Het spiekende testament
In de Krantentuin
ZATERDAG 12 APRIL 1958
DE LEIDSE COURANT
PAGINA M
De kinderen vertellen
TE LAA'l
Het is bijna half twee maar Willie
let helemaal niet op de tijd. Ze zit een
boek te lezen van Koning Spitsoor.
Haar moeder heeft het druk. Ze is aan
het wassen en ze weet helemaal niet
dat Willie nog thuis is en zit te lezen.
Daar hoort ze iemand de trap op
komen. Het is moeder.
„Maar kind, ben je nog niet naar
school?" vraagt moeder heel verwon
derd.
„Het is toch woensdagmiddag", zegt
Willie nu.
„Ga vlug naar school en zeg maar
dat je het nooit meer doen zal".
Willie kwam te laat.
Kees Kreuger (Leiden)
ONZE POES
Ik heb een lief klein poesje
Siempie is haar naam.
Ze zit al heel vroeg 's morgens
Voor het geopende raam.
Ze is zeven jaar
Net zo oud als ik
Heeft een ronde kop
Met daaronder een sik.
Ze is rood en wit van haren
Heeft altijd een goed humeur
Kom ik uit school, dan zit ze
Voor onze buitendeur.
Fia v. d. Hulst (Voorschoten,)
GENEZEN
't Was drie uur op de klok. Moeder
v. d. Berg is aan het thee-zetten. Ze
zou vandaag bericht krijgen van Yvon
of ze uit het ziekenhuis mocht komen
of niet. Steeds is moeder met haar ge
dachten bij Yvonne. Ze was 12 jaar
toen ze op een middag een fietstocht
met haar vrienden gemaakt had. Ze was
's avonds om zes uur doodmoe thuis
gekomen en dadelijk naar bed gegaan,
's Nachts voelde ze zich niet lekker en
toen heeft vader de dokter opgebeld,
die even later al kwam. De dokter zei.
dat ze onmiddellijk naar het ziekenhuis
moest en toen ze drie maanden da%r
gelegen had, vertelde de dokter dat ze
kinderverlamming had.
Terwijl moeder zo zit te denken gaat
er plots de bel.
„Dat is vast de post", denkt moeder.
Geachte ouders.
Met deze deel ik u mede, dat uw
dochter Yvonne goed vooruit gaat en
daarom zaterdag het ziekenhuis mag
verlaten.
Hoogachtend,
Dr. H.
Een luid „hoera" gaat er in moeder
op. Ze hoort niet eens dat de fluitketel
van het gas af wil. Even later komt
vader thuis. Ze duwt hem de brief in
de handen en vader vindt het ook ver
rukkelijk. Maar iets verbergt vader, dat
hij niet tegen zijn vrouw durft zeggen.
Plotseling zegt hij het maar. Het moet
immers.
„Erna, de dokter heeft me vanmorgen
opgebeld en hij zei dat ons kind ge
brekkig is".
„Wat is het?" vraagt moeder ver
schrikt.
„Ze is verlamd en kan niet lopen".
Moeder begint hevig te snikken, 't Is
ook zo erg.
Maar daar rinkelt de telefoon.
„Ja, met Van de Berg".
„Ja met kapelaan Groenendijk".
„Ja Eerwaarde".
„Ik wou u eens wat vragen. Ik heb
gehoord dat uw dochtertje thuis komt
en verlamd is. Nu kreeg ik net bericht
dat er binnenkort een kinderbedevaart
vertrekt naar Lourdes. Ik kreeg twee
plaatsen. Ik dacht zo: om ook Yvonne
mee te nemen. Het ander kind is Ankie
Lyon".
„Wanneer vertrekt de bedevaart?"
„Negen februari".
„Kapelaan, ik vind het fijn, dat u
aan ons gedacht heeft. Ik vind het heer
lijk dat ze mee mag gaan. Dag kape
laan".
De dagen verlopen spoedig. Het is
gauw 3 februari.
Ze gaan hun kind met de auto uit
het ziekenhuis halen, 't Is er druk. Als
ze thuis is, weet ze niet wat ze ziet.
Wat is het huis verandert in de drie
jaar dat ze weg geweest is. Ze is er
verlegen van geworden. De kleine Fred- 1
dy. die nog niet weet wat hij zeggen
mag, roept:
„Wat heb jij aan je benen? Raar kind.
Ze wil alleen door papa gedragen
worden!"
Yvon krijgt tranen in de ogen. Ze
denkt: was ik maar dood. Maar ze weet
nog niet wat haar te wachten staat.
Moeder komt bij haar zitten en ver
telt het haar. Nu kan ze wel een gat
in de lucht springen-
Zes dagen later vertrekt de trein. Er
zitten nog mèer gebrekkige kinderen,
nog veel erger dan zij,. Nu breekt er
een tijd van bidden en vertrouwen aan.
In Lourdes drinkt Yvonne van het ge
neeskrachtige water en ze wordt ook
ondergedompeld. Met de andere zieken
krijgt ze de zegen met het Allerheiligste
en dan voelt. Yvonne opeens dat ze
kracht in haar benen krijgt, 's Avonds
mag ze aan de arm van de zuster pro
beren te lopen. Het gaat al een beetje.
Ze moet maar veel oefenen.
Na 9 dagen Is de trein weer terug.
De verpleegster helpt Yvonne bij het
uitstappen. Vader en moeder weten niet
wat ze zien. Ze staan perplex. Thuis
gekomen steken ze de kaarsen aan en
allemaal knielen ze neer om Maria voor
haar voorspraak te bedanken. Wat een
blijdschap!
Alfons Verdegaal (Hazerswoude)
VISJES VANGEN
Tonnie en P;eter gingen vissen. Ze
stonden al klaar maar moesten toch nog
even wachten, want vader zou meegaan.
Ze kwamen bij de vijver en gooiden
de dobber uit. Daar kwam al een vis
aan. Hij beet er aan. Floep, daar ging
de dobber onder, maar ze konden hem
niet ophalen. Het was een snoek, die
er met het tuig vandoor wilde gaan. Ze
riepen vader en deze kwam hard aan
lopen. Vader haalde de snoek er af en
deed hem in de emmer, die ze hadden
meegenomen. Ze gingen weer verder
vissen, en daar sprong een vis. De vis
kwam er aan. Daar ging een trein langs
en vader zei: „Het is half zes. We moe
ten naar huis".
Moeder schrok toen ze die grote vis
zag. Vader sneed hem de kop af en
maakte hem schoon. Moeder zette de
pan op het gas en bakte de snoek. Ze
kregen allemaal een stuk op de boter
ham. Dat was lekker.
Fransje Borxe (Ter Aar)
DE VERJAARDAG
,,Een fiets, of
boek van: Onraad in de nacht over de
welpen", zei Jan.
Nu was het avond en ze moesten naar
bed.
De volgende morgep was aangebro
ken. Hij" móest eerst naar dé kerk en
toen hij thuis kwam kreeg hij van vader
een fiets, van moeder een hondje en
van zijn zusje een leesboek.
Sjani Duivenvoorden (Noordw.hout)
EEN SPROOKJE
Er was eens een moeder met drie
kinderen, die midden in het grote bos
woonden. De vader was al lang geleden
gestorven en nu moest moeder alleen
de kost verdienen. Daarom ging ze
iedere morgen naar de stad met de kin
deren. De kinderen gingen naar school
en zij ging werken bij de zieken.
Vlak bij het huisje in het bos woon
den de elfjes. Als de vrouw haar huis
verlaten had, kwamen de elfjes dichter
bij en gingen aan het werk. Ze maakten
de ramen schoon, begoten de bloemen en
maaiden het gras. Op zekere dag kwa
men de elfjes naar het huis, maar nu
niet met een schaar, een gieter en een
emmer water met een spons en zeem.
Maar nu hadden ze een grote zware doos
op een kar. Ze deden het huisje open en
gingen naar binnen. Ze raapten de oude
matten en kleden op. Toen deden ze
de doos open, haalden er de nieuwe
matten en kleden-uit en legden ze neer.
Zo ging het met alles.
Toen moeder en de kinderen thuis
kwamen, zagen ze al van verre, dat het
huis geverfd was. Ook stond er een
kistje met geld in de kast Zo konden
ze nieuwe kleren kopen en leefden nog
lang en gelukkig.
Mastwijk (Ze-
SNEEUWLIEDJE
Het lijkt wel of een toverfee
Dit alles heeft few ld
En mij, zo uit mijn bedje,
In een prookje heeft getild.
't Is of de appelboom mij roept
Met lange witte arm.
Ik spring de witte wereld in
En speel me lekker warm.
„Hoi, hoi", en ze holden weg.
Jan moest staan en Piet moest zich
verstoppen.
„Ik kom", riep Jan en hij zocht Piet
op. Maar Piet was verdwaald. Jan zocht
en zocht, maar hij kon Piet niet vinden.
Nu verdwaalde Jan ook. Ze zochten
naar hun vader en moeder en deze zoch
ten naar hen. Ze waren verdwaald.
Riet Hoogervorst, Meidoornlaan 1,
Sassenhelm, vraagt een vriendinnetje of
ziek meisje, waar ze geregeld brieven
naar toe kan schrijven. Ze is 12 jaar.
Jullie weten nu het adres.
Wim Rietbroek (Roelofarendsveen)
OP VAKANTIE
De grote vakantie was weer aange
broken. Ook de vakantiespelen begon
nen weer. De eerste dag gingen we met
de boot naar Amsterdam. Toen we in
Amsterdam aankwamen, gingen we in
de haven de grote zeeschepen van dicht
bij bekijken en toen we daar voorbij
voeren, zagen we ook een walvisvaar
der in een dok liggen. We stapten later
uit en gingen een kijkje nemen op de
Dam. We liepen er wat heen en weer
en ontdekten dat er een poppenkast
stond. We vroegen aan de le'dsters of
we even mochten kijken. Het ging ovei
Jan Klaassen en de dief. Toen het ver
haal uit was gingen we naar een iisco-
winkel en daar kregen we een ijsje
We gingen daarna weer terug naar de
hoot Na een heel eind varen kwamen
we achter het Stadion en toen in een
j grote sluis. We hadden een prettige dag
1 gehad.
Ploni Heemskerk (Alphen)
EEN WEEKJE UIT
We hadden vakantie en tante was ko
men vragen of ik een weïkje bij haar
kwam logeren. „Nou dat doe ik graag",
Greta Loos (Zoeterwoude)
DIT KWAM ER VAN
Nellie en Greet zouden vanmiddag
naar het bos gaan, maar eerst moesten
ze nog naar school. Och, och. wat duur
de die ochtend lang. Eindelijk was het
12 uur. Ze holden naar huis, gingen
gauw eten en daarna namen ze een fles
limonade en wat snoepjes mee.
„Niet te ver het bos in gaan'
moeder, „en goed uitkijken".
„Ja moe. Dag moe!" en daar gingen ze.
Ze speelden in het bos eerst weg
kruipertje, maar Nellie ging veel te ver
het bos in. Greet kon haar niet vinden.
Ze waren alle twee de weg kwijt. Ein
delijk vonden ze elkaar, maar wisten
de weg niet terug. Na lang zoeken za
gen ze in de verte haar huis. Ze hol
den er heen. Het was helemaal geen
leuke middag geweest.
Ria Kok Wittedian (Hoogmade)
EEN ONGELUK
f
en ieder was vriendelijk voor haar Op
een keer ging ze met haar paardje en
wagentje de laan op om groente te ver
kopen. De metselaars waren aan het
bouwen. Eén van de mannen liet een
nik vallen. Het paardje wou op hol
gaan, maar vrouw Sanders trok terug.
Het paard viel. Vrouw Sanders viel ook
heel hard. Ze had haar knie bezeerd
en ook haar arm. Heel veel mensen
kwamen kijken. Strompelend ging ze
terug naar haar winkel. Ze moest een
hele tijd op bed blijven.
De metselaars hadden gezien wat er
gebeurd was. Eén van de mannen nam
zijn pet en ging er mee rond bij de
mensen. Zelf deed hij er een kwartje
in en toen durfden de andere mensen
niet minder te geven. Een gaf er zelfs
een gulden. Van het geld kon vrouw
Sanders nu alles laten maken en ze
kreeg een kist rode kool toe.
Renee van Dam (Katwijk)
EEN SLIM BOERKE
Er was eens een boerke, hij heette
boerke Naas. Men had hem beter boer
ke Neus kunnen noemen, omdat hij zo'n
kokkerd van een neus had. Zijn vrouw
Trijn had zo'n harde stem, dat hij al
tijd bang werd, want hij was erg kin
derachtig. Op een dag zei zijn vrouw:
„Naas we hebben geen geld meer in
huis, we moesten Blaar en Bles ver
kopen en het is vandaag veemarkt.
„Ja vrouw", bibberde Naas, want hij
was weer bang voor zijn vrouw; ^zij
had ook zo'n harde stem.
„Blaar en Bles zijn flink vet en dik
zei ze nog.
's Middags trok Naas de stad in en
al gauw stonden er boeren bij hem
te kijken, want het waren prachtbees
ten. Het. hoogste bod was zeshonderd
gulden. Toen gaf Naas toe.
Zonder Blaar en Bles ging hij toen
naar huis. maar eerst ging hij naar
een café om een flink bord boterham
men te bestellen, dat had hij wel ver
diend. Toen hij daarmee klaar was, ging
hij naareen wapenwinkel. Hij moest
naar huis door een groot bos en hij
dacht maar aan rovers en dieven, nu
hij zoveel geld op zak had. Hij kocht
een pistooL Nu ging hij het bos door
naar zijn dorpje. Ongeveer in het mid
den van het bos gekomen, hoorde hn
geritsel van de struiken en daar stond
opeens een reusachtige kerel voor hem.
Zijn gezicht was bedekt met een zwart
masker. Naas bibberde.
„Handen omhoog of ik schiet je
dood", riep de rover.
Naas viel op zijn knieën en smeekte:
„Och meneertje, lief meneertje
thuis gelooft mijn vrouw niet dat ik
geplunderd ben".
„Je hebt geld bij je, geef op bul
derde de dief.
„Och meneertje schiet als 't u belieft
door mijn hoedje".
„Goed", schaterde de rover en „pang
daar vloog een kogel door zijn hoed.
„Nu nog een door mijn jas", zei Naas.
„Pang", ging het voor de tweede keer,
door zijn jas.
„En nu nog een door mijn broek
En dat deed de rover weer.
„Nu je geld", schreeuwde de rover.
„Ik heb geen tijd meer en mijn kogels
zijn ook op.
„Maak dat je wegkomt, want ik heb
wel kogels", en hij liet zijn pistool zien.
De bedrogen rover vluchtte weg.
Gerard Mom (Leiderdorp)
IN 't BOS
Jan en Piet gingen eens naar 't bos.
Ze zagen veel bomen en vogels.
„Mogen we in 't bos verstoppertje
spelen", hadden ze aan hun vader en
moeder gevraagd.
„Ja hoor", als jullie maar in de buurt
blijven.
ALBERT SCHWEITZER
15. Het bleek al spoedig, dat Al-
bert zeer muzikaal was. Thuis, in het
huis van de dominee, stond een piano
in de huiskamer en Albert oefende
daarop iedere dag. Steeds weer maakten
zijn vingers dezelfde oefeningen op de
toetsen. Zijn broertjes en zusjes konden
het bijna niet uithouden, iedere keer
hetzelfde te moeten aanhoren en dik
wijls liep het op ruzie uit, zodat vader
uit zijn studeerkamer moest komen om
te kijken, wat er eigenlijk aan de hand
was. Op zekere avond, toen de kinderen
weer een flinke ruzie hadden, zei de
dominee: „Wij zetten de piano in jouw
kamer, Albert, dan kan je oefenen, zo
veel je wilt, zonder iemand te storen.
ze de kinderen een nieuw versje wilde
leren. Dat vond Albert niet erg mooi
en op zekere dag zei hij: „Waarom speelt
u niet, zoals het hoort, met beide han
den?" In zijn geestdrift ging hij voor
de piano zitten en speelde het, zoals hij
het mooi vond. De juffrouw was erg
verbaasd over zijn talent en de Jongen
was even verbaasd, dat hij beter speel
de dan de juffrouw.
Maar voor de rest was hij een dro
merig en stil jongetje. HU zegt zelf, dat
het lezen en schrijven hem maar moei
lijk afging.
(Wordt vervolgd).
ken. Tante woont in Den Haag. We
gingen eerst met de bus naar Leiden,
toen met de trein naar Den Haag en
daarna met de tram naar oom, die thuis
gebleven was en al thee had gezet. Oom
vond het leuk dat ik meegekomen was
en hij verwelkomde me hartelijk. We
aten lekkere kadetjes met worst. Toen
tante om ging wassen, ging ik met oom
een spelletje kaarten en toen moest ik
naar bed. Ik sliep tot 8 uur. Oom was
zijn werk, maar ik mocht met
tante mee boodschappen doen. We gin
gen elke dag ergens anders naar toe.
De week vloog om en toen moest ik
weer naar huis. Het was een prettige
vakantie.
In Engeland, Ierland en de Verenigde
Staten is het met de Pasentijd gebrui
kelijk, op Goede Vrijdag kruisbroodjes
te eten. Dit gebruik stamt waarschijn
lijk van de St. Albens abdij in Enge
land. waar volgens de legende op Goede
Vrijdag van het jaar 1361 de klooster
lingen begonnen voor de armen broodjes
te bakken. Deze broodjes werden van
deeg met kruiden gemaakt en nader
hand werden ze met glazuur, in de vorm
van een kruis versierd.
In Engeland werden ze later door jon
gens en meisjes, die door de straten
trokken en door liedjes de goede uit
werking van de broodjes bezongen, ver
kocht.
De broodjes moesten het huis van de
koper beschermen, als men ze op Goede
Vrijdag at, dan droeg men ze de rest
van het jaar met zich mee en dan was
men gevrijwaard van blikseminslag,
schipbreuk en andere ongelukken.
Dag allemaal.
TANTE JO en OOM TOON.
Oude meesters
Opgehelderd. „Die jongen van
Jansen heeft, dat moet ik zeggen, de
voorkomendheid van zijn vader!" zei
juffrouw Meyer, die met de jongen
van Jansen nogal goed was.
„Zo," zei haar oudere vriendin, die
met de vader van de jongen van Jan
sen allesbehalve goed was: „Zo, nu
begrijp ik, waar die voorkomendheid
van Jansen gebleven is!"
Pijnlijk.
Dokter: „U moet zich
gaan harden. Iedere morgen moet u
uw bad vol koud water laten lopen,
en er dan een minuut ingaan."
Patiënt; „Voor één minuut een heel
bad vol. Reken eens, hoeveel water
dat per maand is."
Dokter: „Dat geeft toch niets, dat
betaalt uw huisheer toch?"
Patiënt: „Zeker, maar de huisheer
ben ik zelf."
Het monster. Een meneer bestel
de een biefstuk. Na een tiental minu
ten kwam een kellner met een grote
schotel aangewandeld, in het midden
waarvan een klein stuk vlees lag.
De meneer bekeek het aandachtig
en zei toen vriendelijk:
„Juist, dat soort vlees bedoel ik,
breng me daar wat van."
Hoe hij het opvatte. „Moet u
eens horen, oom, gisteren zgn drie pa
tiënten volkomen gezond uit mijn be
handeling ontslagen!"
„Je eigen schuld dan moet je je
maar meer over je praktijk bekom
meren!"
Vernederend. Hij (de krant le
zend): „Zeg, vrouw, we hebben ook
geboft. Stel je voor, ons huis is het
enige hier in de buurt, waar vannacht
niet is ingebroken,"
Zij: „Noem je dat boffen? Ik noem
't pijnlijk!"
De schaduwzijde. „Karei de Gro
te bezat vele edele karaktereigen,
schappen, maar aan de andere kant
had zijn karakter ook schaduwzijden.
Wie kan er mij een noemen?"
„Hij liet scholen bouwen, meneer!"
Tegenwoordigheid van geest.
Twee heren in een auto reden door
een rood stoplicht en werden door
een agent aangehouden.
„Het spijt me, agent," zei de man
aan het stuur, „maar ik ben dokter
en ik moet deze meneer zo gauw mo
gelijk wegbrengen. Hij is niet goed
bij het hoofd."
De agent keek een beetje ongelovig
en kwam wat dichter naar de ver
meende zieke toe. Deze bezat echter
ook tegenwoordigheid van geest,
want hij vertrok zijn gelaat in een
grimas, wuifde met zijn hand tegen
de agent en zei: „Dag schat, krijg ik
een kusje van je?"
Professoraal. De professor uit
een kleine plaats in de Achterhoek,
die iedere zaterdag naar Amsterdam
moest, deed dit in de regel per trein,
maar deze keer, omdat z'n vrouw
daar toestemming voor gaf, nam hij
de auto. Des middags terug, vergat j
hij echter de auto en na.n de trein. In j
zijn woonplaats belde hij zijn vrouw i
woedend op, omdat ze hem niet, zo
als gewoonlijk, met de wagen van de
trein was komen halen. Toen hoorde
hij de verschrikkelijke waarheid, dat
zgn auto in Amsterdam stond. Niéts
aan te doen. Hij liep naar het loketje
enkocht een retourbiljet naar Am
sterdam!
De beroemde kindermond. Ka-
reltje vertelde onderweg tegen de on
derwijzeres dat hij een broertje had
gekregen. Toen ze dicht bij zijn kwa
men, vroeg Kareltje of de juffrouw
niet even binnen wilde komen om het
broertje te zien.
„Nee jochie," antwoordde ze, „ik
wacht wel tot je moeder weer beter
is."
Waarop Kareltje opmerkte: „U
hoeft niet bang te zijn, juf. Het is niet
besmettelijk!"
„Staat u mij toe
Complimenteur. „U ziet er van
daag veel beter uit dan ik verwacht
te."
„Dat komt misschien, doordat ik
uw aanwijzingen op het laatste flesje
medicijn zo goed heb opgevolgd."
„Wat stond daar dan op?"
„De fles goed gesloten houden."
Daarom! Een pastoor had de jon
gens van het dorp op aardbeien eten
uitgenodigd en zei tegen hen: „We!,
jongens, is dit nu niet aardiger en be
ter dan dat jullie ze uit mijn tuin ste
len?"
„Ja mijnheer pastoor!" zeide de
jongens in koor.
„En waarom is het nu beter, Kre-
lis?" vroeg de pastoor.
„Omdat wij er nu suiker bg krij
gen," was het antwoord.
Hij wou er bij zijn. Achtjarige
zoon: „Moeder, vader heeft bij onge
luk de mooie vaas gebroken, toen hij
wegging."
„Die mooie vaas! Nu, als ie thuis
komt.
„Mag ik zolang opblijven?"
„Ik dahk u zeer meneerik heb alles genoteerd."
(43)
..t tat k nienmd mdm dliMx.dthiin-
mlHikondfxlandemtva^sitnM
mmesltm.RnmMsm mMen Mfietff
(kWtllmixhlffl.enbrxhtzeorK Mkat
mnmd.kmt!: