maSS ia S^llS» m Si Het sprekende testament 2°> ZATERDAG 15 MAART 1958 DE LE1DSE COURANT PAGINA 9 ÜSBHH» ijzeren DE BOOTSMAN was zó in gedachten dat hij schrok bij de vraag van Wlm en hem niet begrijpend aankeek. Wim herhaalde dus zij» vraag: „Myn- heer heeft u een plaatsje voor me. „Jongen, je komt alsof je geroepen bent. Je hebt gezien dat er een ongeluk gebeurd is en nu zou je goed deze plaats kunnen innemen. Maar zeg me eens. wat is je vak?" „Ik was altijd op de boerderij van mijn vader, maar ik knapte allerlei kar weitjes op", haastte Wim zich er by te Z8fKijk, zo'n jongen möet ik juist heb ben Je zal van alles moeten aanpakken en als je ijverig bent, heb je nog kans vooruit te komen ook. Ik zie dat je een koffer bij je hebt, je kan dus zeker meteen blijven". „Dat zou verreweg het beste zijn, bootsman", zei Jan, die zich al n beetje thuisvoelde. „Reusachtig, ga je dan melden bij de kapitein en zeg maar dat ik je aan genomen héb". Ook bij de kapitein kwam alles in orde. Iedereen schéén grote haast te hebben, want 'de boot zou spoedig ver- ^Eerf matroos kwam óm Wim de weg te wijzen naar zijn hüt. Het was een grappig kamertje met 4 bedden. Twee rónde raampjes kwamen vlak boven het water uit. Hè, 't leek net of de golfjes zo naar binnen kwamen spoelen. ,Hier is jouw bed", wees de matroos. „Daar is je eigen kastje met een eigen sleutel en nu weet je het wel. Dadelijk vertrekken we en dan is alle hens aan hek. ja, neerii het uniforrti mafer Van Dl,*Wié is Dirk?" wilde Wim weten. "o dat is de matroos die nu in het siekenhuis ligt. Z'n spullen liggen ook nog in de kast. Geef die maar aan de bootsman. Dat is onze baas, zie je. Nu stond Wim alleen in z n nieuwe verblijf. „Wat heb ik toch geboft", dacht hij. Hij begon z'n kleren uit te pakken en netjes op stapeltjes in de kastto leggen. Z'n lege koffer schoot hij onder het bed en begon toen meteen bet uniform aan te passen, 't Paste hem wel, hij kon er zich tenminste goed in be wegen. In 't kleine spiegeltje bekeek hij zich zo'n beetje. Hij zag èr niet veel van. maar toch voelde hij zich trots. „Konden vader en moeder me zo eens zien". Daar begon een bel te luiden. Wim rende naar boven, over de ijzeren trai> ies met de spijlvormige treden, 't Liep nog een beetje lastig, maar dat zou wel wensen. „Pak aan kerel", en meteen kreeg Wim een dik touw in zijn handen geduwd. Hij begreep dadelijk dat dit opgerold moest worden en deed het zo netjes en gelijk mogelijk. Het schip stampte en trilde. Grote rookwolken kwamen uit de schoorsteen. De loopplank werd met veel lawaai naar binnengetrokken. Een stevig hek werd voor de opening gerold en daar voelde Wim het schip bewegen. De stoom fluiten loeiden als teken van vertrek of misschien wel als afscheidsgroet aan de andere schepen, die nog in de haven lagen. Zoéven had iedereen nog haast en nu opeens was het rustig. De bemanning stak een sigaar of sigaret op, kuierde wat héén en weer of hingen over de reling om nog een laatste blik op de stad te werpen. Niemand bemoeide zich met Wim. Hij stond op het uiterste puntje van de boot en keek geboeid hoe de streep water steeds breder werd tussen de wal en het schip. Onder in het ruim stampten de machines. „Je kon het aan je voeten voelen", dacht Wim. Kom, hij zou eens vragen waar de reis wel heen ging, want ook dat wist hij nog niet. Hij werd er gewoon duizelig van, zó vlug volgden de gebeurtenissen elkander op. Nog geen half uur geleden dwaalde hij nog langs de boten in de haven op zoek naar een plaatsje en nu was hij al op weg naar een vreemd land. Hij klampte een matroos aan, die m zijn buurt zich in het zonnetje zat te koesteren. „Weet jij waar de réis heengaat? vroeg hij. De matroos trok eens verwonderd zijn wenkbrouwen op. Ook een stomme vraag. Wie wist hier nog niet eens, waar hij heenging. Toch ging herti een licht op. „O, ben jij de nieuwe, die in de plaats van Dirk komt?'* „Ja, die ben ik. Ik heet Wim Korver en wie ben jij?" „Je noemt me maar Gerrit én als ik me niet vergis, lig ik bij jou in de hut, als ze je tenminste de krib Vén Dirk gegéven hébben". Daar klónk een signaal. „Wim, we moeten ons melden bij de bootsman. Loop maar achter me aan, want alles is nog vreemd voor jé". Nu wist Wim nog niet waar het schip heen zou varen. Toch weer eens vragen. Ze liepen de ene gang in, de andere uit. Wim kréég het idee of hij hier nooit de weg zou leren. Daar kwamen ze op hét achterschip. Een rij van tien matrozéri stond keurig in 't gelid voor de bootsman opgesteld. In minder dan geen tijd sloten zij zich er bij aan,, zo dat bij 't volgende signaal het twaalftal compleet was. Het Werk werd verdeeld. Voorlopig werd Wim als hulp van Ger rit aangewezen. Zij moesten een paar deuren 'onderhanden nemeii, eerst de verf er afschuren, én dan zou een oudere matroos ze komen plamuren. Dan moest er geverfd en weet ge schuurd worden. Wim kreeg z'n spullen toègeWezén en daar begon het geschuur. 't Was een sekuur werkje. Hij dééd ér goed zijn best óp en toen de bootsman enige tijd later langs kwam en met Z'n vlakke hand over het hout ging, kriiktê Hij goedkeu rend naar Wim. „Bootsman, waar varen Wé heen? durfde hij nu te vragen. „Ach dat is waar ook, jij bent hier nog vreemd. Leg even je spullen neer en kom mee, dan zal ik het jé Wijzen De bootsman nam Wim rhèe naar een kamertje, waar aan de muur éen grote landkaart hing. „Kijk Wim, nu zitten we hier en met zijn wijsvinger wees hij op een stip aan de kust. „Wé varen óver déze lijn, naar Engeland", en weer ging dé vin ger over een stippellijntje, tot aan de zuidkust van Engeland. „We gaan hier kolen bunkeren, dat wil zeggen, we gaan daar brandstoffen halen voor onze machinés en als we daarmee klaar zijn, steken we Techt de Atlantische Oceaan over tot hier aan de klist vari Noord- Amerlka". „Gos.-'wat ver", was 't enige wat Wim kon zeggen, 't Was ook allemaal nog zo vreemd. Wat zouden Zijn vader en moeder wel zeggen, dat hun Wim óvér 10 dagen in Amerika zat. „En nu weer vlug aan het werk", cn de bootsman klopte hem vriendelijk op de schouder. (Wordt vervolgd). Correspondentie Corrie Devilé (Leiden). Eindelijk is je verhaaltje aan dé beurt. DE SLIMME LEEUW Een schaap, een koe en een geit gin gen op jacht. Ze waren echter bang dat ze samen niets zouden vangen en daar om zouden ze de leeuw, die Nobel héét te, ook mee vragen. „Noii vooruit dan maar zei Nobel en met z'n vieren gingen ze op jacht. Na dat ze een uur op de loer gelegen had den, kwam er een hert langs. ,Pang"De leeuw had raak ge schoten. Het hertje viel dóód neer. Alle vier liepen ze er naar toe en verdeelden de buit ih vieren. „Ik mag het eerste stuk zei Nobel, „omdat ik de koning der dieren ben". „O best", zeiden de koe, de geit en het schaap, en gelijk schoten ze op de drie andere stukken af. „Halt", riep de leeuw, „het tweede stuk is ook voor mij, omdat ik het hert geschoten heb en het derde stuk is, éééééh, ja ook voor mij, omdat ik de sterkste van jullie drieën ben". Nu begonnen'de andere drie toch be teuterd te kijken. „Eh enja, het vierde stuk is voor,... en brullend liet hij zijn tanden zien. De andere drie schrokken zó, dat ze hard wegrenden eh ze durfden niets te zeggen, voor ze een héél eind Weg ding hadden de drie goed geleerd, als ze weer eens gingen jagen, zouden ze nooit meer de hulp van Nobel vragen. Nelleke de Jong (Voorhout), 't Heeft wel lang geduurd Nelleke, eer je aan de beurt was. Maar vandaag is het dan toch zover. EEN PRETTIG BEGIN EN EEN DROEVIG SLOT André had gezièn. dat er al ijs in de' sloten lag en vroeg daarom aan moeder; „Mam, mag ik vanmiddag op het ijs, het is wel een decimeter dik" (en dat was helemaal niet waar). „Ja, maar dan heel voorzichtig hoor" Ja, dat zou hij dóen. Toen hij bij de sloot kwam. waren er al veel jongen; op het ijs. Hij ging er ook op. In he" begin ging het nog goed. Maar toei kwam hij bij een wak. Dat zag Andri niet. Opeens krak.... krak.... en hij zakte door het ijs. De jongens haalden hem eruit en zeiden: „Gauw naar huis, anders vat je kou". André holde naar huis. Hij kreeg van ?ijn moeder op zijn ftatte broekje. Maar ja, het was zijn eigen schuld, hij was niet voorzichtig geweest. Corrie Bolleboom (Storapwijk)Dat noem ik nog eens éen duidelijk briefje schrijven. Nu weet ik meteen hoeveel kinderen jullie hebben en hoe oud ze allemaal zijn. Dat versje is zeker een aftelversje voor een spelletje. Ik zal het maar riiet in de krant zetten, want ieder een kent het wel. Dag Corrie. Nellie Turk (Zoeterwoude). Leuk hoor, dat je voortaan met ons meedoet. En wat ook leuk is, dat je een ver haaltje gemaakt hebt 'over het plaatje van je postpapier. KABOUTER GROTESLOF Het was een regenachtige dag en ka bouter Groteslof had al tot in de mid dag thuisgezeten, omdat het geen weer was om te gaan wandelen. Maar daarna kon hij het niet langer uithouden en ondanks de regen, ging hij toch het bos in. Eerst slenterde hij een poos op het natte mos en onder de druipende bomen. Maar opeens stond hij stil, omdat hij meende iets te horen. Doodstil en bijna zonder te ademen, stond hij stil te luisteren en ja hoor, daar hoorde het het weer: „Piép, piep, piép!'' Wat zou dat zijn? Misschien een vogel, maar nee, dat kon haast niet, want een vogeltje gaat niet zoveel regen toch niet vliegen. Toch ging kabouter Groteslof op onderzoek uit, want hij wilde we ten waar dat gepiep vandaan kwam. Na enig zoeken vond hij toch twee kleine vogeltjes, die nog maar heel jong wa ren en nog niet goed konden vliegen. Zij Wören uit het nest gevallen en wis ten nu met hun natte vléugeltjes niet meer terug te vliegen. Och, wat had kabouter Groteslof medelijden met de arme diertjes. Heel voorzichtig zette "hij ze op de tak van een boom en ging er zelf tussen zitten. „Ziezo, hier zitten we goed en hu maar wachten tot het droog is". De kabouter haalde een boekje uit zijn zak en samen begonnen ze te zin gen: „O.L. Heertje, geef mooi weertje", en jawel hoor, spoedig kwam de zon door de wolken schijnen. Nu waren de vogeltjes gauw droog en dankbaar flad derden ze terug naar hun nestje waar hun ouders al in ongerustheid op hen wachtten. Zo had Groteslof op deze te- genachtige dag toch een goede daad verricht. Lenie v. d. Salm (Zoeterwoude). Heb jij het verhaaltje hiërboven gelezen? Op jouw postpapier stond kabouter Gróte- laars. Misschien ook wel een idee Vóór een verhaaltje. Nelleke Tijssen (Sassenhelm). Welkom Nelleke. Wat heb jij prachtig postpa pier. Ik heb nog nooit zulk mooi gezien. Nu maar veel briefjes schrijven hè! Joke Bax (Voorhout), 't Duurt wel lang hè, eer je aan de beurt bent. Els Schinkel (Zoeterwoude). Hier kómt je verhaaltje. DE VERJAARDAG Lies zoii morgen jarig zijn. Ze had een paar rolschaatsen gevraagd. Haar vriehdinnetje Anneke had ze ook. Dan zouden ze samen kunnen gaan rijden. Heerlijk!!!! Als ze ze nu maar kreeg. 's Avonds ging ze vol ongeduld naar béd en was 's mórgens al heel vroeg wakker. Na ongeveer een uur riep móe der haar. Ze vloog uit bed en kleedde zich vliegensvlug aan. De andere waren al beneden. Wat lag daar op haar plaats? Een grote doos.Ze maakte hem open en wat kwam daar tevoorschijn? Een paar gloednieuwe rolschaatsen. Ze deed 2e aan eh ze pasten precies. 's Middags kwamen de vriendinnetjes. Ze kreeg leuke cadeautjes w.o. een mooie armband en nog veel meer. Toen begonnen de wedstrijden. Anneke won de eerste prijs en zijzelf de derde. Daar na gingen ze waterhappen en ha hét eten gingen ze pandverbeuren. Ze de den nog veel meer spelletjes. Tegen 9 uur gingen de vriendinnetjes naar huis. Het was een leuke verjaardag geweest. Bob Juffermans (Sassenheim) ver- DE SNEEUWPOP Bulten sneeuwde hét flink en het was efg koud. Mijh broertje én ik deden onze jas aan en gingen naar bujten. •Daar gingen we elkaar inpeperen. Toen 5r een flinke laag sneeuw lag, gingen we sneeuwballen gooien en later gingen we samen een sneeuwpop maken. Toen -lij klaar was, gingen we naar binnen om een bezem, een oudé hoed, een wor- el en een paar kolen te halen. Ein- lelijk was hij helemaal af. Toen kregen ve honger en gingen naar binnen. Mijn noeder bakte fijne pannekoeken. Na het ,'ten keken we naar buiten en toen sneeuwde het nog. Er kwamen nog een paar kinderen naar onze sneeuwman kijken. Wij gingen niet meer naar bui ten, want het wa6 bedtijd. We droomden die nacht van onze sneeuwpop. Jopie Schrader (Leidschendam) heeft éen versje uit het hoofd geleerd en komt het nu voor ons opzeggen. WIM EN DE WAGEN Wimpie zag een bocrenwegen Holdebolderen in de laan, Klossend óp zijn klepperklompjes Rende hij er achteraan. Roekeloos sprong hij op het voertuig Maar al heel gauw kwam zijn 9traf Toen de kar over een kei reed Viel de waaghals er weer af. Zo kwam loontje om zijn boontje, Au, wat deed zijn bibsje zeer Achter op een wagen klauteren Dat doet Wim geen tweede keer! We ontvingen nog vele oplossingen op een kaartje: Dick Heemsker (Voorhout), Peter Captein Ttietje Borst (Zoeter woude), Adrie v. Leeuwen (Voorscho- tén), Tieneke Janson (Stompwijk), Paul Beelen (Rijpwetering). Lies v. d. Póst (Warmond), Riet van Veen (Zoeterwou de). Annie en Ria v. d. Lans (Vóór- hout), Cobie Hogeboom (Rijpwetering), Kees Roessen (Zoeterwoude), Nellie v. d. Salm (Hoogmade), Mathé Rietbroek (Roelofarendsveen), Leneke v. d. Meer (Leiden), Corstiaan Witteman (Voor schoten), Maria v. Bemmelen (Zoeter woude), Corrie Knijnenburg (Voorscho ten), Éls van t)uyn (Leiden), Atiè van Leeuwen (Voorschoten), Miriam Fabue (Leiden). George v. Noort (Leiden). Cilia Gerse (Leiden). A. Broekhof (Roe- lofarendsveen). Harrie Klein (idem). Carla Loos (idem), Ineke v. d. Meer (idem), Francia v. d. Weyden (Noord wij kerhout). Dag kinders, volgende week weer verder. TANTE JO en OOM TOON. EEN KLEIN VOGELTJE Duidelijk. Een kunstenaar schrijft een criticus, die hem in de perfi niet al te gunstig was geweest, een brief. „Ik zit in het kleinste vertrek van mijn huis uw kritiek te lezen. Op het ogenblik heb ik uw recensie nog vóór me. Mot. Zij: „Ach, jullie minnen zijn allemaal idioten!" Hij: „Nee, nu overdrijf je! Er zijn nog vrijgezellen ook!" Keurig! „Eigenlijk had je dat biljet van tien gulden, dat je op het Strand gevonden hebt, bij de politie moeten aangeven", zei Jaap tegen Frits. „Nee dat is niet waar", zei Frits. „Ik dacht namelijk, dat het eeh vals' bankbiljet was." „Hm. En wanneer heb je dan ge merkt, dat het niet vals was?" „Toen ik het wisselde natuurlijk, stommerik!" „Ik zal eens in de keuken vragen of wij mieren hebben". „Maar toen wij gisteravond alleen thuis waren vonden papa en u het z® leuk wat ik allemaal gezegd heb." Therapie. De dokter had hem aangeraden, het roken zeer sterk te matigen. „Hoogstens één sigaar na het eten", had de(dokter gelegd. Na veertiendagen kWarh dé pa tiënt terüg, maar nu stralend vafi gezondheid. „Wat zie je er prachtig uit", verwon derde zich de dokter. „Klein kunstje", lachte de man, „ik heb zes keer per dag gegeten." Galgenhumor. „Da's 'n slecht begin van de week", zei de ter döod veroordeelde, toen hij hoorde, dat hij 's maandags opgehangen zou wór den. Een slimme. „Ga naar vader, Jantje, en vraag hem vijftig cent. Dan geeft hij mij vijftig cent, omdat ik er niet om gevraagd heb, en dan delen wij samen." Kinderlogica. Moeder: „Ventje, hier is de dokter!" Jongetje: „O moeder, zeg hem, dat ik te ziek ben, om hem te kunnen ontvangen." maken een vel tekenpapier op de muur vast en dan laat je je zus of vriendje een flink eindje er vanaf staan en dan neem je een lamp zonder kap en zet die achter het hoofd van je vriendje, zodat de schaduw op het tekenpapier valt. Is het schaduwbeeld te groot, dan moet je vriendje dichter bij het papier en verder van de lamp gaan staan. Nu doe je al het andere licht uit en je kunt de schaduw precies natrekken. Dan haal je het papier van de muur af en vult de schaduw met oostindische inkt of zWart kleurpotlood in, Je knipt het uit en plakt het op wit papier. DE VERBORGEN SCHAT Hier is een kleine voorjaarsvogel, die overal z'n évenwicht kan bewaren, waar je hem- ook aan vastmaakt. Hij ziet er altijd leuk uit, jullie kunnen hem bijv. voor je volgende ver jaarspartijtje ma ken. (Plaatje 1). Jullie moeten dan de naam van het kind op de rug van de vogel schrijven en voor ieder kind een vogeltje op het limonadeglas vastmaken. Teken de vogels op tekenpapier vol gens het voorbeeld na en kleür ze met mooie kleurpotloden. Precies onder de ronde kop plak je 'n cent of 'n kwartje. (Plaatje 2) en zo blijft de vogel op z'n plaats. WIJ TEKENEN SCHADUWBEELDEN In vroeger tijden, toen men zich nog niet liet fotograferen, kon men dikwijls het portret van een goede vriend of kennis in schaduwbeeld (silhouet) aan de muur zien hangen. Ze werden zo maar uit de hand op zwart papier uit geknipt en naderhand op wit papier geplakt. Als jullie er zin in hebben, kun nen jullie het schaduwbeeld van Jullie vriendjes of vriendihnetjes op een ge makkelijker manier uitknippen. Jullie In Chili gebeurt het soms, dat een ploeg een oude stenen kruik blootwoelt. die in de akker begraven lag. In de kruiken zitten munten van zilver of goud of ook wel eens sieraden. Deze kostbaarheden zijn in sommige gevallen erfgoed, dat in de grond ver stopt werd, als de zeerovers in de na bijheid van de kust kwamen. Soms heb ben deze dingen aan de Jezuïten toe behoord, die ze vlug verstopten, tóen ze in de 17de eeuw het land uitgewezen werden. Steeds wanheer er zo'n ver borgen schat aan de oppervlakte komt, worden de mensen aan de fabelachtige rijkdommen herinnert, die de Inka's (indianenstam) in hun tijd verstopt héb ben. Ze verstopten die. omdat de Span jaard Pizarro hun land kwam veroveren en hun hoofdstad bezette en hun opper hoofd vermoordde. Er wordt verteld, dat de priesters al het goud in de stad lieten verzamelen en dat het op 2000 Lama's geladen werd. Voordat de dag aanbrak trok de kara vaan al door de bergen en hier werd de schat begraven..., en het is nog nooit iemand gelukt er ook maar een klein beetje van terug te vinden. hebbengelooft men toch, dat enkele armoedige Indianen, die afstammelingen van de Inka-keizer en de heidense priesters zijn, weten, waar de schat zich bevindtmaar ze wéten hun geheim goed te bewaren. De Spanjaarden daar entegen vonden spoedig de mijnen, waaruit het goud en het zilver kwamen. Een paar eeuwen door werden de In dianen als arbeiders in de mijnen gezet en ieder half jaar stuurden ze een vloot met goud en zilver naar Spahje. Zee rovers uit vele landen loerden daar op o.a. ook Piet Hein. Daarom bereikte maar een klein gedeelte van dé zeld zame metalen de schatkamers van de Spaanse koning. DE VIER APPELBOMEN Meneer Jansen had vier dochters, en hij had een tuin waarin vier appelbo men stonden. Ze waren zo geplant, als je het op de tekening ziet. De tuin had de vorm van een vierkant en hét huis nam precies een vierde van dê grond in beslag. Onlangs beloofde meneer Jansen aan zijn vier dochters, dat hij zijn tuin eer lijk onder hen zou verdelen en zo, dat ze alle vier een stuk kregen met een boom erop en alle vier de tuintjes zou den dezelfde vorm hebben. Hoe zou hij die tuintjes verdelen? Probeer eerst eens. Als je het niet kunt vinden, moet je voor de oplossing het plaatje E maat eens bekijken. •dtlilüUli Hl SJÜ? ALBERT SCHWEITZER Zo gauw hij maar de gelegenht kreeg, stond Albert voor de smidse i hoopte een soldaat te zien die z'n hal nas probeerde aan te doenmaa er kwamen alleen maar boeren met hur paarden en ezels, die opnieuw beslagen moesten worden. Pas veel later vroeg hij aan zijn moeder, hoe het toch ging, als de kleren van de soldaten gesmeed werden, en tot z'n opluchting hoorde hij, dat de gewone soldaten ook de aisen, kleren van stof droegen. Op n mooie dag was het echter gedaan iet z'n vrijheid. Alberts vader gaf hem en lei en ging met hem naar de onder- vijzerés. Albert had helemaal geen zin aar school te gaan.en de eerste dag ep hij de hele weg erheen te huilen. Toen hij een poosje op school was. kwam de inspekteur op bezoek. De han den van de onderwijzeres trilden van opwinding, toen ze hem het verslag van de klas gaf, maar op Albert maakte hij nog grotere Indruk, want hij was voor het eerst van z'n leven met iemand samen, die een boek geschreven had. Dat vervulde hem met ontzag. De naam van de Inspekteur stond namelijk op het leesboek, dat de kindéren lazen. De man was klein en h^d een kaal hoofd, rode neus en een dikke buik. maar Albert zag hem door een stralen glans omgevenen hij kon maar niet begrijpen, dat de juffrouw met hem durfde te praten net als met een ge woon mens. (Wordt vervólgd) BBEViurnrnmn MuoMM.mm/nn mMHTmmliDom wmmKmor mrhjitkmt iUlwhemtie'.Qoeiy Mmheer de notarn.wo nrnnM an al ik Uftti lenen om het te bouwen n mrmh om lambiek te helpen 7 Itker.MxtUmw- t/op hel fprekende In tarnt toed want ah ie mand randetekitkenm neemt HM temhhtd aan oe rath deet te nemen VEHOOOn.ENVEUm- M//MEHMELÜ.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1958 | | pagina 11