Mïsteke BEGEER In de Krantentuin /fiYïk Kerstverhaal ZATERDAG 27 DECEMBER 1958 DE LE1DSE COURANT PAGINA 9 TM DE HERDERSHOND MET 3 POTEN Het was midden in de winter. De sneeuwstorm gierde om hgt grote huis. dat op de markt stond. De wind had zo'n enorme kracht, dat de dakpannen telkens opwipten en ze op de anders zo stille zolder een vreselijk lawaai maakten. Door deze herrie werden de beeldjes ▼an de kerststal die in een grote kist in de hoek van de zonder waren opgeb gen, opeens klaar wakker. De herders wreven hun ogen uit, wardie zaten vol stro, de schaapjes begonnen zich ook te roeren zodat het papier waarin ze ge wikkeld zaten begon te kraken. „We wil len er uit", blaatten de schaapjes. ,,'.7e hebben lang genoeg in de doos gezeten". „Ja, mijn benen zijn ook stijf", brom de koning Melchior in zijn baard. „Maken jullie toch niet zo'n leven, ik ben nog lang niet uitgeslapen", zei de os knorrig en hij draaide zijn lompe li chaam nog eens om. „Au!" gilde de herder met de fluit", Je slaat met je staart, tegen mijn hals. en die is pas gelijmd". „Zouden ze ons vergeten hebben? Het lijkt me dat het allang Kerstmis geweest is. Kijk maar eens naar de sneeuw. Hu! Wat is het koud!" rilde de zwarte koning en hij trok zijn wijde mantel, wat dich ter om zich heen. „Heeft het gesneeuwd? Dat willen we zien" en hup, hup, sprongen de schaapjes uit het stro op de rand van de kist en zo verder over de zolder naar het grote raam. Maar daar zagen ze nog niet veel want het raam was hoog. De herdershond was nu ook klaar wak ker. Nu moest hij op zijn post zijn en zorgen dat z'n schaapjes niet verdwaald raakten. Blaffend stap'e hij over de ezel heen, maar al gauw kromp hij ineen van de pijn. Z'n houten pootje, dat de mijn heer van het huis er vorige jaar aanga lijmd had, bengelde er nu bij, als een kle pel van een klok. De ezel balkte boos, omdat de hond op z'n oor stond, waar ook een stukje uit was, en kwaad riep hij uit: „Blijven jullie toch rustig in de kist, de mensen zullen best op tijd ons komen halen". „Houd je mond, domme ezel. Ezels hebben toch nergens verstand van", kef te de hond terug. Oei. daar was hij zijn houten pootje kwijt en op drie pootjes hinkte hij naar de schapen, die inmid dels al op de vensterbank gesprongen waren. Zou hij ook de sprong durven wa gen? Warempel, daar kwam ook al een kameel aanzetten. Was dat even fijn' Nu kon hij eerst op de bulten van de kameel springen en dan verder op de vensterbank. Ze stonden allemaal te kijken naar l"> sneeuw 'skjes, die op het dak vielen. Een koning tuurde naar de hemel om te zien of hij de ster ook zag, maar de lucht was dicht bewolkt. Met zijn staf .wees hij de hele hemel af, maar geen ster te zien. „Komen jullie toch hier", zei de os, „ik heb het zo koud". Een engeltje vloog al omlaag en kroop dicht bij de os. De schaapjes werden bang ^an dat gefladder en sprongen, hoepla, op de grond, om nog wat op de zolder te kunnen spelen. Hoe moest de hond, met z'n drie poot jes, nu weer zorgen dat de schapen in de kist kwamen? Wacht, daar stond de staf van de koning, die zou hij kunnen gebruiken om op de grond te komen „Bang", deed de staf en twee gebroken stukken lagen op de grond. Da* zag er niet best uit. Hinkend nam hij de stuk ken in zijn bek en smeet ze in de kist „St, St," hoorde de hond opeens. De ezel waarschuwde dat er mensen naar boven kwamen. Roets, roets, was iedereen in de kist De kameel was de laatste en tilde de deksel over alles heen, alsof er niets ge beurd was. Een grote mannenhand tilde de deksel van de kist. „Maar jongens, wat. hebben jullie die beeldjes er slordig ingedaan, het vorig jaar. Verschikt zagen de kinderen, hoe al- les kris, kras, door elkaar lag. Een voor j één pakten ze de beeldjes op. „Kijk vader, het pootje van de hond is er weer af en ik had het nog zo goed gelijmd". „O' en de staf van de koning is ook weg", riep een ander. „Kijk, hier liggen de stukken". „Na Kerstmis, pak ik zelf de kerst groep in. Jullie doen het veel te onvoor- zichting", zei vader en hij bevoelde het hoofd van de herder, dat er gelukkig nog stevig op zat. IETS OVER KAMELEN Bij iedere kerststal horen ook de drie koningen met de kamelen. Op het Kerst feest staan ze er nog niet bij, maar enige dagen later worden'ze voor de dag ge haald en krijgen ze heel in de verte een voorlopig plaatsje. Iedere dag komen de koningen met hun kamelen een beetje dichterbij, tot ze op 6 januari bij de kerstgroep gezet worden, op de plaats van de herders, die dan weer wat ach teruit gezet worden. De kamelen zijn in de woestijnen de enige hulp van de mens, wan* het is daar niet mogelijk enig ander dier zoals geiten, schapen, runderen of varkens, te houden. De kameel heeft heel lange poten, zó lang, dat ze hij het lopen elkaar zouden raken wanneer niet de kameel een heel andere gang heeft dan b.v. het paard. De kameel verplaatst namelijk eerst de beide linkerpoten en dan de beide rechter Zo'n gang noemt men een telgang en de kameel noemt men daarom een telgan ger. Sommige paarden lopen ook zo, maar dan is het hun aangeleera. Zelfs de arm ste woestijnbewoner bezit kamelen. Hij koopt de vermagerde kamelen, die pas een lange woestijnreis achter de rug heb ben, op, mest ze dan vet en verkoopt ze dan weer met winst. Er zijn rijke woes tijnbewoners, die wel duizend kamelen bezitten. De kameel heeft maar weinig voedsel nodig ofschoon hij zo'n groot dier is. Hij eet distels en doornen, brandnetels en alles wat hij in de woestijn kan vin den. Wij zouden ons aan die doornen be zeren, maar een kameel heeft nergens last van. Hij kan in de zomer 5 dagen en in de winter wel 25 dagen zonder drin ken. Voor de aanvang van een tocht door de woestijn drinkt hij voldoende. Hij heeft en maag in vele delen verdeeld waarin de reserve voorraad bewaard blijft en die als hij ze nodig heeft, met kleine hoeveelheden in de mond komen om het droge voedsel te bevochtigen. De kameel kan gemakkelijk, een last van 300400 kg torsen, maar als de reis lang is, dan is 100150 kg gebruikelijk. Hij legt per dag 50 km af en de snelvoe tige kamelen brengen het wel tot loO km per dag. Onderweg krijgen ze niet veel eten maar dan putten ze weer uit de reserve voorraad vet, die in de bulten zit. Aan het einde van een lange reis zijn de bul ten geheel verschrompeld. Als de kamelen pijn hebben of de last is te zwaar, dan kunnen ze naar schreien en ook zwaar zuchten. Ze worden dan ook wel koppig en weigeren dan op te staan. Als een kameel opgeladen wordt ligt hij op de knieën. Ook is de kameel mu zikaal. Als de karavaan op het punt st af te vertrekken, dan begint de voorman heel zachtjes een liedje te zingen zonder zweepslagen of tikken, staan de kamelen dan op en volgen de aanvoerder. Zodra hij echter niet meer zingt, vertragen ze de gang en daarom als de aanvoerder moe wordt, neemt een ander z'n taak over. Zolang de mars duurt moet er ge zongen worden en dan liefst vrolijke pit tige zang, zodat ze op de maat kunnen lopen. Het vlees van de kameel is smakelijk en voedzaam. Het wordt door de woes tijnbewoners gegeten. De mest van die dieren wordt ook wel als brandstof gebruikt, om het kopje koffie te warmen. Van de lichtgele, soms donkere wolha ren worden dekens, tapijten en mantels geweven. Als jullie nu nog weten dat de kameel een goedig volgzaam dier is, dan begrij pen jullie ook dat het een heel nuttig dier is en ook wel „het schip der woes tijn" genoemd wordt. EEN PAAR SPELLETJES VOOR REGENACHTIGE VAKANTIEDAGEN DE KOOPMAN UIT PARIJS Dit spelletje kan door twee of meer dere kinderen gespeeld worden. Eén van hen is koopman en de andere zijn de ko pers. De koopman begint: „Ik ben een koopman uit Parijs. En raak niet spoedig van de wijs. Wit en zwart verkoop ik niet. Ja en neen versta ik niet. Mevrouw (of mijnheer) wat blieft u?" i De kopers beginnen nu op de beurt te vragen, maar zij mogen de woorden „wit" en „zwart", „ja" en „neen" niet gebruiken. Na drie vergissingen wordt een ander koopman. Er kunnen ook pan den gevraagd worden en dan volgt na afloop het vrolijke spelletje „pandverbeu ren". BLINDEMANSPELLETJES Het gewone blindemanspelletje is, dat er een kind geblinddoekt wordt, die moet proberen een ander te pakken en dan door te betasten moet zeggen, hoe het kind heet. Er zijn ook nog andere manleren. I. De kinderen zitten in een kring. Eén staat in het midden met een paar houten lepels in de hand en geblinddoekt. Nu moet de blindeman proberen met de lepels naar één van de spelers te lopen en met die lepels te voelen wie het is. Is er goed geraden dan komt degene, die betast werd, aan de beurt. Iedereen moet zo stil mogelijk zijn om niet door een geluid te verraden wie hij is. II. De spglers maken een grote zuivere kring. Twee kinderen komen geblind doekt in het midden. We noemen ze Piet en Toos, Na een paar maal in de rondte te zijn gedraaid moeten Piet en Toos elkaar trachten te vinden door te roe-' pen: „Piet waar ben je? Of Toos waar ben je?" Het spel kan ook om de tafel gespeeld worden als er geen kinderen genoeg zijn om een grote kring te vormen. III. Wie eet het vlugste? Twee kinderen worden geblinddoekt en krijgen ieder een onbreekbaar bordje in de hand, waarop een in stukjes gesne den boterham ligt. Ze moeten nu pro beren elkaar zo vlug mogelijk de boter ham op te laten eten. Degene, waarvan het bordje het eerst leeg is, is de winnaar. IV. Dierengeluiden. De kinderen zitten in een kring. Eén is er geblinddoekt in het midden. Deze moet op de schoot van de andere speler gaan zitten, die dan een dierengeluid maakt. De geblinddoekte moet dan raden wie het is. V. Eei wekker zoeken. In de kamer wordt een wekker ver stopt, die duidelijk tikt. Eén van de kin deren is buiten de deur en wordt ge blinddoekt binnengebracht. Het kind moet nu proberen op het geluid af de GEHEUGENSPELLETJE I. De kinderen zitten om de tafel en hebben papier en potloot bij zich. Er wordt een blad binnen gebracht met b.v. 12 verschillende voorwerpen, waarover- heen een doek is gelegd. Het blad wordt midden op tafel gezet, dan wordt de doek er af gehaald en dan mogen de kin deren 1 minuut kijken. Dan wordt het blad weggezet en dan krijgen de kinde ren 5 minuten tijd om op te schrijven wat ze gezien hebben. Wie de meeste goede voorwerpen op schreef, heeft het spel gewonnen. II. Ik ging op reis cn nam mijn kof fertje mee. De kinderen zitten weer in een kring. Het eerste kind begint: „Ik ging op reis en nam mijn koffertje mee, ik pakte daarin: mijn schoenen". Num mer twee zegt hetzelfde, maar voegt er aan toe b.v.: mijn kousen. Nummer drie herhaalt nu ook dit en voegt er weer aan toe b.v.: mijn spoorboekje. Is ieder een b.v. twee maal aan de beurt geweest (zijn er veel kinderen dan is 1 beurt vol doende) dan moet de hele geschiedenis weer teruggebracht worden, tot de kof fer weer leeg is. Wie mist, moet een pand geven. CONCERT IN C GROOT door Alfons Wesselman De concertzaal loopt vol. Over 5 mi nuten zal het beginnen. Op het program ma staat aangekondigd: „Een vioolconcert in C groot van Beethoven, met als solist de achtjarige Robert Haffert", die voof het eerst voor een groot publiek zal spe len. De violist zelf is een beetje ongerust. Zou hij zenuwachtig worden, met zoveel mensen voor zich? Het concert zal zo een aanvang ne men, want het orkest neemt zijn plaats al in. Daar komt de dirigent met de so list het podium op. Een beetje onbehol pen buigt de jonge violist voor het pu bliek, da* maar flauwtjes klapt. Menig een vraagt zich af: is dat nu de violist? die dikke boerenjongen? De dirigent geeft een tekenDe violist zet in. Z'n strijkstok schuift zachtje: over dc sna ren. Opeens wordt iedereen verrukt over de zuivere zachte tonen. Na enkele ma ten zet het orkest in. Het publiek wordt enthousiast en is weg van de buitenge wone prachtige muziek. Als het afgelo pen is, blijft men nog even stil maar dan barst de zaal los in een ware ovatie. Aan het klappen schijnt geen eind te komen. Dan geeft de jongen een teken aan de dirigent. Men is meteen doodstil. Hij geeft een „toegift" en ontroerd mooi speelt hij nu in de kersttijd hel „stille nacht". Men kan een speld horen vallen zo stil is de zaal, maar na afloop breekt een stormachtig gejuich los. De jeugdige violist lacht verlegen, maar met ogen van vreugde. Zyn succes is behaald. Dag kinders. Zalig Nieuwjaar. TANTE JO EN OOM TOON Dat was te moeilijk. „Zo getui ge", zei de rechter, „nu moet u eerst maar eens zweren dat u de waarheid en niets dan de waarheid zult zeg gen. Zegt u mij maar even na...." Toen de formaliteit achter de rug was, klonk het: „En, getuige, wat hebt u nu te verklaren?" „Ja edelachtbare", antwoordde de man, „wanneer u me zó veel restric ties oplegt, is het maar beter dat ik niets verklaar!" Toch gelijk. „Fransje, noem jij me eens een zeldzaam dier uit Afri ka", zei de onderwijzer. „Een kangoeroe, meneer", ant woordde Fransje. „Maar jongen, hoe kom je daar nu bij. In Afrika zijn toch geen kangoe- roe's!" „Nu meneer", meende de knaap, „is het daar dan soms geen zeldzaam dier?" „Nu weet ik ook, waarom je hem eerst „Papa" hebt bijgebracht." 30 jaar onder de wilden 13. Toen ik dc taal van mijn zwarte gasten wat beter begreep vertelde Yamba me. dat zij, haar man en haar kinderen uit Australië kwamen en een storm ze ver van het land af gedre ven had. Op zekere dag ontdekte ze een klein handspiegeltje, dat ik boven mijn hang mat gehangen had. Toen ze haar gezicht daarin zag, schrok ze eerst en liep schreeuwend de hut uit maar spoe dig kreeg haar nieuwsgierigheid de over hand en al gauw was ze niet bang meer. Ze sloop weer terug om het eigenaardige ding nog eens te zien en toen ze be merkt had, dat de spiegel niet gevaar lijk was stond ze iedere dag lang er voor en trok gekke gezichten. 14. We hadden er al lang en breed over gesproken om in mijn kleine boot naar hun land terug te varen en op een zekere avond wees Yamba op een fel stralende ster en zei „daar aan dit kant. in die richting ligt mijn geboorteland". De volgende morgei droegen we de boot dwars over het eiland en legden hem aan de andere kant in het water. Maar de wind blies precies uit de ver keerde richting. De zwarten waren erg teleurgesteld, maar terwijl we op goede wind wachtten konden we een grote voorraad verzamelen en water in reserij voirs doen. Deze reservoirs bestonden uit ingewanden van vogels en vissen Ik begroef mijn parelschat op het eiland wat moest ik daarmee in Australië bij de wilden. Misschien liggen ze er nu nog, waar ik ze toen verstopt heb. De lege maag. Dame (aan de deur tegen bedelaar, die juist een heel onwaarschijnlijk verhaal opge dist heeft): „Maar mijn beste man, je verhaal klink wel een weinig hol. hè?" Bedelaar: „Ja, mevrouw, maar hoe zou dat anders kunnen met zo'n lege maag?" Op school. „Zo Koertje, wat heb jij alzo beleefd in je vakantie?" „Och, meneer", zei Koertje voor zichtig, „voor een opstel was het lang niet voldoende"-. Zij had gelijk. Een heer, die bij een jachtongeluk zijn neus had ver loren, werd dagelijks op zijn weg naar het kantoor door een oude be delvrouw aangesproken met de wens: „De hemel behoede uw ogen, me neer!" Eens besloot hij, een verklaring te vragen van de zonderlinge zege wens en zeide tot de vrouw: „Waar om wenst u mij het behoud van mijn ogen toe, daar is toch niets bijzon ders aan?" „Wel, meneer", antwoordde de be delares, „het moet iets ergs voor u zijn, als uw gezicht minder goed wordt. want u hebt geen neus, om een bril op te zetten". Hoe het trok! „Hoe gaat het met je schouwburg-onderneming?" „O. ons nieuwe stuk trekt enorm" „O ja?" „Ja, wij hebben een windmachine achter de coulissen". Wat hü zocht. Jonge man: „Ik kom eens vragen of u geen baantje voor me hebt". Baas: „Ik doe al mijn werk zelf". „Uitstekend! Wanneer kan ik be ginnen?" „Is er een kinderverwachting bij u in vervulling gegaan?" „Ja. Als mijn moeder me aan mijn haren trok, wenste ik altijd, dat ik er geen had." Verraderlijk. „Waaruit conclu deer je, dat hij verliefd is?" „Ik hoor zijn papegaai de laatste tijd zoveel zuchten." Aetherklanken TELEVISIEPROGRAMMA'S. KRO: 11.00 Hoogmis. HILVERSUM I. 402 m. 8.00 KRO. 9.30 NCRV. 10.00 CON VENT VAN KERKEN. 11.30 NCRV. 12.15 KRO. 17.00 IKOR. 19.00 NCRV. 19.45-24.00 KRO. KRO: 8.00 Nws. 8.15 Gram. 8.25 Hoogmis. NCRV: 9.30 Nws. en water standen. 9.45 Geestelijke liederen. CONVENT VAN KERKEN: 10.00 Chr. Geref. kerkdienst. NCRV: 11.30 Kerk- muz. KRO: 12.15 Apologie. 12.35 Instr. octet. 13.00 Nws. 13.05 De hand aan de ploeg, caus. 13.10 De wadders, hoorsp. 13.30 Lichte muz. 13.45 Boek- bespr. 14.00 V. d. jeugd. 14.30 Piano recital. 14.55 Fluit, fagot en harp. 15.30 Muz. caus. 16.00 Sport. 10.30 Vespers. IKOR: 17.00 Herv. kerkd. 18.00 Het geladen schip, causerieën. 18.30 De Kerk aan het werk, caus. 18.40 Bij bel vertellingen. NCLV: 19.00 Kerkelijk nws. 19.05 Koorzang. 19.30 De mens en Ik. Gods laatste vraag aan de mens, caus. KRO: 19.45 Nws. 20.00 Act. 20.10 Amus. muz. 20.30 Kempen land van mijn hart, klankb. 21.15 Cabaret. 22.05 Promenade ork. en sol. 22.45 Avondgebed en lit. kal. 23.00 Nws. 23.15-24.00 Gram. HILVERSUM II 298 m. 8.00 VARA. 12.00 AVRO. 17.00 VARA. 18.30 VPRO. 19.00 IKOR. 20.00-24.00 AVRO. VARA: 8.00 Nws. 8.18 Voor heL platteland. 8.30 Gevar. progr. 9.4o Geestelijk leven, toespr. 10.00 Gram. 10.35 Boekbespr. 10.45 Cabaret. 11.15 Omr. ork. AVRO: 12.00 Theaterork. en soliste. 12.30 Sportspiegel. 12,35 Lichte muz. 13.00 Nws. en S.O.S.-ber. 13.07 De toestand in de wereld, caus. 13.17 Meded. of gram. 13.20 Gevar. progr. v. d. strijdkrachten. 14.00 Boek bespr. 14.20 Radiophilharm. ork. en solist. I. d. pauze 15.00-15.25): Ter- tulia bij Anita en Juanita (III). 16.10 Jazzmuz. 16.30 Sportrevue VARA: 17.00 Gram. 17.30 V. d. jeugd. 17.50 Nws., sportuitsl. en sportjourn. VPRO: 18.30 Nieuwjaarstoespraak. IKOR 19.00 V. d. jeugd. 19.30 De Open Deur. AVRO: 20.00 Nws. 20.05 Lichte muz. 20.50 Zijn zeven vrouwen, hoorspel. 21.30 Lichte muz. 21.45 Comme ci, comme ca, stemming beelden. 22.00 Dansmuz. 22.15 Act. 22.30 Gram. 23.00 Nieuws. 23.15 Sportuitsl. 23.20-24.00 Gram. MAANDAG. TELEVISIEPROGRAMMA,S. NTS: 20.00 Journ. en weeroverz. VARA: 20.20 Mensen dingen nu 20.30 Pol. overz. v. 1958. 21.00 Anders dan anderen. HILVERSUM I. 402 m. 7.00-24.00 NCRV. 7.00 Nws. en S.O.S.-ber. 7.10 Gram. 7.40 ld. 7.50 Een woord voor de dag. 8.00 Nws 8.15 Sportuitsl. 8.25 Gewijde muz. 9.00 V. d. zieken. 9.30 Gram. 9.35 Waterst. 9,40 V. d. vrouw. 10.15 Theologische etherleerg. 11.00 Gram. 11.25 Gevar. progr. 12.00 Koorzang. 12,25 Voor boer en tuinder. 12.30 Land- en tuinb. meded. 12.33 Lichte muz. 12.53 Gram. en act. 13.00 Nws. 13.15 Promenade ork. en sol. 13.45 Gram. 14.05 Meisjeskoor. 14.30 Gevar. progr. 15.30 Gram. 16.00 bijbellezing. 16.30 Zang en piano. 17.00 V. d. kleu ters. 17.15 V. d. jeugd. 17.30 Gram. 17.40 Beurber. 17.45 Regeringsuitz.: Leiden, Maarmansteeg 8, Iel. 2UÖ85 (Advertentie) Rijksdelen Overzee: Venezuela, buur land van de Nederlandse Antillen, door dr. A. J. C. Krafft. 18.00 Orgel spel. 18.30 Sport. 18.40 Gram. 19.00 Nws en weerber. 19.10 Volksliederen. 19.30 Radiokrant. 19.55 Op de man af. 20.00 Gram. 20.30 Die merkwaardige man, hoorsp. 21.05 Celloconc. 21.35 Metropole ork. 22.00 Volk en Staat, caus. 22.15 Vocaal ens. 22.45 Avond overdenking. 23.00 Nws. 23.15-24.00 Gram. HILVERSUM II 298 m. 7.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20-24.00 VARA. VARA: 7.00 Nws. 7.10 Gym. 7.20 Gram. 8.00 Nws. 8.18 De matrijspoort. VPRO: 10.00 Voor de oude dag, caus. 10.05 Morgenwijding. VARA: 10.20 Gram. 10.55 Dansmuz. 11.30 Piano recital. 12.00 Orgel en zang 12.30 Land- en tuinb. meded. 12.33 Voor het platteland. 12.38 Pianoduo. 13.00 Nws. 13.15 V. d. Middenstand. 13.20 Instr. trio. 13.45 De weg naar volwassen heid, ca'is. 14.00 Gram. 15.20 Lichte muz. 15.45 Zestig minuten voor boven de zestig. 16.45 Nederlandse liedjes en volksdansen. 17.00 Gram. 17.20 Dansmuz. 17.50 Mil. comm. 18.00 Nws. en comm 18.20 Lichte muz. 18.50 Openbaar kunstbezit, caus 19.00 Par lementair overz. 19 15 Muz. caus. 19.45 Regeringsuitz.: Emigratierubr.: Emi gratiepraatje door c'e heer li A. van Luyk. 20.00 Nws. 20.05 Gevar. muz. 20.30 Cabaret. 21.00 Etherforum 21.40 Marimba. 22.10 Tromhone-ens. 22.25 Strijkkwint. 23.00 Nws. 23 15-24.00 GRAMMOFOONPLATEN- PROGRAMMA DRAADOMROEP. (over de 4e lijn), I. Ludwig van Beethoven. Concert voor viool en orkest in d gr. t. op. 61. II. Anton Bruckner. Symhonie nr. 7 in e gr. t. DIT WIST u NIET virtc draait sto«d5| ''aiiZdr.'-fiyri fv-jf

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1958 | | pagina 9