maSS
ia
S^llS»
m
Si
Het sprekende testament 2°>
ZATERDAG 15 MAART 1958
DE LE1DSE COURANT
PAGINA 9
ÜSBHH»
ijzeren
DE BOOTSMAN was zó in gedachten
dat hij schrok bij de vraag van
Wlm en hem niet begrijpend aankeek.
Wim herhaalde dus zij» vraag: „Myn-
heer heeft u een plaatsje voor me.
„Jongen, je komt alsof je geroepen
bent. Je hebt gezien dat er een ongeluk
gebeurd is en nu zou je goed deze plaats
kunnen innemen. Maar zeg me eens.
wat is je vak?"
„Ik was altijd op de boerderij van
mijn vader, maar ik knapte allerlei kar
weitjes op", haastte Wim zich er by te
Z8fKijk, zo'n jongen möet ik juist heb
ben Je zal van alles moeten aanpakken
en als je ijverig bent, heb je nog kans
vooruit te komen ook. Ik zie dat je
een koffer bij je hebt, je kan dus zeker
meteen blijven".
„Dat zou verreweg het beste zijn,
bootsman", zei Jan, die zich al n beetje
thuisvoelde.
„Reusachtig, ga je dan melden bij de
kapitein en zeg maar dat ik je aan
genomen héb".
Ook bij de kapitein kwam alles in
orde. Iedereen schéén grote haast te
hebben, want 'de boot zou spoedig ver-
^Eerf matroos kwam óm Wim de weg
te wijzen naar zijn hüt. Het was een
grappig kamertje met 4 bedden. Twee
rónde raampjes kwamen vlak boven het
water uit. Hè, 't leek net of de golfjes
zo naar binnen kwamen spoelen.
,Hier is jouw bed", wees de matroos.
„Daar is je eigen kastje met een eigen
sleutel en nu weet je het wel. Dadelijk
vertrekken we en dan is alle hens aan
hek. ja, neerii het uniforrti mafer Van
Dl,*Wié is Dirk?" wilde Wim weten.
"o dat is de matroos die nu in het
siekenhuis ligt. Z'n spullen liggen ook
nog in de kast. Geef die maar aan de
bootsman. Dat is onze baas, zie je.
Nu stond Wim alleen in z n nieuwe
verblijf. „Wat heb ik toch geboft", dacht
hij. Hij begon z'n kleren uit te pakken
en netjes op stapeltjes in de kastto
leggen. Z'n lege koffer schoot hij onder
het bed en begon toen meteen bet
uniform aan te passen, 't Paste hem wel,
hij kon er zich tenminste goed in be
wegen. In 't kleine spiegeltje bekeek
hij zich zo'n beetje. Hij zag èr niet veel
van. maar toch voelde hij zich trots.
„Konden vader en moeder me zo eens
zien". Daar begon een bel te luiden. Wim
rende naar boven, over de ijzeren trai>
ies met de spijlvormige treden, 't Liep
nog een beetje lastig, maar dat zou wel
wensen.
„Pak aan kerel", en meteen kreeg Wim
een dik touw in zijn handen geduwd.
Hij begreep dadelijk dat dit opgerold
moest worden en deed het zo netjes en
gelijk mogelijk.
Het schip stampte en trilde. Grote
rookwolken kwamen uit de schoorsteen.
De loopplank werd met veel lawaai naar
binnengetrokken. Een stevig hek werd
voor de opening gerold en daar voelde
Wim het schip bewegen. De stoom
fluiten loeiden als teken van vertrek of
misschien wel als afscheidsgroet aan de
andere schepen, die nog in de haven
lagen.
Zoéven had iedereen nog haast en nu
opeens was het rustig. De bemanning
stak een sigaar of sigaret op, kuierde
wat héén en weer of hingen over de
reling om nog een laatste blik op de
stad te werpen. Niemand bemoeide zich
met Wim. Hij stond op het uiterste
puntje van de boot en keek geboeid
hoe de streep water steeds breder werd
tussen de wal en het schip. Onder in
het ruim stampten de machines. „Je kon
het aan je voeten voelen", dacht Wim.
Kom, hij zou eens vragen waar de reis
wel heen ging, want ook dat wist hij
nog niet. Hij werd er gewoon duizelig
van, zó vlug volgden de gebeurtenissen
elkander op. Nog geen half uur geleden
dwaalde hij nog langs de boten in de
haven op zoek naar een plaatsje en
nu was hij al op weg naar een vreemd
land.
Hij klampte een matroos aan, die m
zijn buurt zich in het zonnetje zat te
koesteren.
„Weet jij waar de réis heengaat?
vroeg hij.
De matroos trok eens verwonderd zijn
wenkbrouwen op. Ook een stomme
vraag. Wie wist hier nog niet eens, waar
hij heenging. Toch ging herti een licht
op. „O, ben jij de nieuwe, die in de
plaats van Dirk komt?'*
„Ja, die ben ik. Ik heet Wim Korver
en wie ben jij?"
„Je noemt me maar Gerrit én als ik
me niet vergis, lig ik bij jou in de
hut, als ze je tenminste de krib Vén
Dirk gegéven hébben".
Daar klónk een signaal.
„Wim, we moeten ons melden bij de
bootsman. Loop maar achter me aan,
want alles is nog vreemd voor jé".
Nu wist Wim nog niet waar het schip
heen zou varen. Toch weer eens vragen.
Ze liepen de ene gang in, de andere
uit. Wim kréég het idee of hij hier
nooit de weg zou leren. Daar kwamen
ze op hét achterschip. Een rij van tien
matrozéri stond keurig in 't gelid voor
de bootsman opgesteld. In minder dan
geen tijd sloten zij zich er bij aan,, zo
dat bij 't volgende signaal het twaalftal
compleet was. Het Werk werd verdeeld.
Voorlopig werd Wim als hulp van Ger
rit aangewezen. Zij moesten een paar
deuren 'onderhanden nemeii, eerst de
verf er afschuren, én dan zou een
oudere matroos ze komen plamuren.
Dan moest er geverfd en weet ge
schuurd worden.
Wim kreeg z'n spullen toègeWezén en
daar begon het geschuur. 't Was een
sekuur werkje. Hij dééd ér goed zijn
best óp en toen de bootsman enige tijd
later langs kwam en met Z'n vlakke hand
over het hout ging, kriiktê Hij goedkeu
rend naar Wim.
„Bootsman, waar varen Wé heen?
durfde hij nu te vragen.
„Ach dat is waar ook, jij bent hier
nog vreemd. Leg even je spullen neer
en kom mee, dan zal ik het jé Wijzen
De bootsman nam Wim rhèe naar een
kamertje, waar aan de muur éen grote
landkaart hing.
„Kijk Wim, nu zitten we hier en
met zijn wijsvinger wees hij op een stip
aan de kust. „Wé varen óver déze lijn,
naar Engeland", en weer ging dé vin
ger over een stippellijntje, tot aan de
zuidkust van Engeland. „We gaan hier
kolen bunkeren, dat wil zeggen, we
gaan daar brandstoffen halen voor onze
machinés en als we daarmee klaar zijn,
steken we Techt de Atlantische Oceaan
over tot hier aan de klist vari Noord-
Amerlka".
„Gos.-'wat ver", was 't enige wat Wim
kon zeggen, 't Was ook allemaal nog
zo vreemd. Wat zouden Zijn vader en
moeder wel zeggen, dat hun Wim óvér
10 dagen in Amerika zat.
„En nu weer vlug aan het werk", cn
de bootsman klopte hem vriendelijk op
de schouder.
(Wordt vervolgd).
Correspondentie
Corrie Devilé (Leiden). Eindelijk is
je verhaaltje aan dé beurt.
DE SLIMME LEEUW
Een schaap, een koe en een geit gin
gen op jacht. Ze waren echter bang dat
ze samen niets zouden vangen en daar
om zouden ze de leeuw, die Nobel héét
te, ook mee vragen.
„Noii vooruit dan maar zei Nobel en
met z'n vieren gingen ze op jacht. Na
dat ze een uur op de loer gelegen had
den, kwam er een hert langs.
,Pang"De leeuw had raak ge
schoten. Het hertje viel dóód neer. Alle
vier liepen ze er naar toe en verdeelden
de buit ih vieren.
„Ik mag het eerste stuk zei Nobel,
„omdat ik de koning der dieren ben".
„O best", zeiden de koe, de geit en
het schaap, en gelijk schoten ze op de
drie andere stukken af.
„Halt", riep de leeuw, „het tweede
stuk is ook voor mij, omdat ik het hert
geschoten heb en het derde stuk is,
éééééh, ja ook voor mij, omdat ik de
sterkste van jullie drieën ben".
Nu begonnen'de andere drie toch be
teuterd te kijken.
„Eh enja, het vierde stuk is
voor,... en brullend liet hij zijn tanden
zien. De andere drie schrokken zó, dat
ze hard wegrenden eh ze durfden niets
te zeggen, voor ze een héél eind Weg
ding hadden de drie goed geleerd, als ze
weer eens gingen jagen, zouden ze nooit
meer de hulp van Nobel vragen.
Nelleke de Jong (Voorhout), 't Heeft
wel lang geduurd Nelleke, eer je aan
de beurt was. Maar vandaag is het dan
toch zover.
EEN PRETTIG BEGIN EN EEN
DROEVIG SLOT
André had gezièn. dat er al ijs in de'
sloten lag en vroeg daarom aan moeder;
„Mam, mag ik vanmiddag op het ijs, het
is wel een decimeter dik" (en dat was
helemaal niet waar).
„Ja, maar dan heel voorzichtig hoor"
Ja, dat zou hij dóen. Toen hij bij de
sloot kwam. waren er al veel jongen;
op het ijs. Hij ging er ook op. In he"
begin ging het nog goed. Maar toei
kwam hij bij een wak. Dat zag Andri
niet. Opeens krak.... krak.... en hij
zakte door het ijs. De jongens haalden
hem eruit en zeiden: „Gauw naar huis,
anders vat je kou".
André holde naar huis. Hij kreeg van
?ijn moeder op zijn ftatte broekje. Maar
ja, het was zijn eigen schuld, hij was
niet voorzichtig geweest.
Corrie Bolleboom (Storapwijk)Dat
noem ik nog eens éen duidelijk briefje
schrijven. Nu weet ik meteen hoeveel
kinderen jullie hebben en hoe oud ze
allemaal zijn. Dat versje is zeker een
aftelversje voor een spelletje. Ik zal het
maar riiet in de krant zetten, want ieder
een kent het wel. Dag Corrie.
Nellie Turk (Zoeterwoude). Leuk
hoor, dat je voortaan met ons meedoet.
En wat ook leuk is, dat je een ver
haaltje gemaakt hebt 'over het plaatje
van je postpapier.
KABOUTER GROTESLOF
Het was een regenachtige dag en ka
bouter Groteslof had al tot in de mid
dag thuisgezeten, omdat het geen weer
was om te gaan wandelen. Maar daarna
kon hij het niet langer uithouden en
ondanks de regen, ging hij toch het bos
in. Eerst slenterde hij een poos op het
natte mos en onder de druipende bomen.
Maar opeens stond hij stil, omdat hij
meende iets te horen. Doodstil en bijna
zonder te ademen, stond hij stil te
luisteren en ja hoor, daar hoorde het
het weer: „Piép, piep, piép!''
Wat zou dat zijn? Misschien een vogel,
maar nee, dat kon haast niet, want een
vogeltje gaat niet zoveel regen toch niet
vliegen. Toch ging kabouter Groteslof
op onderzoek uit, want hij wilde we
ten waar dat gepiep vandaan kwam. Na
enig zoeken vond hij toch twee kleine
vogeltjes, die nog maar heel jong wa
ren en nog niet goed konden vliegen.
Zij Wören uit het nest gevallen en wis
ten nu met hun natte vléugeltjes niet
meer terug te vliegen. Och, wat had
kabouter Groteslof medelijden met de
arme diertjes. Heel voorzichtig zette "hij
ze op de tak van een boom en ging er
zelf tussen zitten.
„Ziezo, hier zitten we goed en hu
maar wachten tot het droog is".
De kabouter haalde een boekje uit
zijn zak en samen begonnen ze te zin
gen: „O.L. Heertje, geef mooi weertje",
en jawel hoor, spoedig kwam de zon
door de wolken schijnen. Nu waren de
vogeltjes gauw droog en dankbaar flad
derden ze terug naar hun nestje waar
hun ouders al in ongerustheid op hen
wachtten. Zo had Groteslof op deze te-
genachtige dag toch een goede daad
verricht.
Lenie v. d. Salm (Zoeterwoude). Heb
jij het verhaaltje hiërboven gelezen? Op
jouw postpapier stond kabouter Gróte-
laars. Misschien ook wel een idee Vóór
een verhaaltje.
Nelleke Tijssen (Sassenhelm). Welkom
Nelleke. Wat heb jij prachtig postpa
pier. Ik heb nog nooit zulk mooi gezien.
Nu maar veel briefjes schrijven hè!
Joke Bax (Voorhout), 't Duurt wel
lang hè, eer je aan de beurt bent.
Els Schinkel (Zoeterwoude). Hier kómt
je verhaaltje.
DE VERJAARDAG
Lies zoii morgen jarig zijn. Ze had
een paar rolschaatsen gevraagd. Haar
vriehdinnetje Anneke had ze ook. Dan
zouden ze samen kunnen gaan rijden.
Heerlijk!!!! Als ze ze nu maar kreeg.
's Avonds ging ze vol ongeduld naar
béd en was 's mórgens al heel vroeg
wakker. Na ongeveer een uur riep móe
der haar. Ze vloog uit bed en kleedde
zich vliegensvlug aan. De andere waren
al beneden.
Wat lag daar op haar plaats? Een
grote doos.Ze maakte hem open en
wat kwam daar tevoorschijn? Een paar
gloednieuwe rolschaatsen. Ze deed 2e
aan eh ze pasten precies.
's Middags kwamen de vriendinnetjes.
Ze kreeg leuke cadeautjes w.o. een
mooie armband en nog veel meer. Toen
begonnen de wedstrijden. Anneke won
de eerste prijs en zijzelf de derde. Daar
na gingen ze waterhappen en ha hét
eten gingen ze pandverbeuren. Ze de
den nog veel meer spelletjes. Tegen 9
uur gingen de vriendinnetjes naar huis.
Het was een leuke verjaardag geweest.
Bob Juffermans (Sassenheim) ver-
DE SNEEUWPOP
Bulten sneeuwde hét flink en het was
efg koud. Mijh broertje én ik deden
onze jas aan en gingen naar bujten.
•Daar gingen we elkaar inpeperen. Toen
5r een flinke laag sneeuw lag, gingen
we sneeuwballen gooien en later gingen
we samen een sneeuwpop maken. Toen
-lij klaar was, gingen we naar binnen
om een bezem, een oudé hoed, een wor-
el en een paar kolen te halen. Ein-
lelijk was hij helemaal af. Toen kregen
ve honger en gingen naar binnen. Mijn
noeder bakte fijne pannekoeken. Na het
,'ten keken we naar buiten en toen
sneeuwde het nog. Er kwamen nog een
paar kinderen naar onze sneeuwman
kijken. Wij gingen niet meer naar bui
ten, want het wa6 bedtijd. We droomden
die nacht van onze sneeuwpop.
Jopie Schrader (Leidschendam) heeft
éen versje uit het hoofd geleerd en komt
het nu voor ons opzeggen.
WIM EN DE WAGEN
Wimpie zag een bocrenwegen
Holdebolderen in de laan,
Klossend óp zijn klepperklompjes
Rende hij er achteraan.
Roekeloos sprong hij op het voertuig
Maar al heel gauw kwam zijn 9traf
Toen de kar over een kei reed
Viel de waaghals er weer af.
Zo kwam loontje om zijn boontje,
Au, wat deed zijn bibsje zeer
Achter op een wagen klauteren
Dat doet Wim geen tweede keer!
We ontvingen nog vele oplossingen op
een kaartje: Dick Heemsker (Voorhout),
Peter Captein Ttietje Borst (Zoeter
woude), Adrie v. Leeuwen (Voorscho-
tén), Tieneke Janson (Stompwijk), Paul
Beelen (Rijpwetering). Lies v. d. Póst
(Warmond), Riet van Veen (Zoeterwou
de). Annie en Ria v. d. Lans (Vóór-
hout), Cobie Hogeboom (Rijpwetering),
Kees Roessen (Zoeterwoude), Nellie v.
d. Salm (Hoogmade), Mathé Rietbroek
(Roelofarendsveen), Leneke v. d. Meer
(Leiden), Corstiaan Witteman (Voor
schoten), Maria v. Bemmelen (Zoeter
woude), Corrie Knijnenburg (Voorscho
ten), Éls van t)uyn (Leiden), Atiè van
Leeuwen (Voorschoten), Miriam Fabue
(Leiden). George v. Noort (Leiden).
Cilia Gerse (Leiden). A. Broekhof (Roe-
lofarendsveen). Harrie Klein (idem).
Carla Loos (idem), Ineke v. d. Meer
(idem), Francia v. d. Weyden (Noord
wij kerhout).
Dag kinders, volgende week weer
verder.
TANTE JO en OOM TOON.
EEN KLEIN VOGELTJE
Duidelijk. Een kunstenaar schrijft
een criticus, die hem in de perfi niet
al te gunstig was geweest, een brief.
„Ik zit in het kleinste vertrek van
mijn huis uw kritiek te lezen. Op het
ogenblik heb ik uw recensie nog vóór
me.
Mot. Zij: „Ach, jullie minnen
zijn allemaal idioten!"
Hij: „Nee, nu overdrijf je! Er zijn
nog vrijgezellen ook!"
Keurig! „Eigenlijk had je dat
biljet van tien gulden, dat je op het
Strand gevonden hebt, bij de politie
moeten aangeven", zei Jaap tegen
Frits.
„Nee dat is niet waar", zei Frits.
„Ik dacht namelijk, dat het eeh vals'
bankbiljet was."
„Hm. En wanneer heb je dan ge
merkt, dat het niet vals was?"
„Toen ik het wisselde natuurlijk,
stommerik!"
„Ik zal eens in de keuken vragen
of wij mieren hebben".
„Maar toen wij gisteravond alleen
thuis waren vonden papa en u het z®
leuk wat ik allemaal gezegd heb."
Therapie. De dokter had hem
aangeraden, het roken zeer sterk te
matigen. „Hoogstens één sigaar na het
eten", had de(dokter gelegd.
Na veertiendagen kWarh dé pa
tiënt terüg, maar nu stralend vafi
gezondheid.
„Wat zie je er prachtig uit", verwon
derde zich de dokter.
„Klein kunstje", lachte de man,
„ik heb zes keer per dag gegeten."
Galgenhumor. „Da's 'n slecht
begin van de week", zei de ter döod
veroordeelde, toen hij hoorde, dat hij
's maandags opgehangen zou wór
den.
Een slimme. „Ga naar vader,
Jantje, en vraag hem vijftig cent.
Dan geeft hij mij vijftig cent, omdat
ik er niet om gevraagd heb, en dan
delen wij samen."
Kinderlogica. Moeder: „Ventje,
hier is de dokter!"
Jongetje: „O moeder, zeg hem, dat
ik te ziek ben, om hem te kunnen
ontvangen."
maken een vel tekenpapier op de muur
vast en dan laat je je zus of vriendje
een flink eindje er vanaf staan en dan
neem je een lamp zonder kap en zet
die achter het hoofd van je vriendje,
zodat de schaduw op het tekenpapier
valt. Is het schaduwbeeld te groot, dan
moet je vriendje dichter bij het papier
en verder van de lamp gaan staan. Nu
doe je al het andere licht uit en je kunt
de schaduw precies natrekken. Dan haal
je het papier van de muur af en vult
de schaduw met oostindische inkt of
zWart kleurpotlood in, Je knipt het uit
en plakt het op wit papier.
DE VERBORGEN SCHAT
Hier is een kleine voorjaarsvogel, die
overal z'n évenwicht kan bewaren, waar
je hem- ook aan vastmaakt. Hij ziet er
altijd leuk uit, jullie kunnen hem bijv.
voor je volgende ver jaarspartijtje ma
ken. (Plaatje 1). Jullie moeten dan de
naam van het kind op de rug van de
vogel schrijven en voor ieder kind een
vogeltje op het limonadeglas vastmaken.
Teken de vogels op tekenpapier vol
gens het voorbeeld na en kleür ze met
mooie kleurpotloden. Precies onder de
ronde kop plak je 'n cent of 'n kwartje.
(Plaatje 2) en zo blijft de vogel op
z'n plaats.
WIJ TEKENEN SCHADUWBEELDEN
In vroeger tijden, toen men zich nog
niet liet fotograferen, kon men dikwijls
het portret van een goede vriend of
kennis in schaduwbeeld (silhouet) aan
de muur zien hangen. Ze werden zo
maar uit de hand op zwart papier uit
geknipt en naderhand op wit papier
geplakt. Als jullie er zin in hebben, kun
nen jullie het schaduwbeeld van Jullie
vriendjes of vriendihnetjes op een ge
makkelijker manier uitknippen. Jullie
In Chili gebeurt het soms, dat een
ploeg een oude stenen kruik blootwoelt.
die in de akker begraven lag. In de
kruiken zitten munten van zilver of
goud of ook wel eens sieraden.
Deze kostbaarheden zijn in sommige
gevallen erfgoed, dat in de grond ver
stopt werd, als de zeerovers in de na
bijheid van de kust kwamen. Soms heb
ben deze dingen aan de Jezuïten toe
behoord, die ze vlug verstopten, tóen
ze in de 17de eeuw het land uitgewezen
werden. Steeds wanheer er zo'n ver
borgen schat aan de oppervlakte komt,
worden de mensen aan de fabelachtige
rijkdommen herinnert, die de Inka's
(indianenstam) in hun tijd verstopt héb
ben. Ze verstopten die. omdat de Span
jaard Pizarro hun land kwam veroveren
en hun hoofdstad bezette en hun opper
hoofd vermoordde.
Er wordt verteld, dat de priesters al
het goud in de stad lieten verzamelen
en dat het op 2000 Lama's geladen werd.
Voordat de dag aanbrak trok de kara
vaan al door de bergen en hier werd
de schat begraven..., en het is nog
nooit iemand gelukt er ook maar een
klein beetje van terug te vinden.
hebbengelooft men toch, dat enkele
armoedige Indianen, die afstammelingen
van de Inka-keizer en de heidense
priesters zijn, weten, waar de schat zich
bevindtmaar ze wéten hun geheim
goed te bewaren. De Spanjaarden daar
entegen vonden spoedig de mijnen,
waaruit het goud en het zilver kwamen.
Een paar eeuwen door werden de In
dianen als arbeiders in de mijnen gezet
en ieder half jaar stuurden ze een vloot
met goud en zilver naar Spahje. Zee
rovers uit vele landen loerden daar op
o.a. ook Piet Hein. Daarom bereikte
maar een klein gedeelte van dé zeld
zame metalen de schatkamers van de
Spaanse koning.
DE VIER APPELBOMEN
Meneer Jansen had vier dochters, en
hij had een tuin waarin vier appelbo
men stonden. Ze waren zo geplant, als
je het op de tekening ziet. De tuin had
de vorm van een vierkant en hét huis
nam precies een vierde van dê
grond in beslag.
Onlangs beloofde meneer Jansen aan
zijn vier dochters, dat hij zijn tuin eer
lijk onder hen zou verdelen en zo, dat
ze alle vier een stuk kregen met een
boom erop en alle vier de tuintjes zou
den dezelfde vorm hebben. Hoe zou hij
die tuintjes verdelen? Probeer eerst
eens.
Als je het niet kunt vinden, moet je
voor de oplossing het plaatje E maat
eens bekijken.
•dtlilüUli
Hl
SJÜ?
ALBERT SCHWEITZER
Zo gauw hij maar de gelegenht
kreeg, stond Albert voor de smidse i
hoopte een soldaat te zien die z'n hal
nas probeerde aan te doenmaa
er kwamen alleen maar boeren met hur
paarden en ezels, die opnieuw beslagen
moesten worden. Pas veel later vroeg
hij aan zijn moeder, hoe het toch ging,
als de kleren van de soldaten gesmeed
werden, en tot z'n opluchting hoorde
hij, dat de gewone soldaten ook de
aisen, kleren van stof droegen. Op
n mooie dag was het echter gedaan
iet z'n vrijheid. Alberts vader gaf hem
en lei en ging met hem naar de onder-
vijzerés. Albert had helemaal geen zin
aar school te gaan.en de eerste dag
ep hij de hele weg erheen te huilen.
Toen hij een poosje op school was.
kwam de inspekteur op bezoek. De han
den van de onderwijzeres trilden van
opwinding, toen ze hem het verslag van
de klas gaf, maar op Albert maakte hij
nog grotere Indruk, want hij was
voor het eerst van z'n leven met iemand
samen, die een boek geschreven had.
Dat vervulde hem met ontzag. De naam
van de Inspekteur stond namelijk op het
leesboek, dat de kindéren lazen.
De man was klein en h^d een kaal
hoofd, rode neus en een dikke buik.
maar Albert zag hem door een stralen
glans omgevenen hij kon maar niet
begrijpen, dat de juffrouw met hem
durfde te praten net als met een ge
woon mens.
(Wordt vervólgd)
BBEViurnrnmn
MuoMM.mm/nn
mMHTmmliDom
wmmKmor
mrhjitkmt iUlwhemtie'.Qoeiy Mmheer de notarn.wo nrnnM
an al ik Uftti lenen om het te bouwen n mrmh om lambiek te helpen 7
Itker.MxtUmw-
t/op hel fprekende In
tarnt toed want ah ie
mand randetekitkenm
neemt HM temhhtd
aan oe rath deet te nemen
VEHOOOn.ENVEUm-
M//MEHMELÜ.