
al deze festiviteiten op de achtergrond, een
religieus feest en in het gehele land zullen
in de kerken speciale diensten worden ge
houden met, in vele gevallen, een helder
verlichte kerstboom voor het Altaar, waar
aan de parochianen giften zullen hangen
voor de weeskinderen en voor de zieken
in de ziekenhuizen.
verhaal vertellen, maar het voornaamste,
van dat wonder daar boven in zijn kamer
tje, toen die vent de trap opkwam, liet hij
weg. Dat was te mooi om te noemen, waar
al die vreemden bij waren. Het werd toch
al een beetje raar, want moeder sloot hem
in haar armen waar iedereen bij stond,
maar vader legde alleen maar even de
hand op zijn schouder en keek hem aan.
En toen moeder al haar kostbaarheden op
de stapel zag liggen, moest ze hem nog
even weer pakken, dat hij dat allemaal
bewaard had. Ze moesten voor de inspecteur
ook nakijken, of ze nog iets misten, maar
ze konden niets ontdekken. Zelfs moeders
armband had hij die vent weer uit zijn zak
laten halen.
■p\E POLITIE ging heen. „Wij krijgen
'aem wel", zei de inspecteur. „Dat hoedje
en die vingerafdrukken zijn waarschijnlijk
wel voldoende en dat signalement dat Freek
van de kerel gaf, doet me al aan iemand
denken. We zullen even bellen als we iets
naders weten."
Toen gingen ze. Moeder bracht de kleintjes
naar bed, ze hadden bij oma al gegeten.
Maar eerst gaf ze Freek een blad met een
bordje boterhammen en een glas melk op
zijn schoot. Hij lustte best wat, ziek was hij
heus niet. Vader zat maar naar hem te
kijken, terwijl hij at. Toen Freek gedankt
had, zei hij: „Een sigaret?" Freek had
eigenlijk niet zo heel veel zin, Maar hoe kon
hij weigeren op dat ogenblik? „Graag,
vader".
Vader gaf hem vuur. „Zo", zei hij, „en nu
wou ik één ding zeggen, beste jongen. Wat
ik vanmiddag gezegd heb, daar heb ik spijt
van. Dat moet je me vergeven. Je bent een
dappere kerelEr trilde een grote
vreugde door Freek heen. „O nee, vader",
zei hij grootmoedig. „Vanmiddag aan de
vijver ben ik heus laf geweest. Ik was te
bang om tegen een beetje geplaag van de
jongens te kunnen. En vanavond, met die
inbreker, als u eens wist, hoe bang ik was!
Maar
Hij aarzelde even. Zou hij het vertellen?
Ja, aan vader moest hij het vertellen
„Ziet u vader", zei hij, „er is wat ge
beurd En toen vertelde hij van die
ogen, die hij in zijn verbeelding gezien had.
Het was toen net alsof hem niets meer
gebeuren kon. Vader zat hem blij en ver
wonderd aan te kijken. „Freek", zei hij,
„wat je me daar vertelt, is het mooiste van
alles! Dan ben je toch een held. Schud nou
maar niet nee, want een held is niet iemand,
die geen angst kent, maar iemand die zijn
angst weet te overwinnen. Daarom is het
niet iets om trots op te wezen, maar om er
heel nederig en dankbaar onder te zijn
En toen snoot hij hard zijn neus en liep
de kamer uit. Hij haalde het dambord.
Freek had nog een spelletje tegoed van die
middag.