Ongedachte dingen in Leidens Stedelijk Museum Sswwa7aBB55EêHla«« Andrea Uit een tijd toen men nog gedold had WORDT MET LUCHT GELICHT j| ZATERDAG 7 SEPTEMBER 1957 DF LEIDKE COURANT PAGINA 7 „Bavelaars" in De Lakenhal nimmer een museum zullen be zoeken. Men vindt ze onder de toe- risten-op-de-lange-afstand, zo goed als, en wellicht veel meer bij deze, onder de stedelingen met een eigen museum in hun woonplaats; meer concreet gezegd: er zijn Leidenaars die nog nimmer de Lakenhal hebben bezocht, Haarlemmers die nog nooit de klopper hebben laten vallen op de poort van hun Frans Halsmuseum. En zij weten niet wat zy al die tijd hebben gemist. Als hun anVpoden noerqen wij de zulken die geen reis maken naar waar ook ter wereld of een musetfm- bezoek staat op het programma. Er zijn gelukkig ook stadgenoten die hun museum kennen als hun broek zak. Nu spreken wij niet van de rei zigers die, als ze in Parijs zijn be halve andere gelegenheden óók het Musée du Louvre bezoeken omdat ze er toch eigenlijk geweest moeten zijn, noch over him die langs alle muren flaneren, vertrek na vertrek ingaan, alles en alles willen bekijken in en kele uren. Zij allen zijn, men duide het ons niet euvel dat wij het zeg gen, geen échte museumbezoekers. Die échte nemen er de tijd voor en kijken met systeem. Het is nu een maal uitgesloten dat iemand zich overal voor en voor alles interesseert in dezelfde mate. De een houdt het bij de schilderkunst, een ander bij de historie, een derde weer bij andere takken. Specialisten gaan nog verder en bepalen zich tot wat wij zouden willen noemen „de rubrieken". Dat zijn zij die er rustig de tijd voor nemen en niet meer dan een of en kele onderdelen van het museumbe- zit bij enig bezoek gaan „doen". rN DAT IS HET VOORRECHT van, laten we ons tot hen bepalen, de Leidenaren die trots kunnen zijn op hun stedelijke museum „De Laken hal". Maar hoevelen zullen het zo doen? Wie onder de stadgenoten heeft het prachtige en kloeke gebouw aan de Oude Singel meermalen be zocht om a raison van één kwartje per keer niet het hele gebouw rond te drentelen maar dan slechts een vleugel of zelfs maar enkele ver trekken goed te bekijken? Het past ons niet deze vraag te beantwoorden, wij zelf hebben nog slechts éénmaal de Lakenhal bezocht, als niet-Leidenaar dan wel te ver staan. En bij die gelegenheid dren telden wij het hele museum door. U moge ons dit vergeven want wél hebben wij plannen gemaakt om er later, en dan meermalen, telkens met een ander speciaal doel terug te ke ren. Dit was een sight-seeing, wij „deden" het museum. Wij zagen oude- en nieuwe kunst, wij lieten ons oog gaan over vele voorwerpen nauw verbonden met Leiden's historie. Wij vonden veel „groots", maar ook veel alledaags, alledaags dan in verband met de tijd waaruit het stamde en waarin het werd gebruikt. Wij zijn er doorge trokken van de wijdse hal tot boven in de nok, waar wij niet verder kon den. pN DAAR IN DIE NOK, bij een verzameling oude koekplanken, uitingen van volkskunst, hebben we ze gevonden. „Ze", de Bavelaars! Een kaartje hing er bij: Cornelis Bavelaar, geboren Leiden 1777, ge storven Leiden 1831/2. Snijder in hout en ivoor van tafereeltjes, land schappen, zeegezichten en binnen huizen. Wie of wat hij verder was stond er niet bij. Was hij .snijder in hout en ivoor" van beroep of beoefende hij het snijden als een hobby? Was hij een schrijnwerker, een wever of een standwerker op de markt? Maakte hij de thans naar hem „Ba- velaars" genoemde tafereelkens voor zijn kinderen? Wij weten er niets Het paneel met zeven z.g.n. „Bave- laartjes", voorstellende thans ten dele niet meer aanwezige Leidse stads poorten. De omgeving van de grote Kraan met de Waag (links), ^en beurtschip uit de dagen rond 1800 wordt juist gelost. Op dit tafereeltje komt de minutieuze afwerking goed uit. van. Het enige wat wij van hem we ten is dat hij niet ouder werd dan 55 jaar en dat hij een geduldig en nauwgezet mens moet zijn geweest. Een man ook met liefde voor het schone van zijn stad. Een vakman met het snijmes en een „timmer mansoog", met gevoel voor minus cule verhoudingen. Een mens die werkte (en misschien ook dacht) in centimeters en toch ruimte wist te scheppen op een vlak van luttere vier kante duimen. IJET IS GEEN KUNST, wél is het kunstig, dat pietepeuterwerk van Cornelis Bavelaar. Maar dat neemt niet weg dat hij met deze werkstuk ken niet alleen zijn tijdgenoten, maar ook het huidige geslacht aan zich heeft verplicht. Al was het alleen maar door de minutieuze weergave van thans lang verdwenen stads- schoon en het leven van zijn tijd. Er zijn werkelijke juweeltjes on der. Om bij de poorten te blijven (de Heerepoort ontbreekt) willen we wij- frappante ruimtevulling is verkre gen. De stoffering met figuurtjes wist Bavelaar dikwijls zeer geestig te verwerken en daarbij toch niet door een teveel de aandacht van het hoofdmotief af te leiden. Behalve de Marepoort en de nog bestaande Morsch- en Zijlpoorten, zagen we er de Witte poort, de Koepoort, de Rijnsburgse- en Hooge woerdspoort, het een al subtieler in het harde ivoor gesneden dan het ander. Een aardig voorbeeld van „ge- bruiks-huisvlijt" is een muurkastje voor de Zondagse predikbeurten (Eerste paasdag, 11 april 1819), waarin met houten figuurtjes van niet meer dan een centimeter hoog een preek in een kerk is afgebeeld. Zelfs de lichtkronen ontbreken niet en met slechts weinig poppetjes is toch de suggestie van een volle kerk verkregen. Als het ware een tegen voeter daarvan (door de overdaad van figuurtjes) is een kerkdienst (Pieters- of Hogelandse kerk?) waar in zelfs de collectant met het kerke- zakje, een zeer geestig geval, niet ontbreekt. STUKJES troffen ons een twee tal tafereeltjes van de Lakenhal, ten tijde van Bavelaar nog geen museum, waarbij U eens moet letten op de houding der verschillende perso- naadjes, zoals de opgeblazen burger man rjet stok (en hond), die onver gelijkelijk aardig is getypeerd. Het universiteitsgebouw op het Rapen burg met het mooie kajuitschip langs de wallekant, waaraan zelfs de ver sierde spiegel niet ontbreekt en een landerige baliekluiver over de brug leuning „staat te hangen", en ten slotte een getrouwe kopie van het Gravensteen, gezien vanaf het Ge recht, alles uit ivoor gesneden. In de nabijheid staan nog een landschap met het stadssilhouet van Leiden op de achtergrond, alsmede de omgeving van de Waag met de oude kraan en een knap geknipt model van een beurtschip, alles van papier. Dit zul len echter geen „bavelaars" zijn, het is grover werk, niet in afmeting maar in afwerking. Het Gravesteen zoals Cornells Bavelaar het sneed in ivoor. Jiej. Zeeten&exy, HOOFDINSPECTRlCE BIJ DE KINDERPOLITIE over haar opvoedende taak 7 EN DER MEEST imponerende ge- u bouwen van Leiden staat in de Zonneveldstraat; imponerend, niet vanwege zijn architectuur, maar om de sfeer van geheimzinnigheid die D KINDERPOLITIE houdt zich be zig met de criminele, verwaar loosde en gevaarlopende jeugd. „Maar", zegt mejuffrouw Zeelenberg, loopt de verwaarloosde jeugd eigen- I rondom elk politiebureau zweeft, lijk niet voortdurend gevaar en ver- Cornelis evenmin te zijn toen hij verschillende landschappen en plattelandsgeneugten uitsneed. Van alles maakte hij. Van dorpsfees ten met de speelman op zijn ton en de dansers en drinkebroers in het rond, een ijsvermaak waarbij het koek-en-zoopje niet ontbreken mocht, tot een eenden jacht, zee. en rivier gezichten, binnenhofjes- en huisjes toe. Hij laat ons zelfs kennis maken met een walvisvangst. In deze categorie zijn ook enkele figuurtjes door hem gekleurd, het geen het effect, niettegenstaande de spaarzaamheid waarmee de kleur werd toegepast, soms niet weinig verhoogt. Maar alles bij elkaar zijn het ware meesterstukjes van geduld- werk, een vrije tijdsbesteding die onze jachtige tijd nauwelijks meer kent. Er kon toen meer geduld, mis- schien ook meer liefde voor de zui- zen op de Marepoort, waarin een vere handenarbeid worden opge- I Meer dan de helft van onze stadgeno ten heeft het nooit van binnen gezien. Geboren en getogen Leidenaars hebben in hun jeugd allemaal wel eens geïntrigeerd naar binnen ge gluurd als de deur openging, maar zij zijn er niet veel wijzer door gewor den. Steeds weer hebben in de loop van de jaren moeders met weinig peda gogisch begrip en veel pedagogische moeilijkheden tegen hun lastig zoon tje gedreigd: „Zal ik je dan maar met de agenten meegeven?" De zoontjes zijn misschien opgegroeid tot eerbare en voorbeeldige mensen in de maat schappij (ondanks het opvoedkundig tekort) en nimmer met de politie in aanraking gekomen. Anderen kwa men dit wel. Over de laatsten wilden we meer weten en daarom gingen we het gebouw binnen, naar mejuf frouw mr. Zeelenberg, hoofdinspec- trice bij de kinderpolitie. brachj dan in het haastige heden, maar ook de kunde die Bavelaar in zijn werk demonstreert is uniek. 17 EN GOEDE RAAD TOT BESLUIT. eindelijk) in de Lakenhal komt, klim dan ook naar de nok en gaat zien of valt ze niet gemakkelijker tot crimi naliteit?". Het ene kind dat thuis niet genoeg liefde en zorg krijgt zal gaan stelen, het andere is 's nachts niet zindelijk; de oorzaak kan dezelfde zijn. Werd vroeger een strafbaar feit door een minderjarige gepleegd, steeds bij de Officier van Justitie aan gebracht en het kind strafrechtelijk veroordeeld; sinds de ontwikkeling van de kinderwetten treden de justi tie en de kinderpolitie sterk preven tief op, en wordt in geval van wan gedrag me', de Officier van Justitie overlegd wat er in het belang van het kind moet gebeuren. De kinder politie blijft zich niet voortdurend met deze kinderen bemoeien, maar is slechts een „Eerste Hulp Bij More le Ongelukken", geen instelling van maatschappelijk werk. Mejuffrouw Zeelenberg vergelijkt haar werk met dat van een huisarts die bepaalde patiënten verwijst naar de specialist. „Ons werk is doorge ven". De specialisten zijn bijvoor beeld de Rooms-Katholieke vereni ging voor Gezinsvoogdij en Patrona ge, „Pro Juventute", de Vereniging van Maatschappelijk werk op Hu- wij geen gelijk hebben. Of het werk van Cornelis Bavelaar geen fraai staaltje is van kleine kunst en zeer genoegelijk om te zien. Het zal U le- 7nf eiuiiuaidg en ue vciauiui- mt ïriim *enc*e bureaux voor levens- en gezins- m ,T" moeilijkheden. „Steeds moet rr.en trachten de oor zaken van het wangedrag uit te vin den, in de omgeving, of in het kind zelf. Ouders zoeken het dikwijls in de omgang met verkeerde vrienden. ren, met een kleine variant op een Dat kan een symptoom zijn, maar dikwijls ligt de oorzaak bij de ouders zelf, wat voor henzelf begrijpelijker wijze moeilijk te aanvaarden is". gevleugeld woord van grootser allu re, wat geduld en liefde vermag. W. P. vp schatten op de bodem der zee (Van een speciale medewerker). (T.E.P.) De gezonken oceaanreus „Andrea Doria" zal in een stalen j luchtballon veranderd worden. Men wil het schip door middel van lucht druk watervrij maken en zo licht doen worden, dat zij vanzelf naar de oppervlakte van de zee zal stijgen. Dat kinkt niet onaannemelijk. De aan sensatie gewende tijdgenoten van de ze eeuw der techniek zullen bijna ge ringschattend zeggen: „Nou. En?".. In feite echter is elke berging van een gezonken schip een avontuur. Sinds enkele waaghalsen voor het eerst voor langere tijd in de diepte van de zee doken, (dat is nu ongeveer 1500 jaar geleden) heeft de mens zich altijd tot een dergelijk avontuur aan getrokken gevoeld. De fabelachtige goudschatten van te pletter geslagen schepen inspireerden zelfs het tech nische genie van Leonardo da Vinei tot het ontwerpen van een snorkel- konstruktie voor duikers. Tegenwoor dig is het echter geen goud meer, dat men op de bodem van de zee zoekt. Alleen al de schroot-waarde van de wrakken garanderen een goede winst. Er is geen statistiek, die bijgehouden heeft, hoeveel schepen in de loop der eeuwen gezonken zijn. Maar de geval len, die v/el bekend zijn, geven een indrukwekkend beeld van de enorme kapitalen, die op de bodem van de zee rusten. In de beide wereldoorlo gen verloor de geallieerde handels vloot 11.374 schepen met een totaal tonnage van 33.990.000 BRT. Aan het einde van de laatste wereldoorlog rustten in de kustwateren in en om de Oost-Zee al twee miljoen ton scheepsinhoud op de bodem. De jacht naar het kapitaal op de zeebodem heeft een volledige schat- gravers--omantiek. Overal dreigen gevaren! Duikers moeten de ligging van een wrak en de aard van de be schadigingen nauwkeurig vaststellen. Zelfs wanneer door een gelukkig toe val de konstruktietekeningen van het schip bewaard gebleven zijn en dui kers ze volkomen uit het hoofd kun nen leren, blijft hun werk toch altijd een sprong in het duister. Op zes me ter diepte kan zelfs de sterkste lamp niet meer door het geelachtige sche merlicht doordringen. In nog grotere diepten heerst er echter een inkt zwarte nacht. Daarnaast moet de dui ker ook altijd een „manusje van al les" zijn, een werktuigkundige, een timmerman, een monteur en nog veel meer in één persoon. In de kustwateren doet de zee zélf het grootste deel van het bergings werk. Daar gaat men volgens de bergings-vaklieden de lucht tot bond „Ponton-Methode" te werk. Een groep genoot gemaakt, om ook de grotere oude vrachtboten kiest een plaats bo- wrakken aan de zee te kunnen ont- ven het wrak. Twee sleepboten slin- rukken. Nadat duikers het lek ge- geren kabels om de romp van 't wrak. dicht hebben, wordt er samengeperste Deze worden aan de pontons veran kerd en sterk aangetrokken. Wan neer de vloed opkomt stijgen de bo ten met het water en trekken het wrak met zich mee. Dan stoomt het flottielje kustwaarts, totdat het wrak weer aan de grond loopt. Deze ma- noevre wordt herhaald, zo dikwijls als Verschillende problemen. Er zijn verschillende problemen bij het opgroeien, zoals bijvoorbeeld de verloving tussen twee jonge mensen van verschillende geloofsovertuiging, waarvan de ouders niets willen we ten. Kinderen die weglopen, omdat de ouders weinig aan hen gelegen lie ten liggen en bij hun opgroeien plot seling een machtspositie gaan inne men, of willen profiteren van hun inkomen. „Ze komen dan op het bu reau hun hart eens uitstorten. Mijn ervaring is: laat ze maar uitpraten, het kalmeert ze en daarna kunnen de problemen zakelijk besproken wor den. Dikwijls is al veel bereikt als je beide partijen eens laat afreageren. Opgelucht gaan ze soms daarna in goede harmonie weer naar huis". „Spijbelen? Ja, dat doet Leiden graag". Het schoolhoofd kan zich bij ongeoorloofd schoolverzuim tot de politie wenden. Meestal geeft de moe der als reden op: ik kan haar zelf zo goed gebruiken. Het vreemde is even wel dat het kind als het de leeftijd heeft bereikt dat het een arbeidskaart kan krijger wél door de moeder ge mist kan worden; maar dan spelen de financiën weei een rol. Mejuf frouw Zeelenberg verwacht niet veel van het opschuiven van de leerplich tige leeftijd. Er zijn kinderen van twaalf, dertien jaar die met geen stok meer naar school te krijgen zijn. Ze vinden zichzelf veel te oud om nog in de schoolbanken te zitten. Hiernaast zijn er de zwaardere ge vallen, maar mejuffrouw Zeelenberg ♦s geen pessimiste; „over het jeugd- vraagstuk wordt veel geschreven en op congressen zwaarwichtig gediscus sieerd. Natuurlijk, er zijn op dit ge bied vragen die de aandacht waard j zijn, maar in 1600 klaagde men al over de „bojen" en de jeugd. De „bo- jen" zijn jit de mode, maar het ge klaag is vandaag aan de dag nog het zelfde". Weglopen en zwerven. Onder de weglopers zijn er de ge boren avonturiers. Het Vreemdelin genlegioen is voor sommigen een ma gisch begrip. Vér komen ze meestal niet. Aan de Belgische grens stran den de meesten en worden terugge bracht naar de Nederlandse mare chaussee. Er zijn ook kleine kleuters met zwerfneigingen. Vol humo. weet me- juffrouw Zeelenberg over de lichte lucht in enkele ruimen van het schip kanten van haar beroep te vertellen, geblazen. Hieraan is een nauwkeurig meet werk verbonden: de druk moet zó sterk zijn, dat het tonnen-zware gewicht van het water niet de wan den van het schip als een kaarten huisje in elkaar drukt. De luchtdruk mag echter ook niet te hoog zijn, daar het nodig is, om het schip tenslotte dan de ruimeq van het schip uit el „aan land" te kunnen trekken. Meetwerk onder water. Momentee1 hebben de vernuftige kaar zouden kunnen springen. Wan neer het lek te groot is om het onder water te kunnen dichten, brengen de duikers nylon zakken tussen de dek ken aan. Opgepompt verhinderen de Zo het verhaal over een zesjarig jon getje, dat de ervaring had dat je ge rust op je autoped alsmaar door kon rijden, onverschillig of het in de rich ting, Katwijk, Voorburg of Rijswijk ging. Als het donker werd en je kreeg honger, dan klopte je maar ergens aan en zei ie dat je je huis niet meer wist. Dan 'as er wel een lieve juf frouw die je een boterham gaf en je bij de politie bracht. En die haalde je af en bracht je met de auto naar huis. Dit waren zijn ervaringen met de zakken het verder binnenstromen an politie", zegt ze, en bij de herinne- het water. Deze nieuwste methode zal1 ring schiet ?e weer in 'e lach Enige voor het eerst bij de berging van de woensdag- en zaterdagmiddagen had Andrea Dona plaats hebben. i hij".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1957 | | pagina 7