100 Jaar geleden u/erd koningin Emma geboren
DE LIEFSTE OUDE
DAME VAN EUROPA
£even in dienst van kuttinfïtijfl en ehwdtas
OVERPEINZING
DE KLEINE
ZATERDAG 2 AUGUSTUS 195»
DE LEIDSE COURANT
PAGINA
OP TWEE AUGUSTUS van het jaar
1858 werd in het vorstelijk slot te
Arolsen, de hoofdstad van het voor
malige vorstendom Waldeck-Pyr-
mont, een prinsesje geboren dat de
namen Adelheid Emma Wilhelmina
Theresia kreeg. De vader was Georg
V Viktor van Waldeck-Pyrmont en de
moeder Helena van Nassau, die 20
maart 1834 in Den Haag was geboren.
Niemand zal toen hebben bevroed
dat de kleine Adelheid later als de
koningin-weduwe Emma, regentes
van het Koninkrijk der Nederlanden,
de eerste zal zijn van een vrouwen
regering, die nu al duurt in het derde
geslacht en menselijkerwijs gespro
ken door een vierde zal worden ge
volgd.
Op 7 januari 1879 gehuwd met ko
ning Willem III als diens tweede echt
genote, werd zij reeds in 1890 geroe
pen om de regering van het land in
naam van haar minderjarige dochter
Wilhelmina over te nemen in een
weliswaar nog rustig tijdperk, maar
waarin toch reeds de eerste sympto
men kenbaar waren van een omwen
teling op schier alle gebied.
Door de voortreffelijke voorberei
ding op het koningschap van haar
dochter heeft deze volkomen Neder
landse geworden Duitse vorstentelg
het fundament gelegd van een „Gou
vernement des Dames" dat deson
clanks of wellicht daardoor ir
belangrijlcheid niet onderdoet voor
welke periode in de Nederlandse di-
nastieke geschiedenis ook.
De liefste oude dame van Europa,
zoals haar latere erenaam luidde,
bleek te zijn een toonbeeld van kracht
en wijsheid, gepaard aan een diep
medegevoel voor de lijdende mens
heid.
\7AN DE JEUGDJAREN van Adel-
heid Emma, doorgebracht in de
schoot der vorstelijke familie van
Waldeck-Pyrmont, is weinig naar bui
ten bekend geworden. Haar naam
kwam in het licht der openbaarheid
toen de reeds bejaarde koning Willem
III, weduwnaar van de op 3 juni 1877
overleden koningin Sophia van Wür-
temberg, haar in de loop van het jaar
1878 ten huwelijk vroeg.
De zevende januari 1879 trad de
toen nog slechts 20 lentes tellende
prinses met de bijna 62-jarige koning
in het huwelijk. Dit echtverbond dat,
ondanks het grote leeftijdsverschil en
de waarschijnlijke overwegingen van
dinastieke aard zijdens de koning,
toch algemeen wordt beschouwd als
gesloten uit wederzijdse liefde, werd
al zeer spoedig door leed overscha
duwd.
20 Januari zou de feestelijke intocht
van het koninklijk paar in de hoofd
stad plaats hebben doch kort daar
voor was de broeder van de koning,
Prins Hendrik, stadhouder v. Luxem
burg, op het slot Walferdange in het
groothertogdom overleden. De prins
werd 25 januari begraven en daarom
moest de voorgenomeen feestelijke
inkomste in Amsterdam uitgesteld
worden tot april.
In het jaar 1879, op de elfde juni,
stierf te Parijs de bijna 39-jarige
kroonprins Willem van Oranje, die
met zijn vader in voortdurende onmin
leefde, zich met de staatszaken zo
goed als niet inliet en zich hoofdzake
lijk bewoog in de kringen van het
keizerlijk hof te Parijs, waarmee ook
zijn moeder, koningin Sophia, in
vriendschap met Napoleon III en kei
zerin Eugenie hartelijke betrekkingen
had onderhouden.
De kroonprinselijke rechten gingen
toen over op de ziekelijke prins
Alexander, die echter reeds op 21 ju
ni 1884 overleed. Door dit overlijden
van zijn laatste zoon was Willem III
de laatste mannelijke telg van zijn ge
slacht geworden. De aangewezen op
volgster werd toen de dochter van
Willem en Emma, de op 31 augustus
1880 geboren Wilhelmina.
f™\E DOOD van prins Alexander
U schiep pioblemen met betrekking
tot de erfopvolging en dit, gepaard
gaande met de reeds vrij gevorderde
leeftijd van de koning, maakte voor
zieningen noodzakelijk. Tevens moest
daarbij rekening worden gehouden
met de mogelijkheid dat bij het over
lijden van Willem III de troonopvolg
ster de grondwettelijke meerderjarig
heid van 18 jaar nog niet zou hebben
bereikt en er dus een regentschap
moest worden ingesteld. Enkele we
ken na de dood van Alexander be
krachtigden de Staten-Generaal een
wet op het regentschap, waarbij ko
ningin Emma als regentes werd aan
gewezen, gevolgd in 1888 door een
wet op het voogdijschap.
17 Maart 1889 vierde Willem III
zijn veertigjarig regeringsjubileum;
de vorst was toen reeds ziek. Welis
waar herstelde hij doch dat duurde
maar betrekkelijk kort en op 14 no
vember 1890 moest koningin Emma
het regentschap overnemen „zolang
de koning niet staat zou zijn de zaken
van regering waar te nemen."
Negen dagen later stierf de laatste
mannelijke telg van het roemrijke ge
slacht van Oranje-Nassau op het Loo
te Apeldoorn. Na vanaf 1 december
in Den Haag te zijn opgebaard werd
het stoffelijk overschot op 4 decem
ber in de koninklijke grafkelder te
Delft bijgezet.
UET REGENTSCHAP van koningin
Emma heeft zich gekenmerkt
door toenemende economische bloei
van het koninkrijk, de groei van het
sociaal bewustzijn der arbeidersmas
sa, zich onder meer manifesterend
door de opkomst van het marxistische
socialisme, maar ook door onrust in
de overzeese gebiedsdelen, met name
op Lombok en in Atjeh.
„Maar," zo zegt de historicus Ver-
berne, „voor een niet gering deel is
het aan Emma's wijs beleid te danken
dat het Nederlandse koningschap der
Oranjes opgevoerd werd tot de moei
lijke hoogte van het constitutionalis-
me en de historische band tussen di-
nastie en volk vergroeide tot een
nieuwe en levende verknochtheid."
Het begin van het regentschap
bracht succes, dat was de arbitrale
uitspraak van de Czaar van Rusland
in een geschil tussen ons land en
Frankrijk over de grenzen van Suri-
Ter nagedachtenis aan koningin-moe-
der Emma, de „Moeder des Vader
lands", werd in het Rosarium op het
Jozef Israëlsplein te Den Haag een
standbeeld opgericht. Zolang dit beeld
zal blijven staan, zal koningin Emma
een plaats in de Haagse harten blij
ven behouden.
name en Frans Guiana, een uitspraak,
voor beide partijen bindend, dde de
Nederlandse aanspraken alle recht
deed wedervaren.
Door de dood van Willem ni was
de personele unie van het Koninkrijk
der Nederlanden en het Groothertog
dom Luxemburg verbroken omdat in
het Groothertogdom de Salische erf
wet gold diie vrouwen van het erf
recht op de troon uitsloot. Het huis
Oranje-Nassau werd daarom opge
volgd door de Walramse tak der Nas-
saus. Ter vervanging van de Luxem
burgse Orde van de Eikenkroon,
waarover het huis Oranje-Nassau dus
geen zeggenschap meer had, stelde de
regentes de Huisorde van Oranje-
Nassau in (4 april 1892).
Tijdens het regentschap bracht het
Duitse keizerpaar een bezoek aan Ne
derland, de beide koninginnen brach
ten in antwoord daarop een tegen
bezoek aan Potsdam. Ook Londen
werd informeel bezocht, waar konin
gin Victoria de vorstinnen ontving,
een ontmoeting tussen de oudste en
de jongste koningin van Europa.
Onder het regentschap werden ook
Het beeld werd ontworpen door de
architect Co Brandes en uitgewerkt
door de beeldhouwer Toon Lohuis.
De intentie waarmee het beeld werd
geplaatst, is gebeiteld op de achter
zijde. Het zijn woorden van koningin
Wilhelmina, die zij sprak op 31 maart
1934: „Zij, die voor ons allen een moe
der is geweest, is tot Gods heerlijkheid
ingegaan".
„Haar liefhebbend hart heeft u al
len omvat". „Zij trachtte steeds een
zegen te zijn voor ons allen."
„Thans, nu wij haar moeten missen,
zoals wij har steeds zo gaarne bij ons
en om ons zagen, blijft het belang
rijkste, Zij en Haar liefde, ons om
ringen".
reeds de plannen vastgesteld voor
gedeeltelijke droogmaking van de
Zuiderzee, het z.g.n. Plan Lely, en in
1895 werd in Amsterdam een wereld
tentoonstelling gehouden.
1891 zag het begin van de kwestie
Lombok (het eiland maakte sinds
1843 deel uit van de Nederlandse be
zittingen in het verre Oosten). Een
expeditie tegen de opstandige bewe
ging verliep in het begin slecht maar
werd uiteindelijk met succes be
kroond. Ook de Atjeh-oorlog verliep
in het begin niet best maar het einde
was ook hier de pacificatie van dit
altijd roerige gebied in het noorden
van Sumatra.
Op 23 maart 1897 zag de regentes
zich haar schoonzuster ontvallen,
prinses Sophie, 72 jaar oud, zuster
van Willem III en echtgenote van
Karl Alexander, groothertog van
Sa chsen-Weimar-Eisenach.
Op het tijdstip van de meerderja
righeid van koningin Wilhelmina, dat
was dus op 31 augustus 1898, nam het
regentschap een einde.
E^MMA'S AFSCHEID van de rege-
*-J ring was groot-menselijk en
waardig. Op 30 augustus, de laatste
dag dus van haar regentschap, richtte
zij zich in een proclamatie tot het Ne
derlandse Volk met de volgende be
woordingen:
PROCLAMATIE
van Hare Majesteit de koningin-we
duwe, regentes
In naam van Hare Majesteit Wil
helmina, bij de gratie Gods koningin
der Nederlanden, prinses van Oranje-
Nassau, enz. Emma, koningin-wedu
we, regentes van het koninkrijk.
Landgenoten!
De taak die mij in 1890 werd toe
vertrouwd is weldra geëindigd. Mij
valt het onwaardeerbaar voorrecht
ten deel, mijne beminde dochter den
leeftijd te zien bereiken, waarop zij
naar het voorschrift der Grondwet tot
de regering wordt geroepen In dagen
^tn smart en rouw trad ik op als re
gentes van het koninkrijk; thans
schaart zich het geheele volk in
vreugde om den troon zijner jonge
koningin God heeft mij in deze ja
ren gesteund. Mijn dierbaarste wen-
schen zijn vervuld.
Aan allen, die mij met raad en
daad hebben terzijde gestaan en die
mij gesteund hebben door hunne lief
de en gehechtheid, breng ik mijnen
dank.
Moge het ons Land met zijne bezit
tingen en koloniën onder de regeering
van Koningin Wiliheanina welgaan.
Het zij groot in alles waarin ook een
klein volk groot kan zijn!
Ik treed :.f van de hooge plaats, die
ik in ons staatswezen heb bekleed,
met den diepgevoelden wensch, dat
'op Koningin en volk te zamen, door
dë' nauwste banden vereenigd, Gods
zegen blijve rusten.
Gedaan te 's Gravenhage, op heden
den 30sten Augustus 1898,
EMMA.
Tijdens dit regentschap is een band
gegroeid tussen Emma en brede lagen
van het Nederlandse volk, een band
die stoelde op waardering niet allen
maar geworteld was in oprechte lief
de en aanhankelijkheid. Niet beter
kan dat worden uitgedrukt in de ont
roerende zinsnede van de toespraak
die koningin Wilhelmina hield bij
haar inhuldiging in de Nieuwe Kerk
t^ Amsterdam op 6 sept. 1898:
„Reeds op jeugdige leeftijd heeft
God mij door het overlijden van mij
nen onvergetelijken vader tot den
troon geroepen, dien ik onder het zoo
wijze, zegenrijke Regentschap mijner
innig geliefde Moeder beklom."
CEDERT de meerderjarigheid van
haar dochter*heeft koningin-moe
der Emma zich geheel uit de staats
zaken teruggetrokken maar dat wil
niet zeggen dat zij geen deel meer
had in het openbare leven ten wel
zijn van land en volk.
Bij monde van mr. G. A. Vening
Meinesz, burgemeester van Amster
dam en voorzitter van het huldigings
comité, werd aan koningin Emma op
2 september 1898 als huldeblijk van
het Nederlandse Volk een bedrag van
driehonderdduizend gulden aangebo
den waarvan de bestemming door de
koningin-moeder zelf kon worden
aangegeven.
Zij heeft dit bedrag geheel bestemd
voor de strijd tegen de tb.c. en
schonk daarnaast nog haar landgoed
„Oranje-Nassau Oord" bij Renkum,
in 1881 door Willem III aangekocht
en dat Emma's douairie zou zijn, om
het te bestemmen tot een sanatorium
voor longlijders, op de eerste plaats
hen die niet de middelen bezaten om
genezing in het buitenland te zoeken.
Zij gaf voorts haar naam aan de
jaarlijkse collecte die door het gehele
land wordt gehouden ten bate van de
t.b.c. bestrijding, „de Emmabloem-
collecte" welke naam voor altijd de
herinnering zal levendig houden aan
haar die als erenaam droeg „De lief
ste oude dame van Europa"
Tot op zeer hoge leeftijd bleef zij
in het charitatieve werk actief, maar
daarnaast verloor zij evenmin belang
stelling voor andere zaken die het
welzijn van land en volk betroffen.
Zij wilde dit welzijn en de noden door
eigen aanschouwing leren kennen en
menigvuldig waren dan ook haar be
zoeken aan ziekenhuizen en sanato
ria, waarbij zeer in het bijzonder haar
hart uitging naar de lijdende jeugd.
De laatste jaren van haar leven
bracht zij voornamelijk door op het
paleis Soestdijk; als zij in Den Haag
was betrok zij het intieme kleine pa
leisje naast de Koninklijke schouw
burg, het paleisje met het vergulde
balkon.
tes, hoe zij in grote zorgvuldig
heid, en in zeldzame aanpassing aan
het haar toch in den beginne vreemde
land, de aanstaande koningin heeft
opgevoed in liefde en begrip voor de
haar wachtende taak. Wij zagen, toen
eenmaal de jonge koningin den troon
had bestegen, de lconingin-moeder in
al klimmende jaren door het land
gaan, overal haar medeleven, haar
troost, haar sympathie schenkende,
de vreugde van haar beminnelijke
persoonlijkheid. En om haar steeg de
verering voor deze vrouw, die vreem
delinge, een kind zelf nog haast, zeer
jong en onervaren, ons land aan haar
hart heeft gesloten en nooit meer los
gelaten. Die de zware taak van re
gentes op de meest smetteloze wijze,
Radicale vernietiging van
(Advertentië)
en als een lichtend voorbeeld heeft
vervuld. In haar leefde een trouw, die
niet van wankelen wist.
En op een grijzen, echt Hollandsen
voorjaarsdag hebben wij in het Voor
hout de onafzienbare stille schare on
der doodse stilte langzaam zien voort-
schuifelen om een laatsten bloemen-
groet te voegen bij den kleurigen
heuvel, die zich gaandeweg opbouw
de voor het kleine paleis waar de ko
ningin-moeder, die koninklijk en
moederlijk een voorbeeld is geweest
in het land, den laatsten slaap sliep".
Dat zijn woorden, gevloeid uit scho
ner pen dan de onze, van Ina Boudier
Bakker in „De Gouden Kroon".
In 1934, honderd jaar na de geboor
te van haar moeder, die een Nassause
was, stierf koningin Emma, die in
waarheid werd tot de moeder van
haar volk. Haar uitvaart werd tot
een overweldigende manifestatie van
de liefde, welke ons land een zijner
nobelste vorstinnen toedroeg
(VOOR DE ZONDAG)
NAAKTLOPEN IN HET BOS
In 't bos, in 't bos, op het donker-groene mosWij wandelden
alleen in het bos en plotseling liepen we er naakt zo naakt
als Adam vóór het appele-eten.
Een lid van de Tweede Kamer heeft, jaren geleden, eens ver
ontwaardigd uitgeroepen, dat de mensen tegenwoordig naakt in hun
kleren liepen. („Hilariteit"). In dusdanige aangeklede naaktheid
wandelde ik door het bos, terwijl een zomer-ronkende tortelduif de
groene stilte begeleidde.
Feitelijk liep ik er naakter dan naakt. Ik liep er zonder schedel;
de kronkelende licht-grijze hersen-spijs lag open en bloot te den
ken en te redeneren: wie ben je nu eigenlijk?
Die griezelige, weke hersens zijn het orgaan van het levend be
wustzijn bij dier en mens. Hoe groter en gedraaider de hersens zijn,
zo sterker is het bewustzijn bij dier en mens. Er is in de ontwik
keling va*n de levende natuur daarin een opgSande lijn te bespeu
ren. Aan het einde van die lijn staat de mens.
Zijn wij niet meer dan een samenstel van vlees en beenderen en
darmen en andere rare organen met bovendien een kilo grijze her
sen-spijs?
Dat liepen we open en bloot te bepeinzen in het bos, terwijl ver
borgen in het lover een tortelduif de zomerstilte doorronkte.
„Prijs mijn ziel de Heer", die in de geschapen natuur, door mid
del van de weke grijze hersenen je het bewustzijn gaf van je eigen
en van Zijn aanwezigheid. In dat inzicht ligt de waardigheid van
een verantwoordelijkheid van het mens-zijn, de voorwaarde van
zijn eeuwige bestemming. En het is de humanistische glorie van
het christendom, dat God zelf die wonderlijke menselijke natuur
van geest en stof tot de Zijne heeft gemaakt en aldus verheven
heeft van het tijdelijke naar het ontijdelijke.
Doodgravers
romance
De vakantie is nu wel
op haar hoogtepunt: langs
de wegen trekken onaf
gebroken stromen van
mensen, die het werk heb
ben neergelegd om te ge
nieten van een rustpauze
van enkele dagen of
weken buiten. Het lijkt
wel, of iedereen met va
kantie is en zelfs winkels
waar men de meest nood
zakelijke levensbehoeften
pleegt te kopen zijn op
onverklaarbare wijze ge
sloten. Het is alsof het ge
wone leven geen rol meer
speelt.
Ongetwijfeld zullen ve.
len van hen, die zo enige
tijd in de vrije natuur
hebben kunnen doorbren
gen. zich de vraag gesteld
hebben, waar de dode die
ren nu eigenlijk blijven
Dieren sterven, evenals
wij. door ouderdom, ziek
te of ongevallen. En toch
vindt men maar hoogst
zelden een cadaver.
Natuurlijk vallen er vele
dieren ten prooi aan an
dere beesten. Maar er
blijven er toch nog over
die een natuurlijke dood
sterven enkeurig be
graven worden. De grote
begrafenisondernemer van
het dierenrijk is wel de
doodgraver, een zwarte
kever ter grootte van een
vingerkootje met oranje
gele strepen. Dit kevertje
neemt de begrafenis op
zich van de kleinere cada
vers. Het beestje werd al
tijd in de duisternis en
doorgaans in gezelschap
van zijn wijfje. Het dood-
gravertje werkt namelijk
niet alleen voor zijn eigen
brood maar ook voor de
toekomst van zijn kinde
ren. De dood heeft zijn
eigen geur bij zich en daar
zijn kevers bijzonde" ge
voelig voor: over mijlen
en mijlen afstand ruikt de
doodgraver schijnbaar
zijn werkterrein. Wanneer
de avond gevallen is, rep
pen zich gonzende kever
vleugels naar de plaats
waar een konijn of een
vogel op zijn begrafenis
wacht. Daar aangekomen
schrijken de doodgravers
bij het stoffelijk overschot
neer en beginnen het ge
val met de voelsprieten te
onderzoeken alsof ze de
maat nemen voor de kist
Valt het onderzoek gun
stig uit, dan rolt het dier
tje zich op zijn glanzende
schilden en wringt zich
met zijn sterke poten on
der het lijk. Steeds ver
der F-'iipt hij er onder
en maakt daarbij een fiet
sende beweging, waarbij
het gewicht van het ge
hele cadaver op zijn poot
jes draagt. Het is wonder
lijk, wat dit diertje kan
presteren. Hij draagt dui
zenden malen zijn eigen
gewicht.
Streepje voor streepje
begint u het dode lichaam
te bewegen en als het een
eindje verplaatst is, rent
de doodgraver onder het
lijk vandaan om te zien
of hij v. A de juiste koers
aanhoudt.
Blijft alles goed gaan
dan rent hij weer terug
en hervat zijn „monniken
werk". Met ongelooflijke
energie en bijna zonder
ophouden werkt de dood-
geholpen door een wijfje
dat ook op de lucht is af
gekomen. De twee voelen
elkaar volkomen aan en
er wordt zonder enige
voorafgaande oefening
prachtig teamwerk ver
toond. Als de een onder
het lijk ligt en het verder
wroet, trekt de ander en
ruimt zo mogelijk obsta
kels uit de weg.
Is de dode op de plaats
van de begrafenis aange
komen, meestal een zacht
stukje grond, dan kruipen
de beide kevertjes onder
het lijk en graven er met
krachtige poten de aarde
onder vandaan. Steeds
dieper en dieper zakt het
dode konijntje weg en
tenslotte is het helemaal
aan het oog onttrokken
Alleen de losse aarde be
weegt en dat is het bewijs
dat de doodgravers nog
steeds actief zijn. Is de
overledene diep genoeg
onder de grond verdwe
nen, dan gaan de beide
kevers eens nader kennis
maken en die eindigt al
tijd met een romance
Vanuit de grafkelder
graaft het stel dan een
gang en daarin legt het
wijfje haar eieren. Dan
gaan de vader en moeder
in spé rustig het uitkomen
van de eieren afwachte
en inmiddels doen zij zich
tegoed aan het vlees van
de begravene. Als de eie
ren uitkomen, verschijnen
er gele maden, die door
vader en moeder mondje
voor mondje worden ge
voerd. Die ouderlijke taak
eindigt eerst als de lar
ven zich gaan verpoppen
Dan kunnen ze verder
voor zichzelf zorgen. De
ouden graven zich een
weg naar de buitenwereld
strekken de vleugels en
verdwijnen, de wijze we
reld in.