Vastenbrief van Nederlandse bisschoppen
,,ln onderlinge liefde samenleven in de Kerk"
Dames
Verjaardag van de universiteit
werd met extra-colleges gevierd
MAANDAG 9 FEBRUARI 1959
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 5
Christelijke grondhouding:
de nederigheid
DE AARTSBISSCHOP EN DE BIS
SCHOPPEN VAN NEDERLAND
AAN DE HUN TOEVERTROUWDE
GEESTELIJKHEID EN GELOVIGEN
GENADE EN VREDE.
Dierbare gelovigen,
In de Paasnacht zal de priester in
de paaskaars eenvoudige symbolen
griffen, om daarmede uit te druk
ken dat de verrezen Christus „de
zelfde is, gisteren, heden en in
eeuwigheid" (Hebr. 1, 13, 8), in ZijnJ
nu duidelijker worden, dat de Kerk
.méér is dan een instituut, méér dan
een zichtbaar geordend geheel.
In deze tijd is het nodig de Kerk
j vooral te doen kennen en ervaren als
de Christus zelf, Die voortleeft in alle
ledematen, die met Hem en in Hem
verbonden zijn.
De Kerk als instituut moet de uit
drukking zijn van de Kerk als mys
tieke gemeenschap met de Liefde als
wezenlijk kenmerk.
In die gemeenschap is geen eenzij
digheid. Allen, priesters en leken zijn
geroepen tot heiligheid, ieder draagt
verantwoordelijkheid en ieder deelt
in de genadewerking van de H. Geest.
Wanneer dit alles ervaren wordt
Persoon en in Zijn leer. In Christus j als realiteit, dan zal ook het begrip
vindt de Kerk haar houvast te mid- i groeien, dat Bisschop, priester en
den van de veranderlijkheid van J leek samen iets zijn, elkaar iets te
deze wereld. I bieden hebben en samen iets te doen
Dit thema hebben wij in onze vas-^ie^)l3en-
tenbrief van het vorige jaar uit.ge-1
breid ontwikkeld. Wij hebben u toen I j3fM6/l DOUWGH
laten zien hoe de Kerk deelt in het
lijleigene en het tijdgebondene van
de wereld, waarin zij staat, en hoe j
Dan wordt duidelijk dat priester
en leek beide, door Doopsel en Vorm-
Zij dus aan veranderingen onderhe- sei, gelijkelijk delen in het Priester-
vig is. Wy hebben u ook gewezen op schap van Christus en daarom samen
haar goddelijk karakter, en U ge-|moeten bouwen aan de Kerk. Maar
toond hoe alles wat van God komt tevens wordt duidelijk, dat er daar-
onveranderlijk is in de Kerk.
Zo mochten Wij U wijzen op de
vele veranderingen en vernieuwingen
in de kerkelijke wetgeving (b.v. de
vastenwet, de nuchterheidsbepalin
gen), in liturgische vieringen (b.v. de
Paasnacht, de ritus van de huwe
lijkssluiting), en in bijzondere dis
pensaties. Tegelijk mochten Wij U
confronteren met de onveranderlijk
heid van Gods Wet inzake b.v. ge
loofswaarden, de eenheid en onver
breekbaarheid van het huwelijk, de
tien geboden.
Tenslotte hebben Wij ook gewezen
op het brede gebied waar naar veler
opvatting veranderingen gewenst
zouden zijn en waar anderen
geen veranderingen wensen, terwijl
de Kerk, in afwachting van de resul
taten van studie, ervaring en weten
schap, terzake nog geen beslissing
neemt.
Juisfe houding
Wij hebben toen gesteld, dat het
een juiste houding is van heel de
Kerkgemeenschap Bisschoppen,
priesters en gelovigen wannper wij
ons houden aan de kerkelijke voor
schriften, zolang de Kerk, die nauw
lettend het gelovig meedenken van
haar kinderen volgt, niet laat weten 1 gemeenschap van leek en priester,
dat zij aan het onderhouden er van die in de eigen situatie de concrete
geen waarde meer hecht. Er moge
altijd eerbied zijn voor wat voorge
schreven is, en wie in welk opzicht
ook geroepen is om leiding te geven,
zal moeten voorgaan in zelf-discipli-
ne, om aan anderen de weg te wij
zen.
naast nog een verschil is in Priester
schap.
Want door het Sacrament van het
Priesterschap deelt de priester nog
op een andere, eminente wijze in het
Priesterschap van Christus. Door het
Sacrament van het Priesterschap
oefent Christus leiding en lering uit
in zijn Kerk en deelt Hij genade
toe.
Dit verschil in Priesterschap en dit
gemeenschappelijk delen in het
Priesterschap van Christus tekenen
tegelijkertijd de verhouding tussen
instituut en gemeenschap in de
Kerk. We mogen hierin niet een ver
houding zien van priester en leek
als van alleen maar leider aan de
ene kant en alleen maar geleide aan
de andere zijde. Iedere priester en
ieder, die deel uitmaakt van de
•hiërarchie, heeft op zijn beurt weer
zijn plaats in de gemeenschap die ge
leid wordt.
Mede-verantwoorde
lijkheid
Het is de hiërarchie, die onderricht
en het geloofsgoed vaststelt, maar zij
onderricht alleen wat er in de ge
meenschap leeft. Het is de hiërar
chie, die leiding geeft, maar het is de
Wij zouden dit jaar het thema van
de vorige vastenbrief vanuit een an
der gezichtspunt willen bezien, nl.
Hoe zien wij de Kerk?
Het is ontegenzeggelijk waar dat
in onze dagen de Kerk in nood is,
dat zij harde slagen incasseert van
een wereld-in-beweging en verdrukt
wordt door totalitaire systemen en
godvijandige ideologieën; tevens lijkt
een omvangrijke, sluipende geloofs
afval de Kerk bouwvallig te ma
ken.
Maar er is niet alléén een Kerk-ln-
nood. In diezelfde Kerk klinkt voort
durend luider de roep om Christus,
de Weg, de Waarheid en het Leven,
wordt nadrukkelijk het verlangen
uitgezegd om los te komen van mid
delmatigheid en wordt de onderlin
ge liefde tussen de leden van de
Kerk weer begrepen als het herken
ningsteken van de Christen. De per
soonlijke beleving van de eigen en
van de gezamenlijke taken van de
priester en van de leek, de oecume
nische gedachte, zij krijgen voortdu
rend i Br gestalte en blijken voort
durend méér het gelovige volk te
boeien.
Het valt niet te ontkennen, dat
nog veel christenen de Kerk louter
zien als een instituut, als een orga
nisatie. De een voelt zich daarin ge
lukkig en zonder problemen, want de
organisatorische gebondenheid geeft
een gevoel van veiligheid en gebor
genheid. Hij vindt in de Kerk een
soortgelijke zekerheid als in dé bur
gergemeenschap, waarin hij zich ook
omgeven weet door een netwerk van
verplichtingen, die garantie bieden
voor een zekere mate van onbezorgd
leven. Maar anderen en het zijn
waarlijk niet altijd degenen, die het
minst van persoonlijkheid getuigen
ervaren het instituut anders: als een
keurslijk van wetten, verboden en
voorschriften, met niet zelden de ge
hoorzaamheid als hoogste en ook
moeilijkste opgave.
De Kerk is inderdaad een instituut,
een geheel met een hiërarchische or
deningen organisatorische vormge
ving.
Na de reformatie is dit aspect van
de Kerk sterker benadrukt.
Méér dan een instituut
Dit is echter geen reden om het
nü over het hoofd te zien. Wel moet
toepassing realiseert. Er zijn ook vele
terreinen, waar de leek de eerste
verantwoordelijkheid draagt, ook al
spreekt de hiërarchie een woord mee,
zodat zij niet kan worden buitenge
sloten. En er zijn gebieden, waar
priester en leek elkaar begeleiden,
elkanders helpers zijn en samen de
Kerk dienen.
Daarom moet er onderling een
groot vertrouwen zijn, een grote
openheid, gedachtenwisseling, spre
ken en getuigen, luisteren en volgen,
dit alles gesteund door en gebaseerd
op de Liefde, die verenend werkt en
tot werkelijke gemeenschap voert,
maar die ook en het Is goed dit op
te merken altijd de eigenheid van
de ander erkent en daardoor de juis
te verhouding tussen persoon en ge
meenschap in stand houdt. De liefde
erkent de eigenheid van de leek,
maar van de kant van de leek ook de
eigenheid van de priester en de Bis
schop, met hun bijzondere verant
woordelijkheid en bijzondere op
dracht in Gods Kerk.
In dit licht krijgt het organisatori
sche karakter van de Kerk toch wel
een heel andere waardering. We kun
nen dan het instituut van de Kerk*
waarderen als de zichtbare uitdruk
king van de Kerkgemeenschap, en te
gelijk als voorwaarde om de gemeen
schap te verwezenlijken. Iedere ge
meenschap heeft behoefte aan regels,
aan een minimum aan spelregels of
aan een ingewikkeld juridisch ge
heel, al naar gelang de aard van een
bepaalde gemeenschap.
Behoefie aan
gedragsregels
De eenvoudigste omgang van en
kele mensen heeft nog behoefte aan
normen van beleefdheid. Een huis
gezin en een vereniging hebben be
hoefte aan geschreven en ongeschre
ven gedragsregels om niet tot wan
orde te vervallen. Dat betekent ook,
dat die regels, dus het instituut, al
leen van waarde zijn juist en in zo
ver ze uitdrukking zijn van een be
paalde gemeenschap.
De Kerk als menselijke gemeen
schap maakt daarop geen uitzonde
ring.
De nadenkende Christen, die zich
zelf afhankelijk schepsel weet, die
van zichzelf moet getuigen dagelijks
de gevolgen van de erfzonde te er
varen in een menigte tekortkomin
gen, kan niet anders dan Gods Wet
en ook de kerkelijke wetgeving er
varen als een geschenk van Gods lief
de, ook al weet de Christen, dat hij
in de Kerkgemeenschap eigen ver
antwoordelijkheid draagt.
Wie dan de wetgeving In de Kerk
ervaart als een dwangbuis en die
wetten de zondagswet, de vas*
ten- en onthoudingswet, de Paas-
plicht enz. alleen maar kan
waarderen als zij overeenstemmen
met zijn eigen inzicht of met wat
hij nuttig vindt, moet zich wel af
vragen of hij zichzelf niet ver
overschat en of hij niet mét de
liefde de grondhouding van iedere
christen mist: de nederigheid.
Als vanzelf denken wij hier aan
de tollenaar, die achter in de
tempel hét gebed van iedere Chris
ten voorbad: „Heer wees mij zon
daar genadig
aanvaarden wij de wet en de ver
plichtingen als geschenken van
Gods goedheid en van Zijn liefde,
dan moet daaraan onzerzijds een
liefdevol onderhouden beantwoor
den. De liefde geeft, naar het
woord van Paulus, de wetsver-
vulling zijn waarde en zijn glans.
Zo ervaren wij de wetgeving niet
als tegenovergesteld aan de gave van
Gods genade, de gave van het geloof
en de gave van verlossing ,maar als
daarmede verwezen, als één geheel,
als één totaliteit.
Het liefdevol aanvaarden en bele
ven van dit Godsgeschenk is niet
zelden voor de kleine mens een zwa
re opgave, maar heeft Christus zelf
niet gezegd, dat Hij ons een zwaard
is komen brengen? »(Mt. 10, 34).
Gezonde
gewetensvorming
Deze liefdehouding tegenover de
wet is niet irreëel, niet wazig, maar
concreet soms en moeilijk. Zij kan
grote offers vragen. Heiligheid valt
in Gods Kerk niet samen met pres
tatie, maar vraagt wel, dat de liefde
zich zal uiten in het liefdevol onder
houden van de wetten van God en
van de Kerk. Dan verliest het „ge
bod" zijn hardheid en wordt het een
liefdevolle steun. Dan ook zijn wij
toe aan gezonde gewetensvorming;
dan krijgen vormen, formules hun
juiste waardering en krijgt ons ge
loofsleven de kracht van een getui
genis. Het begrip „offer" is dan niet
meer synoniem met onaangenaam,
moeilijk, zwaar, maar geladen met
liefde, in zeer duidelijke en zeer con
crete gestalte.
Toen Saulus naar Damascus trok
om er de Christenheid te vervolgen,
greep Chi'istus in. Op de knieën stel
de Saulus toen de vraag, die sinds
dien de oervraag is van elke Chris
ten: „Wat wilt ge dat ik doen zal,
Heer?" Het antwoord was een gebod,
een opdracht, en als zodanig een
roeping, die voor Saulus, de verwoe
de kerkvervolger, ontzettend moei
lijk geweest zal zijn. God roept ook
ieder van ons. Hij roept ons om Hem
in liefde te volgen en te dienen; Hij
roept ons om in de gemeenschap van
de Kerk onze plaats in te nemen, het
zij als leek, hetzij als priester; Hij
roept ons om in onderlinge liefde sa
men te leven in de Kerk en samen te
bouwen aan de Kerk, omdat wij haar
ondanks alle menselijke tekortkomin
gen liefhebben als onze Moeder, die
ons door Christus wil brengen tot
den Vader in de hemel.
Moge dit herderlijk schrijven, dat
op zondag 8 februari zal worden
voorgelezen, in deze vastentijd, door
bestudering en overweging, het gees
telijk bezit worden van geheel ons
gelovig volk.
Utrecht, Feest v. d. bekering van de
H. Paulus (25 jan. '59).
DE BISSCHOPPEN VAN
NEDERLAND.
Ü^HAMEA-C
handen
ruw of schraal
-GELEIEÉÜ3
(Advertentie)
De nieuwe bisschop van Roermond,
mgr. P. J. A. Moors, zal op 17 maart
de bisschopswijding ontvangen. Wie
de consecratoren zijn, is nog niet be
kend'. Met ingang van 12 februari zal
mgr. Moors het klein-seminarie te
Rolduc verlaten en zijn intrek nemen
in het bisschoppelijk paleis te Roer
mond.
De KRO zal uit de kathedraal van
Roermond de radio-uitzending van de
plechtigheden verzorgen.
Vele oud-studenten actief
in en rond academie
De Leidse universiteit heeft in het afgelopen weekend haar 384e verjaar
dag, of dies natalis, gevierd met een programma van wetenschappelijke
voordrachten, in het bijzonder voor de vele oud-alumni, die deze dagen
plegen bij te wonen. Zaterdag zijn de gehele dag faculteitsgewijs colleges
gegeven van zeer uiteenlopende aard. Bovendien waren er gemeenschap
pelijke maaltijden en enige tentoonstellingen op wetenschappelijk en kunst
zinnig gebied.
's Avonds trad het Leids studenten-cabaret op in een tot de laatste plaats
bezette schouwburg.
ling tussen aanvaarding en critiek.
De wetenschap eist een kritische hou
ding en ook de openbaring passeert
de wetenschappelijke kritiek.
De Wetenschappelijke mens kent
echter een horizon, waarvan hij zich
bewust is, dat hij daarbuiten niet we
tenschappelijk denken kan. Men kan
er niet mee volstaan met de compe
tentie af te bakenen van de weten-
schaps-beoefenaar, ergens is een
raakpunt tussen wetenschap en open
baring, tussen kritiek en aanvaarden.
Hier is de grens tussen wat men we
ten en niet weten kan, en aanvaarden
is hier het laatste voord. Het is juist
de Goddelijke openbaring die de we
tenschap voor verstarring moet be
hoeden; zij wijst een richting aan,
of bepaalt tenminste in welke rich
ting men zeker niet moet gaan.
„Geesteswetenschappen"
Prof. dr. P. H. van Laer, hoogleraar
in de Thomistische wijsbegeerte van
wege de St. Radboudstichting hield
zaterdagmiddag een college over „het
eigen karaker van de geestesweten
schappen", waarin hij de begrippen
natuurwetenschappen en geestes
wetenschappen trachtte te bepalen,
uitgaande van de gedachte, dat er
een scherp onderscheid bestaat tussen
mens en niet-mens, dat de mens op
alle mogel'jke manieren de niet-mens
gemakshalve natuur genoemd
beïnvloedt, humaniseert, cultiveert en
hierin ook de medemens en zichzelf
betrekt. Men zou 't object van de
ervaringswetenschappen in de drie
begrippen mens, natuur en cultuur
kunnen indelen. Maar het kan ook
anders, 't object dei geestesweten
schappen, zou men kunnen noemen:
de wetenschappen van het menselijke
van de mens zelf; maar ook van alles
wat vorm, aanzien of inhoud gekre
gen heeft door het ingrijpen van de
mens. Mens en cultuur zou men kun
nen samenvatten in de -ategorie van
het menselijke. In 1 et verder verloop
van zijn betoog duidde spreker aan,
dat ook de verdeling geestesweten
schappennatuurwetenschappen te
star kan zijn, omdat het object van de
geesteswetenschappen een stoffelijke,
menselijke zijde heeft en ook hier
van natuurwetenschappelijke metho
des gebruik gemaakt wordt. Bijvoor
beeld, men leert een mens kennen
door hem te observe, en.
Ook de bekende toetssteen, die
natuurwetenschappen van geestes
wetenschappen onderscheidt door van
eerstgenoemde te verklaren, dat men
„met wiskunde moet werken", gaat
niet op omdat ook de cultuur een
menselijke, stoffelijke zijde heeft,
waarop de wiskunde van toepassing
is. De mens is beide: stof en geest.
De economie bijvoorbeeld is geen
natuur- maar een cultuurwetenschap,
hoewel de menselijke kant het mo
gelijk maakt .evoren de gedragingen
van de mens te bepalen.
De abstractie, die bij natuurweten
schappen in het algemeen leidt tot
eenzinnige begrippen, zal in de gees
teswetenschappen echter vaagheid
overlaten. Ten slotte maakte prof.
Van Laer een aanzienlijk onderscheid
door het feit, dat de mens belange
loos staat tegenover de natuurweten
schappen, t erwijl hij als geïnteres
seerde midden in de geestesweten
schappen staat waardoor eigen
wereldbeschouwing of religieuse op
vatting een rol gaat spelen.
Kritiek en openbaring.
De Christen Studentenraad
nauw verweven met de civitas-
g.edachte, van de Leidse universi
teit die een gcsprekscentrum in
Leiden wil zijn voor rlle christen
studenten, hield ook dit jaar bij
de dies-viering zijn traditionele
bijeenkomst In de Zuiderkerk. On
derwerp van bespreking was „De
wetenschappelijk-critische houding
en het aanvaarden van de open
baring".
Eerste spreker was prof. dr. J. P.
Dr. J. H. M. M. Loenen benaderde
het onderwerp van een andere zijde.
Hij sprak voornamelijk over de hou
ding, die de wetenschapsbeoefenaar
ten aanzien van de openbaring, van
het geloof, moet aannemen. Weten
schappelijke kritiek richt zich ook op
de openbaring. Gevolg is, dat langs
wetenschappelijke weg kan worden
aangewezen, waar de openbaring op
houdt openbaring te zijn; men moet
aannemen, dat op wetenschappelijk
gebied de gewijde schrijvers zich be
dienden van de ideeën, die in hun tijd
van leven geldend waren. Los hier
van staat Gods Heiioooodschap. Spr.
legde de nadruk op de noodzaak, dat
de academicus ook zijn geestelijk
leven ontwikkeld opdat zijn geloof ten
aanzien van zijn academische ont
wikkeling geen .onderontwikkeld ge
bied" gaat worden. Hij dien. met het
geloof op het niveau te blijven van
zijn academische ontwikkeling.
Gezicht op Moskou.
Zondagmiddag sprak bij het „Stu
dium generale" in de Leidse Stads
gehoorzaal prof. dr. Th. J. L. Locher
over „Gezich op Moskou", waarmee
spreker niet bedoelde zijn eigen vi
sie te geven op het huidige Moskou,
doch het beeld dat verschillende
mensen en volken in verschillende
tijden van Rusland hebben gehad.
Deze voorstellingen liepen sterk uit
een; in het bijzonder verschilde het
westers zien op Rusland enorm van
het Russische opzien naar Moskou,
niet alleen als hoofdstad van het in
de vijftiende eeuw verenigde Russi
sche land, maar ook als opvolgster
van Constantinopel, dus als hoofd van
de orthodoxe christenheid.
De westerse visie met haar verach
ting van de Russische barbaarsheid
demonstreerde spr. vooral aan de
hand van het tot dusver onuitgege
ven reisjournaal van Nic. Witsen, die
in 1664 met het gezantschap van Bo-
reel naar Moskou reisde. In de 18e
en 19e eeuw wordt het westerse
beeld veel meer genuanceerd. Ener
zijds is er bewondering voor het ver
lichte beschavingswerk (zo ziet men
het) van Peter en Catharina II; an
derzijds betwijfelt men of die be
schaving wel méér is dan schijn en
uiterlijke nabootsing: of de Russen
wel tot eigen culturele scheppingen
in staat zijn.
In de 19e eeuw werd men tevens
beducht voor de Russische kracht,
die o.a. in de oorlogen tegen Napo
leon gebleken was, en die als een ge
vaar voor de Europese vrijheid ge
zien werd. Na de revolutie van 1917
is Rusland geseculariseerd, maar de
orthodoxe autocratie werd vervangen
door een stelsel, dat behalve autori
tair ook missionair moet heten.
Wat eens het Derde Rome was,
werd nu zetel van de derde inter
nationale. Moskou is in de ogen
der communisten hoofdstad van
een nieuwe, in beginsel universele,
heilstaat geworden, maar tegelijk
is het communisme Ruslands na
tionale glorie en de nationale Rus
sische grootheid is in ere hersteld.
Het Westen, vroeger als ketters
(rooms katholiek, protestants) be
schouwd, wordt opnieuw gezien als
het land van ongelovige vijanden:
dat zijn thans de kapitalisten.
Ook het Westerse toont nog enkele
trekken van het oude néérzien.
En het wantrouwen jegens Rusland
is, uiteraard, bepaald niet vermin
derd. Spr. vroeg zich tenslotte af of
er kans is de tegenstellingen tussen de
visies te verzoenen, het wantrouwen
te doorbreken, maar stuitte op de
bijzondere taaiheid en intensiviteit
van hét Russische zendingsgeloof,
dat vooral in zijn moderne vorm ge
vaarlijk moet heten.
Plastische chirurgie.
Het medisch college waarvoor op
de diës de meest algemene belang
stelling bestond was de voordracht
van dr. C. F. Koch uit Amsterdam
over de voorgeschiedenis en moge
lijkheden van de plastische chirur
gie. De medische colleges werden in
afwijking van voorgaande jaren dit
maal in het Academiegebouw in
plaats van 't Academisch Ziekenhuis
gehouden.
De twee wereldoorlogen en de perio
de daarna hebben de plastische chi
rurgie niet te verwarren met
aesthetische chirurgie! na een ont
wikkeling van meer dan tweeduizend
jaar een zeer grote stimulans gege
ven. In het oude India van twee
duizend jaar geleden paste men reeds
plastische chirurgie toe bij de ver
vanging van in het krijgsbedrijf of
als straf afgehouwen neuzen door
transplantaat van wanghuid. In Ita
lië vinden wij die neus-vemieuwing
terug in de zestiende eeuw.. In het
midden van de negentiende eeuw
werd nieuwe vooruitgang geboekt
door ,de invoering van de narcose,
het werk van Pasteur en andere pio
niers. De wereldoorlogen hebben,
vooral door de bestrijdeing van
brandwonden, veel tot de ontwikke
ling bijgedragen.
De plastische chirurgie heeft aan
rakingspunten met zeer vele andere
medische specialismen, zowel bij haar
praktische werk van het moment als
bij een verdere uitbouw en vergrot-
ting der mogelijkheden. Tot dusver
heeft men slechts met vrucht de me
thode van auto-transplantaat toege
past, doch daarbij heeft men als tij
delijke hulp ook de vervanging door
huid van anderen kunnen toepassen.
Op dit gebied liggen nog vele pro
blemen, die om een nader onderzoek
vragen.
Dr. Koch illustreerde zijn boeiende
voordracht met interessante licht
beelden, die duidelijk de zeer grote
mogelijkheden van de moderne plas
tische chirurgie aantoonden.
Prof. Lam besloot Dies van
Universiteit met rede over
„De groene blos onzer aarde'
De dies van de Leidse universiteit
is hedenmiddag besloten met de ge
bruikelijke rede door rector-magni-
ficus, dit jaar prof. dr. H. J. Lam,
hoogleraar in de systematische plant
kunde. In de stadsgehoorzaal waarin
een rijke vertegenwoordiging van de
Leidse academieburgerij de opmer
kelijk boeiende rede met aandacht
yolgde, sprak de rector over „De
groene blos der aarde", niet zonder
poëzie de tijdelijkheid (kosmisch ge
zien) van de plantengroei op aarde
met de vluchtigheid van een blos ver
gelijkend. Ondertitel van zijn rede
luidde: „een geleide droom".
In zijn oratie behandelde prof. Lam
een onderwerp dat hem reeds meer
dan twintig jaar bezighoudt: de
wording van de huidige planten
wereld uit vroegere. Van deze bijzon
der uitgebreide stof kon spreker
uiteraard slechts enkele facetten be
lichten en van één daarvan slechts
een minder beknopte schets geven,
want de „fylogenie" of stamgeschie
denis is in feite de enige beschou
wingswijze in de biologie die alle
organismen van alle tijden in één
alomvattend beeld poogt te begrijpen.
Enkele punten uit de rede van de rec
tor magnificus mogen hier volgen.
Volgens spreker is de toestand
„leven" waarschijnlijk even univer
seel, zij het sporadisch, als de toe
stand „niet-leven". Wat'aards leven
betreft neemt spreker aan dat thans
geen levende stof meer wordt ge
vormd; dit moet zijn geschied in een
ver achter ons liggende periode
waarin andere omstandigheden heers
ten. Hij grondt deze gedachte op de
uiteenlopende bouw van het systeem
J der organismen, waarin de hiaten tus-
A. Mekkes, die wees op de tegenstel- sen de groepen met de tijd groter
werden. Zou leven ook nu nog ont
staan, dan zouden deze hiaten zeker
niet of niet zo duideliik aanwezig
zijn.
Teruggrijpend op den boek van de
vroegere Leidse hoogleraar Baas
Becking (1934) waarin het planten-
dek onzer planeet wordt vergeleken
met een „groen aanslag", constateer
de spreker dat dit groene aanslag in
ieder geval van vaorbijgaande aard
moet worden geacht. Het begon zich
een half miljard jaren geleden te
openbaren, en het zal wellicht nog
enige miljarden jaren blijven be
staan, maar in astronomische tijd
rekening gezien is het toch een vluch
tig verschijnsel: vandaar de titel van
sprekers rede: „De groene blos onzer
aarde". Bedoeld is hier uiteraard het
plantendek der droge aardkorst.
Leven in water ontstaan.
Algemeen toch wordt aangenomen,
dat „leven" in het water is ontstann
en dat het zeer lang moet hebben ge
duurd, vermoedelijk enige miljarden
jaren, voordat het land in zodanige
mate was begroeid dat het een groene
kleur verkreeg. „In den beginne was
de aarde woest en ledig...." (Gen.
1:2) is ook in natuurwetenschappe
lijke betekenis een zinvol woord.
Uitvoerig ging spreker in op de
oorzaken van de verovering van het
land door waterplanten via bewoners
van de kustgebieden. Uit fossielen
weten wij dat dit proces een half mil
jard jaar geleden moet zijn begon
nen en waarschijnlijk heeft het ver
scheidene tientallen niljoencn jaren
geduurd voordat >r van een echte
landflora kon worden gesproken.
Waarschijnlijk slaagde slechts een be
perkt aantal hogere vieren erin de
moeilijke barrière te „nemen" en zich
in het zo sterk verschillende lucht-
milieu te handhaven, waar uitdroging
en wind nieuwe en de dreigende fac
toren waren die bescherming tegen
uitdroging en speciale weefsels (vaat-
bundels) tot het eervoer van water
naar verdampende delen nodig maak
ten. Wat de drijfveer van planten om
het gelijkmatige watermilieu te ver
laten kan zijn geweest, laat zich
slechts gissen; spreker zoekt de ver
klaring in de richting van een in de
levende stof (de genen?; verankerde
innerlijke expansiedrift, cli een hor
ror vacui meebrengt: het land is
blijkbaar voor waterplanten zulk een
vacuum.
Het moge zo zijn, dat er meer
dan één groep hogere wieren
zijn geweest, die erin geslaagd
zijn de kustlijn te overschrijden,
het lijkt wel waarscijnhlijk dat
er onder de hogere planten maar
één is geweest, die heeft door
gezet en zich heeft ontwikkeld
tot wat wij de spruitplanten of
Cormofyten plegen te noemen
die alle groepen van de mossen,
de varens en varenacl.tlgen en
de naakt- en bedektzadigen om
vatten.
Bij al deze, aan fossielen en huidige
planten af te lezen ontwikkelings
reeksen, dienen de bij levende planij-
ten bekende of althans te verifiëren
levensprocessen als gids bij wat bij
de fossielen aan verand- ringen mo
gelijk moet worden geacht. Vandaar
ae ondertitel van de oratie: een ge
lelde droom.
Spreker eindigde zijn met wand
platen geïllustreerde oratie met enige
beschouwingen over de moderne
stamboom, waaruit blijkt dat de „vol
gende dominerende plantengroep"
zeer waarschijnlijk reeds lang bestaat
maar niet als zodanig herkenbaar is.
Spreker ziet hierin een van de oor
zaken van de tegengestelde opvattin-
Sen over het systeem van de thans
ominerende groep, de bloemplan
ten.