„JAN STEEN"
Zilveren onderscheiding voor
de heer J. G. Kaak te Leiden
Kunsttentoonstelling in Haags Mauritshuis
Levensgenieter en moralist
ZATERDAG 27 DECEMBER 1958 DE LEIDSE COURANT
1I7ANNEER er een broeder is ge-
weest onder de N.-Nederlandse
schildersbent van de gouden eeuw
die moraliserend, met flitsend pen
seel het mooi en lelijk van een sa
menleving waarin hij werkte en die
hij schilderde heeft verbeeld dan
was het de Roomse onder hen, de
grote Leidenaar Jan Havicksz.
Steen.
Dat wij hier Steens religie speciaal
willen noemen heeft zijn reden. De
vorm waarin hij moraal placht te
gieten staat met deze religie, die be
leden moest worden en gevierd in
schuilkerken en opkamers, op een
paalde manier in verband. Als ka
tholiek moet hij zich meer verwant
hebben gevoeld met zijn Vlaamse
kunstbroeders dan de meer sombere
noordelingen, maar hij bleef daarbij
noord-Nederlander in hart en nieren,
al neemt hij dan ook onder zijn bent
genoten een heel bijzondere plaats in.
Deze plaats heeft hij zich niet
kunnen verwerven tijdens zijn leven.
Tijdgenoten beschouwden hem als
een schilder van de tweede rang.
Eerst veel later kreeg zijn naam in
de Nederlanden de klank, die zij nu
bezit en die haar zeker niet door
landgenoten is opgedrukt. Het bui
tenland heeft zich al vroeg van zijn
werken meester gemaakt; de meeste
schilderijen van zijn grote oeuvre be
vinden zich in vreemde musea en ver
zamelingen.
^A de Jan-Steententoonstelling in
1926 in de Leidse Lakenhal ge
houden, was tot nu toe geen grote
exhibitie aan de beroemde Leidenaar
gewijd. Het is daarom verheugend,
dat thans in het Haagse Mauritshuis
zijn werken na zoveel jaren weer bij
elkaar hangen al is het dan niet
alles wat van hem bekend is. Onge
veer een zestig van zijn werken,
waaronder vele die sinds hun schep
ping voor de eerste maal in het va
derland terugkwamen.
En zo worden we, ten overvloede
wellicht, nogmaals geconfronteerd
met een schilder die geen zedepre
ker was maar wel een moralist, geen
losbol, waarvoor hij lang werd ver
sleten, maar een oubollige waarne
mer van vele goede en slechte ka
raktertrekken van ons, Nederlanders
van toen en nu. Een oubolligheid die
hij op meesterlijke \yijze, steeds an
ders geaard, wist te vermengen met
spot en innigheid. Bij de spot ont
breekt zeker de zelfspot niet en in
nigheid spreekt uit vele van zijn
werken, al laat hij ook daar altijd
plaats voor het alledaags klein-men-
selijke.
De legende dat Jan Steen's huis
houden een huishouden van Jan
Steen was is nu wel uit de wereld en
anders zou deze tentoonstelling het
weer hebben gelogenstraft. Uit al
zijn werken blijkt dat hij een vrolijk
levensgenieter was maar die vro
lijkheid werd toch dikwijls door
weemoed getemperd. Hij leefde zijn
schilder- en kleurendrift uit in de
jaarlijks weerkerende feesten als
Driekoningenavond, hij vond voldoe
ning bij bruiloften en dorpsfeesten.
Maar in veel van zijn figuren legde
hij een grote dosis weemoed en van
beide aspecten dezer sublieme kunst
De melkboer (cat. 8). Verz. Maj. J.
C. F. Mills, Hilborough Hall, Thet-
ford (Eng.).
zijn in het Mauritshuis voortreffelij
ke voorbeelden aanwezig.
A LS aanhanger van het oude ge-
loof moge Steen wellicht naar
geaardheid dichter bij de zuidelijke
levensopvattingen hebben gestaan,
waardoor hij lichter van toets was
dan veelal somberder noorderlin
gen, zijn landgenoten, toch is hij
volbloed noorderling gebleven. Het
is daarom niet juist hem te gaan ver
gelijken met een Teniers of een
Brouwer, Zuid-Nederlanders, die
drinkgelag en dobbelspel als rossig
onderwerp van hun werken kozen
om de rossigheid van het geval zelf.
Toch dringt bij het beschouwen van
een aantal zijner min ofmeer morali
serende werken een bepaalde ver
wantschap met een Zuid-Nederlan
der naar voren, Pieter Breughel, de
Nederlander uit het grensgebied van
Noord en Zuid. Er zfjn zelfs figuren,
die sterk aan de laatste doen den
ken. Iedere vergelijking gaat mank,
en zeker ook hier, andere kunnen
eveneens worden aangevoerd. Wie
denkt bij het ien van zijn Zieke
Dame niet onwillekeurig aan Ver
meer? Toch is Jan Steen in wezen
onvergelijkbaar. Hij mist de gesple
tenheid van een Breughel, maar ook
geheel en al de calvinistische instel
ling van de meeste noordelingen, die
wel in hun werken blijk geven van
een bepaalde rust, welke rist ech
ter meestal is gekenmerkt door een
zekere somberheid.
IJET coloristisch vermogen van
Steen was weergaloos, dat be
wijst de tentoonstelling in het Mau
ritshuis. Uit de grondtonen van brui
nen en grijzen bloeit plotseling de
kleur op, uitbrekend in een groep,
soms in een enkele figuur ja zelfs
in een in het compositaire deel van
het beeld ogenschijnlijk onbelangrijk
detail, zoals b.v. in De Bruiloft van
Kana (Cat. 51) de groep links en de
gloeiend oranje sinaasappel op de
donkere kast rechts van de beschou
wer.
Zeer sterk spreekt de macht van
de kleur ook in „De rode kous" (cat.
56), waarin dit rode beenbekleedsel
het kleurencentrum is waaromheen
alle andere kleuren zijn gegroepeerd.
Dan willen we ook wijzen op cat. 53,
waarin het blauw van een vrouwen-
jak en een jongensjasje op beide
kanten van de voorgrond zo prach
tig in evenwicht is. En wie ken. niet
het prachtige paars van de Oester
eetster (cat. 16) en het geel in de be
roemde „Hoenderhof" (cat. 13), bei
de behorende tot het bezit van het
Mauritshuis?
Ook in het weergeven van stem
ming toont Steen zich een groot-
meester. Hij schilderde deze stem- j
mingen in het raam van zijn tijd,
d.w.z. in het raam van de gebeurte
nissen zoals zij in zijn tijd plaatsvon
den, een tijd die waarlijk niet van de
gevoeligste en de braafste was.
Steen doet het in feestelijke dorps
scènes, in herbergtaferelen of soms in
„Bordeeltjes", zoals bepaalde genre
stukken werden genoemd.
Anders dan Teniers of Brouwer
doet Steen het echter nooit grof al
neemt hij geen blad voor zijn pen
seel. Maar hoe scherp wist hij de
protserig-burgerlijke neerbuigend
heid te observeren in de z.g. „Bur
gemeester van Delft" (cat. 7) uit
Engels particulier bezit, met als te
genstelling de hautaine onverschil
ligheid van het na hem komend ge
slacht, zijn in kostbaar brocaat ge
klede dochter. Voelbaar is de span
ning in de figuren van de trictrac-
spelers van „De Papagaaienkooi"
(cat. 35). En dan mogen we mis
schien ook wijzen op een van Steen's
laatste werken, „De Serenade" (cat.
57), waarin maan- en fakkellicht zo
subliem tezamenvloeien.
Het mooist vinden wij de stem
ming weergegeven in „De eenzame
drinker" (cat. 2) met die prachtig
geschilderde kop van een in zich
zelf gekeerde oude man. De een
zame drinker wordt hij genoemd.
Inderdaad, de man heeft een tinnen
kannetje en een brandewijnglas in
de hand, maar drinken doet hij niet.
Heeft hij zelfs wel gedronken of
zocht hij toch vergetelheid in de
brandewijn? De oude filosofeert over
het leven, misschien over zijn eigen
leven met geluk en ongeluk, met
vreugde en verdriet. Afzijdig van
de andere bezoekers is hij alleen
met z'n gedachten. Een indringend
schilderij dat als een der sublieme
hoogtepunten in onze herinnering zal
blijven.
rN laat ons dan besluiten met het-
geen Anton van Duinkerken alfi
slotwoord ener bijdrage aan de ca
talogus de tentoonstelling meegaf:
„Jan Steen was van de eindigheid
zijner wereld heel diep overtuigd.
Hij hield van haar, omdat ze niet kon
blijven duren. Maar ze bleef onom-
schrijfelijk, dank zij het avondlicht
dat haar wegdoezelt. Het leven duurt
zo kort. Steen is geen predikant.
Doch als de Heer op de bruiloft te
Kana het water van onze alledaags
heid veranderd heeft in de wijn van
zijn glorie, heft uit de achtergrond
een bruiloftsganger het glas en
drinkt Hem toe. Die bruiloftsganger
is Jan Steen.
Gebed voor de maaltijd (cat. 40).
Eig. de Hertog van Ruthland. Bel-
voir Castle, Grantham (Eng.).
RADIOCURSUS
OPENBAAR KUNSTBEZIT
De Stichting Openbaar Kunstbezit
waarvan het ledental in 1957 ca.
78.000 bedroeg, is in 1958 tot 98.000
gestegen. Dit houdt in de versprei
ding in tien maandelijkse zendin
gen van ca. 4.000.000 kleurenre
producties naar oude of moderne
kunstwerken uit onze Nederlandse
musea en van evenveel door Neder
landse deskundigen geschreven bla
den tekst.
De inschrijving voor de cursus 1959
is thans in volle gang: op het ogen
blik zijn al 74.000 deelnemers inge
schreven voor de nieuwe cursus.
Het aantal buitenlandse abonnees
Nederlanders in den vreemde, zo
wel als buitenlanders bedraagt
meer dan duizend. Hiertoe heeft on
getwijfeld de stand van Openbaar
aangenomen. Men hoopt daar, na
uitvoerige voorbereidingen, waarvoor
advies bij de Nederlandse Stichting
werd ingewonnen, binnen afzienba
re tijd te beginnen.
Als nieuw middel om in nog bre
dere kringen belangstelling te wek
ken, laat Openbaar Kunstbezit thans
kleurendia's van de afgelopen jaar
gangen vervaardigen, zodat het mo
gelijk zal zijn ook met behulp der
Veertig jaar verbonden
aan 't gem. slachthuis
Woensdagmorgen werd de heer J.
G. Kaak ontvangen in het theorielo
kaal van h',et gemeentelijke slacht
huis naar aanleiding van zijn veer
tigjarig jubileum. Hij was vergezeld
van echtgenote, zoon en dochter. Na
een welkomstwoord van dr K. Reits-
ma, directeur van het slachthuis, die
het op prijs stelde voor de eerste
maal wethouder mr J. Drijber in het
slachthuis welkom te mogen heten,
voerde de wethouder van bedrijven
het woord.
Hij wees op het feit, dat de maand
december van dit jaar veel jubilea
oplevert, dank zij het feit, dat 40 jaar
geleden in 1918 de wereldoorlog ten
einde liep en vele militairen uit de
dienst kwamen. Het is logisch dat in
die tijd ook veel goede gemeente-amb
tenaren werden aangetrokken. De
heer Kaak, noemde de wethouder één
van dezen. Spr. wees op het feit, dat
veertig jaar geleden onder andere
omstandigheden bij het slachthuis ge
werkt werd. De ontwikkelingen in
het bedrijf gelden net alleen de tech
nische middelen, maar ook de voor
zieningen ten bate van het personeel.
Hij memoreerde de loopbaan van
de heer Kaak, die als hoofd-stoker
zijn werk bij het slachthuis begon
en via twee bevorderingen adjunct
technisch ambtenaar werd. Het is del
loopbaan van iemand, die met vol
doening op zijn werk kan terugzien
Spr. legde de nadruk op de pretttige j
wijze, waarop de heer Kaak steeds j
met bedrijfsgenoten is omgegaan.
Ook in de waardering voor het
werk van de employés is in de loop
van veertig jaar veel ten gunste ver
anderd en dit bleek ditmaal weer uit
de onderscheiding die de heer Kaak
ten deel was gevallen.
Wethouder Drijber deed vervolgens
mededeling van het feit, dat het
H. M. de Koningin had behaagd hem
te onderscheiden met de zilveren me
daille verbonden aan de orde van
Oranje Nassau.
Dr Reitsma feiliciteerde de heer
Kaak met de Koninklijke onderschei
ding en voegde daaraan toe dat het
werk van de heer Kaak van dien
aard was, dat hij tot plaatsvervan
gend chef van de technische dienst
werd benoemd. Kaak toonde werk
kracht en karakter, bijzonder ook
door de wijze waarop hij leiding wist
te geven. Hij overhandigde hem ver
volgens de oorkonde van B. en W. en
de gebruikelijke gratificatie van het
gemeentebestuur.
De voorzitter van de personeels
vereniging, de heer Van Dijk, memo
reerde, dat de heer Kaak van de op
richting af bestuurslid van de perso
neelsvereniging was, en hij bood na
mens deze een electrische klok aan
en een bloemstuk voor mevr. Kaak
als deelgenote in dit feest en in deze
huldiging.
De heer Hoogteyling, chef van de
technische dienst legde vooral de na
druk op de vindingrijkheid van de
heer Kaak, die voor elk euvel wel
een oplossing wist.
Tenslotte sprak de heer Duindam,
die aan het slachthuis de slagers ver
tegenwoordigt, namens de slagers
woorden van gelukwens, waarin hij
het accent legde evenals ook wethou
der Drijber terloops had gedaan, op
het goede werk, dat de heer Kaak
voor de jeugd van Leiden heeft ge
daan als bestuurslid van de speel
tuinvereniging „Ong Eiland". Hij
overhandigde namens de slagers een
geschenk onder couvert.
De jubilaris sprak een hartelijk
dankwoord voor deze huldiging en
de geschenken.
Kunstbezit op de EXPO te Brussel
in het kunstzaaltje van het Neder
landse Paviljoen het hare bijgedra
gen. Honderdduizenden buitenlan
ders en Nederlanders kregen een
goed beeld van het werk der Stich
ting. Verscheidene buitenlandse bla
den schreven dan ook over dit Ne
derlandse initiatief.
In twee landen, België en Enge
land, hebben de plannen om het
Openbaar Kunstbezit aldaar door een
geïllustreerde radiocursus of op an
dere wijze te verbreiden, vaste vorm
bestaande teksten in groepsverband
op de scholen of in tehuizen cursussen
te geven.
De eerste bespreking van een kunst
werk in de jaargang 1959 zal op 19
januari plaats vinden. Op de maan
dag daaraan voorafgaande zal de
voorzitter der Stichting, prof. dr J.
G. van Gelder, een korte inleiding
houden, die als voorwoord bij de ko
mende jaargang wordt gevoegd, over
het onderwerp „Ook particulier
kunstbezit".