25 Jaar geleden brandde de St. Petruskerk af
Nachtelijke vuurzee op de Langebrug te
Leiden beslechtte het lot in enkele uren
1933 - 25 JULI - 1958
DONDERDAG 24 JULI 1958
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 7
Dinsdag, 25 juli
1933: een zomerse
dag die vele stadgeno
ten in de avond nog ge
legenheid bood buiten
in de tuin of op het ter
ras te genieten van een
temperatuur, zoals in
ons klimaat maar wei
nig avonden hebben.
Ook de familie Strot-
mann genoot van de
milde avondlucht in de
tuin van het huis, gele
gen aan de Langebrug
naast de oude St.- Pe
truskerk.
Maar om half 11 was
het met de avondlijke
rust gedaan. Plotseling
zag men uit het bene
dengedeelte van de in
de steigers gezette toren
van de kerk rook te
voorschijn komen.
Hoe dat kwam weet
men nu nog niet en het
zal altijd wel een raad
sel blijven. Misschien
was het een brandende
lucifer, een eindje si
gaar of een nog niet uit
gegloeid peukje sigaret,
achteloos weggeworpen
door een der arbeiders
die aan de restauratie
van de toren werkten.
Misschien ook was er
kortsluiting ontstaan in
een electrische leiding
die naar de toren voer
de. Niemand kon het
zeggen en zal het nooit
kunnen zeggen wanneer
degene, die het mis
schien wel weet, zal
blijven zwijgen als het
graf.
Hoe het zij, om half
11 werden de eerste te
kenen van het naderend
onheil ontdekt hoewel
enkele minuten tevoren
een inspecteur van poli
tie, met een routinege-
baar wellicht, naar de in
de steigers staande to
ren omhoogziende, niets
had kunnen bespeuren.
Luttele ogenblikken la
ter brandde de toren
van St. Petrus als een
fakkel.
De bijna honderd
JAAR OUDE KERK,
ze was in 1836 door
pastoor P. A. Kervel
gebouwd als opvolgster van de oude
schuilkerk in de St. Jorissteeg, stond
voor noodzakelijke reparaties in de
steigers. In mei van het ongeluks
jaar 1933 was men komen waar
schuwen dat bij het luiden der klok
ken de pijlers, die het koepeldak van
de toren droegen, heen en weer be
wogen. Toen werd aan de architect
P. van Oerlo opdracht gegeven een
onderzoek naar de toestand van het
bouwwerk in te stellen. Dit onder
zoek, dat mede werd verricht door
het Gemeentelijk Bouw- en Woning
toezicht, bracht aan het licht dat de
bewuste koepeldragers niet meer in
goede staat verkeerden. Het waren
houten, met lood bemantelde pijlers
maar het hout was vermolmd en ver
rot. Vernieuwing was dringend nood
zakelijk en omdat men toch eenmaal
bezig was, werd meteen de ganse to
ren en het kerkdak aan een gron
dige reparatiebeurt onderworpen.
Weldra stond de oude toren rond
om in de steiger, zo zegt P. A. Juf-
fenmans in zijn boekje over de (oude)
St. Petruskerk, waaraan wij de ge
gevens voor dit artikel ontleenden.
„Zes weken lang klommen timmer
man, loodgieter en schilder naar bo
ven om de gebreken van.de oude dag
te gaan verhelpen."
Op de rampdag was men reeds zó
ver gevorderd dat de pijlers waren
vernieuwd en het koepeldak van de
toren opnieuw met koper was besla
gen. Het werk zou weldra gereed
zijn en met een tevreden gemoed en
een gerust hart was de herder van St.
Petrus, de liturgist pastoor Th. M.
Beukers, de vorige dag naar War
mond gegaan, waar hij in het groot
seminarie in retraite ging.
De door de familie strot-
mann direct gealarmeerde politie
van het bureau Zoneveldstraat, schuin
tegenover de kerk, begon het eerste
blussingswerk maar kon met een
slang op de waterleiding weinig uit
richten. Drie minuten na het alarm
stond de brandspuit op de Steen-
schuur maar doordat de slangen van
af die plaats naar de Langebrug over
een te grote afstand moesten worden
uitgelegd, duurde het vrij lang voor
dat er voldoende water kon worden
gegeven.
Een tweede motorspuit, alsmede
een oude stoomspuit kwamen aange
rukt, maar daar deze eveneens op de
Steenschuur moesten worden opge
steld konden ze zelfs met behulp van
de magirusladder de afstand naar de
torenspits niet overbruggen en zo
kwam het dat het vernielende vuur
in de toren de eerste tijd vrij spel
had; het ondergedeelte stond dan ook
al spoedig in lichterlaaie. De vlam
men lekten en kropen hoger en ho
ger, het steigerwerk vatte vlam, het
koepeldak begon te branden en wel
dra stond ook het torenkruis in de
vuurgloed. Met ontembaar geweld
sloeg het vuur over op het met leien
gedekte houten kerkdak. De brand
breidde zich snel uit en ondanks het
harde werken van de brandweer van
Leiden, Oegstgeest en Voorschoten,
te hulp geroepen op raad van loco-
burgemeester wethouder Splinter, en
ondanks de twintig stralen water viel
aan redding van het gebouw bijna
niet meer te denken.
Een geluk was nog dat er geen
wind van betekenis was maar in de
dichtbebouwde buurt moest men toch
rekening houden met het gevaar van
overslaan. Het kerkgebouw bleek
niet meer te houden. Commandant
Verhoog en ondercommandant Van
Lith moesten er zich toe bepalen,
te trachten de brand tot ie kerk be
perkt te houden. Hierin is men ge
slaagd, de beide zijbeuken en de pas
torie wist men te behouden.
VOOR DE PASTORIE heeft men
wèl gevreesd. Daarom heeft men
bij het bergingswerk van de boedel
uit de sacristie later verschillende
voorwerpen niet meer daarheen ge
bracht doch naar gastvrije wonin
gen in de buurt. De familie Duindam
in de Koornbrugsteeg genoot de hoge
eer aan Ons Heer onderdak te mo
gen verlenen totdat het door pater
B. de Goede, directeur van de katho
lieke H.B.S., naar de kapel van dat
instituut werd overgebracht.
Koster J. Boogers, die naast de
kerk in de Ketelboetersteeg woonde,
heeft de leiding bij het reddings
werk gehad. Zoals reeds gezegd was
pastoor Beukers op retraite, ook de
andere parochiegeestelijken waren op
het moment dat de ramp uitbrak niet
in de pastorie aanwezig. Deken Ho-
mulle van de Oude Vest bleek even
eens op retraite te zijn maar diens
assistent, pater Henmanus o.f.m. Cap.
arriveerde zeer spoedig per auto ter
plaatse om aan het reddingswerk deel
te nemen.
Een overledene, die in de kerk
stond opgebaard, werd eerst naar de
pastorie, later naar het St. Elisabeth-
ziekenhuis overgebracht. Enkele
mooie oude kandelaars kon men
voorts nog in veiligheid brengen
maar dat was het laatste. Toen de
volijverige pater Hermanus weder
om de brandende kerk wilde binnen
gaan moest hem dat door de politie
en brandweer wegens het grote ge
vaar worden belet.
INMIDDELS WAS OOK PASTOOR
Beukers, vergezeld van mgr. H J.
Taskin, de toenmalige president van
het groot-seminarie te Warmond, op
de plaats van de ramp aangekomen.
Diep onder de indruk en zeer ont
roerd nam hij de verwoesting, die
haar hoogtepunt nog steeds niet had
bereikt, in ogenschouw.
Om half 12 kwam met razend ge
weld het torenkruis omlaag, vlak
voor het Kamerlingh Onnes of Cryo-
geen-laboratorium waar de beroemde
grote electro-magneet staat opgesteld,
dienstig ter verkrijging van zeer lage
temperaturen. Het gevaar dat daar
door ook dit wereldvermaarde labo
ratorium liep was zeker niet denk
beeldig. Prof. W. Keesom was met
het brandpiket van de universiteit
cp zijn post en ook de lector-magn -
ficus, prof. P. Huizenga was aanwe
zig.
Het grootste gevaar ontstond toen
tegen middernacht de toren inst)rtte
Gelukkig viel het branaer.de gevaar
te niet voorover op de 1 an ge b ai g
doch in de eveneens brerdende keek
De steigers vielen echter wèl aan de
voorzijde neer en kwamen op de ma
girusladder van de Le:dse brandweer
terecht, gelukkig zonder ongelukken
te veroorzaken, al was het voor de
spuitgasten op liet V-inge gevaarte wel
een hachelijk t.gcnbhk.
Het gevaar var overslaan bleef in
volle omvang bestaan duor de von
kenregen, die naar alle kanten uit-
sproeide. Deurposten en raamkozij
nen van de om- en nabijliggende hui
zen waren gloeiend heet en de be-
bewoners moesten met emmers wa
ter het gevaar van vlamvatten van
hun behuizingen trachten te keren.
Toen snelde ook de Haagse brand
weer te hulp. Deze iad eigener be
weging die hulp aangeboden omdat
men in Den Haag de brand kon waar
nemen. De Hagenaars installeerden
zich met twee motoi spuiten op de
Botermarkt en pompten het water
uit de Nieuwe Rijn. Elke spuit had
vier slangen doch slechts één spuit
behoefde water te geven
Overal lagen de slangen, door en
op de huizen. Met 27 straien wierpen
de moedige spuitgasten van zes kan
ten zeeën water in de vuurpoel maar
de kerk was niet meer te redden,
ook het inwendige, de banken e.d.,
begonnen te branden.
Om half een viel met donderend
geraas de voorgevel op de Lange
brug. Ook het kleine torentje en een
zolderruimte boven de Dij beuk aan de
kant van de Ketelboetersteeg, op welk
zoldertje brandbaar materiaal ais
oude bloemenmanden lag opgetast,
hadden voedsel aan het vuur gege
ven.
¥¥ET WAS INMIDDELS 1 uur ge-
worden maar toen nam het vuur
vrij snel in hevigheid af. Hoewel het
inwendige van de kerk nog fel brand
de en telkens de vuurgloed hevig op
flitste door de vensters, sloegen de
vlammen niet meer boven het dak
uit.
Om 2 uur rukten de brandweren
van Den Haag, Voorschoten en Oegst
geest in en werden door de oude Leid-
se stoomspuit de vuren gedoofd.
De nablussing vergde echter van de
twee Leidse motorspuiten nog veel
tijd en werk tot laat in de middag
van de volgende dag. Om half vier
die middag waren er nog verschil
lende brandhaarden, waaruit de
vlammen, als de wind wat aanwak
kerde, telkens weer fel opslaaiden.
Toen was de kerk, die eens in de
volksmond „De Ruïne" was geheten,
een herinnering aan de ramp met het
kruitschip in 1807, wérkelijk een
troosteloze ruïne.
Het priesterkoor was geheel ver
nield. Hoogaltaar, verscheidene zij-al
taren, communiebank en preekstoel
waren door het vuur verteerd. Hoe
goed de brandweer, ondanks alles, het
vuur nog enigermate had weten te
localiseren bleek uit het feit, dat al
taren in de bij beuken, doopvont en
kruiswegstaties daar waren ge
spaard. Zelfs vele gebrandschilderde
ramen werden gered, waren soms
zelfs niet eens gesprongen.
yo WERD DE ONDE St. Petrus
kerk aan de Langebrug, die een
tweetal jaren na de ramp het eeuw
feest van haar bestaan zou hebben
gevierd, in korte tijd door het vuur
verwoest. Een sinds honderd jaren
vertrouwd beeld in dit deel van Lei
den was in luttele uren uit het sil
houet van de stad verdwenen.
Op 2 maart 1835 was de eerste steen
van het bouwwerk gelegd door bouw
pastoor P. A. Kervel, in tegenwoor
digheid van kapelaan P. Does en vier
Warmondse theologanten, waarvan
drie Leidenaars. Op dé 28ste juli 1837
werd de toen nieuwe kerk, opvolgster
van een huiskerkje in de St Joris
steeg, gewijd dor mgr. C. L. baron de
Wyckerslooth, bisschop van Curium
i.p.i., die woonde op „Duinzigt" te
Oegstgeest.
Pastoor Kervel was sinds 1819
pastoor in Leiden en in 1822 deken
van Rijnland geworden. Op 13 juni
1843 werd hij door de Paus benoemd
tot aartspriester van Holland, Zee
land en Westfriesland, de hoogste
kerkelijke functie in het westen van
Nederland in die dagen.
10 juli 1846 is hij overleden.
Zijn opvolgers aan de St. Petrus
van de Langebrug waren Arnold
Quant (18461865, in 1847 deken van
Rijnland), Leonardus van Wissen
(18651875), Johannis C. H. Muré
(1875—1891), J. J. Vernieuwe (1891
1910, A. J. Hafkenscheid, die de
kerk liet vergroten (19101922) en
vanaf 1922 Th. M. Beukers, de „litur-
giepastoor", die het noodlot zich aan
zijn geliefde kerk zag voltrekken.
De kerk is daar ter plaatse niet
meer opgebouwd. Zij heeft een schoon
en waardig opvolgster gevonden m
Krophollers schepping aan de Ka
merlingh Onneslaan waar dus een der
oudste parocies van Leiden, die van
Sint Pieter, gesticht in de middel
eeuwen, gegaan door de storm der re
formatie en de terreur van de „pla-
caetentijn", na de schuchtere herop
leving der vaderlandse kerk, gevolgd
door de volledige emancipatie der
Nederlandse katholieken, nog ateeds
in de oude Sleutelstad zetel en woning
vindt.
REEDS 25 JAREN heeft het feest van Sint Jacobus mij herinnerd aan
een droeve gebeurtenis: de brand van de Sint Petruskerk te Leiden.
De kerk, die bijna 100 jaar bestond ik had reeds plannen gemaakt om
het feest groots te vieren was een „waterstaatskerk", zo genoemd, omdat
gewoonlijk de tekeningen daarvan door het Departement van Waterstaat
toerden ontworpen. Deze bouwvorm was eenvoudig, maar bracht toch van
binnen een bijzondere huiselijkheid, innigheid, blijheid en stemde ook tot
echte godsvrucht. Het was een kerk, die graag en druk bezocht werd.
De uitbreiding, die pastoor Hafkenscheid er aan gegeven had door het aan
brengen van 2 zijbeuken, heeft daaraan geen afbreuk gedaan: de sfeer bleef
en de kerkelijkheid vermeerderde zelfs, door de twee kolommen.
En in de Sint Jacobusnacht 1933 is deze waardige tempel ineens totaal
verwoest, met zijn rijk gepolichromeerde altaren, zijn oude houten com
muniebank, die op de lijst van „monumenten" stond, het orgel, de klokken,
alles weg! De muren alleen hebben stand gehouden.
In de toren, waaraan reeds maanden gewerkt was wegens noodzakelijke
herstellingen, was ook die dag nog gewerkt.
Door de zonnige juli-dagen was alles, plafond, zoldering en dak, kurk
droog en daardoor licht-ontvlambaar. Maar toen dacht nog niemand aan de
nu zo dikwijls herhaalde waarschuwing: „rook niet in bos en heide en
kerktorens!"
Op de bewuste dag zat een van de buren heerlijk te genieten van de
mooie zomeravond en zag opeens een vonk vallen in de toren het was half
elf; plotseling rende hij naar het bijna aangrenzende politie-bureau.
Dat was het begin van de ellende en in korte tijd stond heel de kerk in
brand.
Ik lag toen reeds te rusten in het seminarie te Warmond, waar ik in
retraite was, en plotseling werd ik toen gewekt door de president met de
woorden: ,J>astoor, ik heb geen blijde tijding voor uuw kerk staat
in brand".
Met trillende handen pakte ik mijn koffertje; beneden gekomen stond er al
een auto voor mij klaar; de Praeses ging met mij mee.
Vanuit Warmond, waar we voor de spoor-bomen moesten wachten, zagen
we de brand in heel zijn breedte: één grote lichtgloed, die de indruk maakte
dat heel de buurt in brand stond.
Even mocht ik in de pastorie door de verbindingsdeur een blik werpen in
de kerk.één vuurzee, waarin van alle kanten het water werd gespoten,
waardoor het vuur toch nog beperkt is gebleven tot de kerk alleen: sacristie
pastorie en kosterswoning bleven gespaard.
Dat was de Sint-Jacobusnacht te Leiden.
Voor de parochie was het een uitkomst, dat we dadelijk gebruik konden
maken van de St. Lodewijkskerk, waardoor de kerkdiensten konden door
gaan; ook mochten de parochianen 's zondags nog gebruik maken van de
kapel van het St. Elisabeth Ziekenhuis.
TH. M. BEUKERS, Em. Pastoor
Dinsdag 29 juli a.s. wordt frater
Theogonius (Jan de Jeu), Capucijn,
afkomstig uit Leiden, Charlotte de
Bourbonhof 40, priester gewtfd in de
kloosterkerk te Udenhout door mgr
W. P. A. M. Mutsaerts, bisschop van
's Hertogenbosch.
Op dezelfde dag wordt zijn broer
frater Theophorus (Thom. de Jeu)
gewijd tot sub-diaken.
Pater Theogonius zal 10
augustus in de parochiekerk van O.
L. Vrouw Hemelvaart en St. Jozef te
Leiden om half tien zijn eerste plech
tige H. Mis lezen. Zijn broer zal dan
als sub-diaken assisteren.
PRONONCe
WOOP Uw LINGERIE
Leiden
Breestraat 65
Tel 21800
Oegstgeest
Geversstraat 41
Tel 23917
(Advertentie)
wijdingen bisdom breda
Mgr Jos. Baeten, bisschop van
Breda, zal op zondag 27 juli a.s. in
de kapel van St, Anna te Ouden-
bosoh de volgende H.H. Wijdingen
toedienen:
H. Subdiakonaat aan de eerw. fra
ters: Jac. Handgraaf, Haarlmi; J. v.
Kessel, Eindhoven; I. Pikema, Tirns;
M. Dotohendro, Java; A. Floris, Am
sterdam; H. Schuten, Sellinger-
Beetse; F. Pradjasuta, Java; J. de
Groot. Vleuten; B. Hendrawarsita,
Java; F. Bakkum, Tilburg en F.
Hendriks, Eindhoven. Allen van de
Congregatie van de Missionarissen
van de H. Familie.
H. Priesterschap aan de eerw. fra
ters: Th. Elstgeest, Sassenhelm; Chr.
Tielemans, Kerkdriel; Th. Hosuho,
Java; A. Hamel, Monster; H. Slag,
Enter; Hug. Bergman, Boxel; H.
Mooij, Schermerhorn; Ant. Brekel-
mans, Udenhout; C. Handgraaf
Haarlem en B. Frederiks, Kaatsheu
vel. Allen van de Congregatie van de
Missionarissen van de H. Familie.
Pater ir. L. Teepe o.fm., leraar aan
de bijzondere HBS te Hollanda, heeft
uit handen van de directeur van cul
turele zaken te Hollandia, de heer
L. J. M. de Wit, de versierselen ont
vangen, verbonden aan het ridder
schap in de orde van Oranje Nassau.
Sprekende over de gedecoreerde,
die hij een van de „werkers van het
eerste uur" noemde, zwaaide de heer
De Wit hem lof toe voor zijn stu
wende kracht, toen pater Teepe op
63-jarige leeftijd in 1956 zijn schou
ders zette onder het werk van de
eerste middelbare schol op Nieuw-
Guinea.
Pater Teepe gaat de HBS, waar hij
eerst als directeur en later als leraar
verbonden was, binnenkort verlaten.
militaire eer bij pontificale
mis.
Het lid van de Tweede Kamer de
heer Meulink heeft aan de minister
van oorlog de volgende schriftelijke
vragen gesteld:
1. Is het juist, dat op zondag 13
juli de pontificale H. Mis, die ter ge
legenheid van het Maria-congres ge
geven is, met speciale toestemming
van de minister met militaire eer
omgeven werd?
2. Kan de minister, indien deze
vraag bevestigend wordt beant
woord, meedelen, welke motieven
hem hebben geleid tot het geven van
toestemming voor het ter beschik
king stellen van militaire troepen
voor een pontificale H. Mis, die toch
een specifiek kerkelijk karakter
draagt?