Ouderwetse lekkernijen Sint Nicolaas vond onderdak voor de feestdagen De legende van Sint Nicolaas en het wonder der 2 ezeltjes WOENSDAG 25 NOVEMBER 1959 DE LEIDSE COURANT PAGINA 17 Keesje ontmoette een ruiter met zijn knecht en 1"\E wind gierde door de bomen en het bos zag er somber uit in het late najaar. Als knokige armen strek ten de kale takken zich uit naar de grauwe hemel, waarlangs de wolken joegen. In het late middaguar leek het reeds alsof de schemering was gevallen. Het was stil in het bos. Slechts de wind, die als een gehaaste reiziger voortsnelde door de houtopstand, was te horen. De dieren hadden zich in hun holen en nesten teruggetrokken, wachtend op de nacht die komen ging- Op een van die smalle kronkel paden slenterde een jongen, het was Keesje, de zoon van de houthakker, die midden in het grote woud zijn huisje had. De jongen liep in gedach ten verzonken over het pad, diep weg gedoken in de opstaande kraag van zijn korte jasje, de handen in de zak ken. Deze keer had hij geen aandacht voor de natuur om hem heen, zoals anders. Kees was een kind van het bos. Hij kende er precies de weg, hij kende alle bomen, planten en dieren en zij waren allen zijn vriendjes, want andere vriendjes had de jongen niet. Kees had zich geen betere vriend jes kunnen wensen. De meeste dieren hielden van die vriendelijke jongen, die 's winter, wanneer de sneeuw hoog lag en het bos gevangen was in de ijskoude greep van de vorst, op de open plekken voedsel kwam strooien voor de hongerige beestjes. Er waren zelfs enkele dieren, die een hele tijd speelkameraadjes wa ren geweest van Kees. Dat waren de jongen, die door hem of zijn vader, de houthakker, gevonden waren, toen hun moeder overleden of verdwenen was. Zij waren vol zorg in de hout hakkerswoning grootgebracht, totdat ze de leeftijd hadden, waarop ze voor zichzelf konden zorgen en vrijgelaten konden worden in het grote bos. Van uit hun holen en nesten, vanachter bomen en struiken keken ze nu naar de jongen, die daar eenzaam op het kronkelige bospad liep en verdrietig was. Ja, Keesje had deze keer geen aan dacht voor dê planten en dieren om hen heen, hij tobde. Het was de dag vóór Sinterklaas en dat was het, wat Kees dwars zat. Elk jaar weer had hij gehoopt dat Sint Nicolaas ook hem eens zou bezoeken, maar steeds weer was hij niet verschenen en was er geen feest geweest in het huisje, waar het houthakkersgezin woonde. Moeder vond het ook wel jammer, maar vader lachte er steeds om. Och, dat Sint Nicolaasfeest was toch on belangrijk, meende hij, Maar voor Kees was het dat niet. Hij had er al zoveel over gehoord en gelezen en hij wilde het ook wel eens zélf mee maken. Maar elk jaar ging weer voor bij en hij voelde dat het ook deze keer weer mis zou zijn. Daarom was hij verdrietig. Moeder had hem wel eens verteld, hoe Sint Nicolaas haar vroeger bezocht en mooie cadeautjes voor haar had meegebracht. Hoe Sint Nicolaas in de stad alle kinderen ver raste met geschenken, hoe er gegrab beld werd en overal vrolijkheid en gezelligheid heerste. Keesje kende de goede Sint alleen van plaatjes, maar verder niet. Al weken liep hij met het plan rond om van huis weg te lopen en naar de stad te gaan om daar Sint Nicolaas te ontmoeten, maar daar kon toch niets van komen. De stad was zo ver weg en hij zou heel lang moeten lo pen om er te komen. Wie zou hem eten, drinken en onderdak geven voor de nacht? Neen, dat ging niet. En bovendien zouden vader en moeder vreselijk ongerust worden. Sint Nico laas wist zeker niet, dat er midden in het grote woud een klein huisje stond, dacht Kees. Steeds verder slenterde hij over het smalle pad en het werd al donker. De wind wakkerde aan en het begon zachtjes te regenen. Maar Keesje merkte het niet. Hij liep maar door. Het begon harder te regenen, het ging zelfs stromen. Plotseling stond hij stil. Het was alsof hij uit zijn droom ontwaakte. Hij hoorde een geluid, dat hij niet kende. Wat was het toch? De jongen stond stil en luisterde met gespitste oren. In de verte hoorde hij kraken van takken en zacht geplof. Wie kon er nu nog in het donker en bij dit slechte weer in het bos zijn? Er kwamen haast nooit mensen en zeker niet nu. De jongen ging van het pad af en vond in het duister feilloos zijn weg tussen bomen en struiken. Hij ging recht op het geluid af. Nu en dan bleef hij even staan om goed te kun nen luisteren, want het geraas van de wind door de bomen overstemde soms het vreemde geluid. Maar hij was op de goede weg, want het geluid werd steeds duidelijker. Nu wist Kees wat het was. Het was een ruiter! Hij hoorde duidelijk het stappen van het paard. Maar welke ruiter reed bij dit verschrikkelijke weer door het woud? Lang behoefde hij niet te twijfelen, want toen hij dicht genoeg genaderd was en van tussen de bomen op een bospad keek, zag hij een prachtige schimmel voorzichtig voortstappen over het natte glibberige pad en op het paard zatSint Nicolaas. Hij kende hem van de plaatjes. Keesjes hart begon sneller te kloppen. Zou de goedheiligman toch naar hun huis je komen? De weg kwijt Toen hij goed toekeek, zag hij ach ter het paard Zwarte Piet stappen, druipnat en zuchtend onder het ge wicht van een grote, zware zak. Iedere keer weer gleed de arme Piet uit op de glibberige bladeren, waarmee het pad was bedekt. En de goede knecht hijgde en steunde en was aan het eind van zijn krachten, dat was duidelijk te zien. „Gaat het Piet", vroeg de Sint. Hij hield zijn paard in en wendde zich half om naar zijn knecht. „Het valt echt niet mee, heer!" verzuchtte Piet. „We hebben al zo'n lange tocht ach ter de rug vandaag en ik ben toch wel heel erg moe en de zak lijkt wel steeds zwaarder te worden!" „Ja Piet, ik zal het maar eerlijk zeggen", sprak de Sint met een zor gelijk gezicht. „Ik weet niet hoe lang we zo moeten dwalen, want we zijn de weg kwijt. Dit bos is verschrikke lijk groot en ik ben bang dat we het verkeerde pad hebben genomen. In dit weer kunnen we de nacht niet on der de blote hemel doorbrengen, maar we kunnen niet steeds doorgaan. Het is nu al zo donker, dat ik bijna geen hand voor ogen meer kan zien." „Maar wat moet er dan gebeuren, Sint Nicolaas?" vroeg Piet met wan hoop in zijn stem. „Ik weet het ook niet, Piet", zei Sint. „Maar ik moet zeggen, dat ik in heel mijn lange leven nog niet zoiets heb meegemaakt. Jij künt bijna niet verder en de schim mel struikelt ook elk ogenblik van vermoeidheid. We zijn alledrie door nat. We zullen nog een kou vatten in deze gure wind!" Kees wil helpen Dat hele gesprek hoorde Keesje die achter de bomen langs het pad toe luisterde. Maar dat was toch ontzet tend voor Sint Nicolaas en zijn knecht! Ineens had de jongen een goed idee. Hij stapte tussen de bomen vandaan en riep: „Sint Nicolaas!" Het paard, dat plotseling in het donker een we zen voor zich op het pad zag staan, schrok en begon te steigeren. De Sint klemde zich stevig aan het dier vast. Ook hij was erg geschrokken. „Wie is daar en wat moet dat?" riep de goedheiligman vanaf zijn hoge zit plaats. Keesje, gewend met dieren om te gaan, greep de teugel van de schim mel en sprak het dier kalmerend toe. „Wat is er jongen? Hoe kom jij hier in dit woud en dat nog wel in de avond in dit weer?" vroeg Sint Ni colaas. „Ik ben Kees, de zoon van de hout hakker," antwoordde de jongen. „Ik hoorde uw paard en ging kijken wie er bij dit weer nog zo laat door het bos reed en toen vond ik u. U bent de weg kwijt, is het niet?" vervolgde hij snel. De Sint knikte. „Ja, jongen, we zijn wanhopig., het is ook zulk verschrikkelijk weer en het vooruit zicht, de gehele nacht verder te moe ten trekken, is geen pleziertje." „Volgt u mij maar, ik weet hier precies de weg, dan zijn we zo bij ons huis", nodigde Keesje uit en hij zette er flink de pas in. Nu, dat liet Sint Nicolaas zich geen tweemaal zeg gen. Het leek wel of de schimmel en Piet nieuwe kracht gfekregen hadden. Ze voelden de vermoeidheid en de re gen niet meer en ze stapten flink door. WELDRA is de tijd aangebroken, dat jong en oud onthaald wordt op enkele lekkernijen. Dit jaar heb ben wij onze keus eens laten vallen op recepten uit de oude tijd, toen men toch ook lekker kon koken, getuige de geschriften over eetpartijen, waar de huidige mens, als we het zo eens mogen zeggen, „niet meer van terug heeft". Allereerst een recept voor marse peinkoekjes. Hiervoor hebben we no dig 280 gram zoete amandelen, 30 gram bittere amandelen, 250 gram suiker, enige druppels rozenwater en bloem. Ga als volgt te werk: de amandelen pellen, drogen en met enige druppels rozenwater fijn stoten of maal ze in een amandelmolen. De amandelen daarna met de suiker op een matig vuur zo lang doorroeren en kneden, tot het mengsel niet meer aan de pan of lepel kleeft. Dan de massa op een met zeer weinig bloem bestrooide plank tot dikke stangen uitrollen, deze weer in dikke schijven verdelen, waar u rolletjes van maakt, die tot allerlei figuren gevormd kunnen worden. De marsepeinkoekjes op een met bloem bestrooid bakblik eerst enige uren in de lucht, vervolgens in een beetje verwarmde oven laten drogen. Marsepeinen aardappeltjes Natuurlijk kunt u volstaan met plakken te maken, hetzij grote of kleinere. Aardiger is het om er aard appelen van marsepein van te maken. Vorm de marsepeinrolletjes tot bal letjes, schud deze met kaneelpoeder en droog ze vervolgens in de lucht, daarna in een nagenoeg niet warme oven. U kunt er ook „harten" van maken, de zo gewilde vorm om te schenken aan een kennisje of aan moeder. Door wat cacaopoeder door de mas sa te kneden, krijgen we het chocola dekleurtje. Ook kunt u bij een dro gist kleurstoffen verkrijgen. Er is te kust en te keur. Koeksigaren Hoewel de jeugd van bovenstaand recept natuurlijk ook gaarne wat mee zal eten, vinden de kinderen het be slist aardig met vader voor de maal tijd een sigaarte op te steken. Zie hier het recept van een gezond si gaartje, zoals de jeugd van voorheen rookte. Moeder heeft er voor nodig 60 gram bloem, 70 g beschuit, 40 g boter, 70 g suiker, 1 ei, wat suiker en kaneel. Ga als volgt te werk: de bloem, fijngestampte en doorgezeefde be- schuitkruim, boter en suiker met het ei tot een samenhangend deeg kne den, dat goed doorgewerkt moet wor den. Vervolgens maakt u er vinger dikke stengen van, verdeelt deze in stangetjes van 8 a 10 cm. lengte, rolt ze aan een uiteinde puntig bij, bestrijkt ze aan alle kanten met uit geklopt ei en schudt ze in een meng sel van suiker en kaneel. Op het beboterde bakblik worden de sigaren in een niet te warme oven gaarge- bakken in a 1 uur. Namaak reerug Wij zijn er zeker van dat uw gehele bezoek u zal bewonderen over het volgende, inderdaad heerlijke gebak- gerecht, dat de naam kreeg toege wezen van „nagemaakte reerug". Aan de ingrediënten welke hierin verwerkt worden, zal het duidelijk zijn, dat het iets zeer bijzonders is. Benodigd zijn: 100 g aardappelmeel, 120 g cacaopoeder, 240 g amandelen, 225 g suiker, 10 eierdooiers, 7 eiwit ten, 60 g sukade, de geraspte schil van ]/2 citroen, 1 theelepel kaneel, wat abrikozenmarmelade, chocolade glazuur en tenslotte 10 a 12 gesnip perde amandelen en wat boter. Het is een heel lijstje, dat als volgt verwerkt moet worden: de eierdooiers met de suiker, het aardappelmeel, de gepelde, gedroogde en daarna fijn gemalen amandelen en het cacao poeder gedurende ongeveer een half uur roeren; daarna achtereenvolgens de geraspte citroenschil, de gehakte sukade, de kaneel en de 7 eiwitten, stijfgeklopt er door mengen. Een taartpan in de vorm van een reerug, dus langwerpig, met boter bestrijken, de massa er in overdoen en in een flinke warme oven gaarbakken (on geveer een half uur). Nu de opper vlakte met abrikozenmarmelade be strijken, het gebak met chocolade glazuur bedekken en tenslotte met de gepelde en in overlangse snippers gesneden amandelen besteken. Honingkoeken Een gezonde en goed voedzame lekkernij zijn honingkoeken. In onze tegenwoordige receptenboeken zult u er vergeefs naar zoeken. Voor deze lekkernij hebt u nodig 1 kg bloem, 1 kg honing, 250 g boter, 200 g ongepelde amandelen, geraspte nagelpoeder, 4 gram kardemon, wat schil van een citroen, 4 gram kruid- hele amandelen en sukade. De boter en de honing samen laten koken, daarna van het vuur nemen en de bloem, de twee of driemalen doorgesneden, vooraf gewassen en Gezellige receptjes, die niet in Uw kookboek staan gedroogde amandelen, de geraspte citroen en de kruiderijen toevoegen. Na bekoeling de in een weinig water opgeloste potas door het mengsel roeren, het deeg een nacht laten staan en de volgende dag tot een lap van ongeveer één cm dikte uitrollen Nu kleine, vierkante koeken er van steken, die u op de hoeken belegt met hele amandelen en met stukjes sukade en op een beboterd blik in de oven mooi lichtbruin bakt. In Duitsland maakt men van het deeg met behulp van verschillende vormen allerhande figuren, voor kinderen dikwijls van zeer grappige aard, wat wij gaarne overlaten aan de vinding rijkheid van moeder de vrouw. Sneeuwballen Na die lange zomer is het niet on aardig voor afwisseling bij de gezel lig brandende kachel wat sneeuw ballen te presenteren. Ziehier het re cept van deze tegenwoordig niet zo bekende lekkernij. U hebt nodig: 125 g bloem, 65 g boter, 2 dl melk, 5 eieren, 1 eetlepel suiker, een eetlepel kren ten, een eetlepel snippers of sukade, V2 theelepel zout, wat reuzel en poe dersuiker. De melk aan de kook brengen, de boter er in laten smelten, vervolgens het zout en de doorgezeefde bloem toevoegen, en van het vuur roeren, tot de massa geheel glad en soepel is. Vervolgens de eieren een voor een breken en er door roeren, daarna de suiker, de gewassen en gedroogde krenten en de snippers. De reuzel in een diep pannetje zo warm laten worden, dat damp er uit opstijgt; met hulp van twee lepels langwerpige balletjes uit het deeg steken, deze vormen in heet vet gaar en bruin bakken. Om ze de witte kleur te geven moeten de bollen, als ze een weinig zijn afgekoeld, dik met poedersuiker bestrooid worden. Weldra zagen ze in de verte de licht jes van het huisje van de houthakker. Vader en moeder waren al erg on gerust geworden toen Kees zolang wegbleef. Waar kon die jongen toch zitten? Toen ze ouiten voetstappen hoorden, waren ze blij en moeder schepte alvast het eten op. Maar ze waren toch wel erg verwonderd, toen Kees niet alleen binnenkwam, maar Sint Nicolaas en zijn knecht mee bracht. Tjonge, wat waren die nat! fn het kort vertelde Kees wat er in het bos gebeurd was en toen was er grote vreugde in het huis van de houthakker. Moeder was erg blij, Sint Nicolaas na zoveel jaren weer eens te zien en ook vader liet nu wel merken dat hij het bezoek van de oude kindervriend erg op prijs stelde. Kees ging vlug voor de schim mel zorgen, die een onderdak kreeg in de grote schuur en moeder vroeg of Sint Nicolaas een hapje mee wilde eten. Het was wel een eenvoudige maaltijd, maar het zou best smaken. Zwarte Piet likte zich al de lippen af, toen hij de dampende schalen zag. Natuurlijk schoven zij beide aan. Zo'n bezoek hadden ze in de houthakkers woning nog nooit gehad en het werd een mooie avond. Kees mocht laat opblijven en bij het knapperende vuur van de open haard vertelde de Sint vele avonturen, die hij in zijn lange leven had beleefd. Hij was blij het huisje in het bos gevon den te hebben, niet omdat hij hier een onderdak vond voor de nacht, maar ook, omdat hij besefte dat in dit grote woud mensen woonden, die hij al die jaren nooit bezocht had. Na tuurlijk wilde de Sint dit goedmaken en er werd die avond heerlijk gesmuld van speculaas, marsepein en suiker goed. Keesje kon nu voor het eerst van zijn leven echt grabbelen, want speciaal voor hem strooide Zwarte Piet zijn pepernoten door de kamer. Wat had de jongen een pret! Uit de zware zak mocht hij voor het slapen gaan verschillende mooie cadeautjes kiezen, want Sint wilde hem het jarenlange wachten vergoe den. Toen Kees eindelijk die avond in zijn bed lag en wist, dat ook Sint Nicolaas en Zwarte Piet in hun huis heerlijk lagen te slapen, keek hij nog eens naar de vele presentjes naast zijn bed en er was geen gelukkiger jongen op de wereld dan Keesje, de zoon van de houthakker. Wat ik jullie nu vertellen ga is al meer dan duizend jaar geleden. Maar het is echt gebeurd. Op zekere dag moest St. Nicolaas naar een vergadering waar alle bis schoppen van de wereld bij elkaar zouden komen. Want jullie weten wel dat Sinterklaas ook bisschop was van Myra, een plaats in Azië. Die verga dering van bisschoppen werd gehou den in Nycea, ook een plaats in Azië, maar dat toch heel ver van Myra ligt. Wel tien dagen reizen. Want Azië is heel groot. Wel honderd keer zo groot als ons eigen land. Omdat St. Nicolaas dus minstens tien dagen zou moeten reizen, nam hij niet zijn paard mee, maar een ezeltje. Want ezeltjes kunnen veel beter tegen lange tochten dan paar den. Bovendien had het paard van Sinterklaas de laatste weken al veel werk verzet, en de Sint had nog twee ezeltjes op stal staan, een zwart en een wit. Dus St. Nicolaas nam ook een knecht mee. Neen, niet zwarte Piet, maar een andere knecht. Want Sinterklaas heeft een heleboel knechten. Deze knecht heette Sperido. Zo togen St. Nicolaas en zijn knecht Sperido naar Nycea. St. Nicolaas zat op het witte ezeltje, Sperido op het zwarte. Urenlang reden ze zo voort op hun ezezeltjes en toen het al bijna don ker geworden was, bereikten ze een plaatsje dat Cesarea heette. Daar be sloten ze de nacht door te brengen. Maar dat viel niet mee. Want er waren in de stad wel enkele herber gen, maar die waren allemaal bezet, omdat er in dat stadje juist een groot feest was. „Tja", zei Sinterklaas. „Dan moeten we maar in het bos gaan slapen. Er zit niets anders op." Maar dat stond Sperido niets aan. „Dat durf ik niet", zei hij. „Laten we dan maar verder reizen. In het bos worden we misschien wel door rovers of wolven overvallen." „Sperido", zei St. Nicolaas minach tend, "Ik wist niet dat jij zo bang was. Ik blijf in ieder geval hier sla pen. Als jij niet durft, ga dan maar naar huis terug." Maar daar voelde Sperido helemaal niets voor. Stel je voor, helemaal alleen terug gaan. En dan nog wel in het donker. Neen, dan bleef hij toch maar liever bij St. Nicolaas in het bos slapen. Tenslotte was St Nicolaas niet zomaar een gewoon man. Hij zou hem zeker wel beschermen als er ge vaar dreigde. Zo reden St. Nicolaas en Sperido het bos in. En toen ze een eindje het bos in waren, kwamen ze bij een rustig open plekje en St. Nicolaas zei: „Hier zullen we overnachten, Sperido. Zoek maar een hoop bladeren bij elkaar en maak daar een bed van. Intussen zal ik de ezeltjes verzorgen. Zo gezegd, zo gedaan. Sperido zocht een heleboel bladeren bij elkaar en St. Nicolaas verzorgde intussen de ezeltjes. Hij gaf ze wat gras en brood en bond ze aan een boom vast, zodat ze niet weg konden lopen. Een angstige nacht Even later strekte St. Nicolaas en Sperido zich uit op het bed, dat Spe rido van bladeren gemaakt had. Het was nu helemaal donker. Weldra sliep St. Nicolaas als een roos. Doch Spe rido kon maar niet in slaap komen. Hij lag alsmaar te woelen en te draaien, te steunen en te zuchten en telkens deed het geluid van een rit selend boomtakje hem verschrikt overeind schieten. Maar eindelijk, uren later, viel hij toch in slaap. Hoe lang Sperido geslapen had wist hij zelf niet. Maar het was nog don ker toen hij verschrikt overeind kwam, omdat hij iets hoorde in de richting van de ezeltjes. Verschrikt maakte hij Sinterklaas wakker. „Sin- terkloos, Sinterklaas, word een wakker! Er is bij de ezeltje» iets niet in orde!" St. Nicolaas werd wakker, wreef zich eens door de ogen en zei: „Kom Sperido, ga nu rustig slapen. Ik hoor niets, het zal wel verbeelding van je geweest zijn. En laat me nu met rust, want we hebben morgen weer een zware dag voor de boeg". Onmiddellijk sliep St. Nicolaas weer. Maar Sperido kon niet meer in slaap komen en hij was blij toen het eerste streepje daglicht aan de hemel ver scheen. Even wachtte Sperido nog, tot het helemaal goed licht was. Dan stond hij heel voorzichtig op, om St. Nicolaas niet wakker te maken en ging kijken hoe het met de ezeltjes was. En wat hij daar zag deed hem zo schrikken dat hij luid begon te jammeren. Allebei de ezeltjes waren vermoord. Dat moesten de rovers ge daan hebben, want de koppen waren afgehakt en lagen een eindje verder in een greppel. Sperido nad dus alle reden om luid te jammeren. Hij liep zo snel hij kon naar St. Nicolaas en maakte hem wak ker: „Sinterklaas! Sinterklaas!" „Hehe", zei Sinterklaas slaperig. Wat ben je toch vervelend. Wat is er nu weer?,, „Onze ezeltjes zijn vermoord, Sin terklaas. Ik heb vannacht goed ge hoord. Er zijn rovers geweest en die hebben de koppen van de ezeltjes af gehakt. De arme dieren liggen dood op de grond en hun koppen liggen een eindje verder" Een groot wonder „O", zei St. Nicolaas kalm. An ders niets. Blijf jij maar even hier, dan zal ik dat wel in orde maken". St. Nicolaas stond rustig op en ging naar de plek waar de ezeltjes waren. Sperido keek hem verbaasd na. En die verbazing werd nog groter toen hij even later het vrolijke balken van de twee ezeltjes hoorde. „Maar dat is een wonder!", riep hij uit. „Dat is een groot wonder!". En hij spoedde zich naar de plaats waar St. Nicolaas met de twee ezeltjes stond. "Sinterklaas, u hebt een groot won der gedaan!,,. Maar St. Nicolaas schudde zijn hoofd. "Nee Sperido, ik heb geen won der gedaan, maar God. Hem moeten wij danken". Even zweeg Sperido. Dan zei hij: „Ik zal iedereen vertellen van dit wonder Gods. Maar" ging hij plotseling teleur gesteld verder. „Maar niemand zal mij geloven. De mensen zullen denken, dat we onderweg gewoon twee nieuwe ezeltjes gekocht hebben". „Kijk dan eens goed", zei St. Nico laas glimlachend. „We kunnen de men sen het bewijs laten zien". Toen sperde Sperido zijn mond wa genwijd open van verbazing. Want nu zag hij, dat St. Nicolaas de koppen van de twee ezeltjes verwisseld had. Het witte ezeltje had een zwarte kop en het zwarte ezeltje had een witte kop gekregen. Ben van Brabant.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1959 | | pagina 17