KROKODILLEN: van Vissen e„ Visserslui Voortschrijdende beschaving werd reuzenreptielen noodlottig van wrede monsters tot beschermde dieren DAPHNE DU MAURIER Jachtverhalen op een verregende dag.... ZATFRDAG 2 NOVEMBER 1957 DE LEIDSE COURANT PAGINA 9 Een laatste schreeuw van angst en pijn, een plonzende slag In het gele modderwater, dat weldra rood wordt van bloed Op talloze plaatsen komt in de reis beschrijvingen van ontdekkingsreizi gers en oerwoud-pionjers die, nauwe lijks vijftig jaar geleden nog, het Afrikaanse tropenwoud doortrokken de wijdse moddervlakten ten noorden van Victoria- en Albertmeer op zoek naar de bronnen van de Nijl, de hart verscheurende beschrijvingen voor van aanslagen, die dcor krokodillen werden gepleegd op de moeizaam voortzwoegènde karavaan. En, hoewel ook tegenwoordig nog maar al te dikwijls een mens veron-1 gelukt tussen de felle kaken van een krokodil, hebben toch onlangs meer I dan honderd zoögen uit landen over de gehele wereld een verzoekschrift gericht tot de Internationale Vereni ging voor Natuurbescherming om te komen tot ruime maatregelen om uit roeiing van menige soort te voorko men. Wat kan daarvan wel de oorzaak zijn? De krokodillenstand. maakt, onder invloed van verscheidene factoren, in de laatste tientallen jaren een tot vermaning strekkend verval door. De ontginning van uitgestrekte stukken moerasgrond, de aanleg van weg- en waterwerken, die de invloed van de mens met zijn moderne vuurwapenen op de dierenwereld doen gelden, en de regelrechte uitroeiing van het ge vreesde reuzenreptiel in het veron derstelde belang van de veiligheid en van de economie hebben geleid tot een zinloze slachting. Gedurende de laatste tien jaar speelt zeer sterk de vraag mee naar krokodillenleer, dat van bijzonder goede kwaliteit is. In veel landen is de export van die leersoort welhaast de basis geworden van de voornaam ste industrie. Verstoord evenwicht. Recente rapporten hebben uitge wezen, dat deze slachting onder de krokodillen een onverwachte en on gunstige invloed heeft gehad op het evenwicht in het dierenrijk en daar door ook in de plantenwereld. Onder natuurlijke omstandigheden b.v. hiel den de grote hagedis (Varanus nilo- ticus) en krokodil elkaar in even wicht. De hagedis had het op de eieren en de jongen van zijn grote soortgenoot gemunt en deze jaagde op zijn beurt op de belager van zijn kroost. Niet alleen vallen nu onevenredig veel krokodillen onder het dodend lood van de jagers maar Varanus krijgt (daardoor) ook vrij spel onder het opgroeiend geslacht, zodat het voor de krokodillenstand zo dodelijke mes naar twee kanten snijdt. Protest kan men ook aantekenen tegen het feit, dat de jageré niet terugdeinzen, ook de krokodillen, die nog lang niet geslachtsrijp zijn af te schieten. In industriële kringen in Kenya is men zelfs bezorgd voor de toekomst van de krokodil. Gevolgen In delen van Zuid-Rhodesia, waar vroeger krokodillen in overvloed voorkwamen, ondervindt de visserij grote overlast van de zoetwaterkrab en ten zuiden van het Victoriameer klagen de Afrikaanse vissers er over, dat het lievelingsvoedsel van de kro- ZO wordi men MIL|ONAIR een schrijfster, die van papier goud maakte Zo er één succesrijk schrijfster is, dan is dat Daphne Du Maurier, die een boek schreef waarmee zij zich een wereldnaam verwierf: Rebecca, een ro man, die een oplage van meer dan 1 miljoen exem plaren behaalde en die in 21 talen vertaald werd. Daphne du Maurier raakte voor het eerst in het nieuws, toen zij in 1929 met een auto ruggelings naar beneden reed langs een steile straat in de heu velige Londense voorstad Hampstead. Daphne gaf een beschrijving van haar rit, waarin de dood haas- verkocht Krokodillen zijn de vuilnisopruimers van de tropische rivieren. Ze hebben maar een klein keelgat, zodat ze gro tere dieren niet kunnen inslikken. Omdat ze slecht kunnen kauwen stoppen ze een grotere prooi weg in holen in de oever, totdat het vlees voldoende verrot is om er stukken uit te scheuren. kodil, de longvis Protopterus, zich sterk vermenigvuldigt en de con- sumptievis in hun netten verminkt. In Tananarie leggen rapporten ver band tussen het verdwijnen van de krokodil en het toenemen van het aantal loslopende honden, dat het vermeerderen van het aantal geval len van hondsdolheid ten gevolge heeft. Ook het te velde staande ge was ondervindt de gevolgen, doordat de wilde zwijnen zich te sterk ver- meningvuldigen. Naar aanleiding van deze bevindin gen is men naarstig overgegaan tot het bestuderen van de reactie die $r bestaat tussen de krokodillen en an dere leden van de fauna. Een gemakkeUjk aanknopingspunt heeft men hierbij in de maag van het monster. Daarbij heeft men voorlopig slechts twee conclusies kunnen trekken die, op zich genomen, verwondering en teleurstelling verwekt moeten heb ben. De lange venijnige bek van een Ga- viaal, een van de drie soorten, waarin de krokodillen te onderscheiden zijn, gefotografeerd door het hek van het reptielenhuis in Artis. jaar oud zijn bestaat hun dieet voor namelijk uit vis en weer later gaan ze over tot reptielen (Varanus) en zoogdieren. Zwaar op de maag. „Ouwe jongens", die een gewicht hebben van ongeveer een halve ton, eten hele nijlpaardkalveren, buffels en waterherten, maar ook vogels, grote slangen als pythons en cobra's en jonge krokodillen. In de uitge- I reisgenoot was, strekte moerassen van Bangweulu I dit als kort verhaal aan deed men de interessante ontdekking, ®en dagblad en schreef dat daar het hoofdvoedsel gevormd sindsdien met steeds werd door een groot soort waterslak- groeiend succes korte ver ken. Een van de grootste proefkroko- haaien, romans en toneel dillen telde in zijn maag meer dan -4_ 300 slakken. De studie van ie krokodillenmaag is niet slechts van belang om achter de verstandhouding te geraken, die er bestaat tussen het monster-reptiel en andere dieren: het is veeleer een poging om de krokodil voor uitster ven te behoeden. De krokodil die reeds 100 miljoen jaar bestaat, bied namelijk een prach tig studieobject, waar men door hun anatomie de evolutie wil nagaan van overeenkomstige structuren in de ho gere gewervelde dieren, terwijl hun verspreiding veel verduidelijken kan van de biologie van hun voorouder en van vroegere landverbindingen. Want krokodillen, die er vrijwel precies uitzagen als de exemplaren, die wij kennen waren tijdgenoten van de Dionosaurus. Hij is de enige overle vende van de familie der Archosau- russen of reuzen-reptielen. Men be grijpt de bezorgdheid van de geleer den, die zien hoe sterk het krokodil- Iengeslacht getijsterd wordt stukken. Zij schrijft over haar eigen bestaan i met haar luitenant-generaal op het en ook over dat van haar voorvade ren. Zij is immers de dochter van de bekende acteur, sir Gerald du Mau rier, over wie zij een boek schreef. Het artist-zijn zit in de familie; haar grotvader schreef in zijn tijd „Trilby", een boek, dat men als één der eerste bestellers in de geschiede nis der roman kan aanmerken. Ook broers van haar vader ont popten zich als begaafde romanschrij vers. De honoraria en royalty's brach ten de schrijfster vele miljoenen ponden op. Toen zij vier en twirtig aar was verscheen haar eerste ro man; haar eersteling „The Loving Spirit" werd driemaal herdruktè Haar tweede roman „111 never be young again" werd gevolgd door „De ge schiedenis van m|jn vader". Op 25-jarige leeftijd trouwde de schrijfster in 1932 met de Engelse luitenant-generaal Frederick Arthur Montague Browning, de commandant der paratroopers van Arnhem. Sedert haar huwelijk woont zij Hun ondergang heeft ernstige gevolgen Het voedsel en de eetgewoonten van de krokodil veranderen voortdu rend tijdens het leven van het dier terwij d de soort en de hoeveelheid voedsel in de verschillende gebieden totaal afwijkend zijn. Ontmoeting Daarbij bleek nog, dat het dier een lui leventje leidt en slecht moeite doet voor het weinige voedsel dat het nodig heeft. Bij de onderzoekingen kwam men vaak lege magen tegen en bleek een maal van enige omvang een grote uitzondering. Bepaald kieskeurig zijn de krokodillen niet en de Nijlkroko- dil heeft zelfs een sterke hang naar kannibalisme. Vandaar dat de jongen bang voor een ontmoeting met pa of ma het open water mijden en in afzondering tussen riet en wrak hout hun toevlucht zoeken op de modderbanken. Hier zoeken zij aanvankelijk naar insecten en spinnen en ze vertonen soepel als ze nog zijn voor de enige tijd in hun leven een verbijste rende handigheid in het klimmen. Later bepalen zij zich ook tot kikkers, krabben en weekdieren. Op half-volwassen leeftijd wagen ze zich ook in het water en gaan dan 's nachts op jacht. Als ze acht tot tien (V) IJET n vs (Slot). LIEP TEGEN HET EINDE van het seizoen, tenminste voor ons, gewone hengelaars. Niet van de zulken die, weer of geen weer, de hele lange winter op de snoek gaan (zoals onze maat) maar wel voor ons als zondagsvisser. Toch moest ook door ons het (eigen) seizoen worden uitgeluid en zo kwam het dat wij met onze maat nog een dag in de late herfst in de leeren leerskens zouden stappen en vóór de hengels werden opgeborgen nog eenmaal op de waterkant los te trekken. Wij zijn, wat je noemt, een erg wis pelturige visser; wij vissen het lief ste op een zoele dag, gezeten aan een zon-overgoten kantje, maar bij tijd en wijle willen wij ook onze blote haren laten uiteenwaaien in een for se bries onder de wijde polderhemel. Waar wij de ruimte om ons heen we ten en de alledaagse beslommerin gen van ons afglijcten. Wat dat be treft zijn wij dus als visser een vat van tegenstrijdigheid, anders dan on ze hengelmaat die, als visser pur sang, uitsluitend vist om het vissen en zich daarbij door geen weer of ontij laat afschrikken. Even standvastig hengelaar is hij in zijn ietwat ruige vriendschap, en dat laatste doet ons eigenlijk het meeste deugd. UET REGENDE* DE AVOND TE VOREN, het regende de hele nacht door en het bleef regenen die ganse dag die O. L. Heer ons gaf. De hengels en het andere tuig stonden gereed, de fietsen rijdensbereid, lee ren leerskens aan de voeten en de wollen wanten in de zak van onze jekker. Wij keken naar de lucht en zagen niets dan een egale, grauwte. Wij zagen, hoorden en voelden de staag neerplensende regen en zelfs opze maat zag er geen heil meer in. of versuft, maar meestal dood, boven drijven en als de oefening was afge lopen kregen we steevast permissie van de ouwe om een sloep te strij ken en de ronddrijvende buit op te halen. Zeebaars, haring, schelvis, en enkele keer een rog of een zeewolf, maar bovenal reusachtige palingen. ,,'t Wordt niks man", zei hij, weertje is te erg en ik denk dat we vandaag geen droog uur m^er krij gen". „Ja," zeiden wij, op even deskun dige wijze als onze maat naar de he mel schouwende, „het zal vandaag niks zijn." En onze maat weer: „Ik ga maar koffie zetten." Nu dient, ter verduidelijking van de toestand nog gezegd dat onze maat moederziel-alleen kluist; vrouw, kind noch kraai bezit hij op de wereld. Zulke zijn er nog. Als marineman, die zijn term al enige jaren achter de rug heeft, leeft hij van zijn pensioen en van wat God en de natuur hem bieden willen. Vissen en zo nu en dan een strikje zetten, een karwijtje hier en een klusje daar vullen zijn dagen. Hij leeft als een vrijbuiter op z'n dooie eentje, zich zelf noch iemand anders ooit tot last. Onze maat voert dus een kluize naarsbestaan. Hij kookt zijn potje als hij zin heeft, krijgt steevast in de winter een poosje gratis staatslogies omdat de jachtopzieners nu eenmaal óók niet van gisteren zijn. „En ja", zegt hij dan, „dan sluit ik de tent tot ik weer terug ben." Vrij en frank is zijn hart gebleven, Vrij en frank gaat hij door het leven, want de wereld is van hem. Zo leeft onze maat.en diep in ons hart wensten wij wel eens te zijn zoals hij. GEMAKKEN in de woon-keu- ken-slaapkamer van wat onze maat „zijn keet" neemt, aan de koffie. De regen plenste nog steeds net stralen neer. Ze kletterde op de ruiten en tiktakte op de pannen van het dak. In de plassen vielen dikke druppels; een kuiltje, een kringetje, honderden naast elkaar en achtereen. Een rui send en spetterend geluid was alom. Langs de ruige stam van een grote wilg liep een glimmende waterstreep uit in een schuimend kolkje aan zijn voet en eentonig zong het hemelwa ter in de zinken regenpijp. Ondanks het hondenweer, zoals on ze maat bromde, kwamen wij door al die geluiden in een milde stemming en onwillekeurig neurieden wij een deuntje met onbestemde wijs. De kof fie geurde in de kleine ruimte, aldra versterkt door de smakelijke reuk van op een gloeiende kachelplaat ge roosterd brood. Onze maat sloeg een paar eieren in de koekenpan en niet lang daarna zaten wij gezamenlijk aan de tafel met een zwerversontbijt. En de regen gutste maar en tikkel- de monotoon tegen het vensterglas. Wij zwegen, aten en rookten. RINE op zee ook wel visten?" zei onze maat zonder enige verdere inleiding. „Neen", knikten wij. „Dat zal ik je dan eens vertellen", vervolg- de de kluizenaar en hier is dan zijn I verhaal. Het laatste jaar dat ik voer zat ik op een jager, zo hernam hij, een schuit waar ze ook dieptebommen op gebruiken. En als we op zee waren moesten we natuurlijk met die din gen oefenen. Dat tuig werd dan uitgegooid maar als het onder water ontplofte had je het lieve leven gaande. Honderden vissen, waaronder nalingen van een mansarm dik, kwamen dan gewond als zeeslangen zo groot met monster koppen. Hadden we de vangst binnen dan was het alle hens aan dek geblazen voor de slachterij en je moest dan eens zien hoe vakkundig sommige maats dat karweitje klaarden. De gro te alen werden aan spekhaken opge hangen, gevild en schoongemaakt en dan kon naderhand dehele vloot op mijlen afstand ruiken dat er op de jager vis werd gegeten. Trouwens, er werd dikwijls omgepraaid dat er vis te halen viel. Dan kun je je wel indenken dat het op harer majesteits schepen van oorlog visdiner was, en als je het niet gelooftik heb er, meen ik nog wel een plaatje van. Onze maat scharrelde wat in een sigarenkistje en daar kwam de foto voor de dag ter eerlijke bevestiging van een zijner verhalen op die verre gende dag. En om ook u te overtui gen, belangstellende lezer, drukken wij hier het prentje uit de souvenier- kist van onze maat af. vissen meer" zeiden wij toen on ze "maar was uitverteld. „Natuurlijk niet", was diens bescheid, „het was puur vernielen, maar daar denk je op zo'n ogenblik niet aan. Al ging het je wel eens aan het hart als je die knapen zag met afgerukte koppen en diepe wonden. Het was afslachten in prachtige oud-Engelse kasteel „Mena- billy" in de buurt van het kustplaats- je Parr in het Engelse graafschap Cornwall. Met haar werk „Jamaica inn", de geschiedenis van een herberg aan de kust van de Caraibische Zee, oogstte zij ook eel succes. Het boek werd verfilmd. Roem over de gehele we reld verkreeg zij echter door het boek „Rebecca". Ook dit werk werd ver filmd en de bewerking tot toneelstuk beleefde vele honderden opvoerin gen. Daphne du Maurier leidt nu ver legen als zij is een rustig en terug getrokken bestaan op haar kasteel. Zij verlaat haar landgoed slechts zelden. Zij heeft drie kinderen een zoon en twee dochters, waarvan de oudste (Flavia) gehuwd is met de garde officier Peter de Zulueta. Sir Frede rick (sinds de oorlog in de adel stand verheven), Daphne's echtge noot, beheert de financiële belangen van prinses Elisabeth en voert tevens het beheer over de financiën van de hertog van Edinburgh. De schrijfster zegt zelf wel eens, dat zij twee levens leidt. Als echtgenote van de gene raal is zij 'n vorbeeldige huisvrouw en een zorgzame moeder, die er ove rigens eerlijk voor uitkomt dat zij niet koken kan; dit is ook niet di rect noodzakelijk met een jaarlijks inkomen van enige honderdduizen den pond sterling. Regelmaat. Als Daphne du Maurier toont zij zich een uiterst actief schrijfster. Het geheim van haar succes is verborgen in de regelmaat van haar werk. Zij zit van 's morgens negen uur tot 's middags in het tuinhuisje aan zee men herkent de motieven uit het boek Rebecca wandelt na de lunch langs het strand, zwemt of neemt een zonnebad en schrijft van half vijf tot zeven uur vérder aan haar roman. Zij werkt met de nauw keurigheid van een uurwerk. Op deze wijze heeft zij drie maanden nodig voor het schrijven van een boek en zij zou het nog wel sneller kunnen, in dien zij niet steeds „in een woor denboek moest zoeken naar de juiste spelling van een woord". het groot, maar het smaakte altijd best, daar nie;t van, en verser kon het ook al niet!" Nog altijd klaterde de regen. Het kamertje stond blauw van de rook uit onze pijpen. Nog steeds stond het vis tuig werkeloos in de hoek. Het bleef een regen van de hele dag, er kwam van vissen niets meer en daarom namen wij afscheid van onze maat zoals wij nu ook afscheid nemen van U. Het was (en is) waarlijk genoeg geweest. PESCADOR.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1957 | | pagina 9