£uu£ Mr Jacob Paulus Amersfoordt
SCHIJVEN DIE BLIJVEN
David Oisirakh op zijn besi
DE LEIDSE COURANT
2.
Best was hij te spreken over de
Franse hoefsmeden. Hij moest name
lijk zijn paard opnieuw laten beslaan
en zo kreeg Diana Franse schoenen
aan. welke Amersfoordt „elegant"'
vond. Overigens dit voor de leken
op paardegebied normaal wordt
een paard om de 6 weken beslagen.
Amersfoordt was pas 18 dagen op
reis en de ijzers waren dus al in de
helft van de tijd, welke er normaal
voor wordt gerekend, versleten. Na
tuurlijk hebben de rotsachtige bo
dem en de vele stads-straten daar
schuld aan gehad.
Van Metz uit gaat het dan in oos
telijke richting over de latere slag
velden der Frans-Duitse oorlog naar
Saarbrugge, destijds alles nog Frans
grondgebied, waar hem opvalt, dat
het land arm is, doch de slobkousen
van de boeren practisch. Trouwens,
het viel hem toch al op, dat de
Franse boeren hier goed gekleed
gingen.
Het mensenslag wordt anders;
minder Frans, meer Duits. Blond en
vierkant breedgeschouderd en de
vrouwen zijn groot, vindt Amers
foordt, zonder er bij te vermelden
of hij dat een bezwaar vindt
Te Bourdannaye op weg naar
Saarbrücken was hij nog aange
gaan bij een oude Hongaarse edel
man. die zijn zoon tijdens de jacht
had verloren. De oude heer woonde
eigenlijk in Versailles, doch verbleef
in de zomer op het kasteel Mary-
mont. Hoe Amersfoordt daar zo te
recht kwam vermeldt hij niet, maar
de ontvangst was zeer hartelijk.
„Deze edelman was een koningsge
zinde van den ouden stempel, hij
schimpte op den jongen adel, die
zich titels aanmatigt
Voortreffelijke
opname
Tsjaikowski's
pianoconcert
Vergissen wij ons niet, dan zullen
wij in de komende maanden nog wel
het een en ander te horen krijgen over
een platenmerk dat de meest gram-
mof oonbezitters waarschijnlijk niet
kenden: Supraphon. Het merk heeft
een lange traditie achter zich en'een
waardevol repertoire. Er was in Ne
derland alleen niet gemakkelijk aan
te komen. Dat wordt nu anders. Een
paar recente opnamen die wij be
luisteren konden, doen de hoop koes
teren, dat ze spoedig evenzeer ge
meengoed van de muziekliefhebbers
zullen worden als „de bekende, gro
te merken".
Daar is om te beginnen een plaat
van de meesterviolist Davig Oistrakh.
Hij speelt aan de éne zijde het viool
concert in G, KV 216 van Mozart, aan
de andere zijde Beethovens F-dur-
Romance en de le vioolsonate van
dezelfde componist. Het is alles even
gaaf en boeiend, Oistrakh op zijn
best (Supraphon LPV 2244, 30 cm.).
In dienst van de aartsbisschop van
Salzburg schreef Mozart, afgezien
van ander werken, in één jaar vijf
vioolconcerten. Dat bewijst, hoe in
tens deze kunstvorm hem toen bezig
hield. De resultaten waren in één
woord: rijk. Trouwe concertbezoe
kers kénnen natuurlijk het concert
KV 216, dat met KV 219 tot de meest
gespeelde behoort. Maar zij zullen het
levendige en bloeiende werk zelden
zó volmaakt hebben gehoord als op
deze plaat. De opname is uitmun
tend. Het Tsjechische Philharmo-
nische Orkest zorgt onder leiding
van Karei Ancerl voor een voor
treffelijke begeleiding.
Wat David Oistrakh voor ons tot de
grootste onder de levende violisten
maakt, is niet alleen zijn fijnzinnige
speeltrant, zijn verrukkelijke toon,
zijn zeldzame technische beheersing.
Het is bovenal zijn ongeëvenaarde
stijlgevoel, dat van Mozart werke
lijk Mozart, van Beethoven echt
Beethoven maakt. Zo krijgt op deze
zelfde plaat ook de vermaarde Ro
mance in F een ideale vertolking.
Beethovens vioolsonates behoren tot
de toegankelijkste van zijn schep
pingen. De sonate in D opus 12 po. 1,
die Oistrakh hier speelt, is er een
aantrekkelijk voorbeeld van. Met de
pianist Vladimor Yampolsky vormt Da
vid Oistrakh het meest homogene en
harmonieuze duo dat zich denken
laat. Alles bijeen: een zeer uitzon
derlijke plaat.
In het ouevre van Tsjaikowsky
hebben wij persoonlijk een zwak voor
zijn Eerste Pianoconcert, dat in bes op.
23. Ook de componist zelf, die niet
gauw tevreden was en die herhaalde
lijk zelfs na een openbare uitvoe
ring zijn partituren verbrandde,
is van weinig werken zo overtuigd
geweest als van dit. De opname die
Supraphon er thans van introduceert,
is allerminst de eerste, maar zeker
een van de beste (Supraphon LPV
242, 30 cm.). Men kan er lang over
twisten, of deze muziek al dan niet
„Slavisch" is en of ze dus het best
door slavische kunstenaars wordt
vertolkt. Een slavisch karakter
spreekt wellicht vooral uit het bewo
gen derde deel van dit door en door
romantische pianoconcert. Maar niet
alleen in dit „allegro con fuoco"
blijkt de pianist Svjatoslav Richter
een uitmuntend vertolker. Zijn spel
heeft, zonder ooit in ruwheid te ver
vallen, overal de brede allure waar
Tsjankowski's concert dit vraagt,
maar ook de sprankelende, lichte
accenten die aan vele passages hun
De violist links is David Oistrakh,
rechts zijn zoon.
charme geven. Daardoor komt de ge
hele vertolking op hoog niveau. Want
Karei Ancerl geeft met de Tsechi-
sche Philharmonie ook hier aan het
orkestrale deel alle kleur en leven.
Veelbelovende verschijning.
Een nieuwe naam, maar een naam
om te onthouden: Agnelle Bunder-
voët. Deze jonge, Franse pianiste, die
blijkens haar naam van Vlaamse
voorouders stamt, vestigt ongewoon
sterke indrukken met een plaat die
geheel aan Johannes Brahms is ge
wijd (Omega 173.732, 30 cm.). Men
heeft hier als het ware een heel
overzicht bijeen van Brahms' ont
wikkeling als componist voor de
piano. Aan de éne zijde vindt men de
door hun rijkdom aan afwisseling en
hun muzikale genialiteit van begin
tot eind boeiende 25 „Variaties en
Fuga op een thema van Handel"
(opus 24), door Brahms geschreven
toen hij 28 jaar oud was. Aan de an
dere zijde staan arie Rhapsodieën.
Eerst de beide van opus 79, door
Brahms op 46-jarige leeftijd gecom
poneerd, toen hij om met zijn
vriend Billroth te spreken de nog
altijd jeugdige „hemelbestormer" was
in zijn muziek. Tenslotte is er de
Rhapsodie opus 119, van de 60-ja-
rige Brahms, een rijp, bezonken en
naar binnen gekeerd werk, waarin de
componist 'n verfijnd gebruik maakt
van alle schakeringen die het instru
ment ten dienste staan. Agnelle Bun-
dervoët moet zich wel bijzonder tot
Brahms aangetrokken voelen, om
hem in alle nuances zó volmaakt recht
te kunnen doen. De pianiste beschikt
over een fenomenale techniek. Haar
dóórdringen in structuur en geest
van deze muziek is van een zeldzame
intensiteit, zonder enige valse senti
mentaliteit, maar ook nergens koel-
mechanisch. Sublieme muziek su
bliem gespeeld, daarbij vlekkeloos
van opname.
Voor de liefhebbers van ,iets on
gewoons" noemen wij ditmaal nog
een tweetal uitzonderlijke opnamen
van kerkmuziek van Claudio Monte
verdi, fraai gezongen door de Chan
teurs de Saint-Eustache onder leiding
van Emile Martin (Omega 173.826, 30
cm.). Monteverdi, gunsteling van de
hertog van Mantua rond het jaar
1600, kennen de meeste muzieklief
hebbers vooral als pleitbezorger van
de vroeg-Italiaanse opera in de zg. re-
citativische stijl („Orfeo", „L'incoro-
nazione di Poppea"). Daarom is het
van bijzondere betekenis, dat deze
nieuwe plaat ons op ideale wijze na
der brengt tot een andere Montever
di. de kapelmeester van de San Mar
co te Venetië en componist van su
blieme kerkmuziek, stoelend op de
grote tradities van Willaert en Jos-
quin des Prés en thuis in alle gehei
men van de polyfone stijl. De éne
zijde van deze plaat bevat een Mag
nificat, waarvan de ongelooflijke
rijkdom der knappe variaties alléén
al aan kenners eindeloze gesprekken
levert. De muzikale leek wordt te
recht vóór alles getroffen door de
veelkleurige zeggingskracht en de
innige toon. De Missa „In illo tem
pore" vult de andere zijde van de
plaat. Het is een groots, indrukwek
kend kunstwerk, even boeiend door
zijn genialiteit als door zijn religieu
ze uitdrukkingskracht. Omega heeft
met deze opmerkelijke opname een
heel bijzondere noot in haar reper
toire gebracht.
WALTER PENN.
\I/E HEBBEN Amersfoordt in Di-
nant achter gelaten. Dat was op
de avond van 15 augustus 1841. En
wanneer ge een kaart mocht bezit
ten dan raden wij u aan Amers
foordt op zijn tocht naar verre lan
den te volgen. Van Dinant gaat hij
het riviertje de Lesse langs in de
richting van Han. Het wordt eerst
klauteren, want hij moet de berg
achtige Ardennen in, maar dan valt
het naar Han verder nogal mee. De
omgeving is zeer afwisselend met
bossen van berken en naaldhout en
van tijd tot tijd heide-vlakten. Han
was in die dagen niet meer dan een
dorpje, dat toch echter al de nodige
bekendheid genoot door zijn grotten.
Ook Amersfoordt bezocht die ver
maarde holen en beschrijft nauw
keurig hoe de Lesse daar onder de
bergen zich een bed heeft gebaand.
Maar op die 16e augustus vertoeft
hij niet langer dan strikt noodzake
lijk in Han, want hij weet, dat hij
zich dicht bij de Luxemburgse grens
bevindt en hij wil over die afstand
niet te' lang doen.
In een plaatsje in de Belgische
provincie Luxemburg wordt hij zó
keurig behandeld, dat hij het de
moeite van het opschrijven waard
vond: „...at aldaar met de waard
vrij goed: soep, gebraden rundvlees,
schapenvlees, salade, ham, rijstebrij
met pijpkaneel; sliep in een kamer
met een beaipbte; mijn paard werd
goed opgepast en dat alles voor 3V2
francs
De laatste Belgische stad vóór
Luxemburgs grens was Arlon. Een
stad in die tijd zonder water.
18 Augustus: Na de nacht in Ar
lon te hebben doorgebracht rijdt
Amersfoordt door een laan met aan
beide zijden Italiaanse populieren.
De laan loopt door een hoogvlakte
waarop veel graan verbouwd wordt.
Het is wel een ander gezicht dan de
onvruchtbare Ardennen.
Eensklaps scheidt zich de
laan. Gij ziet ene vlakte, een rei
boomen, waaruit een tooren steekt.
Gij rijdt drie bastions door en Prui
sische schildwachten en Neder-
landsche politiedienaren vragen
uwe passen. Gij zijt in Luxem
burg
Voor de 20ste eeuwer vereist deze
merkwaardige ontmoeting aan de
Luxemburgse grens nadere toelich
ting.
Luxemburg behoorde na de val
van Napoleon evenals onze pro
vincie Limburg tot de z.g. Duitse
Bond. Vandaar die Duitse soldaten.
Voorts was de Nederlandse koning
in die jaren Willem II tevens
groothertog van Luxemburg. Een
z.g. personele unie dus. En vandaar
die Nederlandse politie-dienaren!
„Gelukkig zat een lief meisje"
DE STAD Luxemburg was in die
dagen één grote vesting en
Amersfoordt vergeleek haar met het
befaamde Ehrenbreitstein bij Ko
blenz: alles schietgaten, torens, af
gronden, muren en 6000 Pruisische
soldaten, die de stad en omgeving
voor de Duitse Bond moesten bewa
ren.
Hoewel Duits de landstaal is, wordt
er veel Frans gesproken.
Aan de „table d'höte" maakte onze
reiziger kennis met een Nederlands
leraar uit Rotterdam afkomstig, die
aan het gymnasium te Luxemburg
natuurkunde onderwijzen moest. Ver
moedelijk kreeg hij van deze een
uitnodiging om de sluiting van het
studiejaar bij te komen wonen. Voor
ons gevoel wel wat laat in het jaar
deftig heer met streng gezicht
(einde augustus), maar in die tijd
blijkbaar niet merkwaardig, anders
zou Amersfoordt er zeker wel kri
tiek op gehad hebben.
Welnu, hij wilde die sluiting wel
eens meemaken. Hij was tenslotte
op reis gegaan om veel te zien en te
horen. Kortom om veel te leren.
gymnastische oefeningen wa
ren aardiger dan eene lange aan
spraak van Professor Joachim, over
ik weet niet meer welken ouden
Luxemburgschen Prins, die ergens
in Pruissen begraven ligt en wiens
beenderen hij wilde overgebragt
hebben.
Gelukkig zat een lief meisje,
Wahlen genaamd, in mijne buurt,
wier regelmatig schoone wezens
trekken de oogen van mer.igen scho
lier zoowel als de mijne van den
slordigen Duitscher aftrokken, die
met belagchelijke gebaren zijne va
derlandsliefde trachtte te bewijzen
door het hoogschatten der beenderen
van eenen dooden Prins
„Het onbeleefdste volk van
de wereld
De volgende dag zette Amers
foordt zijn reis alweer voort naar
Thionville dat aan de grens in Frank
rijk ligt ten noorden van Metz. Dit
maal had hij met Franse douanen te
doen en die bleken in die jaren verre
van aardige lieden te zijn. Amers
foordt is er althans niet erg over te
spreken. „Lastiger als Fransche dou
anen zijn geene menschen op den
aardbodem. Alle mijne pakjes moest
ik openen. Een brutale kerel smeet
alles uit elkander op den weg; mijne
pistolen mogt ik niet invoeren; ik
moest ze terugzenden naar Luxem
burg. Voor mijn paard moest ik 27
francs betalen, die ik terug zoude
ontvangen bij den wederuitvoer. Het
beest werd gemeten en zijn signa
lement opgenomen. Ik moest eene
verklaring tcekenen en een menigte
formaliteiten meer. Geen gendarme
of hij vraagt uw paspoort. Het on
beleefdste volk van de wereld. Zij
houden u steeds voor een dief of
een moordenaar, zooals de Groote
Natie er zekerlijk velen telt". Dit
laatste was een hatelijke opmerking
van een welgemoed reiziger, die
door lastige ambtenaren getergd
werd.
Maar aan alle leed komt een eind
en al spoedig had Amersfoordt weer
oog voor de schoonheid van het
landschap. Waar hij in déze hoek
van Frankrijk vooral best over te
spreken was dat waren de wegen,
die breed waren en zelfs goed ge
plaveid, een luxe nog in die dagen.
Overal stonden langs de weg mijl
palen, voor tijden, waarin men nog
geen kilometertellers kende, zeker
een groot gemak. Ook langs de mo
derne wegen staan tegenwoordig wel
kilometerpalen, maar wie maakt er
nog gebruik van?
Amersfoordt deed dat wél, want
hii kon er precies zijn snelheid mede
bepalen.
'Gemakkelijk vond Amersfoordt
ook de bordjes, welke aan de ingang
van elke plaats de naam van die
plaats droegen. Dus wat veel later
eerst de A.N.W.B. te onzent heelt
gedaan. Voorts stond bij het verla
ten van een oord er de afstand op
tot de naastbijgelegen stad en ook
de naam van het betrokken departe
ment.
Nog dezelfde avond rijdt Amers
foordt Metz, de oude vestingstad,
binnen. Ook toen lag er garnizoen.
Er trok juist een nieuw huzaren-re
giment binnen met slechte paarden,
volgens hem. Ook het hotel „De La I
Croix" was zeer vies en onze reiziger
legt zich er maar bij neer veronder
stellende: „...misschien zijn allen
zao TVlaar eerlijk is eerlijk: „het
koffyhuys, dat ik bezocht was zeer
goed". Zo ziet men: ook toen altijd
wel een gelukje bij een ongeluk!