Vreemdeling op de Leidse Veemarkt HARTELIJKE VRIENDSCHAP Het meest verbazfngu/ekkende: OVERPEINZING 't Hoorntje ZATERDAG 7 DECEMBER 1957 DE LEIDSE COURANT PAGINA 4 wi."l mpmp SI» m /0*>, •J&str- i '<DK> Openlucht-kermis WIE ALS VREEMDELING in Jeru zalem Leiden zegt denkt op de eerste plaats aan studenten, dan aan hutspot, haring en wittebrood, ver volgens aan koeien, varkens, schapen en wollen dekens, tenslotte al naar gelang van de geestelijke instelling aan nog veel meer wellicht, en eerst op de laatste plaats aan de Leide- naars zelf, hoe mistroostig dat voor de goede burgers van deze stad ook zijn moge. De Leidenaar is voor de vreemde ling een begrip waarover hij niet gedwongen wordt zich het hoofd te breken; elke reisgids houdt hem voor dat Leiden de stad is van al boven genoemde dingen en over de Leide naar wordt verder niet gerept. Voor zover hij nog geen standbeeld heeft tenminste. Wij gaan zover te geloven dat geen Leidenaar daar zelf aanstoot aan neemt; een rasechter poorter van de Sleutelstad denkt immers ook aller meest aan de dingen van zijn stad, méér dan aan zijn stadgenoten? En wij? Wij willen niet Leidser zijn dan de Leidenaar. Wij kijken nu eenmaal altijd door 'n on-Leidse bril, hoe lief Leiden ons overigens ook geworden is, sinds wij het kennen. Leidser nog dan de Leidenaar zelf in de veemarkt gezegd: de bees tenmarkt en dit vrijdags evene ment hebben wij, vreemdeling, eens bekeken. Dat wij daarbij tot dingen kwamen die afwijken van de ras-Leidse visie moge geweten worden aan het on- Leidse licht dat door ons glas heeft gestraald. Beesten en nieuwe beesten. WIJ BEGONNEN AL METEEN met een moeilijkheid. De beteke nis van het zelfstandige begrip „beesten" is ons zonder meer duide lijk, oude en jonge beesten eveneens, maar „nieuwe beesten" is een begrip dat wij niet zo zonder slag of stoot thuis konden brengen. Dat kwam door de straatnaam bordje, „Beestenmarkt" en „Nieuwe Beestenmarkt" is een raadsel dat om een oplossing vraagt. En juist als wij denken dat die ons gegeven wordt, als het vee ter vrijdagse markt verschijnt, dan blijft het voor ons een onontwarbaar geval door de verschillen die er niet zijn. Het moge waar zijn dat op de Nieu we Beestenmarkt alleen maar scha pen lopen, die zijn er op de (oude) Beestenmarkt zij het dan in ge zelschap van koeien en zwijnen óók en wij konden met de beste wil van de wereld oud niet van nieuw onderscheiden. Merkwaardig is tatouering van de beesten. Er dringen schapen en var kens in de hokken-met-stro, beschil derd met blauwe strepen, rode stip pen, paarse vegen en oranje lijnen, alleen of in vereniging als producten van een abstracte hoerenkunst. Met een ware passie worden de borstelige en wollige ruggen beschil derd en telkens weer zagen wij breed geschouderde mannen tusen de wrie melende dieren stappen om hun kleu- rendrift bot te vieren. Het zal er wel bij horen, in elk ge val gaven deze lieden blijk van een artisticiteit die wij zij op het ook bij hen niet hadden verwacht. DE LEIDSE VEEMARKT is een openluchtkermis, op een klein stukje na dat onder dak gebacht is. Dat is ons ook weer een raadsel; voor de regen kan het niet zijn want daar malen deze beesten toch niet om en wij hielden het er maar op dat het de eerste rang was. Rangen schijnen er bij beesten ook te zijn, evenals een hokken- en schotjesgeest, die ons mensen overigens evenmin vreemd is. Met is er anders wel bedrijvig en luidruchtig» Dieren en mensen krioelen door elkaar. Het geloei, ge roep, geblaat, geschreeuw en geknor is er niet van de lucht en afgewis seld met het geklapper van veel klompen en het getik van veel stok ken wordt dat alles tot de Leidse Veemarkt-symphonie. Met die stokken is het anders wat. De dikke wandelstok schijnt hét at tribuut te zijn, hét teken van waar digheid, zonder hetwelk geen echte veekoper zich zal vertonen. IIET BEGINT IEDER VRUDAG- MORGEN maar weer, en al heel vroeg. Van alle kanten komen de veewagens aangereden en aan de wallekanten in de buurt meren vele schepen. Dan is de markt met hek ken afgesloten, bewaakt door hulp troepen met rode banden om de arm. Dan klappen de poorten open, de val bruggen worden neergelaten en de kudden, de tomen en de stapels staan er op de keien. Met voor de argeloze toeschouwer onverstaanbare maar door de bees ten niet mis te verstane uitroepen ja gen de drijvers de dieren voort en al proberen de schapen nog \yel eens een zijsteegje in te slippen, iets wat men van schapen toch wel het minst zou verwachten, ze komen toch altijd terecht waar de hollende, stoktikken- de en roepende drijvers ze hebben willen. Dan zien we hoeveel makke scha pen er in een klein hok gaan, welke hongerlappen de zwijnen zijn als ze in slagorde geschaard staan om de schoongelikte zeuning en hoe vrij moedig de koebeesten hun afval la ten neerkletteren over de klompen en de schoenen van hen die een beet je heel erg dicht in hun buurt staan. In een verre hoek van het markt plein snateren met eenden en kakelen de kippen. Er mekkert een eenzame geit en zwijgend als immer hokken er een paar konijnen in een kist, de lange oren gestoken naar al het ru moer om hen heen. Het is een komen en gaan van dier en mens, de lucht is vervuld van al- lerhand geur en velerlei geluid en hoog in de lucht slaat „De Valk", steeds weer verbaasd over de drukte rond zijn voet, zijn lange armen lang zaam in een kruis. WAT ONS HET MEEST op de Leidse markt heeft verbaasd is zóveel hartelijke vriendschap tussen zóveel mensen. Nergens nog hebben wij zóveel handjes zien geven en zó langdurig als op de Nieuwe en (oude) Beestenmarkt. En niet alleen bij ontmoeting en afscheid, zoals wij en andere lieden dat gewend zijn te doen. O, nee! De arme schapen, die geteld zijn. Klappen van handen weerklinkt in de klare morgen. Want als er op de Leidse markt twee kooplui-met-stokken tegen elkaar staan te smoezen steekt er een maar ineens zijn had uit en dan geeft de ander er een kletsende klap op. En of dat niet genoeg ware, de ander wil die gegeven klap weer terug en zo gaat dat dan een tijdje door. Praten, handjeklap praten, handjeklap. Wél zijn er nuances in die vriend schapsbetuigingen. Soms gaan twee na de laatste klap elk weer huns weegs maar de meer intieme gaan na die laatste klap samen op stap naar een der vele eet- en drink huis j es die daar deur aan deur gele gen zijn, om de vriendschap te beze gelen. Trouwens, over die koffiehuizen gesproken, die maken goede zaken, 's Morgens vroeg zitten ze er al, de mensen van buiten, aan een broodje of koffie-met-een-koek. Buitenlucht maakt hongerig, zeggen ze,en een vleugje Leidse veemarktlucht schijnt daar ook nog wat aan toe te doen. Het is ons overigens wel opgevallen dat de Hollandse veekoper behoort tot een ras met meer dan normale af metingen en dat kan natuurlijk veel verklaren. rPEGEN DE MIDDAG luwt de erg- ste drukte, al duurt het lawaai nog onverminderd voort. Want dan worden de veewagens weer volgela den. Bij de schapen gaat dat vreed zaam, is de eerste over de dam, dan volgt de hele processie. Met de koe beesten gaat het al wat moeilijker, vooral als er zo'n eigenwijze bij is die het zich onder de horens heeft gezet om kost wat kost langs de loopplank te stappen in plaats van er op. Dan wordt het touwtje-trekken tussen mens en dier, een wedstrijd die het stomme beest altijd verliest. De zwijnen gaan immer tegen de keer in. Als ze er uit moeten blijven ze binnen, moeten ze er in dan blijven ze buiten. Dan grommen de oude zeugen en beren kwaadaardig en wriemelen de rose biggen schel krijssend door el kaar. Maar hét grut is gauw mores geleerdeen snelle greep aan een achterpoot en het spartel-schreeu- wende zwijnenjong kan er niks meer aan doen. Wagen na wagen en schip na schip met zó- en zóveel kubieke meter le vend gewicht verdwijnen dan weer naar alle kompasstreken en dan duurt (VOOR ÜE ZONDAG) EEN VREEMDE VRAAG Bent U het, die komen moet, of hebben we een ander te verwach ten?" Een vreemde vraag, waaruit blijkt, dat zelfs Johannes, het „won derkind" van Elisabeth en Zacharias, iets anders van de advent ver hoopte. Ook de apostelen en leerlingen van Christus hebben tot het laatste moment namelijk na de verrijzenis en vlak voor de hemelvaart gedacht, dat Christus, het volk van Israël bevrijden zou van de Ro meinse bezettingt en dat Hij hun koning zou worden, een koning met wereldheerschappij Dat was het namelijk, dat het Joodse volk verwachtte van de Mes sias. Het is wel merkwaardig, dat de Nederlandse prof. dr. F. Polak in zijn nieuwste boek Hoopvolle Perspectieven" zich aan datzelfde Jood se toekomstbeeld vastklampt; „de herrijzenis van Israël overeenkom stig het met Jahwe gesloten Verbond, in alle heerlijkheidEn de niet-gelovige prof. Polak haalt een woord van Chaim Weizmann aan: „Wie in Israël niet in wonderen gelooft, is geen realist". Wij staan hier, zowel met de vraag van Johannes als met de ver- wachting van de apostelen en van prof. Polak voor een groot geheim van de wereldhistorie, en dat geheim van de wereldhistorie ligt ver borgen in het Joodse volk. Men krijgt soms het vermoeden, dat er een vervolg op het evangelie komt, een vervolg dat thans alleen nog maar geschreven staat in de profetieën van Israël. Christus zelf heeft dat geheim niet ontkend, maar het bewaard: „U komt het niet toe, tijden of dagen te kennen, die de Vader door eigen macht heeft vastgesteld". Het voornaamste blijft: Christus is gekomen en heeft zijn konink rijk „dat niet van deze wereld is" op aarde gevestigd. Het andere is het geheim van de toekomstige tijd. het niet lang meer of ook de vele cafétjes zijn ontvolkt. Dan gaan de boeren op zoek naar hun bazinnen die boodschappen hebben gedaan in de stad en keren de veekopers met brede stappen terug op huis aan. Maar de rust op de markt is dan nog maar heel betrekkelijk want, om te eindigen met een variant op het bekende slot van ieder kinderverhaal, dan komt de gemeentereiniging met een lange spuiten spuit.... óók ons verhaal weer uit. KLAVER VIER1' Uitzending elke zaterdagavond 9.45 uur, over Hilversum II (298 m.). Schrijf In elk der tien vakjes een 1 of 2 of 3. Optellen. Plok dit formulier op ge frankeerde briefkaart met 50 cent extra len aam Klaver sing per kaart. Wekelijks prl|zen tot een nnn totale waarde v. minstens t IU.UUU.- Nederl. Blindenwezen", Ned. Ver. Sociale Zorg voor Minder-Vallden „AVO" en St. „Ned. Org. voor Intern. Bijstand". Goed- be,|. v.d. Min -• J 10261257. Balgefluister Hij (diepzinnig): „Hoe meer boeken ik lees, hoe min der ik weet". Zij (bewonderend): „U schijnt bui tengewoon belezen te zijn." Nog erger „Mijn vrouw zit de hele dag aan de naaimachine; om gek bij te worden." „Dat is tenminste nog te vervan gendie van mij zingt er ook nog bij." Niets bijzonders „Je zult het niet geloven, maar ik heb een pianist ge zien die met zijn tenen speelde." „Nu, wat zou dat? Mijn jongen van acht maanden doet dat al in zijn Niet gauw uit het veld geslagen Chef (tegen opdringerig reiziger): „Als u niet dadelijk maakt, dat u wegkomt, gelbeurt u iets wat u nog nooit is overkomen!" Reiziger: „Ik weet wat u bedoelt, u wilt me een ordertje geven...." Onmogelijk Kareltje had een ge duchte uitbrander gekregen omdat hij als jongetje van tien jaar stiekem een sigaretje had gerookt. Huilende zei hij: „Maar pappie, u rookt toch zelf ook!" Waarop de vader in het vuur van zijn boosheid antwoordde: „Ja, maar heb je mij als jongetje van tien jaar ooit zien roken?" Kunstzin De „kunstzinnige" jon geman trachtte zijn vriend te impone ren door op de schilderijententoon stelling al het werk te critiseren en af te breken. „Dit schilderij bijvoorbeeld", zei hij, „is een volkomen mislukking. Boven dien heeft de schilder, om de aan dacht van de slechte kwaliteit af te leiden, in de rechterbovenhoek een levensgrote vlieg geschilderd. En had hij dat nu maar goed gedaan, dan zou ik er nóg niets van zeggen, maar kijk eens wat een vlieg! Een moddervlek is het en het heeft niet de minste ge lijkenis met een vlieg Op dat ogenblik sprong de vlieg op en vloog door het museum. Schijn bedriegt Een bewonde rende menigte omringde de jongen, die in de gracht was gesprongen en zijn vriendje had gered. „Dat noem ik heldenmoed!" riep een der omstanders. „Heldenmoed? Je bent niet lekker," zei de druipende jongeling, „hij had vier van mijn mooiste stuiters in zijn zak!" Zachte kritiek „Hoe vindt je die sigaren?" vroeg mevrouw, toen me neer van de vijftig, die ze hem op z'n verjaardag had geschonken, de eerste proefde. Meneer bekeek nadenkelijk de as. „Of had je liever iets anders gehad dan die vijftig sigaren?" vroeg me vrouw bezorgd. Meneer bekeek bedenkelijk de as. zeiend, „bijvoorbeeld vijf en twintig" Onder vriendinnen „Vind je ook niet, Erna, dat mijn aanstaande er uitstekend uitziet met die volle baard?" „Schitterend! Nu zie je tenminste niet zo veel van zijn gezicht!" „Maar hoe bevalt hij je?" „In ieder geval beter dan zijn voor ganger!" i Spreken is zilver.Meer dan een uur had het jonge advocaatje in de zaak van Jansen contra Pieterse staan pleiten; de rechtbank kookte van ongeduld, toen hij eindelijk zweeg en zijn confrère het woord kreeg. „Mijnheer de president", zeide oude -f jLJET zit er weer op, het feest van de goede Sint: een van de wei nige dagen in het jaar, dat we on voorwaardelijk aan een ander den ken zonder eerst een sombere, schuin se blik geworpen te hebben op ons budget. Het was een góed feest, want de meesten onder ons hebben meer genoegen beleefd aan het géven, dan dat ze brandend nieuwsgierig waren naar het krijgen van verrassingen, hoewel het don derdagavond in onze eigen knusse kring is gebeurd, dat Koos die op een kwade dag ons medelijden op- opwekte, toen hij eenzaam op een bankje zat, sindsdien onze intieme huiselijkheid op gere gelde tijden komt verstoren en zich de titel „huisvriend" heeft toebe dacht het voor hem bestemde pak je op onverholen manier trachtte te openen, terwijl hij nog met zijn ge dichtje bezig was. Toen wij hem va derlijk en verdraagzaam terecht had den gewezen, gooide hij het bij een volgend in papier gewikkeld bewijs van medeleven, dat hoopwekkende afmetingen had, over een andere boeg en begon hele zinnen uit het toe passelijk rijm over te slaan. Hier had den we niet van terug en besloten be rustend de overige dichterlijke wrochtsels te reserveren voor de ver koop of desnoods voor het volgend jaar. Koos hebben we medegedeeld, dat zijn concessie als huisvriend te gen het komend voorjaar afloopt. dan moet ie maar weer de bank op. En nu, beste lezer, maar met frisse, vrolijke toet de nasleep van 5 de cember afwerken. De meeste winke liers gaven gistermorgen niet thuis en hadden deuren en etalageramen ge barricadeerd met tralies en schotten, maar tegenhouden kunnen ze het tóch niet. De nylons waren nu eenmaal tc klein, de handschoenen te rood, het te borduren tafellaken te moeilijk en de pantoffels te krap. Het is tenslotte nog altijd waar, zoals een gevleugeld woord het treffend zegt, dat het be ter is te ruilen dan te pruilen. EEK. RECHTSZAKEN Praktizijnskantoor van TH. J. VAN DER HEIJDEN Hoge Rijndijk 103a Leiden Telefoon 23405 Van pijn naar erger Er zijn er niet veel, die een bezoek aan de tandarts gezelliger vinden dan een visite bij een toekomstige elfla- ter maar dat de tandarts iemand in zulk een paniek brengt dat hij tijdens de behandeling de vlucht neemt, zal wel niet dikwijls voorkomen Een heer te Venlo is dit echter overko men. Toen de tandarts bezig was een kies uit te boren, werden de pijn en de angstaanjagende geluiden van de boor de man te machtig. Hij sprong op en rende weg van de pijnbank. De boor brak en bleef in 's mans kies zitten. Later schoot het scherpe metaal in zijn tong. De patiënt kwam toen van de reegn in de drop want hij moest in het ziekenhuis worden opgenomen. geachte tegenpleiter volgen en de zaak zonder argumentatie aan uw oordeel overlaten." Radio-soep „Hoe vind je die soep, schat? Ik heb het recept gis terenavond op de radio gehoord." „Nou begrijp ik het, lieveling, er was bijzonder veel storing gister avond." Gevat. Bismarck had eens een krijgsgevangene, een Franse officier bij zich laten komen, teneinde deze over het een en ander te ondervragen. Beleefdheidshalve wilde hij de Frans man iets aanbieden en vroeg hem: Wollen Sie eine Tasse Kaffee, oder lieber Tee? De officier antwoordde heel gevat: Irot, „ik zal het voorbeeld van mijn Liber-té! (vrijheid).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1957 | | pagina 6