16...
Een held
van
De Poinsettia (Kerstster)
In London (Canada) staan reclameborden
langs de weg in het teken van Kerstmis
KERSTMIS 1959
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 6
met véél zorg,
véél vocht en wein g
licht wel over te houden
Een veel gevraagde plant, settia's, dan dient u er om VEEL VOCHT
vooral tegen de kerstdagen, te denken, dat er geen WEINIG LICHT
is de „poinsettia", beter stukje van de steel afge-
bekend onder de naam sneden mag worden, tenzij NTT KOMFN rip _rnftf5,fp
kerstster. Deze plant is al- u direct daarna de steel Le,De^tpe
komstig uit Mexico en even in de vlam van een ratuur M cen du^h,
Zuid-Amerika. Ze ls ge- kaars houdt. woordje mee, want staal
OP schaduwrijke en u k dan word,
vochtige plaatsen. Het komt veelvuldig voor, b|ad Bee| en va„ af. staa,
Hier te lande kweekt men dat de bloemen spoedig ee voidoende warm, dan ls
haar als eenjarige plant slap worden in dat geval het de droogte, die kwaad
voor de „mand" of als snü- Sient de steel ter lengte van kan dQen HeJ bJad kruIJ
bloem. Deze zozeer tegen ongeveer 8 cm m kokend dan en het gevoig tet dat
de kerstdagen gewilde water gehouden te worden, het zaJ afvallen, kunl
plant moet dan „bloeien", aan trekt het vaak weer dil anes tegenhouden door
Het zijn echter niet de by. veelvuldig te sproeien,
kleine bloemen zelf, die de MOEILIJK OVER tiaar een plaatsje in een
sierwaarde bepalen, maar nnimrN kas met vee' vochtige lucht
de stervormige gegroepeer- AE* ïs weI vee] en veel beter
de bladeren, die dicht bij rt,.mTTnTmT,„
elkaar stoelen, juist onder moeilik In september en oktober
dLen'riin Tere sterr'en ToSkunt u hef probéren, we er goed aan iets
dagen zijn deze sterren by te voeden, opdat er gro-
prachtig rood gekleurd. ao°r "ei januari t bloemen zullen ko-
rustig te laten afvallen en iere ™eii zuiier ko
Er zijn weliswaar vele de kale plant ergens op men-, Het wJl1 ™el ^ens
tuinvormen, zelfs witte, dit een VOrstvrije plaats te voorkomen, dat de plant
neemt echter niet weg, dat 2etten. Meestal is gieten j,uist n!et .^en de kerst-
de rode tegen de kerstda- overbodig dagen in bloei staat, doch
>en het meest gekocht wor- Zodra de maand maart in iets ,aïer' in "elk geval de
den. Er zijn onder de rode het land is moet de stam oorzaak gezocht moet wor-
soort ook exemplaren te #teruggesneden worden tot in veel schemering,
vinden met een dubbele ongeveer 10 cm boven de Van midden november af
rij rode topbladeren of met p0^ en dan krijgt de plant moet de plant beslist in
een blad, dat iets weg heeft een warmer plaatsje het donker staan. Licht
van een eikeblad. ^e volgen de groei van de mag de plant in die tijd
plant en geven al meer en niet bereiken. Zelfs een
NIET SNIJDEN meer water, de plant dient straatlantaarn kan hiei na-
MAAR BRANDEN! dan op een licht plaatsje delige gevolgen hebben!
gezet te worden. Bent u
ZODRA de kerstster ge- zo gelukkig over een bak Dat beetje licht zelfs is
sneden wordt vloeit er een te beschikken, zet haar dan voldoende om de plant te-
wit melkachtig sap uit de hier in, zo tegen mei/april laat te doen zijn met de
wond en om dit te voor- (afgedekt met glas). bloei. Het is dus we) een
komen moet men de punt Bij zomers weer kan de zorgenkindje, maar het is
van de steel afbranden, ruit er af. In september de moeite waard alle aan-
Krijgt u dus met de kerst- moet de plant weer binnen aandacht aan dit zo ge-
dagen afgesneden poin- worden gebracht. wilde plantje te besteden.
door ANNE DE VRIEs"!
IJ ET ZAL JE TOCH GEBEUREN, dat je
A op eerste kerstdag om vijf uur naar bed
wordt gestuurd!En dat terwijl je 16 jaar bent
zes weken terug net geworden en
net zo groot als je vader en in de hoogste
klas van de H.B.S. zit. En een meisje hebt,
van wie je droomt en met wie je al twee
keer een eindje opgefietst hebt. En soms
al stilletjes je vaders scheerapparaat ge
bruikt. En een stem hebt gekregen, die je
moeder haast niet meer van je vaders stem
onderscheiden kan! Goeie grutjes, als je
't niet zo ruimschoots verdiend had, zou
het wezen om tegen de deur op te vliegen.
Of, verdiend? Had hij 't verdiend?
Had hij dit verdiend, om als een klein kind
behandeld te worden en zich een lafbek
te laten noemen en een jongen, die nog
niet vertrouwd" was om los te lopen? Als
hij bij die laatste sprong niet uitgegleden
was, was er niets gebeurd. En als hij geen
nieuwe schoenen aangehad had, was hij
niet uitgegleden. En voor wie moest hij die
nieuwe schoenen aan, om er netjes uit te
zien die schoenen, die hem knepen en
waar hij een hekel aan had? O, ziezo!
Wie behoorde hier voor straf in bed te
liggen? Zijn vader en niemand anders.
Waarom liet die hem niet vrij om aan te
trekken wat hij wou?
Hè, en het was juist allemaal zo leuk van
daag! Geen kwaad woord was er gevallen
van de morgen af. Samen naar de kerk
geweest en toen gezellig met elkaar koffie
gedronken en grapjes gemaakt en met va
der gestoeid om nog eens te proberen wie
de sterktste was. Het scheelde niks meer,
hij kon vader bijna hebben. Wat zag vader
rood, toen hij het nog op het nippertje
gewonnen had en hij hijgde als een post
paard!
„Pas toch op je zondagse kleren!" had moe
der gewaarschuwd. Zie je wel, daar dacht
vader toen ook niet aanZe zouden een
potje dammen en dan om half zes naar opa
en oma met de hele kluit. Daar kregen ze
altijd het kerstetentje, daar kwamen al de
kinderen van opa en oma dan met de
kleinkinderen, het hele grote huis was dan
vol. Hmmm, konijn of misschiendit
keer kalkoen?
's Middags om 3 uur stond Kees op de stoep,
zijn vriend. Of hij een eindje mee ging
wandelen. „Nou", had hij getwijfeld, „dat
weet ik niet. We zouden dammen, vader
en ikEn hij had vader aangekeken,
die lui in zijn stoel bij de radio zat.
„Luister eens Freek", had die gezegd, „als
het je gelijk is, ga dan maar een uurtje.
Maar uiterlijk vijf uur terug. Dan kan ik
in die tijd fijn een tukkie doen." ,Je komt
er anders haast de hele dag niet uit, jon
gen", had hij er geeuwend aan toegevoegd.
Zo'n huichelaar!Hij kon zijn ogen bijna
nier meer openhouden. Nou, toen was hij
Freek, maar met Kees meegegaan. Ze wan
delden naar het park, waar moesten ze
anders naar toe? Als twee nette jongeheren
liepen ze naast elkaar en zijn schoenen
knepen hem en hij huiverde in zijn nieuwe
winterjas, 't Was koud, de lucht was grijs
en donker
HET IJS in de parkvijver lag reeds vuil
en gescheurd en waar de gracht er in
uitliep, was een stelletje jongens aan 't
scholletje trappen. Ze bleven even staan
kijken, natuurlijk, wat doe je anders, als
er zo iets gebeurt? En ze hoopten eigenlijk,
dat er een door zou zakken, daar stonden
ze op te wachten dat is altijd zo bij 't
scholletje trappen. Maar het gebeurde niet.
De jongens waren veel te benauwd.
Hij stond er met Kees naar te kijken, hoe
ze alleen over de grote schollen liepen en
dadelijk een andere plaats opzochten, als
het een beetje gevaarlijk werd en hij
klappertandde. Als hij toen zijn oude kle
ren aangehad had, was hij er al lang opge
sprongen om die bangerds eens te laten
zien, wat scholletjetrappen was. Nou had
hij alleen maar geroepen: „Ah joh, je kan
er best over daar, vooruit!"Maar toen
waren de jongens gaan jouwen natuurlijk
en ze hadden geroepen, dat hij 't zelf maar
eens moest doen, als hij 't zo goed wist.
En als Frans er toen niet bij geweest was,
dan had hij 't zeker niet gedaan. Maar die
Frans, die snertvent, die bij hem in de klas
zat, die ook altijd achter Hannie Wind aan
liep, die had geroepen, dat hij een lafbek
was, een opschepper, en dat hij Freek wel
kende als één die niks durfde en nog veel
meer beledigends. Toen was hij heet ge
worden van binnen, woest was hij geweest
en vóór hij het wist, was hij op het ijs ge
sprongen en had ze eventjes laten zien,
wat hij kon.
Ze waren stil geweest van bewondering,
ook Frans zei niks meer. Had hij het er
toen maar bij gelaten, dan was er niks
gebeurd. Maar om zijn zege nog groter te
maken, was hij nog eenmaal op dezelfde
plaats de gracht overgestoken en daai had
je 't door die snertschoenen met die spie
gelgladde zolen natuurlijk. Zó liep hij op
het ijs en zó zat hij tot zijn nek toe in het
water.
van de hele buurt en hij had nog een grote
omweg gemaakt ook, om niet voor het huis
van Hannie Wind langs te moeten. Zo was
hij bibberend als een schoothondje de keu
kendeur binnengekomen, koud als een
steen, koud tot in zijn maag. En moeder
huilen en klagen natuurlijk, en vader, uit
zijn middagslaapje opgeschrikt, aan het uit
varen en het enige waar hij zich mee te ver
dedigen wist, was geweest dat de jongens
hem voor een lafbek zouden hebben ge
houden, als hij niet op 't ijs gegaan was.
„Dat ben je ook", had vader gezegd.
„Nou ben je 't juist! Met al je 16 jaren
een laf jongetje. Naar boven mars en de
hele dag er niet meer uit!" Hij had zich
met stijve vingers uitgekleed in de bad
kamer en of het nou verdriet was of
de kou, maar het was alsof er een steen
in zijn maag zat. Moeder had gauw de
geyser aangezet, het bad vol laten lopen en
zijn vuile kleren meegenomen en de hele
kerststemming was bedorven geweest. Het
hete bad had hem wat opgeknapt en nau
welijks lag hy in bed, of daar was moeder
al geweest met een warme citroen en een
kruik. Die schat, ze was zo bezorgd. Het
was toch ook wel heel erg voor haar.
Hoor, daar kwam ze de trap op. Zou hij doen
alsof hij sliep? Neen, misschien lieten ze
hem dan slapen en gingen ze zonder hem
naar oma.
„Freek", zei moeder. „Ja moeder?" „Hoe
is het, voel je je goed?" „O ja, moeder,
best hoor!" Hij rilde nog telkens, maar wat
betekende dat? Hij kon er best uit.
„Nou, dan gaan wij weg hoor. Als er gebeld
wordt, kom er dan maar niet uit. Laat maar
bellen. Zorg vooral, dat je warm blijft.
„Handen öp, meneer!"
Goed begrepen?" Hij kreeg toch een gevoel
alsof hij huilen moest. Gingen ze dan toch
zonder hem weg?
„Heb je 't begrepen Freek?" „Ja moeder"
Vragen? Bedelen om een gunst? Niks hoor.
„Wil je nog een glas citroen, Freek?"
„Janee moeder, dank u". „Heb je an
ders nog iets?" O, was het dat? Of hij spijt
had natuurlijk, 't Jochie op zijn knietjes?
Konden ze lang op wachten! „Nee moeder,
niks". „Dan gaan we maar. Probeer maar
wat te slapen hoor!"
DICHT DE DEUR. Onbarmhartig. Wij
gaan gezellig uit en jij blijft thuis. Red
je maar. Verveel je maar. Als wij maai ple
zier hebben Hij gooide zich om en kroop
met zijn hoofd onder de dekens. Richtte
het dan toch weer op en luisterde scherp.
Ja hoor, ze gingen. Hij hoorde de stemme
tjes van de zusjes in de gang. het hoge
stemmetje van Hansje boven alles uit
„Pappie, Freekie mee!" En vaders stem:
„Nee, Freek blijft thuis." „Freekie ziek,
pappie?" „Ja, mijn jongen, kom nu
maarNog wat gestommel en gepraat
Bom, de buitendeur viel dicht. Weg waren
ze. Naar oma. En hij. De tranen sprongen
hem in de ogen van spijt. Voor hij ei om
aacht, lag hij te huilen en toen hij 't
m.erkte, werd hij kwaad: „Lafbek, grien
toch niet!Wat kan het jou schelen?"
Toen schrok hij ineens op door de bel. De
belKwamen ze terug? Hadden ze zich
bedacht? Nee, dan deden ze toch de deur
wel met de sleutel open? Het moest iemand
anders zijn. Bezoek dus. Maar wat gek, die
moest de anderen toch wel haast hebben
zien weggaanZe konden nauwelijks de
straat uit zyn!
Hoor, alweer de bel, luider nog dan eerst.
Wat zei moeder? Niet open doen. Nou, dan
deed hij het niet. Laat maar bellen, hoor!
Die aan de deur stond, zou vanzelf wel
weer weggaanToe maar, nu voor de
derde keer. Heel luid en heel lang. Die daar
stond, kon zich zeker niet voorstellen, dat
er niemand thuis kon zijn. Of hij was van
plan, om hier een concert te komen geven
voor Freek's z'n plezier. Hè, hè, nu scheen
hij er dan toch genoeg van te hebben Het
bleef stiL Was 't hekje al weer uit natuur
lijk. Even kijken in de voorste slaapkamer,
wie 't geweest was? Wat kon het hem
schelen. Een beetje slapen, dat was het
beste, dan schoot de tijd wat op. Hu, nu
rilde hij weer. Knuffelde zich lekker onder,
vlijde zijn hoofd beter in het kussen en
DAAR ZAT HIJ al weer recht op. Wat
was dat? Gerinkel van brekend glas?
Het was vlak beneden hem, aan de ach
terkant van het huis. Nu hoorde hij een
bons op de keukenvloer. Pie-iep zei de deur
naar de gang. Moeder had vanmorgen nog
gezegd: „Smeer die deur toch eens een.
keer, het «jammert door heel het huis".
Maar het was natuurlijk weer vergeten.
En terwijl Freek dat bedacht, schoot het
ineens door hem heen: er is iemand in huis!
Een inbreker? Die had natuurlijk een
ruitje in het keukenraam verbrijzeld en
daarna opengedraaid. Nu liep hij de hele
boel na te snuffelenIn de huiskamer
was hij nu!
En meteen had Freek alles door: die kerel
had vader en moeder en de kinderen zien
weggaan en gedacht: „Ziezo, daar is het
huis leeg, daar kan ik fijn mijn slag slaan."
Voor de zekerheid drie keer gebeld, er
kon nog eens iemand thuis wezen, en toen
naar binnen. Misschien was het dezelfde
wel, die al zoveel in de buurt had in
gebroken Het was erg, de laatste tijd.
En nou was hij hier bezig om alles bij
elkaar te zoeken, wat hij kon gebruiken,
het geld, sieraden en wie weet wat nog
meer. Goede mensen, maar dat mocht toch
niet, dat kon toch niet, daar moest hij,
Freek, toch wat aan doen!
Het hart bonsde hem in zijn lijf, bom, bom,
bom, het was alsof hij zijn eigen hart horen
konHij richtte zich op en had bijna
de kracht niet, om uit zijn bed te komen.
Toen hij stond, moest hij zich vasthouden
aan de stoel
„Vooruit", zei hij, „doe wat!Je kan het
huis toch niet laten leegroven!" Maar hij
liet zich weer terugzakken op zijn bed. Hij
was zo duizelig en zijn tanden klapperden
op elkaar. Was hij werkelijk ziek? Welnee,
bangheid was het, angst!
„Vooruit", zei hij. En ineens vond hij het
woord: „Lafbek!" En toen hij dat zei, werd
het ineens veel beter, van woede, omdat het
dan toch waar zou zijn dat hij een lafbek
was. Hij deed voorzichtig de deur open hij
stond in zijn pyama op de overloop ir het
schemerige licht, dat door het raam viel
boven aan de trap en luisterde scherp. Van
beneden kwamen geruchten en elk geluid
maakte hem duidelijk, wat de kerel uitvoer
de. Nu trok hij het dressoir open nu rinkel
den er lepels en vorken. Wat wilde hij daar
mee? O, zilver natuurlijk! En nu hoorde hij
hem bij moeders bureautje
Vervolg op pag. 7
OVERPEINZINGEN VAN EEN EMIGRANTE
Uit de Nieuwe Wereld, uit London in Canada, kregen
wij van een trouw lezeres van de Leidse Courant haar
overpeinzingen bij het Kerstfeest toegestuurd.
Staan we in deze drukke, jachtende wereld van van
daag, een wereld met al zijn problemen van atoom
bommen, spoetniks, conferenties en koude oorlogen,
staan we nogal eens stil in gedachten om ons te ver
diepen in, en te genieten van oude herinneringen?
Ze kunnen tweeërlei zijn: het kunnen gebeurtenissen
zijn geweest die na jaren lang nog pijn doen en die
we het liefst maar heel diep wegstoppen, het is lang
geleden gebeurd en voorby, en we proberen om er
maar niet meer aan te denken.
Maar aan de andere kant, alle herinneringen die ons
vreugde en geluk hebben gegeven, kunnen te allen
tijde weer worden opgehaald, in een verloren ogenblik,
in een stil hoekje, we beleven ze weer, we halen ze
weer voor de geest en we zeggen tot ons zelf: weet je
nog?
En zo kon het gebeuren, dat een dezer dagen, kort voor
Kerstmis, in de stilte van de avond, met niemand thuis,
de radio heel zachtjes in een hoekje, herinneringen
boven kwamen aan andere Kerstmissen, lang en kort
geleden, maar allemaal met iets wat bijgebleven is en
wat je waarschijnlijk nooit vergeten zal, je wilt het
immers ook niet. Het is immers zo, dat we altijd het
mooie trachten te bewaren en bij ons te houden.
Daar was de eerste Kerstmis die ik me herinneren kan;
je werd voor het eerst meegenomen naar de nachtmis
in de parochiekerk, daar was eerst de angst om je te
verslapen, dan het vroege opstaan, het feestelijk- beie
ren van de twee klokken, de grote en de kleine, zoals
ze werden genoemd, twee keer een kwartier want het
was een echt hoogfeest.
Daar was de Kerstmis, die je voor het eerst van je
leven niet huis vierde. De nachtmis om twaalf uur
's nachts in het opleidingsziekenhuis. Je kreeg geen
vrij, je was een van de jongsten, en die hadden als
overal de minste rechten. Tweede Kerstdag 's avonds
was je vrij, dus zeiden ze: je moet blij zijn, dat je nog
wat hebt, en dat deed ik toen maar.
Toen kwam de eerste Kerstmis tijdens de oorlog. Dat
was erg, maar je bad en hoopte, dat de volgende keer
de oorlog over zou zijn, diep in je hart wist je, dat
het waarschijnlijk niet zo zou zijn, maar hoop doet
leven.
Vier jaar later. En weer ging het Kerstmis worden
tijdens die laatste oorlogswinter, nu in het reeds be
vrijde zuiden van het land met de angst voor het
Ardennenoffensief. Klaar stonden we met z'n drieën
om naar de nachtmis te gaan. Gedachten gingen naar
het onbevrijde westen waar het zo erg moest zijn, waar
niets meer was om te eten en je was zo dankbaar,
want je wist, dat uit de nachtmis het kerstontbijt^
wachtte met de eerste Engelse en Canadese rations. En"'
toen opende je de buitendeur en daar was die V I, die
met een oorverdovend lawaai neerviel in de bossen
dicht bij, ook al iets om niet te vergeten.
De eerste Kerstmis na de oorlog; iedereen weer thuis,
herinneringen ophalen van het laatste jaar, genieten
waren gebleven en die vreselijke vijf jaar voorbij
waren.
Daar kwam een andere voorbij zweven in mijn ge
dachten. Nu op een Indonesisch eiland. Daar werd het
ook gevierd, nu met de nachtmis om 2 uur voor het
gehele garnizoen van Makassar, de eregarde naast het
altaar en de drie aalmoezeniers celebrating. Na afloop
in de oude „Leger en Vloot" het gezamenlijke ontbijt.
En in het kampement was de brief van thuis. Een
meevoelende Commandante in Den Haag had er voor
gezorgd, dat we allen een brief van thuis kregen waar
alle familieleden hun goede wensen in hadden ge
schreven. Op Kerstmorgen werd die ons ter hand ge
steld Zo iets blijft je bij.
Nu drie jaar later, in Canada. Het ging weer Kerstmis
worden. Zeven maanden in een nieuw land, waar ver
schillende dingen anders waren, zou het veel anders
zijn. Het was 't niet. We hadden het niet gemakkelijk
gehad de laatste weken, we hadden een oud huis ge
kocht en we wilden het zo graag voor Kerstmis bewoon
baar hebben, er er was nog zoveel te doen. De ver
warming moesi nog aangelegd worden en gas en licht
en water. Maar het was klaar. We vertrokken al om
half elf om een goede plaats te hebben in de kathedraal
voor de nachtmis. Er lag twee voet sneeuw en het was
twee graden onder nul. Londons bisschop, mgr. Cody,
celebreert ieder jaar de nachtmis in de kathedraal en
ik zal nooit vergeten hoe hij in zijn predikatie alle
„nieuwkomers" van Europa welkom heette en hij zich
speciaal richtte tot de verplaatste personen van al de
landen van achter het ijzeren gordijn.
En nu acht jaar later is het weer Kerstmis. De her
inneringen vervagen zachtjesaan. We gaan ons voor
bereiden om met alle mensen van goede wil het Chris
tuskind welkom te heten op aarde. En hier in dit grote,
wijde land worden we er vier weken van te voren al
aan herinnerd. De eerste Kerststallen zijn al versche
nen. Levensgroot worden ze buiten opgesteld voor de
kerken. Het Leger des Heils heeft een grote staan op
het platte dak van zijn groot modern kindertehuis zodat
iedereen vanaf de straat het kan zien. Verschillende
grote reclameborden, zoals je die hier overal ziet staan
langs de grote wegen in Canada en de States, zijn
veranderd en vervangen met een spreuk uit het Evan
gelie of de Bijbel. Er is gezegd, dat het Kerstfeest hier
volkomen is vermaterialiseerd. Wel, de uiterlijke vie
ring speelt een grote rol, er worden duizenden besteed
aan cadeaus, het postkantoor huurt ieder jaar in de
cember ongeveer 500 extra krachten om al de drukte
van de post te helpen verwerken, de turkeyfarms
(kalkoenenfokkerijen) hebben een van de beste tijden
van het jaar. Maar ga rondom middernacht eens door
de stad; je vindt de straten leeg, maar de 150 kerken
in London zijn gevuld met mensen van verschillend
geloof, maar allen van goede wil.
Een Zalig Kerstfeest voor iedereen in het oude land.
Helen Otten
251 Epworth Ave.
London Canada.