LOURDES:
Bndette Ml een belangrijke boodschap over
Waar de Onbevlekte Ontvangenis
de wereld troost kwam schenken
ZATERDAG 8 FEBRUARI 1958
DE LEIDDE COURANT
PAGINA 7
wm
OP de ochtend van de elfde februari 1858, het was donderdag, stuurde j
moeder Soubirous haar oudste dochter, Bernadette, naar het gemeente- j
bos om er brandhout te sprokkelen met haar jongere zusje Toinette en haar i
buurmeisje Jeanne Abadie.
De drie meisjes maken grote plannen: misschien vinden ze er ook wel
beenderen, die ze voor een paar centen kunnen verkopen bij de vodden-1
raper. Niet om ze te versnoepen maar om hun kleine bijdrage te kunnen I
leveren in het dagelijks brood, waarvoor vader en moeder Soubirous zo
wanhopig-hard moeten werken. Ze weten, dat er verderop, in het lie du
Chalet houthakkers bezig zijn het bos te dunnen en trekken daarom
over het kanaal, dat het eiland van hen gescheiden houdt. Is het roman
tische nieuwsgierigheid, meisjes van veertien eigen, die Bernadette haar
zusjes doet vTagen? „Zullen we eens langs het water lopen om te zien,
waar het naar toe loopt?"
De twee meisjes, in de ban van het eenzame oord, volgen haar als ze
om de oude rots Massabielle loopt maar dan zien ze aan de overzijde van
de Gave zoveel sprokkelhout en ook een bot, dat ze hun klompen uitschop
pen en door het ijskoude water naar de overkant plonsen. Bernadette, die
zwaar asthmatisch is, durft ze eerst niet volgen, maar ze wil niet alléén
blijven in deze wildernis. Daarom begint ze de dikke wollen kousen uit te
trekken, die ze altijd moet dragen van moeder.
Plotseling hoort ze een gedruis, „een hevige wind, die opsteekt bij een
onweer". Ze draait zich om, naar waar ze het geluid hoorde, maar ziet
niets. Menend, dat ze zich vergist heeft, steekt ze een been voorzichtig in
hei water. Maar dan is het geluid er weer. Er steekt een storm op, die heel
de wereld zal beroeren
Maar begreep
haar zelf niet
Hulpvaardige handen van de bran
cardiers brengen de zieken voor hun
bezoek aan de Onbevlekte Ontvan
genis naar de grot en de piscines.
Ook wanneer zij niet genezen zijn,
gaan ze getroost naar huis.
speelde ze alleen. Ze gaf zich over
aan allerlei kinderlijk, vrome fan
tasieën of plantte een kruis van
twee, takken aan de voet van een
eeuwen-oude boom. Dan weer zette
zij er eeh madonnabeeldje neer en
versierde het met bloemen. Ze bad
er haar rozenkrans, die ze in haar
schortzak droeg.
Soms ook, plotseling overweldigd
door de ruwe schoonheid van het
landschap rondom, liep ze naar het
uiteinde van het dal en overzag
het heerlijke panorama, dat zich voor
haar uitstrekte.
In januari 1858 keerde Bernadette
t
Na Rome en Jerusalem
belangrijkste centrum
van christelijk leven
LIET is een storm, die reinigend
"werkt als de winden, die in het
voor jaar de bomen uit hun winter
slaap wakker schudden. De deca
dente samenleving van Europa die
meent God door de wetenschap e
kunnen vervangen, verliest veel dor
hout en de Zon ontlokt met zijn war
me stralen talrijke frisse loten aan de
oude stam. Hooghartig rationalisme
wordt aan de kaak gesteld door de
simpele eerlijkheid van een armoe
dig, ziekelijk maar gelukkig meisje.
Bernadette Soubirous werd de
spreekbuis, waardoor God door Ma
ria de wereld waarschuwde voor het
ongeloof.
ARMOEDE
Marie-Bernadette Soubirous werd
geboren op zeven januari 1844 in de
molen van Boly, even buiten 't dorp
Lourdes. Ze was het eerste kind van
de molenaar Frangois Soubirous en
Louise Castérot. Vader Frangois was
een goedhartig en enigszins schuchter
man, die terwijl het water van de
Lapaca-beek de molenstenen draaiend
hield dikwijls zijn klanten aan ta
fel nodigde en zodoende soms meer
weggaf dan hij verdiende. Misschien
ook hierdoor overviel het ge**'r een
regen van tegenslagen: De molen
raakte versleten en de klanten ble
ven weg omdat het meel niet blank
genoeg meer was. Ook maakten veel
wanbetalers misbruik van des mole
naars goedheid en stelden hun oeta-
hngen uit. Ernstige ziekte van moe
der Soubirous, verhuizing naar een
andere molen, uiteindelijk een zoe
ken naar werk en toen vader Fran-
Sois dat gevonden had naar on
derdak dat hij met zijn karig >ko-
men kon bekostigen.
Na vele omzwervingen nam de fa
milie Soubirous haar intrek in het af
gedankte Huis van Bewaring, het
„cachot". Ze kregen van de eige
naar, een neef van de Castérots die
steenhouwer was, een hoek toegewe
zen, achter in de gang, waar ze de
woonkamer inrichtten. Voor de ven
sters zaten nog de tralies en daar
achter, buiten, zag het gezin uit op
een mestvaalt, waarvan de stank
niet gedoogde, dat de amen vai. het
kille verblijf werden geopend.
Ware het niet, dat vader en moe
der Soubirous troost en steun vond
in het gebed, ze zouden zeker door
de immer dreigender vanhoop over
meesterd zijn. Bernadette was sin s
haar kinderjaren lijdende aan een
hardnekkige en kwaadaardige hoest,
die later meer het karakter van een
asthmatische aandoening aannam.
Voor haar was het waarschijnlijk
maar het beste, dat ze reeds als zui
geling een ga tvrij onderdak vond bij
de familie Laguës in Bartrès, een
naburige plaats.
HERDERINNETJE.
Ze k vam er veel en toen ze dertien
jaar was, ging ze bij Oom i^aguës
werken als hoedster van zijn scha
pen en koeien. Vaak en lang dacht
het hulpvaardige meisje aan haar
ouderlijk huis. Maar wakend bij haar
kudden, waren haar gedachten meer
nog bij God. Graag volgde ze de ca-
techismuslesen bij de pastoor. Ze
was weliswaar analphabete maar ze
trachtte met eindeloos geduld tot de
zin van de verklaringen door te drin
gen.
Soms kwam een ander herderin
netje haar op de berghelling van
Luyono bezoeken maar meestal
weer naar huis terug en het moet
een bittere ontgoocheling voor haar
geweest zijn, van het wijdse berg
land in de bedompte, muffer kamer
te komen. Slechts de gedachte aan
haar eerste communie, die ze in de
loop van het jaar zou doen, maakte
dat ze alles blijmoedig droeg.
In deze zelfde Dlijmoedigheid stap
te ze op de morgen van det elfde fe
bruari met haar zusje en haar buur
meisje de deur uit, op zoek naar
brandhout en wat beenderen om een
centje bij te verdienen.
OP het ogenblik, dat ze haar been
in het water gestoken heeft om
de oversteek te wagen, hoort ze de
storm weer opsteken.
Ze kijkt in de richting van de
grot, die de rivier in de Massabielle
bleef uitgehold en ziet dan dat „de
takken van de egelantier wild heen
en weer slaan tegen de bovenste rots
holte, terwijl alles daaromheen rustig
blijft".
DE VERSCHIJNING.
Onmiddellijk daarna verschijnt dan
in de nis een jong meisje, dat Ber
nadette met een licht knikje van het
hoofd groet. Tegelijkertijd bracht zij
haar gestrekte armen een weinig
van haar lichaam, de handen geopend,
net als de madonnabeeldjes. Aan haar
rechterarm hangt een rozenkrans. j
Het meisje was gekleed in een wit
kleed dat hoog om de hals gesloten
was met een gestropt, afhangend
snoer. Haar hoofd was bedekt met 'n j
witte sluier, die over haar armen en
schouders afhing, en ze droeg een
blauwe ceintuur. Van de voeten ste
ken alleen de tenen onder het kleed
vandaan maar op elke voet ziet Ber
nadette een gele roos. Het meisje
leefde en was omstraald van licht.
Bernadette schrikt maar, naar ze
later verklaart: ze was niet bang in
die zin, dat ze weg wilde lopen. In
tegendeel, ze wordt haast gedwon
gen naar het meisje te blijven kij
ken.
Dan krijgt ze de inval om te gaan
bidden en terwijl ze haar rozenkrans
uit haar schortzak haalt en het kruis
teken maakt, verdwijnt de angst.
Toen Bernadette klaar was met het
rozenhoedje groette de verschijning
glimlachend en verdween in de nis.
Wanneer de meisjes terugkomen,
zwaar beladen met takkebossen, vin
den ze Bernadette nog in extase aan
de kant van het water. Ze is bleek
als een dode en knielt met wijd-open
ogen.
Plotseling echter was ze weer als
gewoonlijk: ze waadde door het wa
ter en trok haar kousen aan. Het
asthmatische kind scheen niet de
minste last van kou te hebben! Met
Op verzoek van de fotograaf kniel
de Bernadette, zoals ze dat tijdens de
verschijningen bij de grot had ge
daan. De foto is overgenomen uit het
boek „Bernadette" door mgr. Tro-
chu. (Uitg.: Desclee en Brouwer). Zij
dateert uit de tijd, die Bernadette in
het pensionaat doorbracht.
enkele woorden vertelde Bernadette
de 'meisjes, wat zij gezien heeft en
wanneer de kinderen weer in het ca
chot terug zijn vertelt het zusje Toi
nette alles aan moedei Soubirous.
De volgende morgen wil Berna
dette weer terug naar de grot. Ze
neemt haar zusje in vertrouwen en
samen met haar en een aantal vrien
dinnen gaat ze op stap, niet dan na
dat ze in de kerk een flesje wijwa
ter heeft gehaald.
Wanneer de kinderen, aangeko
men bij de grot, samen een tientje
van de rozenkrans gebeden hebben,
geeft Bernadette hun een teken om te
kijken: Ze geeft een beschrijving
van de dame, die naar de kinderen
kijkt.
DOOR GOD GEZONDEN.
Bernadette, na eerst in bewonde
ring de dame te hebben beschouwd,
stapt naar de egelcntier en be
sproeit haar met wijwater, zeggend:
„Als u door God gezonden bent, blijf
dan." De dame blijft.
rklEP onder de indruk van het ge-
U beuren keren de meisjes terug in
het dorp. Het gerucht verspreidt zich
snel. Bij de derde verschijning
vraagt Maria: Wilt gij mij het genoe
gen doen, hier gedurende veertien
dagen t^rug te keren? Ik beloof u niet
in deze wereld geli kkig te maken
maar wel in de andere."
Het vrome herderinnetje zou niet
gelukkig worden in deze wereld, en
met de komst van zo vele mensen
naar de rots van Massabielle begin
nen de moeilijkheden al.
Want onder de velen, die zich
naar de plaats van de mirakuleuze
verschijningen begeven, zijn er, die
zich willen vermaken en die vol
twijfel trachten enig bedrog te ont
maskeren.
Toch wordt dat voor Bernadette
aanleiding, de dame te vragen, wie zij
is en wat de bedoeling is van haar
komst.
De bedoeling van Haar komst zyn
Bernadette na zeven verschijningen
duidelijk: voortdurend maant de
Schone Dame om boete en gebed
voor de zondaars; soms is Ze zo be
droefd bij haar verschijningen, dat
Bernadette uit medelijden begint te
wenen.
Dan echter, op 24 februari, quater
temperdag, bewijst de Verschijning,
door een wonder dat 2e werkelijk
door God gezonden is.
Bernadette krijgt het bevel het in
de grot opgehoopte zand met de vin
gers weg te halen. Ze krabt met
haar handen in de grond en dan bor
relt er ineens water uit de rots.
Een bron heeft zich uit de diepe
rots, waar ze ontspringt, van onder
een twee meter dikke laag steenslag
een weg gebaand tot aan de tengere
handen van Bernadette, die het eerst
van dit slijkerige water zal drin
ken.
(Vervolg op pag. 8).
De kleine schaapskooi op de hellin
gen van de Luyono nabij Bartrès
staat er nog precies zo, als toen Ber
nadette hier haar kudde bewaakte.
Op de achtergrond de woeste uitlo
pers van de Pyreneeën.