BOEREN BERGEN BOSSEN tussen \V KERSTNUMMER 1958 DE LEIDSE COURANT PAGINA 5 en Hoè zou men het hooi naar de boerderij moeten krijgen? Het rijden met wagens is uitgesloten en daarom wordt het hooi op de Alm in hooi-hutten zolang opgeslagen. Daarna wordt er op de winter gewacht met zijn vele sneeuw, soms meters dik. Op dat moment komt de jongeling schap der bergdorpen in beweging om te laten zien hoe geweldig ervaren zij is in het rodelen. Grote brede sleden, van voren hoog oplopende rodels, worden door de sneeuw langs de hellingen naar boven ge trokken. aldaar volgeladen met hooi en dan nemen stevige jongkerels hun plaats op de slede in. Wilt ge vakmanschap in het rodelen bewonderen dan moet ge present zijn, wan neer het hooi van de Alm wordt gehaald. Met een vracht aan hooi, waar je respect voor kunt hebben, duikt het voer tuig met zijn bemanning in steeds sneller wordende vaart de hellingen af in de richting van het dorp. Handig en be rekend worden moeilijke punten ontweken en wordt juist op tijd een bocht genomen. Ge kunt dan zien, dat in Zwitserland het rodelen een practische bezigheid is en ze ker in de achter ons liggende eeuwen nog veel méér is ge weest. Maar om het in de Hütte te krijgen is ook al niet zo eenvoudig, omdat men over geen voertuigen kan beschik ken. Daartoe is men dus op mankracht aangewezen. Moei zaam wordt het hooi in een soort randselmand hoog op de rug opgetast bundel voor bundel naar de Hütte ge dragen! Ook de vrouwen dragen hun portie, want in de Alpen geldt evengoed als bij ons, dat het hooi zo droog mogelijk moet binnenkomen. Het vee, dat ook wel op de lagere weiden gehouden wordt vergt eveneens flink wat arbeid meer dan bij ons. De melk van deze koeien wordt gehaald, want tenslotte kan niet alles verkaasd worden en heeft men ook boter en melk voor het dagelijkse gebruik nodig. Die melk leveren de koeien grazende op de minder hoge bergweiden en de mel kers nemen de melk in metalen bussen op hun rug mede naar beneden. Ja, dat bergvee is de moeite van het aankijken waard. Weliswaar geeft het minder melk dan ons beroemde zwart bonte vee, maar het vetpercentage ligt hoger en 't zijn oer gezonde en sterke dieren. Geen wonder, want de berglucht en de Alpengrassen zijn óók voor de dieren gezond. Er zijn twee perioden in het leven van de Zwitserse berg- koe, waarbij zij feestelijk gestemd behoort te zijn. Dat is in Op de groene Alm staat de eenzame Sennehütte, 't Is zomer en de hut wordt bewoond door een vrouw: de Sen- nerin. Maandenlang woont zij daar moederziel alleen. Na tuurlijk krijgt zij wel eens bezoek, want men vergeet haar niet daar beneden in het bergdorpje van het Zwitserse Al pengebied. Is onze Sennerin hups en vrolijk, dan zal zij zeker op drukker bezoek mogen rekenen dan wannneer zij minder hoog in de gunst van het jongvolk staat aangeschreven. Het is geen benijdenswaardig beroep dat door onze Sen nerin daar wordt uitgeoefend. Tenminste.dat zouden wij, gewend aan de moderne agrarische toestanden in de lage landen aan de zee, menen. De Sennerin zal het wer kelijk wel eens angstig te moede worden, wanneer de don derwolken alle uitzicht benemen en de bliksemschichten naar rechts en links flitsen, gevolgd door onvoorstelbaar harde donderslagen. Zij zal het ongetwijfeld wel eens een zaam hebben, maar over het algemeen houdt zij van haar beroep, anders was zij er niet aan begonnen. Overigens, de Sennerin kan men in de bergdorpen niet missen. Het is daar alles zo geheel anders dan bij ons. De land bouw wordt er onder onvoorstelbaar moeilijke omstandig heden uitgeoefend. De mechanisatie, welke elders de mens het werken zoveel gemakkelijker heeft gemaakt, krijgt 'hier zo weinig kans zich nuttig te doen gelden. Bedenkt wel, dat men hier het vee moet weiden op de Alm, de Alpenweide, en dat die Almen soms boven de boomgi-ens liggen. Dat is zeer hoog en wat erger is ze zijn moeilijk te bereiken. Daar leiden geen gebaande wegen heen, waarlangs men tegen melktijd „even" met een autotje of desnoods met een kar en paard de melkers en de melkbussen uit het dorp naar boven kan brengen. Neen, dat gaat daar niet en dus is men op andere middelen aangewezen. Een dier middelen is de Sennerin, die de koeien hoedt en ze melkt. Daar behoeven de mannen uit het dorp dus niet voor te zorgen. Maar er is nog méér: zij de eenzame op die hoge Alm moet ook de melk verwerken. Niet tot boter, want die kan men daarboven maar hoogst zelden goed- houden, maar wél tot kaas, tot de beroemde Zwitserse kaas. Ge kent ze wel die kazen met die gaten er in, ietwat groenig van kleur en heerlijk van smaak, alsof men de Alpenkrui den erin proeft. Welnu, diè kazen worden door die moe dige boerendochter daar boven alle bomen, zelfs boven de naaldbomen, gemaakt. Het is een vertrou wens werk je, dat vakmanschap vereist. Wat lager daar, waar dus de bossen de berghellingen nog sieren, liggen weiden, welke gehooid kunnen worden. Ons interesseren die weiden als hooiland eigenlijk lang niet zo als de nog bloeiende bergweide. Kent ge die? Het is een heerlijkheid zo'n Alpenweide, fris van het vruchtbaarste groen en doorspikkeld met allerlei Alpen- bloemen. Motief voor menige schilder en voor vele kleu- ren-fotografen. Maar de bergboer ziet die schoonheid niet in de eerste plaats, want hij denkt aan de oogst van geurig hooi en aan de arbeid, welke verricht moet worden om die hooi oogst binnen te krijgen. Ook dat gaat weer anders in zijn werk dan bij ons. Het maaien geschiedt met de hand, want een maaimachine kan daar boven niet komen of er het werk doen. Het drogings- proces gaat over het algemeen wel op soortgelijke wijze in z'n werk als bij ons, maar dan komt weer het verschil. het yoorjaar, wanneer de sneeuw zóver is weggesmolten, dat de laagstgelegen weiden alweer begraasbaar zijn en dat is tegen de winter, wanneer men de eerste sneeuw binnen kort alweer verwachten kan. Voor het geval de koeien zélf niet feestelijk gestemd mochten zijn, de dorpelingen zijn het wel degelijk. Zij uiten dat door het versieren der koeien. Wonderbaarlijke bouwsels van bloemen worden tussen de horens opgetast en voorts krijgen de dieren koe-bellen aan van een for maat, dat men bang zou zijn, dat zij onder hun gewicht zouden kunnen bezwijken. Enorme bellen zijn dat. Bellen soms wel een halve meter groot en dan natuurlijk opge hangen aan een feestband om de hals. Prachtig zijn die dingen geborduurd of op ander kunstzinnige wijze ver sierd. Maar.zulke bellen aan zulke fraaie riemen moet ge als „groot-tenue" beschouwen In hun dagelijkse plunje op de Alm dragen de koeien eenvoudige bellen en ook niet zo zwaar. Maar bellen dragen zij in alle geval, want de Alpenweiden zijn dikwijls moeilijk te overzien of wat ook heel veel gebeurt dikke nevelslierten onttrek ken het vee aan het oog van Sennerin of Senner. Het bel- gelui verraadt dan de plaats, waar de grazende koeien zich ophouden. De koeien gaan in het voorjaar niet direct naar de hoog ste weiden, want daar ligt meestal nog sneeuw en zij blij ven dus dichter bij huis. Soms ook wel op de gemeen schappelijke weiden. In beide gevallen worden ze tegen de avond naar huis gehaald, op stal gezet en gemolken en de volgende morgen weer vrijgelaten na de ochtend melktijd en „per koeherder" weer naar de weideplaats gebracht. In sommige plaatsen houdt men dat het gehele jaar door, zolang er gras te eten valt, vol. De dorpsherder blaast aan het begin van het dorp op zijn koehoorn en dan ziet men van rechts en links de koeien achter hem aan komen: uit het éne boerderijtje twee, uit het andere drie, van weer een ander erf misschien maar één, soms wel vijf of zes. En dit gezelschap wordt alsmaar groter tot het aan het einde van het dorpje zijn grootste sterkte heeft bereikt. Dan kan het grazen beginnen en dat duurt dan totdat de middag melktijd weer aanbreekt en de herder de weg terug aan vaardt. Hij behoeft nu niets te doen dan naar het andere einde van het dorp te lopen, waarbij hij dan gegarandeerd al zijn koeien onderweg kwijt is geraakt, want elke koe weet al spoedig nauwkeurig in welk huis zij thuis hoort. 'Zie vervolg pag 6.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1958 | | pagina 13