6e kunst van het Bloeit noq voont QlasschilöeRen in neócRlanó e n glazeniers licht en kleur van schets tot raam Bi 9 CO Bi N O 9 zes ramen voor Meerburg de laatste fase ZATERDAG 8 JUNI 1957 DF IjKIDSE COURANT PAGINA 11 ¥^E KUNST VAN HET GLASSCHILDEREN en branden is al zeer oud, ook in onze lage landen. Want hoewel de oudste bekende glazen (vroeger in een Haarlems museum, maar later helaas naar het buitenland verkocht) uit Frankrijk afkomstig waren „waar deze prachtige techniek reeds in volle glorie toepassing had gevonden voordat de beoefening daarvan in ons land mogelijk was" (W. Bogtman), moeten we toch teruggaan tot het prille begin van de zestiende eeuw toen men reeds de achterstand op het buitenland volkomen had ingehaald en zelfs voorbijgestreefd. Het waren voor het merendeel kunstenaars uit de Zuidelijke Nederlanden die hier de kunst van het „glasschrijven" hebben gebracht, maar in het begin van de zestiende eeuw wordt toch al ge sproken van een Noord-Nederlandse school. Namen als Arnold van Nymegen, Bernard van Orley, Pieter Coucke van Aelst, de gebroeders Dirck en Wouter Crabeth in Gouda, de Leidenaars Cor- nelis Engelbrechtsz en Lucas van Leyden, Maerten van Heemskerck in Haarlem, hadden toen al reeds een goede klank. Zij zullen worden opgevolgd door een ganse rij van glasschilders totdat op het einde van de achttiende eeuw ook deze kunst in Nederland kwijnen gaat om eerst rond de laatste eeuwwending weer op te bloeien na honderd vijftig jaren van neergang. Aan Anton der Kinderen kan de eer gegeven worden het glazeniersambacht weer als kunst naar voren te hebben gehaald, gevolgd door R. N. Roland Holst en Willem van Konijnenburg. Uit de latere jaren zijn het Nicolaas en Jonas wier namen gebonden waren aan de kunst van het glasschilderen. WE KENNEN IN DEZE KUNSTUITING verschillen de technieken. Men kan zo veel mogelijk schilde ren, waarbij dus de beschildering van het glas primair is, men kan ook een raam opbouwen uit glasscherven die zelf de grondkleur dragen, waarbij de beschilde ring secundair blijft en slechts noodzakelijk is voor de detaillering van het beeld. Een raam in deze techniek uitgevoerd is dus een mozaïek van gekleurd en bijge schilderd glas. Hoewel de kunst van het glasschilderen nog steeds bloeit in ons land,' zijn toch de ware glazeniers gering in aantal. Fabrikanten van glas-in-lood bovenlichten en suitedeuren zijn er genoeg en wij zullen aan hun technisch vakmanschap niet twijfelen, maar zij zijn geen glazeniers in de kunst-ambachtelijke zin van het woord. Helaas zijn er in veel van onze kerken nog maar al te veel glazen te zien die wel met gedegen gereedschap zijn vervaardigd maar de liefdevolle hand en het keu rend oog van de kunstenaar hebben gemist. Schabio nen en randjeswerk, pinakels en gordijntjes met daar tussen of daar-tegen-aan de figuur van een of andere heilige. Aan hun aanblik gewend, zien wij de lelijk heid niet meer en we ergeren ons er niet meer over. Gelukkig komt er een keer ten goede, een kentering die beloften inhoudt voor de toekomst. Meer en meer wordt de glazenier-kunstenaar aan het werk gezet en, waar wij wisten dat ook de Meerburgkerk aan de Ho ge Rijndijk eerlang kunstvolle ramen zal bezitten, zijn wij op een zonnige namiddag Haarlemse straten en straatjes doorgewandeld op zoek naar de glazenier Karei Trautwein. WE KWAMEN LANGS EEN ONWEZENLIJK STIL oud-hollands grachtje. In kleine zijstraatjes en stegen lagen eeuwen verloren tussen oude geveltjes en pittoreske muurtjes met het brokkelige patijn van de tijd. Een kanten toren wees er met een peervormi ge spits naar boven. Grote meeuwen vlogen klapwie kend over het water van de gracht en het geluid van de stad klonk er van heel ver. Het bruin en bezonken rood van oude baksteen lichtte bij vlagen op in felle zonneplekken, die zelfs nog vonken sloegen in het niet al te heldere gracht water. We stonden in Haarlems oudste stadsdeel, de Baekenes, voor zo'n oud huis aan de voet van de Lie ve Vrouwentoren. Een huis met sfeer in dat spel van licht en kleur langs die oude wallekant, een woning voor een glazenier die immers ook werkt in het spelen van licht en kleur. De woning ook voor een kunstenaars echt paar want, is Karei Trautwein een kunstenaar in glas, zijn echtgenote is het met de naald, die steekje voor steekje en lapje voor lapje fraaie figuren opbouwt op het stramien naar eigen ontwerp of, een enkele maal naar dat van haar man. Glazenier en naaldwerkster, beiden beoefenen een kunst, in wezen geheel verschillend maar toch met punten van overeenkomst. Beiden bouwen aan hun werk, scherf voor scherf, lapje voor lapje, tot een ge heel van schone kleur en vorm. En voor beiden ig licht èn kleur noodzakelijk, dat ervaart de bezoeker wan neer hij het licht van door een raam vallend streepje zon ziet spelen over een uniek uitgevoerd wandvaan- tje „Sint Anna-te-drieën". Zó worden de zes absisramen in de kerk van O. L. Vrouw Onbevlekt Ontvangen, aan de Hoge Rijndijk. de letterlijke vervulling van de opdracht: „Neemt en eet". Op de achtergrond verschijnt reeds de aandui ding van het kruis, het offer van de volgende dag. In deze drie ramen is het Grote Zoenoffer weergegeven. De tweede trits van drie voert de beschouwer op de weg naar de glorie: de Verrijzenis, de overwinning op de dood, de doop van de Aethiopiër door Philippus, de dopeling opstijgend uit het water riaar het licht, en ten slotte het Pinksterfeest waar de Kerk van Christus definitief werd gegrondvest. Vooral in dit laatste raam toont Trautwein de beperking die hij zich heeft opge legd door slechts Maria en vier apostelen af te beel den. Het beeldritme van de glazenserie wordt daar door zo weinig mogelijk gebroken, want juist dit strak doorgevoerde ritme maakt de serie tot dat gave geheel die mede ten goede zal komen aan de sobere eenheid van het koor waarin de glazen zullen komen. DE ONTWERP5CHETSEN stonden in Trautweins atelier keurig ingelijst te pronk. En nu denkt u dat het aanbrengen van de ramen in het koor nog maar een kwestie is van een handomdraai. Eerlijk gezegd dachten wij dat ook maar we weten nu wel beter. Immers, van die betrekkelijk kleine ont- werpschetsen wordt nu een houtskooltekening op wa re groote gemaakt. Er kunnen dan evtl. nog kleine veranderingen worden aangebracht wanneer de kun stenaar dat nodig vindt, kleine wijzigingen in de com positie b.v., de verplaatsing van een bepaalde lijn, zo op het oog kleinigheden die echter het eindresul taat wezenlijk kunnen beïnvloeden. Deze houtskool tekening blijft in zwart-wit, wordt dus niet ingekleurd. De tweede fase: Houtskool-werktekening op ware grootte. F DE ABSIS, HET PRIESTERKOOR van de inwen dig geheel veranderde Meerburgkerk bevinden zich zes ramen die nu nog niet anders dan lichtdoor- latende vensters zijn, zij het dan van glas-in-lood. Zo neutraal mogelijk uitgevoerd zijn zij, vooral daar in dat koor, een summum van nuchterheid. Voor deze vensters heeft Karei Trautwein de begla zing ontworpen. De ontwerpen zijn door de liturgi sche commissie van het bisdom Roterdam goedgekeurd en het wachten is dus op de uitvoering. De ramen zullen een tweedelige toch aaneengeslo ten reeks vormen met een climax van de Annunciatie, het begin van het godsoffer, via de verlossing naar de grote resultante, het pinksterfeest, de definitieve stich ting van de Kerk. Geen overdaad van figuren, geen gedrang van symboliek, zélfs een hier en daar ver doorgevoerde beperking. De fondkleur is wit in verschillende scha kering, noodzakelijk omdat ook de kerkmuren waarin de glazen komen, in wit gehouden zijn. Muur en glas wordt daardoor, door de geleidelijke overgang van wit naar kleur, tot een ongebroken eenheid. HET EERSTE RAAM beeldt de Annunciatie uit, de boodschap van Gabriël aan Maria, gevolgd in het tweede glas door de voorzegging van Simeon in de tempel. Het derde raam, en daarmee de eerste trits afsluitende, toont het laatste Avondmaal, hier slechts verbeeld door de figuren van Christus en Johannis, diens meestgeliefde leerling die het lichaam van zijn Meester onder broodgedaante uit eigen hand nuttigt, Op een derde tekening, eveneens op ware grootte en gelijkvormig aan de voorgaande maar dan op dik, z.g.n. schablonenpapier, wordt zeer in het bijzonder aandacht geschonken aan de z.g.n. loodlijnen. Deze loodlijnen of -strips hebben een tweeledige functie, zij versterken èn raam èn tekening. Van deze, thans laat ste schets, worden de schabionen gesneden in de vorm die de glasscherven moeten krijgen waarmee het glas zal worden opgebouwd. Dan komt het gewichtigste werk: het uitzoeken van het glas op de goede kleur en tint, want daar staat of valt een gebrandschilderd raam als kunstuiting mee. Honderden stukjes glas vullen de monsterbak in het atelier, alle op kleur gesorteerd en elke kleur weer onderverdeeld in schakeringen van licht tot donker. In een bepaalde code wordt op de uitgesneden papier- schablonen kleur of tint genoteerd opdat de snijder van het glas zich niet zal vergissen. Dat houdt dus te vens in dat èn kunstenaar èn technicus volkomen op elkaar moeten zijn ingesteld. DE SCHERVEN GLAS worden nu volgens het pa troon op een lichtbak gelegd en waar nodig met speciale verf beschilderd. Omdat het glas zelfs reeds de drager is van de hoofdkleur, is de beschildering aanvullend voor de vormgeving; lijnen van gezicht, plooien van gewaad e.d., hoewel men met verf van bepaalde chemische samenstelling ook kleuren kan verdiepen of scheppen. Zilvernitraat b.v. geeft een bij zonder mooi geel. Tenslotte wordt het glas in een oven „gebrand" bij een temperatuur van ongeveer 700 graden. Hierdoor wordt de verf, die gemengd is met z.g.n. vloeiglas, als een dun laagje onverbrekelijk op de glasfragmen ten gebrand. Zeer belangrijk is ook de plaatsing van de loodlij nen. Wanneer men als leek een gebrandschilderd raam bekijkt zal men zich dikwijls afvragen waarom een bepaalde lijn juist daar is aangebracht, op een in le- kenoog toch onverantwoorde plaats. Deze plaats is ech ter gebonden aan de dubbele functie die de loodstrip heeft, n.l. de bevestiging van de scherven in het ge heel en het „dragen" van het beeld. Een loodlijn op een verkeerde plaats kan niet alleen technisch fout zijn door verzwakking van het glasraam dpch ook van de beeldende werking en de. lichtval. UET GLAS DAT DE GLAZENIER gebruikt is van een bijzondere structuur. Het is „levend" glas, nimmer geheel vlak, vertoont kleine putjes en bultjes, nerfjes, die aandoen als het craquelé bij oude schilde rijen, en kleine luchtbelletjes. Het wordt niet gego ten als het moderne vensterglas maar op de oeroude manier geblazen. De eerste vorm is die van een fles; als daar bodem en hals van worden verwijderd blijft een holle cylin der over. Deze holle rol wordt aan de binnenzijde met een diamant opengesneden en de snijlijn voorzichtig los geklopt Vervolgens wordt de cylinder tot op week worden toe verwarmd en zo getransformeerd tot een platte schijf. Een typisch kenmerk van op deze wijze gevormd gla? zijn de rond uitgevloeide „zelfkanten" in tegenstelling met de scherpe snijlijn. Wij zullen onze lezers niet verder vermoeien met technische details die groter in aantal en betekenis zijn dan wij in dit krantenartikel kunnen memoreren. Wij wilden er alleen maar mee aantonen dat wat hier in enkele regels druks als zo vanzelfsprekend eenvou dig staat opgetekend geen werk is van „een vloek en een zucht". Al die handelingen, van schets tot raam, vergen dagen, weken en maanden. Haast verdraagt deze kunstvolle arbeid niet, een gehaast kunstenaar brengt onherstelbare schade toe aan zijn schepping of hij zou de vonk van het genie met zich moeten dragen. IS DAT ALLES NU GESCHIED dan worden de scherven „in het lood gezet", de strips worden dan slechts aan één kant gesoldeerd. De glazenier kan immers nu pas goed zien of zijn werk goed is. Minu tieus zal hij detail voor detail het raam beschouwen. Onvolkomenheden kan hij nu nog verwijderen en verbeteren; het kan zijn dat hier of daar een kleur vlak moet worden veranderd omdat een goede licht werking zulks vraagt. Overstraling is altijd uit de boze maar het glas, ook het gebrandschilderde raam, moet toch zrjn elementaire functie als lichtopening blijven behouden. Heeft het kunstwerk genade gevonden in de ogen van de maker dan pas worden de loodstrippen aan beide zijden gesoldeerd en is het glas gereed om zijn dienst te gaan verrichten. Dat zal echter in de kerk van Meerburg nog wel even duren. Eer de granse trits van zes ramen prijken zal in het blanke koor achter het schoon gesneden gro te altaarkruis zal er nog heel wat water door de Rijn „vlieten". Dan zal de kroon op het werk zijn gezet: als het licht in het koor gezeefd zal worden door de kleuren der heiligenmantels tot een rood, goud en witglanzende omhuiving van de dagelijkse offerande. Wij hebben daar even, héél even, een glimp van ge zien, toen wij luisterden naar Trautwein, de glazenier, daar in dat oude huis aan die stille Haarlemse gracht. W. PRINS. zo'n oud huis aan een stille Haarlemse gracht, aan de voet van de oude Lieve Vrouwentoren. Boekbespreking „Olifanten", door E. Bruins en C. van Doorn. Uitg.: D. van Sijn en Zonen, Rotter dam. Een ervaren diergaarde-man en een journalist, die zich al vele jaren op het schrijven over dieren heeft toegelegd, hebben in samenwerking een boek het iicht doen zien, dat de levensgewoonten van de doorgaans zo goedmoedige dikhuiden behan delt. In hoofdzaak gaat het boek over de ervaringen, die de schrijvers hebben opgedaan in de Rotterdamse diergaar de „Blijdorp", maar ook hebben zij medewerking verkregen van vele olifantenkenners uit de gehele we reld. Het is een boeiend geheel ge worden, waaruit men vele treffende bijzonderheden kan putten over de „Dieren in duizend gedaan ten", door Frank W. Lane. Uitg.: Forum Boekerij. Ad. M. C. Stok, Den Haag. Er kan geen dier in de ark van Noë gezeten hebb, of Frank Lane heeft er in zijn „Dieren in duizend gedaan ten" wel een korte beschrijving van gegeven. Over functies, toilet, voort planting, voedsel, snelheden, kortom over duizend en een facetten heeft hij gegevens verzameld. De foto's waarmede het boek verlucht is, beho ren zeer zeker tot de beste, die in hun soort ter wereld ooit genomen zijn. Slechts waar Lane spreekt over de „sneeuwmens" van de Himalaya, gaat zelfs de meest objectieve lezer aan de waarheid van Je publicaties twijfelen. Ik was een Russisch meisje. Door Tanya Matthews. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen. Het is waarlijk niet zonder reden, dat het als roman geschreven levens verhaal van Tanya Matthews reeds zijn zesde druk mocht beleven. De ervaringen van de schrijfster als Rus sisch meisje en jonge vrouw, onopge smukt weergegeven in al haar felle realiteit, doen de westerling meer dan ooit beseffen van welke beteke nis de vrijheid is, die hij hier mag beleven. Men krijgt in dit boek een kijk op deze levensgetrouwe Sovjet- documentaire inzake begrippen, in stellingen, onderwijs, jeugdorganisa tie, huwelijk, recht, sociale verzor ging, huisvesting, enz. die de „ver wende westerling" zo nu en dan de haren te berge doen rijzen Bij het lezen van dit boek zal men het be grip vrijheid temeer waarderen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1957 | | pagina 9