Rondom een Oegstgeester Priesterwijding in 1842
Moskou ziet de wereldheerschappij
in het verschiet
Priesterwijding
in parochiekerk
ZATERDAG 5 JULI 1958
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 8
DE PASTOOR.
Zo reild-i en zeilde de statie in 1842
onder de bekwame leiding van pas
toor Arnoldus Cornelis Quant, geas
sisteerd door kapelaan W. F. Mehler
Oegstgeest bezat toen één kapelaan
en er kwam ongeveer ieder ander
half jaar een andere, zdat de Oegst
geester .pastorie in zijn functie van
doorgangshuis voor vooruitstrevende
kapelaans al op een oude traditie roe
men kan. Na 1847 zou er, zoals ge
zegd, helemaal geen kapelaan meer
zijn en stond de ruime pastorie, die
vermoedelijk om de jaren 1804 door
pastoor Vinkenburg uit eigen midde
len was gebouwd, verbouwd of gron
dig opgeknapt, geheel ter beschik
king van de pastoor.
Over pastoor Quant ware veel te
schrijven. Hij heeft heel zijn leven
de roem meegedragen de eerste,
maar dan ook de allereerste leerling
van Van Bommels Hageveld te zijn
geweest. Om precies te zijn was hij
daar op vrijdag 2 mei 1817 met zyn
valiesje aangekomen en heeft dus be
hoord tot die Gideonsbende van vroe
ge „Hagevelders", die zoveel voor
het katholicisme in de Hollandse
Missie hebben betekend: het is vol
doende de namen te noemen van Lux,
Broere, Beelen, Leesberg en Ber
nard Harkenscheidt.
Quont zelf was hog te Mechelena
priester gewijd in 1826 en was na vier
kapelaans jaren de eerste pastoor na
de reformatie van Scheveningen ge
worden. Van 1840 tot 1846 was hij
pastoor in Oegstgeest, vandaar werd
hij herder van de Petruskerk te Lei
den en al spoedig deken van Rijn
land, wat hij tot kort voor zijn dood
in 1883 gebleven is.
Het reeds vermelde missieverslag
van 1842 roemt hem in karoenend
latijn als „buitengewoon ijverig onder
elk opzicht, die zijn ambt uitoefent
op een wijze zoals men die niet beter
kan wensen" en elders wordt hij in
puntig latijn genoemd „corpore pu-
sillus, non animo, bonus, zelosus".
Geen wonder dat in dit eigenste
jaar 1842 de apostolische vicaris van
Breda hem als hoofd voor de Missie
in Nederlands Oost-Indië hoopt te
strikken. Gelukkig is hem deze pro
motie ontgaan, want de man die het
toen wèl geworden is mgr. Groof
heeft enkele jaren later hooglopende
onenigheid met de Gouverneur-Gene
raal Rochussen gekregen en werd uit
Indië verbannen: een „cause célebre','
die in katholiek Nederland enorm
veel stof deed opwaaien.
Pastoor Quant had vele en goede
relaties o.a. met zijn oudleer-mees-
ter, de Leidsche patriciërszoon Van
Bommel, stichter van Hageveld en
later bisschop van Luik, wat hij ook
na de afscheiding gebleven is.
Deze verdienstelijke en uiterst ca
pabele prelaat zou in 1848 een-„tour
de familie" door Noord-Nederland
maken en werd daarbij in de loop
van zes weken door 43 diner? ge
sleept: 34 „grand diners" en 9 „diners
de familie", waarbij de aristocrati
sche gastvrouwen kosten noch keu
kenmeiden spaarden om de ook op
culinair gebied zeer competente
évêque te gerieven. En één van de
hoogtepunten van deze imponeren
de reeks moet de maaltijd geweest
zijn, die deken Quant op 31 augustus
1848 de kerkvorst te Leiden aanbood.
Zestien personen zaten aan en nie
mand minder dan Broere was tafel-
praeses en verzorger der dichterlijke
„menus plaisirs". Men veroordele der
gelijke zeden niet te gauw. Ze waren
in de tijd verankerd, óók bij de le
ken. En deze grote eters waren ook
grote vasters. Wie onzer zou nog, als
zij, vier dagen van de week „zwart-
dag" kunnen houden?
DE KERKMEESTERS.
MAAR evengoed als onder de „hau
te volée" voelde Quant zich thuis
temidden van zijn Oegstgeester tuin
ders en boeren. Zijn gecultiveerde
handschrift kan men nu nog bewon
deren in het „Ontvangsten en Uyt-
gaaf'boek, dat op 17 november 1771
onder bouwpastoor Rens begonnen,
zonder onderbreking zou doorlopen
totonder bouwpastoor Roozen in
1893. Quant heeft de jaren van 1840
tot onder bouwpastoor Roozen in
sierlijke handtekening staan die van
zijn 6 kerkmeesters. (Het zijn er zo
veel omdat de afzonderlijke gemeen
ten of buurtschappen apart werden
vertegenwoordigd.
Voor 1842 tekenden: A. Koppers,
Willem van Roon, J. H. Menneman, J.
Ponsa, Pieter Doeswijk en W. van
Steijn, namen die nu nog ten dele
in de parochie voortleven en met
zeer deskundige Gerard Brom wel
in hoofdzaak juist zijn: „Van Wijker-
slooth had zyn zwaarepunt meer in
zijn hart dan in zijn hoofd". De juis
te ligging van dit zwaartepunt in het
midden latend kan men veilig vast
stellen, dat hij in elk geval twee be
langrijke steunpunten had: zijn ver
mogen en zijn adellijke afkomst.
Beide heeft hij voortreffelijk gehan
teerd voor de goede zaak.
Tegenwoordig spreekt dit niet meer
zo aan, nu erfelijk vermogen en adel
dom min of meer als een schande
worden beschouwd, maar in die tijd
kon men er voortreffelijk het Rijk
der Hemelen mee verwerven en Van
Wijkerslooth's hart zal altijd een ere
plaats behouden in de geschiedenis
der buitenlandse missie en binnen
landse liefdadigheid.
De baron dan was om 1842 zéér
geaffaireerd, wat ten dele een gevolg
was van de nieuwe koers, die door de
nieuwe koning Willem II ingeslagen
werd. Hy was amper bekomen van
de vermoeienissen die het lidmaat
schap van de commissie ter bestude
ring van de grieven tegen de Onder
wijswet van 1806 hem hadden ver
oorzaakt en die de muis van het
K.B. van januari 1842 hadden ge
baard.
Hij was in de onderwijsmaterie
maar matig competent en wist dit
zelf zeer goed en had ijverig geluis
terd naar zijn bekwame souffleur Van
Vree, de toekomstige bisschop van
Haarlem.
Van Vree was juist dat jaar afge
treden als directeur van „Katwijk"
om plaats te maken voor een Jezuiet.
Men had deze mutatie voor de buiten
wereld wat versluierd, want er was
na 1831 al deining genoeg geweest
toen de Katwijkse bezitting „Het
Sandt" uit handen van Otto baron
van Wassenaar tot Katwijk overge
gaan was in roomse handen al wa
ren het ook die van Cornelis baron
van Wijkerslooth tot Schalkwijk en
Weerdenstein. Jonkheer mr. Gevers
van Endegeest had ijlings beslag
menen te moeten legen op Oud-Poel
geest om dat bezit niet in katholieke
handen te laten overgaan en de ba
ron-bisschop had enige moeite ge
had wat onroerend goed te verwer
ven in de omgeving van Leiden voor
eigen residentie.
Het was hem in 1834 eindelijk ge
lukt met een „jolie campagne", die
hij van de familie Lelyveld had ge
kocht.
Er werd een nieuw herenhuis ge
bouwd, in de volksmond „het pa
leis" genaamd en in 1836 kon hij er
gaan wonen.
Monseigneur bezot twee theekoe
peltjes: één vlak bij huis, een ander
op het terrein van de tegenwoor
dige villa „Curium".
Voeg daarbij nog het luisterrijke
pastoorskoepeltje, dat op de plaats
van de tegenwoordige jongensschool
stond en men heeft een landelijke en
Hollandse chinoiserie, waar wij, die
alles zoveel beter weten, met een ze
kere weemoed naar terugkijken als
naar een verloren paradijs.
De doorluche Oegstgeestenaar was
voor de eenvoudige landbevolking
ere! Zy schreven onbeholpen, maar tijdens zijn leven een bezienswaar
zij schréven tenminste: een jaar of
twintig terug waren er altijd nog
geweest, die met een kruisje moesten
bekrachtigen. Dit had de bij de
roomsen beruchte schoolwet van 1806
dan toch maar bereikt. Die lange lijst
van moeizaam geschreven handteke
ningen en kruisjes, onafgebroken
voortlopend over een tijdvak van
veel meer dan een eeuw, is een ont
roerend getuigenis voor de zorg en
liefde waarmee deze eenvoudige
landlieden de zaken van de aan hun
zorgen toevertrouwde statie behartig
den en aan hun opvolgens overdroe
gen.
DE BISSCHOP.
NA de pastoor en zijn kerkfabriek
de Baron: Cornelius Ludovicus
van Wijkerslooth.
Zijn naam komt men in iedere
publicatie, die handelt over het ka
tholicisme var. de eerste helft der 19e
eeuw, tegen, maar altijd als tegenspe
ler, nooit als hoofdpersoon, want
een monografie is helaas nog niet
over hem verschenen.
Wat jammer is, want als tegenspe
ler wordt men toch altijd ietwat in
de schaduw gelaten om de hoofdper
soon des te helderder te laten stra
len.
Misschien leent de figuur van Mgr.
van Curium er zich wel voor er een
tikkeltje schaduw op aan te bren
gen en zal de kenschetsing van de
digheid en werd na zijn dood een
mythe.
Tot voor een jaar of vijftig wist
de heer Bijleveld talrijke aantrek
kelijke bijzonderheden uit zijn privé-
leven door middel van oude Oegst-
geestenaren te verzamelen. Men kon
menen dat deze bron van monde
linge overlevering nu was uitge-
Mgr. Baron van Wijckerslooth, tit-
bisschop van Curium.
droogd, maar als aandoenlijke echo
uit langvervlogen dagen bereikte de
redactie nog zéér onlangs de brief
van een oude dame, wier vader mis
dienaar bij monseigneur geweest
was. En haar overlevering was die
van de anderen: de „bisschop" heeft
in Oegstgeest ontzaglijk veel goed-
gedaan
Er was een tweede „question brü-
lante" in 1842. Moest het concordaat
met Rome uit 1827, dat lang een
dode letter was gebleven nu niet
uitgevoerd worden? Met andere
woorden: moest de hiërarchie her
steld worden in enige binding aan
de regering? Er was veel menings
verschil over, zowel tussen katho
lieken en niet-katholieken. als bin
nen het roomse kamp. Monseigneur
was weifelend en de berg der ruzies
baarde ook in dit geval haar „ridi-
culus mus".
Aan de bestaande toestand veran
derde maar zeer weinig, alleen wer
den een paar apostolische vicaris
sen tot bisschoppen i.p.i. verheven,
wat voor van Curium om het jaar
1842 ongeveer 5 bisschopswijdingen
meebracht, die meteen een einde
maakten aan zijn monopolie van
„wijbisschop". Overigens waren be
wijzen van erkenning van zijn vele
verdiensten niet uitgebleven. Zijne
Majesteit had hem, vlak na zijn
troonbestijging in 1840 benoemd tot
commandeur in de Orde van de Ne-
derlandsche Leeuw en in datzelfde
jaar was hij bij een bezoek ad limi-
na door Zijne Heiligheid tot Huis
prelaat en Assistent bij de Pauselijke
Troon benoemd.
Aldus geridderd en herpurperd
heeft van Wijkerslooth zich gezet tot
het wijden van de zes neomisten in
Oegstgeest.
DE WIJDELINGEN
Om in de eerste helft van de 19e
eeuw ingelicht te worden omtrent
een of andere belangrijke katholie
ke gebeurtenis kan men met kans op
succes te rade gaan by de „Gods
dienstvriend" van Joachim le Sage
ten Broek, een van de belangrijkste,
zij het ook roerigste figuren uit de
incubatietijd van de katholieke pers.
Hij was ook nu weer op zijn post
geweest en had in het 49ste num
mer van jaargang 1842 de namen
der wijdelingen vermeld. Het waren
A. Heuvels, N. Husings, H. Roekes,
H. de Bruin, G. Schuyt en H. van
Beek.
Ook het jaar te voren had hij
Oegstgeester nieuws te verslaan ge
had, maar dat was geen statie-aan
gelegenheid geweest, want op quater
temperzaterdag 5 Juni 1841 „hield
Z. D. Hoogw. eene ,/ijding in des-
zelfs huis-kapel op Duinzigt, waar
bij 28 Heeren tot de verschillende
orden werden toegelaten.
Deze plechtigheid is beroemd ge
bleven omdat onder de 11 wijdelin
gen uit het vicariaat van den Bosch
zich de beroemde „Peerke" Donders
bevond.
Zó óvermaard is geen van de zes
bovengenoemde wijdelingen gewor
den, maar één onder hen trekt toch
wel de aandacht, omdat hij het tot
bisschop van Breda zou brengen.
Henricus van Beek werd 24 maart
1816 te Amsterdam „uit eenvoudige
maar brave en godvrezende ouders
geboren. Van zijn vroegste jeugd af
blonk in hem eene groote liefde voor
de deugd en een bijzondere aanleg
voor de wetenschapEn in deze
trant zou men kolommen lang kun
nen doorgaan, zoals in de Katholieke
Illustratie van 1884 inderdaad ge
schiedde, maar die ons nu niet meer
ligt. Wat niet wegneemt dat Van
Beek inderdaad kwaliteiten gehad
heeft. Na de obligatie kapelaans
jaren zou hij in 1848 leraar en in 1851
regent van Hageveld worden waar
hij orde zou stichten in veel verwar
ring en het klein-seminarie een vast
stempel zou opdrukken. Zijn ster
steeg hoger na 1861, toen hij achter
eenvolgens deken van Haarlem, ka
nunnik, vicaris-generaal en kapit
tel-proost werd.
In 1874 besteeg hij de bisschoppe
lijke zetel van Breda en heeft daar
in de tien jaren van zijn regering
veel tot stand gebracht. Men roemde
zijn administratieve begaving en, be
halve dat hy viif nieuwe parochies
stichtte bouwde hij het klein-semina
rie IJpelaar en het St. Elisabeths-
OEGSTGEEST
De eerw. heer H. de Groot, die
morgen in de St. Willibrordus-kerk
te Oegstgeest priester wordt gewijd
door mgr. Roger Johan, bisschop van
Agen (Frankrijk). De wijding vangt
aan te 8.15. De volgende H. Missen
zijn te 10.30 uur en 11.45 uur.
gasthuis te Breda, dit laatste bediend
door dezelfde zusters, die ook het
Leidsche ziekenhuis bedienen. In zijn
Haarlemse periode was hij 'n groot
promotor van de belangen van de
katholieke onderwijzers geweest. Hij
had een -wetenschappelijke aard en
publiceerde in „Tijd" en „De Katho
liek". Dit laaste orgaan was in zijn
wijdingsjaar door Van Vree gesticht.
Bij zyn dood in 1884 gaf de „Katho
lieke Illusttratie" een extra „Van
Beek" nummer uit, met veel proza
bijdragen o.a. van de convertiet H.
Des Aimorie van der Hoeven en wat
verzen van Van der Lans, Bernard
van Meurs en het onvermijdelijke
sonnet van J. A. de Rijk pr. Niemand
minder dan doctor Schaepman sprak
zyn lijkrede uit: een degelijk stuk
proza, gemoduleerd om 's bisschops
devies „leniter perfluit", maar dat
ons bij lezing niet bijzonder meer
ontroerd, daar dt stem, die het uit
sprak Veeds lang verklonken is en
alleen de wat holle nagalm gebleven.
En met deze Henricus van 1842 be
landen we weer na vele omzwervin
gen bij de Henricus van 1858. Wan
neer hij zijn oudere naamgenoot
volgt in diens eenvoud, 1 almte, prac-
tische zin en godsvruc.7,^J,beoefent hij
daarmee deugden, die onze zo heel
anders geaarde tyd nog steeds graag
in zijn priesters waarneemt.
N. B. Ofschoon het geen gewoonte
is in een krantenartikel bronnen te
vermelden, wilde ik hier toch een
uitzondering maken voor het paro
chiële archief van Oegstgeest, dat,
op instigatie van de Zeereerw. heer
Pastoor J. Looyaard, door de orde
nende geest van de heer W. de Rooy
dermate toegankelijk is geworden dat
zonder moeite talrijke bijzonderheden
hieruit konden worden geput.
H. VAN WOERDEN
De achtergronden van het top-conferentie-plan
West- en Oost-Duitsland spelen een
zwijgende, maar belangrijke rol
/"\P DE ACHTERGROND van al de drukte over de „top-conferentie" en
in het algemeen van de recente Sowjet buitenlandse politiek staat de
gedachte van het Kremlin, dat het tijdperk van de Amerikaanse wereld
macht voorbij is en dat de eeuw van het Russische wereldleiderschap is aan
gebroken. Door de eenwen heen heeft de ene grote macht de andere opge-
gevolgd als de dominerende factor in de gemeenschap der naties. Grieken
land moest zijn plaats afstaan ^an Rome. Spanje werd verdrongen door En
geland. Engeland zag zijn wereldrol overgenomen door Amerika. Altijd
weer ging de suprematie naar een jnogere natie. De Russen zijn er van
overtuigd, dat zij op het punt staan de plaats van de Amerikanen in te ne
men en dat deze machtsovername gelijktijdig de overwinning betekent van
het socialisme over het kapitalisme.
He
e
Mgr. Van Beek, bisschop van Breda.
ET FEIT ALLEEN reeds dat de
eerste socialistische natie in de
wereld ook het eerste land was dat
een weg baande in de kosmos, bete
kent een nieuw tijdperk in de evolu
tie van de mensheid", schreef de
„Mezjdoenaronaja Zjizn" in maart
j.l. De Sowjet Unie, aldus Moskou,
heeft de Verenigde Staten reeds voor
bij gestreefd op wetenschappelijk ge
bied. Als bewijs hiervoor wordt dan
verteld dat de Sowjet projectielen
groter zijn dan de Amerikaanse en
ook nog veel sneller gaan.
Ondertussen is de Russische pers al
enkele jaren bezig met aan Russen
en niet-Russen het verhaal te verko
pen, dat de Sowjetlcunst van wereld
betekenis is. Ieder succes van de Sow-
jetkunstenaar in het buitenland wordt
uitvoerig beschreven. Ook op sport
gebied menen de Russen, dat zij niet
meer zijn te slaan sedert hun presta
ties op de laatste Olympische spelen.
En bij de volgende spelen zullen zij
zeker nog beter voor de dag komen.
Er is nog maar één gebied, waarop
zij zich nog niet sterk genoeg voelen,
en dat is op economisch terrein. Daar
wordt de Amerikaanse voorsprong
toegegeven, maar, wordt er aan toe
gevoegd, het zal niet lang meer duren
of ook hier staat Rusland aan de
spits.
„Wij zullen een hogere prestatie
per hoofd van consumptiegoede
ren bereiken, dan in het verstgevor-
derde kapitalistische land. Wij ma
ken onze berekeningen nu en bewe
ren, dat het niet lang zal duren, voor
dat wy de hoogste grens van de ka
pitalistische landen zullen hebben
overschreden en het productie-peil
van Amerika zullen overtreffen", al
dus Chroestsjef in april 1958.
Ongetwijfeld gelooft de Russische
partij-secretaris-premier in zijn eigen
woorden. Voor deze geslepen, bekwa
me maar primitieve mens, die van
een onbekend partij-man in ongeloof
lijk korte tyd opklom tot de hoogste
macht, moet het wel niets bijzonders
commissie en de Verenigde Naties in
hun geheel als actieve instellingen te
beschouwen. Hoewel de V.N. door
Rusland gebruikt wordt als een pro-
pagandaforum voor Sowjetideë en is
dit internationale lichaam geen mid
del om actief aan de wereldpolitiek
deel te nemen, gezien de overheersing
van het Amerikaans-Engelse blok. De
overheersing is niet meer in overeen
stemming althans volgens het
Kremlin met de werkelijke verde-j
ling van de macht in de wereld en
daarom is de Sowjet Unie van me
ning, dat het land op een top-confe
rentie zich zal kunnen doen gelden,
meer in overeenstemming met het
nieuwe tijdperk, dat door de Spoetni-
ki is ingeluid.
voor ogen had toen het de bijeen
roep van een top-conferentie begon
te propageren, stond echter niet op
de officiële agenda. Maar juist die
omissie maakte de zaak belangrijker
dan alle andere thema's. Deze kwes
tie was de toekomst van Oost-Europa
en Oost-Duitsland De Sovjet-rege
ring wilde een top-conferentie van de
grote vier, waarbij Oost-Europa en
Oost-Duitsland niet ter sprake zou
den komen, zodat er ook geen gele
genheid zou worden geschapen om
over deze aangelegenheid officieel
van mening te verschillen. Wanneer
de Westerse landen erin zouden toe
stemmen Oost-Europa en Oost-Duits
land niet ter sprake te brengen dan
zou daarmee in alle stilte, maar niet
minder efficient, een oud twistpunt
van de baan zijn en zou het lot van
zeven oostelijke landen in feite defi
nitief zijn bezegeld.
Deze ongewone procedure scheen
nodig, omdat Moskou geen andere
weg zag om van het Westen een er
kenning van de status quo te verkrij
gen. Vroeger zou Rusland deze sta
ten eenvoudig hebben ingelijfd, zoals
dat met de Baltische staten gebeurde,
maar de nieuwe methoden van Sow-
jet-imperium-bouw houden de schijn
op van „souvereiniteit" en „gelijk
heid". Wat Moskou wil, en tot nu toe
heeft bereikt, is een combinatie van
uiterlijke onafhankelijkheid en wer
kelijke ondergeschiktheid. Om zijn
overheersing officieel te maken, om
iedere revolutie reeds bij voorbaat als
onwettig te bestempelen en eventuele
maatregelen zoals in Hongarije
te rechtvaardigen en om het oostelijk
blok te verstevigen, zou een top-con
ferentie, waarbij de status quo de
overeengekomen basis voor onder
handelingen zou zijn, uiterst nuttig
kunnen werken voor het Kremlin.
Gedurende de voorbereidende onder
handelingen heeft Chroestsjef her
haaldelijk en zo nadrukkelijk de sta
lij ken, dat zijn land binnen enkele ja
ren niet alleen een grote achterstand
zal inhalen, maar de oude-industrie
landen zal overtreffen.
'TER GELEGENHEID van de fees-
telijkheden bij ~e viering van de
veertigste verjaardag ran de revolu
tie in november 1957, werd te Mos
kou een internationale bijeenkomst
gehouden van communistische kop
stukken. Toen hebben de Russen
wanhopige pogingen gedaan om hun
leiderschap in de communistische we
reld te herstellen. Het prestige van
de communistische partij was niet
groot meer na de onthullingen over
de Stalin-practijken, de Hongaarse
opstand, de Sowjet-Poolse crisis en
de voortdurende oppositie van Tito.
Communisten uit vele landen trok
ken dan ook het Russische recht in
twijfel om richtlijnen te geven en
Chroestsjef moest een verbitterd ge
vecht leveren om de oude leuze „on
der leiding van de Sowjet Unie" weer
wat op te rakelen. Nog meer moeite
moet hij zich nu geven om aan te to
nen, dat het leiderschap van de Rus
sische communistische partij van es
sentieel belang is voor het gehele so
cialistische kamp Vandaar de activi
teit, die direct na de november-bij-
eenkomst startte met betrekking tot
een top-conferentie. De eerste nota's
gingen op 10 december 1957 in zee,
gevolgd door een vloed van Boelga-
nin-lectuur, in de vorm van persoon
lijke brieven van de toenmalige pre
mier aan diverse staatshoofden.
De agenda-punten, zoals voorge
steld door Boelganin, hadden hoofd
zakelijk betrekking op atoom- en an
dere wapens. Aangezien deze aange
legenheden onder de jurisdictie vie
len van de oude Ontwapenings Com
missie van de Verenigde Naties was
er geen enkele reden om aan te ne-
men, dat een top-conferentie meeri tus quo gehanteerd, dat er geen twij-
succes zou hebben dan deze commis- fel meer kan bestaan omtrent zijn be-
sie. Maar de Sowjet-Unie had reeds doelingen. „Ons standpunt is en blijft
lang opgehouden de Ontwapenings-1 dat wij niet van plan zijn bijeen te teren.
komen om te spreken over de kwes
tie van de volksrepublieken en de
Duitse kwestie in de geest van de he
ren Eisenhower, Dulles en Adenauer".
(Prawda, 26 Jan. 1958).
IN HET SOWJET-PROGRAMMA
voor een top-c nferentie staan een
aantal suggesties betreffende proe
ven met atoom-wapenen, ontwape
ning en het wederzijdse terugtrekken
van strijdkrachten uit Oost- en West-
Europa. Voor deze voorstellen heeft
de Sowjet-Unie in de eerste plaats
economische redenen. Want ondanks
vele successen op het gebied van de
economie vindt men hier nog altijd
de zwakste plekken in het Sowjet-
systeem en staat Moskou ook nu weer
voor vele nieuwe problemen, die ver
band houden zowel met de algehele
reorganisatie van de productie als
met de veranderingen op landbouw-
terrein. In het Westen is zo dikwijls
de nadruk gelegd op de vele moge
lijkheden, die de Sowjetregering
heeft als het er om gaat om zich fond
sen voor bewapening te verschaffen,
dat de andere kant van de medaille
weinig wordt bqkeken. De Sowjet-
Unie heeft inderdaad het voordeel,
dat de levensstandaard van de bevol
king zodanig kan worden gedrukt, dat
geld voor uitbreiding van de zware
industrie, voor bewapening en voor
leningen aan buitenlandse vrienden
kan worden gevonden op een wijze,
die in de democratische landen niet
mogelijk is. Maar ook aan deze moge
lijkheden zijn grenzen. Er is een toe
nemende vraag van grote bevolkings
groepen naar een betere levensstan
daard en vooral de jeugd wil einde-
lyk wel eens de voordelen plukken
van de heilstaat, waarin hun zo na
drukkelijk is verteld dat zij leven.
De budget-problemen van de Sowjet
regering zyn dan ook zeer reëel en
de kosten van de bewapening zullen
dan ook gedrukt moeten worden.
Maar tot dit laatste zal Moskou
slechts overgaan als zijn militaire
kracht in verhouding tot die van het
Westen niet vermindert en het zijn
voorsprong op bepaalde gebieden kan
behouden. Een gedeeltelijke terug
trekking van Sowjetstrijdkrachten uit
Oost-Europa zou miljoenen roebels
besparen en deze besparing is één
van de bedoelingen van Moskou's we
derzij dse „demilitar isatie"-schema.
Wanneer een dergelijk program zou
worden uitgevoerd, zou de balans
tussen Sowjet en Westerse macht in
Europa ten gunste van Moskou door
slaan en als de Amerikaanse strijd
krachten uit Europa zouden worden
teruggetrokken, zou e»- een vacuum
ontstaan, waarin de pro-Sowjet strijd
krachten in de meerderheid zouden
zijn, althans zo lang de Duitse mili
taire macht zo gering is als nu. Van
de eventuele nieuwe machtsverhou
dingen zou West-Eerlijn wel eens het
eerste slachtoffer kunnen zijn, ge
volgd door West-Duitsland, zonder
dat Bonn, Washington, Parijs of Lon
don daarop snel genoeg zouden kun-
reageren.
IN EEN ANDERE VERMOMMING
komt het Duitse probleem nog
maals naar voren in het agendapunt
het „Rapacki"-plan. Het Rapacki-plan,
genoemd naar Polens minister van
buitenlandse zaken Adam Rapacki,
wil een Europese zóne in het leven
roepen, waarin geen kern-wapens
mogen worden opgeslagen. De zóne
omvat Polen, Tsjechoslowakije en de
beide delen van Duitsland. Men kan
zich voorstellen, dat de Polen atoom
bases gaarne zo ver mogelijk van hun
grenzen verwijderd willen zien. Maar
als dat hun bedoeling is, wekt het
tocht wel enig wantrouwen, dat die
verschuiving alleen in Westelijke
richting een duizend kilometer be
draagt, terwijl naar het Oosten, op
nauwelijks honderd kilometer van
Warschau, de Russen alle gelegenheid
behouden om bases aan te leggen of
te behouden. Was minister Rapacki
misschien verplicht de Sowj et-these
te aanvaarden, dat alleen A. en H.
bommen van Amerikaanse of Engelse
makelij gevaarlijk zijn?
Er is nog een andere reden waarom
het Rapacki-plan mogelijk beter
Gromyko-plan genoemd zou kunnen
worden. Het afstaan van atoom-wa
pens en het meedelen van atoom-ge
heimen aan bondgenoten is niet al
leen een kwestie waarmee Washing
ton en London te maken hebben.
Vroeg of laat zal ook Moskou er
mee worden geconfronteerd als de
generaals uit de satelliet-landen om
moderne wapens zullen vragen. Dat
zou een minder prettige situatie
scheppen, want nog geen twee jaar
geleden stuurden de Polen een Rus
sische generaal naar huis en richtten
de Russische wapens van de Hongaar
se troepen zich tegen de bezetters.
Kan Rusland zijn „bondgenoten" ver
trouwen met leze gevaarlijke wape
nen? Voorlopig is daarom een zóne
zonder kernwapens, waaruit ook alle
buitenlandse troepen zijn verdwenen,
een oplossing, die vooral voor Rus
land interessant is. Ten slotte moet
volgens de initatiefnemers het Rapac
ki-plan berusten op internationaal
vertrouwen. Van controle wil men
niets weten. Op 10 april j.l. zei
Chroestsjef: „Zij stellen controle voor.
Wij zijn voorstanders van controle,
maar zij willen een soort controle die
neer zou komen op inmenging in bin
nenlandse aangelegenheden, op schen
ding van onze spuvereiniteit.De
heersende klasse" van het Westen zegt:
laten wij overeenkomen dat onze
vliegtuigen over uw land zullen vlie
gen en dat uw vliegtuigen over ons
land zullen gaan. Maar wij willen
niet over uw land vliegen en wij
wensen zelfs de reuk van jullie niet
boven ons land." (Prawda, 11 april
1958).
OEDERT DE MOORD op de Hon-
gaarse verzetsleiders zijn de kan
sen voor een top-conferentie nog ge
ringer geworden. Toch zal Moskou
ondanks deze gebeurtenissen verder
gaan met zijn pogingen er de volke
ren van te overtuigen dat het Krem
lin vrede wil en daarom gaarne be
reid is op een top-conferentie alle
moeilijkheden te bespreken, die ont
wapening nu nog in de weg staan.
Voor het Westen blijft een dergelijke
conferentie een gok, die hét zich zo-
langzamerhand niet meer kan permit-