)n de havenu/ereld van een u/ereldhaven
De adem van de Maas blaast
Rotterdam nieuw leven in
DE LEIDSE COURANT
Waar zeekastelen
meren tegenover
„driehoog achter"
GELUKKIG INITIATIEF
VAN EEN RIVIER
LS WE MET de heer Ivo Blom, voorlichtingsambtenaar van de ge
meente Rotterdam, in het dansende Spidobootje stappen huivert er juist
een vlaag fijne regen over het grijze water. Je zou je land op zulke kille
momenten haten, maar in Rotterdam leer je dat snel af, want hoe móói is
de Maas als er grauwe wolken laag over het Witte Huis en de Boompjes
jagen. Het water kolkt en kookt van leven: pieremachochels van de krui
denier en de waterleverancier, bedrijfsbootjes en roeiers varen vlijtig af
en aan tussen diépgezonken olietankers, beurtvaartschepen gepavoiseerd
met babywas en Rijnschepen, die als een uitroepteken op het water drijven.
Daarboven torenen de stijle scheepswanden. Kleuren: bruinzwart, geel,
lichtblauw en veel menie, vooral veel roestbruine menie.
Botlekplan
en Europoort
voor morgen
Overtreffend
Het Witte Huis was in het begin
van de twintigste eeuw het hoogste
gebouw van Europa. Er zijn andere
superlatieven voor in de plaats ge
komen. Rotterdam is intussen de
grootste haven van Europa gewor
den en op New York na zelfs de
grootste ter wereld. En dat kan je
zién als je bij het Willemsplein aan
de kaai staat; het kabaal slaat je als
'n kermisrumoer tegemoet; aan ieder
wit pluimpje uit een pijp op het wa
ter gaat een fluitstoot vooraf; waar
schuwende kreetjes: ik wijk naar
bakboord, of: kom niet te dicht in
de buurt; de kranen aan de kadekant
zoemen zacht en efficiënt en midden
in de Waterweg piept en knerst ove-
rigens een onmisbare baggermolen
met het geluid van een abattoir,
waarin duizend varkens tegelijk ge
keeld worden.
Majesteitelijk glijdt de „Nieuw
Amsterdam" weg; de slepers sprin
gen er als keffertjes omheen. Voor
het schip in de smook aan de ho
rizon vervaagt, laat het een wee
moedige groet horen en de echo
geeft zijn wedergroet.
Een oude rot
We gaan varen en maken kennis
met de kapitein en zijn dekmatroos.
De kapitein heet P. v. d. Steen, hij
woont in de Van Brakelstraat 9b en
dat is zowat tégen de haven aan. Hij
is ook al 43 jaar in het vak en dat
kan je bijvoorbeeld zien aan de
vriendelijke kraaiepootjes rond zijn
ogen, van het turen over het water-
De kapitein, de heer P. v. d. Steen.
vlak en aan de manier, waarop hij
het stuurrad hanteert.
En dan deinen wij, dwars op de
golven zoeken de benen vanzelf op
het dek hun eigen stand, daar be
hoef je geen matroos voor te zijn,
want op het water leer je snel je les
je. Een ander lesje kost ons meer
moeite: hoe moeten wij Rotterdam
zó aan u voorschotelen, dat u een
goede smaak krijgt van deze mon-
sterstad.
Want papier is geduldig: er zijn al
prachtige stukjes proza over de
Maasstad in druk verschenen, maar
is de geest van deze havenstad veel
eer niet die van de laders en los
sers, roeiers en slepers? Wat maalt
een roeier om de schoonheid van zijn
stad, als hij in een ijzige vrieskou
een stalen tros rond een meerpaal
moet leggen!
De Rotterdammers zjjn een vrij
hard en cynisch volkje met een
eigen ongekuist taaltje en kenmer
kende humor. Zij hebben de nuch
tere kijk op sommige zaken, die hen
over het blote beeld aan de Blaak
doet spreken als over „het nakie van
't Blakie," het vreemde beeld van
Zadkine noemt hij „de ambtenaar"
omdat „zijn handen verkeerd staan",
het géén hart en een grote mond
heeft; het hoge, zéér abstracte mo
nument tegen de gevel van de Bijen
korf heet: „het verticale spoorweg
ongeluk". Dit zal een verslag van
harde feiten en cijfers moeten wor
den, indien wij de geest van Rotter
dam de eer willen schenken die haar
toekomt. Maar de poëzie van de ar
beid kan hier niemand ontgaan.
Stad rond havens
We steken verschillende havens in
en al gauw stellen we vast dat Rot
terdam méér een complex havens is
met een stad er omhéén dan een
stad met havens. In Rotterdam me
ren de zeekastelen gewoon tegen
over drie-hoog-achter-tweemaal-bel-
len, en dat maakt de Rotterdammer
zo vertrouwd met zijn hoofdmiddel
van bestaan. De havens reiken diep
de stad in. Als we tot het eind van
de Maashaven varen, nadat we een
dwaaltocht onder de schepen hebben
gemaakt, staan we midden voor het
getoeter van het verkeer, de tram
juint voorbij.
In de Maashaven hebben we even
tegen de overslag van goederen op
kunnen zien: aan de ene zijde liggen
de zeemonsters, hun buiken worden
deskundig geledigd en de inhoud
wordt overgedaan aan de Rijnsche
pen, die geduldig op hun beurt lig
gen te wachten.
„1900 meter lang, 325 meter breed
en een wateroppervlakte van 60.000
hectare," zegt onze begeleider. Dat
zjjn cijfers, die niet kunnen weer
geven, welke indruk deze oude reu-
zenhaven op de bezoeker maakt.
Maar het is slechts één uit de velen.
De Waalhaven biedt nog méér ruim
te aan de schepen en méér water
oppervlak en zulke havens rijen zich
met velen aaneen. Voor alles is een
vaste plaats: kolen, petroleum, stuk
goederen, graan, superfosfaat. Je
ruikt het in Rotterdam, boven de
geur van water, teer en verrot zee
wier uit; elk hoekje van de haven
heeft zijn eigen geur.
Nog meer havens
We zijn op weg naar het Botlek-
gebied ergens tegenover Maassluis
en we varen voorbij Schiedam, dat
zo duidelijk een bétere kans om ha
venstad te worden voorbij heeft la
ten gaan en langs Vlaardingen, dat
een verleden van zuinig vissersbe-
leid dat de wijsheid bedroog, nu aan
het goedmaken is door een interna
tionale oliestad te worden. De zil
verwitte tanks met wouden van pij
pen en torens, de eeuwige vlam daar
boven, vertonen iets van de onwe
zenlijke rust van een droomstad.
Het Botlekgebied wordt met
Europoort de grootste haven van
In het nlenwe Botlekgebied liggen de
olietanks van de Pakhuismeesteren.
*n Vrachtschip vaart op Nieuwe Maas
Rotterdam tegemoet.
Rotterdam. Men is er nog aan het
graven en bouwen: kilometers stei
ger aaneen, aansluitingen op petro-
leumleidingen, waarvan er een tot
West-Duitsland wordt gelegd. Het
wordt de petroleumhaven en tegen
dit nieuwe havengebied groeit een
stad „Hoogvliet", die straks aan
twintigduizend werkers van de pe
troleumbedrijven onderdak moet ver
lenen.
We varen door nu nog verlaten,
maar straks zeer drukke havenar
men en horen de voordelen van de
ze ligging: de vaarweg van Hoek
van Holland tot de ligplaats wordt
aanzienlijk bekort. Maar de Rotter
dammers keken nóg verder. Zij ont
wierpen Europoort, een massaal ha
vencomplex vlak bij de ingang van
de Waterweg, nóg meer aan de eisen
van de toekomst aangepast en nog
meer service biedend aan de sche
pen, die de stad de klandizie gunnen.
Niet omwille van de mooie blau
we ogen van de dokwerkers, maar
omdat ieder kapitein weet, dat hij
in Rotterdam snel, vlug en veilig
geholpen kan worden. „Europoort"
stelt Rotterdam aan de spits van
alle havensteden in de wereld.
New York wordt gepasseerd. Er is
plaats voor een hoogoven en staal
bedrijf, voor opslag massagoede
ren, minerale oliën, scheepsrepa-
ratiebedrijven en het biedt boven
dien via Brielse en Oude Maas,
nieuwe binnenvaartverbindingen.
Het vogeleiland „De Beer" wordt
er aan opgeofferd en dit prikt even
in de harten van de Maasstadbewo
ners, die toch al over zo weinig re
creatiegebied kunnen beschikken.
Op „De Beer" kon je nog alléén zijn,
maar... ze zyn al aan het graven!
Een simpele aankondiging die de
werkkracht van Rotterdam ken
merkt: „ze zijn al aan het graven."
We geloven wel, dat de stad zich
hierin juist onderscheidt van de
hoofdstad des lands, waar plannen
plannen blijven, maar men zo moei
lijk aan het graven raakt.
Dat bedenken we óók als we, te
ruggekeerd, langs de ventilatoren
van de Rotterdamse tunnel komen:
het leven van de stad kolkt niet al
leen langs, maar ook onder het water
door.
Geen jaartallen
Feitelijk zouden we nu met een
brokje geschiedenis moeten komen,
maar we bedenken dat de stad meer
op de toekomst dan op het verleden
j is gericht. Zouden we eigenlijk niet
een „bijzonder woord van dank"
moeten richten aan de Maas, die er
gens in Frankrijk op het plateau van
Langres een „gelukkig initiatief"
nam, of bij de oorsprong van de
Rijn, waar enkele stroompjes van de
Paradij sgletscher zich samenvoegen.
Beide rivieren wringen zich in vele
bochten, maar monden toch via Rot
terdam in zee uit De verklaring la
ten we over aan geologen, de Maas
stad profiteert ervan. Als een woe
kerplant vertakken zich de rivieren;
het achterland van Rotterdam omvat
daardoor niet alleen het belangrijke
Roergebied en Elzas-Lotharmgen,
maar ook het stroomgebied van Lahn
en Neckar, Moezel en Main. Dat op
de eerste plaats de gelukkige ge
schiedenis van deze havenstad. Men
kwam de natuur een weinig tege
moet Calland zorgde ervoor, dat de
Waterweg gegraven werd. Dat bracht
ingrijpende veranderingen. Een eeuw
geleden telde de stad nog geen hon
derdduizend inwoners. Na 1880
kwam de grote aanwas: bij tiendui
zenden stroomden de gezinnen van
het platteland naar Rotterdam. De
burger van de Maasstad is vaak van
oorsprong Zeeuw, Beijerlander of
Limburger. Uit deze migranten kwa
men de Wiltons, de Smitten en de
Ruysen voort. Zij legden de funda
menten. De grootindustrieel Verol
men, de nieuwe ster aan dit haven
firmament, was óók een boerenzoon.
Na de oorlog heeft men zijn carrière
kunnen volgen: van werf arbeider
tot president-directeur van een maat
schappij, wier naam ook in het bui
tenland met ontzag genoemd wordt.
Toen hij zijn eerste grote Amerikaan
se order voor het bouwen van een
zeeschip aannam, raadden zijn con
currenten de opdrachtgever aan eens
naar de werf te gaan kijken: een
grasveldje met een loodsje daar
naast. Wellicht waren deze concur
renten vergeten, dat zij tachtig - ne
gentig jaar geleden in Rotterdam op
dezelfde wijze begonnen.
Rotterdam vergeet gauw móet
wel snel vergeten. De Duitse begun
stigers van vóór de oorlog bijvoor
beeld lieten een totaal verwoeste
haven achter. De Rotterdammers
hadden geen tijd om daar lang kwaad
over te zijn; nog vóór 1950 waren de
kaden de kranen en de loodsen
nieuwer en moderner én groter weer
opgebouwd. Duitsland is weer de be
langrijkste klant van de stad gewor
den.
Cijfers illustreren het herstel: in
1938 bedroeg het aantal aangeko
men zeeschepen 15.360, In 1946
4.464, in 1950 bijna 18.000 en dan
volgt een snelle groei tot 't top
jaar 1957: 22.000 schepen. Dit jaar
werd half oktober het 20.000ste
schip begroet.
Radar
Niet alléén de gunstige ligging van
de stad, maar ook de veiligheid van
j de havens doet de kapiteins beslui
ten Rotterdam aan te doen. Kundige
loodsen staan in Hoek van Holland
j ter beschikking, maar zij kunnen
I ook 's nachts of op mistige dagen
i rekenen op het feilloze radarsys-
teem, dat ook (het begint bijna iets
te gechargeerd te raken) het mo
dernste en grootste ter wereld is.
Een reeks radarstations aan de wal
verdelen de vaarweg van drie mijl
buiten Hoek van Holland tot de lig
plaatsen in de Rotterdamse haven in
zeven blokken. De grenzen tussen
de blokken worden bepaald door da
reikwijdte van de radar apparatuur.
De schepen varen veilig onder het
wakend oog van de immer draaien
de antennes.
Tussen de radartorens staat ook
het gebouwtje van de roeivereniging
„De Eendracht", wier geschiedenis
een vertelling apart is. Achter haar
naam immers is niet een bloeiende
sportvereniging verborgen, maar de
organisatie van „factotums" in het
havenbedrijf. Vroeger voeren deze
taainagels met him roeibootjes het
zeegat uit om het eerst bij de kapi
tein aan boord te zijn met het ver
zoek het schip te mogen meren.
Later hebben zij de handen inéén
geslagen; zij behoeven niet meer
„het zeetje te nemen", d.w.z. zich
met een golf tot de rand van het
schip op te laten heffen om over
te kunnen springen.
Zij zijn keurig verenigd en allen
telefonisch bereikbaar.
De tijden zijn veranderd, Rotter
dam veranderde mee. Zeelieden
worden nu opgevangen in de eigen
gezellige tehuizen; „Rose Katen-
drecht" begint langzamerhand de
saaiste buurt van de stad te worden,
zeelieden en havenarbeiders spelen
ping-pong in de cantines en meer en
meer verwijst het overleg de wilde
stakingen naar het rijk der geschie
denis.
Er is arbeidsvrede en arbeidsvreug
de in de haven, maar niet alle zonden
van het verleden zij nog uitgewist.
Wat te denken van de woonkazernes
in Rotterdam Zuid, die sombere ge
denktekens zijn aar de wilde groei
van deze stad.
Maar het is een ander verhaal, dat
bij de herinnering aan de tocht door
glorieuze haven, waarop tot vreug
de van de ambtenaar, de kapitein, de
dekknecht en ik in de loop van de
middag ook plassen zonlicht vielen,
nog niet uit de schrijfmachine wil
komen.
Een long van de tnnncl, die het ver
keer ook „onder de havens voert: het
ventilatiegebouw.
Foto rechts
Het wordt avond op de Nieuwe Maas
bij Vlaardingen. In Pernis stinkt de olie
en tekent een giftig wolkje van de super-
fosfaatfabriek zich tegen de avondhemel
af.
Foto links
Een coaster bij de radiatoren aan de
zuidelijke Maasoever. De radar brengt
het schip veilig binnen; ook 's nacht* en
bi) mist.