Ouderwetse lekkernijen
Sint Nicolaas vond onderdak
voor de feestdagen
De legende van Sint Nicolaas
en het wonder der 2 ezeltjes
WOENSDAG 25 NOVEMBER 1959
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 17
Keesje ontmoette een ruiter
met zijn knecht en
1"\E wind gierde door de bomen en
het bos zag er somber uit in het
late najaar. Als knokige armen strek
ten de kale takken zich uit naar de
grauwe hemel, waarlangs de wolken
joegen. In het late middaguar leek
het reeds alsof de schemering was
gevallen.
Het was stil in het bos. Slechts de
wind, die als een gehaaste reiziger
voortsnelde door de houtopstand, was
te horen. De dieren hadden zich in
hun holen en nesten teruggetrokken,
wachtend op de nacht die komen
ging-
Op een van die smalle kronkel
paden slenterde een jongen, het was
Keesje, de zoon van de houthakker,
die midden in het grote woud zijn
huisje had. De jongen liep in gedach
ten verzonken over het pad, diep weg
gedoken in de opstaande kraag van
zijn korte jasje, de handen in de zak
ken. Deze keer had hij geen aandacht
voor de natuur om hem heen, zoals
anders. Kees was een kind van het
bos. Hij kende er precies de weg, hij
kende alle bomen, planten en dieren
en zij waren allen zijn vriendjes,
want andere vriendjes had de jongen
niet.
Kees had zich geen betere vriend
jes kunnen wensen. De meeste dieren
hielden van die vriendelijke jongen,
die 's winter, wanneer de sneeuw
hoog lag en het bos gevangen was in
de ijskoude greep van de vorst, op
de open plekken voedsel kwam
strooien voor de hongerige beestjes.
Er waren zelfs enkele dieren, die
een hele tijd speelkameraadjes wa
ren geweest van Kees. Dat waren de
jongen, die door hem of zijn vader, de
houthakker, gevonden waren, toen
hun moeder overleden of verdwenen
was. Zij waren vol zorg in de hout
hakkerswoning grootgebracht, totdat
ze de leeftijd hadden, waarop ze voor
zichzelf konden zorgen en vrijgelaten
konden worden in het grote bos. Van
uit hun holen en nesten, vanachter
bomen en struiken keken ze nu naar
de jongen, die daar eenzaam op het
kronkelige bospad liep en verdrietig
was.
Ja, Keesje had deze keer geen aan
dacht voor dê planten en dieren om
hen heen, hij tobde. Het was de dag
vóór Sinterklaas en dat was het, wat
Kees dwars zat. Elk jaar weer had
hij gehoopt dat Sint Nicolaas ook hem
eens zou bezoeken, maar steeds weer
was hij niet verschenen en was er
geen feest geweest in het huisje, waar
het houthakkersgezin woonde.
Moeder vond het ook wel jammer,
maar vader lachte er steeds om. Och,
dat Sint Nicolaasfeest was toch on
belangrijk, meende hij, Maar voor
Kees was het dat niet. Hij had er
al zoveel over gehoord en gelezen en
hij wilde het ook wel eens zélf mee
maken. Maar elk jaar ging weer voor
bij en hij voelde dat het ook deze
keer weer mis zou zijn. Daarom was
hij verdrietig. Moeder had hem wel
eens verteld, hoe Sint Nicolaas haar
vroeger bezocht en mooie cadeautjes
voor haar had meegebracht. Hoe Sint
Nicolaas in de stad alle kinderen ver
raste met geschenken, hoe er gegrab
beld werd en overal vrolijkheid en
gezelligheid heerste. Keesje kende de
goede Sint alleen van plaatjes, maar
verder niet.
Al weken liep hij met het plan rond
om van huis weg te lopen en naar
de stad te gaan om daar Sint Nicolaas
te ontmoeten, maar daar kon toch
niets van komen. De stad was zo ver
weg en hij zou heel lang moeten lo
pen om er te komen. Wie zou hem
eten, drinken en onderdak geven voor
de nacht? Neen, dat ging niet. En
bovendien zouden vader en moeder
vreselijk ongerust worden. Sint Nico
laas wist zeker niet, dat er midden in
het grote woud een klein huisje stond,
dacht Kees.
Steeds verder slenterde hij over het
smalle pad en het werd al donker.
De wind wakkerde aan en het begon
zachtjes te regenen. Maar Keesje
merkte het niet. Hij liep maar door.
Het begon harder te regenen, het
ging zelfs stromen.
Plotseling stond hij stil. Het was
alsof hij uit zijn droom ontwaakte.
Hij hoorde een geluid, dat hij niet
kende. Wat was het toch?
De jongen stond stil en luisterde
met gespitste oren. In de verte hoorde
hij kraken van takken en zacht geplof.
Wie kon er nu nog in het donker
en bij dit slechte weer in het bos
zijn? Er kwamen haast nooit mensen
en zeker niet nu.
De jongen ging van het pad af en
vond in het duister feilloos zijn weg
tussen bomen en struiken. Hij ging
recht op het geluid af. Nu en dan
bleef hij even staan om goed te kun
nen luisteren, want het geraas van
de wind door de bomen overstemde
soms het vreemde geluid. Maar hij
was op de goede weg, want het geluid
werd steeds duidelijker. Nu wist Kees
wat het was. Het was een ruiter! Hij
hoorde duidelijk het stappen van het
paard. Maar welke ruiter reed bij dit
verschrikkelijke weer door het woud?
Lang behoefde hij niet te twijfelen,
want toen hij dicht genoeg genaderd
was en van tussen de bomen op een
bospad keek, zag hij een prachtige
schimmel voorzichtig voortstappen
over het natte glibberige pad en op
het paard zatSint Nicolaas. Hij
kende hem van de plaatjes. Keesjes
hart begon sneller te kloppen. Zou
de goedheiligman toch naar hun huis
je komen?
De weg kwijt
Toen hij goed toekeek, zag hij ach
ter het paard Zwarte Piet stappen,
druipnat en zuchtend onder het ge
wicht van een grote, zware zak. Iedere
keer weer gleed de arme Piet uit op
de glibberige bladeren, waarmee het
pad was bedekt. En de goede knecht
hijgde en steunde en was aan het eind
van zijn krachten, dat was duidelijk
te zien.
„Gaat het Piet", vroeg de Sint. Hij
hield zijn paard in en wendde zich
half om naar zijn knecht. „Het valt
echt niet mee, heer!" verzuchtte Piet.
„We hebben al zo'n lange tocht ach
ter de rug vandaag en ik ben toch
wel heel erg moe en de zak lijkt wel
steeds zwaarder te worden!"
„Ja Piet, ik zal het maar eerlijk
zeggen", sprak de Sint met een zor
gelijk gezicht. „Ik weet niet hoe lang
we zo moeten dwalen, want we zijn
de weg kwijt. Dit bos is verschrikke
lijk groot en ik ben bang dat we het
verkeerde pad hebben genomen. In
dit weer kunnen we de nacht niet on
der de blote hemel doorbrengen, maar
we kunnen niet steeds doorgaan. Het
is nu al zo donker, dat ik bijna geen
hand voor ogen meer kan zien."
„Maar wat moet er dan gebeuren,
Sint Nicolaas?" vroeg Piet met wan
hoop in zijn stem. „Ik weet het ook
niet, Piet", zei Sint. „Maar ik moet
zeggen, dat ik in heel mijn lange leven
nog niet zoiets heb meegemaakt. Jij
künt bijna niet verder en de schim
mel struikelt ook elk ogenblik van
vermoeidheid. We zijn alledrie door
nat. We zullen nog een kou vatten in
deze gure wind!"
Kees wil helpen
Dat hele gesprek hoorde Keesje die
achter de bomen langs het pad toe
luisterde. Maar dat was toch ontzet
tend voor Sint Nicolaas en zijn knecht!
Ineens had de jongen een goed idee.
Hij stapte tussen de bomen vandaan
en riep: „Sint Nicolaas!" Het paard,
dat plotseling in het donker een we
zen voor zich op het pad zag staan,
schrok en begon te steigeren. De Sint
klemde zich stevig aan het dier vast.
Ook hij was erg geschrokken. „Wie
is daar en wat moet dat?" riep de
goedheiligman vanaf zijn hoge zit
plaats. Keesje, gewend met dieren om
te gaan, greep de teugel van de schim
mel en sprak het dier kalmerend toe.
„Wat is er jongen? Hoe kom jij hier
in dit woud en dat nog wel in de
avond in dit weer?" vroeg Sint Ni
colaas.
„Ik ben Kees, de zoon van de hout
hakker," antwoordde de jongen. „Ik
hoorde uw paard en ging kijken wie
er bij dit weer nog zo laat door het
bos reed en toen vond ik u. U bent
de weg kwijt, is het niet?" vervolgde
hij snel. De Sint knikte. „Ja, jongen,
we zijn wanhopig., het is ook zulk
verschrikkelijk weer en het vooruit
zicht, de gehele nacht verder te moe
ten trekken, is geen pleziertje."
„Volgt u mij maar, ik weet hier
precies de weg, dan zijn we zo bij
ons huis", nodigde Keesje uit en hij
zette er flink de pas in. Nu, dat liet
Sint Nicolaas zich geen tweemaal zeg
gen. Het leek wel of de schimmel en
Piet nieuwe kracht gfekregen hadden.
Ze voelden de vermoeidheid en de re
gen niet meer en ze stapten flink door.
WELDRA is de tijd aangebroken,
dat jong en oud onthaald wordt
op enkele lekkernijen. Dit jaar heb
ben wij onze keus eens laten vallen
op recepten uit de oude tijd, toen men
toch ook lekker kon koken, getuige
de geschriften over eetpartijen, waar
de huidige mens, als we het zo eens
mogen zeggen, „niet meer van terug
heeft".
Allereerst een recept voor marse
peinkoekjes. Hiervoor hebben we no
dig 280 gram zoete amandelen, 30
gram bittere amandelen, 250 gram
suiker, enige druppels rozenwater en
bloem.
Ga als volgt te werk: de amandelen
pellen, drogen en met enige druppels
rozenwater fijn stoten of maal ze in
een amandelmolen. De amandelen
daarna met de suiker op een matig
vuur zo lang doorroeren en kneden,
tot het mengsel niet meer aan de pan
of lepel kleeft.
Dan de massa op een met zeer
weinig bloem bestrooide plank tot
dikke stangen uitrollen, deze weer
in dikke schijven verdelen, waar u
rolletjes van maakt, die tot allerlei
figuren gevormd kunnen worden. De
marsepeinkoekjes op een met bloem
bestrooid bakblik eerst enige uren
in de lucht, vervolgens in een beetje
verwarmde oven laten drogen.
Marsepeinen aardappeltjes
Natuurlijk kunt u volstaan met
plakken te maken, hetzij grote of
kleinere. Aardiger is het om er aard
appelen van marsepein van te maken.
Vorm de marsepeinrolletjes tot bal
letjes, schud deze met kaneelpoeder
en droog ze vervolgens in de lucht,
daarna in een nagenoeg niet warme
oven.
U kunt er ook „harten" van maken,
de zo gewilde vorm om te schenken
aan een kennisje of aan moeder.
Door wat cacaopoeder door de mas
sa te kneden, krijgen we het chocola
dekleurtje. Ook kunt u bij een dro
gist kleurstoffen verkrijgen. Er is
te kust en te keur.
Koeksigaren
Hoewel de jeugd van bovenstaand
recept natuurlijk ook gaarne wat mee
zal eten, vinden de kinderen het be
slist aardig met vader voor de maal
tijd een sigaarte op te steken. Zie
hier het recept van een gezond si
gaartje, zoals de jeugd van voorheen
rookte.
Moeder heeft er voor nodig 60
gram bloem, 70 g beschuit, 40 g boter,
70 g suiker, 1 ei, wat suiker en
kaneel.
Ga als volgt te werk: de bloem,
fijngestampte en doorgezeefde be-
schuitkruim, boter en suiker met het
ei tot een samenhangend deeg kne
den, dat goed doorgewerkt moet wor
den. Vervolgens maakt u er vinger
dikke stengen van, verdeelt deze in
stangetjes van 8 a 10 cm. lengte,
rolt ze aan een uiteinde puntig bij,
bestrijkt ze aan alle kanten met uit
geklopt ei en schudt ze in een meng
sel van suiker en kaneel. Op het
beboterde bakblik worden de sigaren
in een niet te warme oven gaarge-
bakken in a 1 uur.
Namaak reerug
Wij zijn er zeker van dat uw gehele
bezoek u zal bewonderen over het
volgende, inderdaad heerlijke gebak-
gerecht, dat de naam kreeg toege
wezen van „nagemaakte reerug".
Aan de ingrediënten welke hierin
verwerkt worden, zal het duidelijk
zijn, dat het iets zeer bijzonders is.
Benodigd zijn: 100 g aardappelmeel,
120 g cacaopoeder, 240 g amandelen,
225 g suiker, 10 eierdooiers, 7 eiwit
ten, 60 g sukade, de geraspte schil
van ]/2 citroen, 1 theelepel kaneel,
wat abrikozenmarmelade, chocolade
glazuur en tenslotte 10 a 12 gesnip
perde amandelen en wat boter.
Het is een heel lijstje, dat als volgt
verwerkt moet worden: de eierdooiers
met de suiker, het aardappelmeel, de
gepelde, gedroogde en daarna fijn
gemalen amandelen en het cacao
poeder gedurende ongeveer een half
uur roeren; daarna achtereenvolgens
de geraspte citroenschil, de gehakte
sukade, de kaneel en de 7 eiwitten,
stijfgeklopt er door mengen. Een
taartpan in de vorm van een reerug,
dus langwerpig, met boter bestrijken,
de massa er in overdoen en in een
flinke warme oven gaarbakken (on
geveer een half uur). Nu de opper
vlakte met abrikozenmarmelade be
strijken, het gebak met chocolade
glazuur bedekken en tenslotte met de
gepelde en in overlangse snippers
gesneden amandelen besteken.
Honingkoeken
Een gezonde en goed voedzame
lekkernij zijn honingkoeken. In onze
tegenwoordige receptenboeken zult
u er vergeefs naar zoeken.
Voor deze lekkernij hebt u nodig
1 kg bloem, 1 kg honing, 250 g boter,
200 g ongepelde amandelen, geraspte
nagelpoeder, 4 gram kardemon, wat
schil van een citroen, 4 gram kruid-
hele amandelen en sukade.
De boter en de honing samen laten
koken, daarna van het vuur nemen
en de bloem, de twee of driemalen
doorgesneden, vooraf gewassen en
Gezellige receptjes,
die niet in
Uw kookboek staan
gedroogde amandelen, de geraspte
citroen en de kruiderijen toevoegen.
Na bekoeling de in een weinig water
opgeloste potas door het mengsel
roeren, het deeg een nacht laten staan
en de volgende dag tot een lap van
ongeveer één cm dikte uitrollen
Nu kleine, vierkante koeken er van
steken, die u op de hoeken belegt
met hele amandelen en met stukjes
sukade en op een beboterd blik in
de oven mooi lichtbruin bakt. In
Duitsland maakt men van het deeg
met behulp van verschillende vormen
allerhande figuren, voor kinderen
dikwijls van zeer grappige aard, wat
wij gaarne overlaten aan de vinding
rijkheid van moeder de vrouw.
Sneeuwballen
Na die lange zomer is het niet on
aardig voor afwisseling bij de gezel
lig brandende kachel wat sneeuw
ballen te presenteren. Ziehier het re
cept van deze tegenwoordig niet zo
bekende lekkernij. U hebt nodig: 125
g bloem, 65 g boter, 2 dl melk, 5 eieren,
1 eetlepel suiker, een eetlepel kren
ten, een eetlepel snippers of sukade,
V2 theelepel zout, wat reuzel en poe
dersuiker.
De melk aan de kook brengen, de
boter er in laten smelten, vervolgens
het zout en de doorgezeefde bloem
toevoegen, en van het vuur roeren,
tot de massa geheel glad en soepel
is. Vervolgens de eieren een voor een
breken en er door roeren, daarna
de suiker, de gewassen en gedroogde
krenten en de snippers. De reuzel
in een diep pannetje zo warm laten
worden, dat damp er uit opstijgt; met
hulp van twee lepels langwerpige
balletjes uit het deeg steken, deze
vormen in heet vet gaar en bruin
bakken.
Om ze de witte kleur te geven
moeten de bollen, als ze een weinig
zijn afgekoeld, dik met poedersuiker
bestrooid worden.
Weldra zagen ze in de verte de licht
jes van het huisje van de houthakker.
Vader en moeder waren al erg on
gerust geworden toen Kees zolang
wegbleef. Waar kon die jongen toch
zitten? Toen ze ouiten voetstappen
hoorden, waren ze blij en moeder
schepte alvast het eten op. Maar ze
waren toch wel erg verwonderd, toen
Kees niet alleen binnenkwam, maar
Sint Nicolaas en zijn knecht mee
bracht. Tjonge, wat waren die nat!
fn het kort vertelde Kees wat er in
het bos gebeurd was en toen was er
grote vreugde in het huis van de
houthakker. Moeder was erg blij,
Sint Nicolaas na zoveel jaren weer
eens te zien en ook vader liet nu
wel merken dat hij het bezoek van
de oude kindervriend erg op prijs
stelde. Kees ging vlug voor de schim
mel zorgen, die een onderdak kreeg
in de grote schuur en moeder vroeg
of Sint Nicolaas een hapje mee wilde
eten. Het was wel een eenvoudige
maaltijd, maar het zou best smaken.
Zwarte Piet likte zich al de lippen
af, toen hij de dampende schalen zag.
Natuurlijk schoven zij beide aan. Zo'n
bezoek hadden ze in de houthakkers
woning nog nooit gehad en het werd
een mooie avond.
Kees mocht laat opblijven en bij het
knapperende vuur van de open haard
vertelde de Sint vele avonturen, die
hij in zijn lange leven had beleefd. Hij
was blij het huisje in het bos gevon
den te hebben, niet omdat hij hier een
onderdak vond voor de nacht, maar
ook, omdat hij besefte dat in dit
grote woud mensen woonden, die hij
al die jaren nooit bezocht had. Na
tuurlijk wilde de Sint dit goedmaken
en er werd die avond heerlijk gesmuld
van speculaas, marsepein en suiker
goed. Keesje kon nu voor het eerst
van zijn leven echt grabbelen, want
speciaal voor hem strooide Zwarte
Piet zijn pepernoten door de kamer.
Wat had de jongen een pret!
Uit de zware zak mocht hij voor
het slapen gaan verschillende mooie
cadeautjes kiezen, want Sint wilde
hem het jarenlange wachten vergoe
den. Toen Kees eindelijk die avond
in zijn bed lag en wist, dat ook
Sint Nicolaas en Zwarte Piet in hun
huis heerlijk lagen te slapen, keek hij
nog eens naar de vele presentjes naast
zijn bed en er was geen gelukkiger
jongen op de wereld dan Keesje, de
zoon van de houthakker.
Wat ik jullie nu vertellen ga is al
meer dan duizend jaar geleden. Maar
het is echt gebeurd.
Op zekere dag moest St. Nicolaas
naar een vergadering waar alle bis
schoppen van de wereld bij elkaar
zouden komen. Want jullie weten wel
dat Sinterklaas ook bisschop was van
Myra, een plaats in Azië. Die verga
dering van bisschoppen werd gehou
den in Nycea, ook een plaats in Azië,
maar dat toch heel ver van Myra ligt.
Wel tien dagen reizen. Want Azië is
heel groot. Wel honderd keer zo groot
als ons eigen land.
Omdat St. Nicolaas dus minstens
tien dagen zou moeten reizen, nam
hij niet zijn paard mee, maar een
ezeltje. Want ezeltjes kunnen veel
beter tegen lange tochten dan paar
den. Bovendien had het paard van
Sinterklaas de laatste weken al veel
werk verzet, en de Sint had nog twee
ezeltjes op stal staan, een zwart en
een wit. Dus
St. Nicolaas nam ook een knecht
mee. Neen, niet zwarte Piet, maar een
andere knecht. Want Sinterklaas heeft
een heleboel knechten. Deze knecht
heette Sperido.
Zo togen St. Nicolaas en zijn knecht
Sperido naar Nycea. St. Nicolaas zat
op het witte ezeltje, Sperido op het
zwarte.
Urenlang reden ze zo voort op hun
ezezeltjes en toen het al bijna don
ker geworden was, bereikten ze een
plaatsje dat Cesarea heette. Daar be
sloten ze de nacht door te brengen.
Maar dat viel niet mee. Want er
waren in de stad wel enkele herber
gen, maar die waren allemaal bezet,
omdat er in dat stadje juist een groot
feest was.
„Tja", zei Sinterklaas. „Dan moeten
we maar in het bos gaan slapen. Er
zit niets anders op."
Maar dat stond Sperido niets aan.
„Dat durf ik niet", zei hij. „Laten
we dan maar verder reizen. In het
bos worden we misschien wel door
rovers of wolven overvallen."
„Sperido", zei St. Nicolaas minach
tend, "Ik wist niet dat jij zo bang
was. Ik blijf in ieder geval hier sla
pen. Als jij niet durft, ga dan maar
naar huis terug."
Maar daar voelde Sperido helemaal
niets voor. Stel je voor, helemaal
alleen terug gaan. En dan nog wel in
het donker. Neen, dan bleef hij toch
maar liever bij St. Nicolaas in het
bos slapen. Tenslotte was St Nicolaas
niet zomaar een gewoon man. Hij zou
hem zeker wel beschermen als er ge
vaar dreigde.
Zo reden St. Nicolaas en Sperido het
bos in. En toen ze een eindje het bos
in waren, kwamen ze bij een rustig
open plekje en St. Nicolaas zei: „Hier
zullen we overnachten, Sperido. Zoek
maar een hoop bladeren bij elkaar en
maak daar een bed van. Intussen zal
ik de ezeltjes verzorgen.
Zo gezegd, zo gedaan. Sperido zocht
een heleboel bladeren bij elkaar en
St. Nicolaas verzorgde intussen de
ezeltjes. Hij gaf ze wat gras en brood
en bond ze aan een boom vast, zodat
ze niet weg konden lopen.
Een angstige nacht
Even later strekte St. Nicolaas en
Sperido zich uit op het bed, dat Spe
rido van bladeren gemaakt had. Het
was nu helemaal donker. Weldra sliep
St. Nicolaas als een roos. Doch Spe
rido kon maar niet in slaap komen.
Hij lag alsmaar te woelen en te
draaien, te steunen en te zuchten en
telkens deed het geluid van een rit
selend boomtakje hem verschrikt
overeind schieten. Maar eindelijk,
uren later, viel hij toch in slaap.
Hoe lang Sperido geslapen had wist
hij zelf niet. Maar het was nog don
ker toen hij verschrikt overeind
kwam, omdat hij iets hoorde in de
richting van de ezeltjes. Verschrikt
maakte hij Sinterklaas wakker. „Sin-
terkloos, Sinterklaas, word een
wakker! Er is bij de ezeltje» iets niet
in orde!"
St. Nicolaas werd wakker, wreef
zich eens door de ogen en zei: „Kom
Sperido, ga nu rustig slapen. Ik
hoor niets, het zal wel verbeelding
van je geweest zijn. En laat me nu
met rust, want we hebben morgen
weer een zware dag voor de boeg".
Onmiddellijk sliep St. Nicolaas weer.
Maar Sperido kon niet meer in slaap
komen en hij was blij toen het eerste
streepje daglicht aan de hemel ver
scheen. Even wachtte Sperido nog, tot
het helemaal goed licht was. Dan
stond hij heel voorzichtig op, om St.
Nicolaas niet wakker te maken en
ging kijken hoe het met de ezeltjes
was. En wat hij daar zag deed hem
zo schrikken dat hij luid begon te
jammeren. Allebei de ezeltjes waren
vermoord. Dat moesten de rovers ge
daan hebben, want de koppen waren
afgehakt en lagen een eindje verder
in een greppel.
Sperido nad dus alle reden om luid
te jammeren. Hij liep zo snel hij kon
naar St. Nicolaas en maakte hem wak
ker: „Sinterklaas! Sinterklaas!"
„Hehe", zei Sinterklaas slaperig. Wat
ben je toch vervelend. Wat is er nu
weer?,,
„Onze ezeltjes zijn vermoord, Sin
terklaas. Ik heb vannacht goed ge
hoord. Er zijn rovers geweest en die
hebben de koppen van de ezeltjes af
gehakt. De arme dieren liggen dood op
de grond en hun koppen liggen een
eindje verder"
Een groot wonder
„O", zei St. Nicolaas kalm. An
ders niets. Blijf jij maar even hier,
dan zal ik dat wel in orde maken".
St. Nicolaas stond rustig op en ging
naar de plek waar de ezeltjes waren.
Sperido keek hem verbaasd na. En
die verbazing werd nog groter toen
hij even later het vrolijke balken
van de twee ezeltjes hoorde. „Maar
dat is een wonder!", riep hij uit.
„Dat is een groot wonder!". En hij
spoedde zich naar de plaats waar
St. Nicolaas met de twee ezeltjes
stond.
"Sinterklaas, u hebt een groot won
der gedaan!,,.
Maar St. Nicolaas schudde zijn
hoofd. "Nee Sperido, ik heb geen won
der gedaan, maar God. Hem moeten
wij danken".
Even zweeg Sperido. Dan zei hij: „Ik
zal iedereen vertellen van dit wonder
Gods. Maar" ging hij plotseling teleur
gesteld verder. „Maar niemand zal mij
geloven. De mensen zullen denken,
dat we onderweg gewoon twee nieuwe
ezeltjes gekocht hebben".
„Kijk dan eens goed", zei St. Nico
laas glimlachend. „We kunnen de men
sen het bewijs laten zien".
Toen sperde Sperido zijn mond wa
genwijd open van verbazing. Want nu
zag hij, dat St. Nicolaas de koppen
van de twee ezeltjes verwisseld had.
Het witte ezeltje had een zwarte kop
en het zwarte ezeltje had een witte
kop gekregen.
Ben van Brabant.