VAN GAST-, LEPRA- EN PESTHUYSEN IN DE OUDE TIJD Moeizame groei van een u/erk van barmhartigheid BEDSTEDEN MET GORDIJNTJES Waar men langs ongebaande wegen gaat T* f ZATERDAG DE LEIDSE COURANT PAGINA IN EEN VORIG ARTIKEL, handelende over chirurgijns, barbiers en heelmeesters uit vroeger eeuwen, (verschenen in ons nummer van 23 maart), maakten wij kennis met de personen die aangewezen waren en zich geroepen voelden de lijdende mensheid met hun medi- cyn-conste te helpen, maar ook met de uitwassen en kronkelingen die daarmee door het wel zeer nederige peil waarop de medische weten schap zich in die dagen bevond, verweven en verbonden waren. Dat de verzorging in de middeleeuwse inrichtingen voor ziekenver pleging, in elke stad bekend als leproos-, gast- of pesthuysen, op een zelfde laag niveau stond, zij het dan dat we de liefde tot de lijdende mens hier buiten geding laten, zal niet anders dan duidelijk zijn. Wat die liefde betreft, deze was omgekeerd evenredig aan de technische ziekenhulp. De gast- en andere huizen, opgericht en in stand gehouden door zeer liefdadige mannen en vrouwen, dikwerf „tot heyl hunlieder sielen", vóór de hervorming als daarna zeker met dezelfde intentie ge dreven, waren in ieder geval de vrucht van de schone deugd van naastenliefde. In vele steden bestaan deze oeroude instellingen heden ten dage nog al is een vergelijking van het huidige met het vroegere peil vanzelf sprekend niet aan de orde. In Haarlem b.v. kennen we nog het Sint Elisabeths- of Grote Gasthuis als nog werkzame middeleeuwse stich ting, alsook het oude leprozenhuis dat echter thans fungeert als Stads armen en ziekenhuis. LEPROSERYEN EN PESTHUYSEN. TEN DER ERGSTE en vroegst be- kende besmettelijke ziekten was de lepra of melaatsheid. Reeds en kele eeuwen na het begin onzer jaar telling kwam deze ziekte in onze streken voor en nam door terugke rende kruisvaarders in de middel eeuwen nog in omvang toe. De door deze vreselijke kwaal aan getaste lieden moesten in afzonde ring leven in huizen die meestal buiten de stadsmuren waren ge bouwd. In Gouda vond de stichting van een leprosery reeds in 1394 plaats en wellicht was de angst voor de melaatsheid evenredig aan het medelijden met hen die met de ziek te waren belast. De patiënten moesten bepaalde herkenningstekenen dragen als zij buiten het huis vertoefden, o.m. be staande uit een wit lint om de "hoed. Zij droegen bovendien een z.g.n. la zarusklep om van verre reeds hun komst te kunnen aankondigen. Het waren houten instrumenten dié nog wel in musea worden bewaard en waarvan de meeste het wapen van de stad Haarlem dragen. Dat vindt zijn reden in het privilege van de „Leprosen-schouw" dat deze stad in 1413 van de Hollandse graaf Willem IV ontving. Bleek uit de schouw dat iemand inderdaad met melaatsheid was be smet dan kreeg hij de Lijf- of vuil- brief en de lazarusklep. Hij was practisch uit de maatschappelijke sa menleving gebannen en werd verwe zen naar de leprosery. Hier leefden mannen en vrouwen van elkaar ge scheiden, huwelijken tussen melaat sen waren streng verboden. Eenmaal per jaar hielden de lep- rosen een grote ommegang, veelal enkele weken voor vastenavond. Zij hielden dan „met wagen en trom- slagh" een bedeltocht door de stra ten, waarbij de ernstigste patiënten op wagens en sleden werden meege voerd om het medelijden op te wek ken, waardoor het schenken van aalmoezen werd gestimuleerd. Na de ommegang werden de leprozen in het gasthuis onthaald op schapen- of rundvlees, eendvogel, brood, bier en kruiden. Deze gewoonte bleef b.v. in Gouda tot 1613 in stand, daarna werd zij verboden vanwege de wanorde lijkheden, doch de feestmaaltijd bleef ook nadien gehandhaafd. Aan de geestelijke verzorging der melaatsen werd veel aandacht be steed, zowel in de katholieke als in de reformatorische periode. Het lep rozenhuis in Gouda had een eigen ka pel, de Sint Jobskapel, waar missen werden gelezen en later de her vormden zich dagelijks in gebed ver enigden. De bewoners waren „tot des Godshuys behoufft" tot arbeid verplicht; het handwerk bestond b.v. uit 'het maken van borstels doch ook landarbeid kwam voor. Was de dagtaak ten einde dan za ten de zieken onder het genot van een pint bier of op feestdagen een roemer wijn huiselijk bijeen. Elke patiënt kreeg per dag een rantsoen van twee pinten accijnsvrij bier. Ook was bepaald dat in de huiskamer een flink vuur moest branden. Er werd dus, hetzij uit angst hetzij uit mede lijden, (voor de hand ligt: uit beide overwegingen) voor de ongelukki- gen behoorlijk gezorgd. Van genezing was natuurlijk geen sprake. rVOK PESTEPIDEMIEëN waren in de oude tijd niet zeldzaam. Om streeks het midden van de 14e eeuw tastte de zwarte dood het gehele christendom „seer woedende aen", zodat er op vele plaatsen van de tien er nauwelijks één overschoot. De ziekte verbreidde zich als een olie vlek over geheel Europa en vergat geen enkele stad of dorp. Men kende echter in die dagen nog geen afzonderlijke verpleeghuizen voor pestlijders. Dezen werden in hun eigen woning verzorgd en met een bepaald teken werd het huis dan besmet verklaard. Dat teken kon zijn een bundel stro of een lap wit lin nen en omdat voor de analphabeet geen andere aanduiding mogelijk was bleef de strowis lange tijd in gebruik. Rond 1650 echter werd ze vervangen door de letter P., ,van bliek ge- maeckt". Voorzorgsmaatregelen nam men te over, zwak echter waren de wapenen waarmee men de pestilentie kon bestrijden. Is het wonder dat men vaak wan hoopte aan 's mensen kennen en kunnen? Daardoor is het ook ver klaarbaar dat in die tijden omme gangen en processies werden gehou den. In Gouda moesten deze drie maal per jaar plaats hebben, waar van eenmaal op de feestdag van Sint Jeroen, 30 september. Later werden pesthuysen inge richt, zoals de melaatsen hun lep- rosey hadden, toen men tot het in zicht was gekomen dat de verpleging van aan pest lijdende personen niet langer in een gewoon huis mocht worden toegelaten. Een pesthuys stond onder toezicht van een binnen vader en -moeder en er werden pestdragers en pestmeesters aange steld voor de verpleging. De ziekte hield soms schrikbarend huis, van Besmettelijke ziekten, afgeweerd door dikke muren en brede sloten. Het Leidse pesthuis, thans Leger, en Wapen museum, aan de Pesthuislaan. de 588 gevallen van pest, die in Gou da tussen'de jaren 1617 en 1635 voor kwamen waren er 325, dat is dus 56 met dodelijke afloop. Vóór de reformatie hadden zich vooral de Ccllebroeders of Alexianen het lot van de pestlijders aangerok- ken. Dat waren lekebroeders, oor spronkelijk gekleed in een grijze pij, later in een zwart kleed, die het ge vaar van besmetting niet tellende zich wijdden aan de verpleging van de patiënten en het begraven van de overledenen. Zij ontvingen voor dit werk van de stad geen enkele ver goeding anders dan „twee halve va ten butters (boter)" en moesten in hun gemeenschappelijke onderhoud voorzien door aalmoezen te vragen en door handarbeid. Hun zelfopof ferend werk nam een einde in 1572 toen hun kloosters werden opgehe ven, doch niemand in de stad Gouda bleek bereid het werk van deze cel- lebroeders-pestdragers over te ne men. HET GASTHUYS. QVER DE GASTHUIZEN valt in het kader van dit opstel eigen lijk maar een bitter beetje te ver tellen. Het waren nl. niet op de eer ste plaats inrichtingen tot het ver plegen van zieken maar veeleer een instelling waar onderkomen zwer vende passanten en ouden van dagen een onderdak vonden. We moeten de benaming „gasthuys" dus nemen in de letterlijke zin. Zoals we zagen waren voor de lij ders aan de beide beruchte besmet telijke ziekten lepra en pest, afzon derlijke huizen ingericht. De gewone zieken werden thuis (bij zich of bij anderen) verpleegd, zeer zeker zij die aanzienlijker waren dan „het ge mene volck", en ook hadden de chi- rurgyns in hun woning wel gelegen heid geschapen om de zieken die zij moesten behandelen op te nemen. Het staat in elk geval wel vast dat de oorspronkelijke opzet van de gast- huysen is geweest de opname en de verpleging van mannelijke en vrou welijke zwervers, bedelvolk dat in die tijden bij horden de wegen be volkten en onveilig maakte. Later werd het doel uitgebreid door de opname van ouden van da gen die zich in het huis konden in kopen; daardoor kregen vele gast huizen de naam van Pi-oven iershuis, onder welke benaming wij ze nog in vele Hollandse steden kunnen terug vinden. Aan het einde van de 18e eeuw bezat het gasthuys te Gouda (om ons tot deze stad te bepalen) twee rui me zalen voor de verpleging van mannen en vrouwen afzonderlijk. De zieken werden gelegd in vast staande bedsteden, ter weerszijde te gen de muur aangebracht en van gordijnen voorzien Deze „ziekenza len" ontvingen licht en frisse lucht door vensters die hoog boven de bedsteden waren gemaakt Zo iemand aan enige ziekte laboreerde en ver langde in het gasthuis te worden on genomen, dan moest hij zich tot de Chirurgyn van de godshuizen wen den, die het geval examineerde en dan onder zekere bepalingen verlof kon geven tot opname. Altijd lag daarbij de intentie voorop dat zij, „wier armoede en gebrek het hoog- gaanst en de ziekte het gevaarlijkst" was bij voorkeur geplaatst werden: zwangere vrouwen en lijders aan venerische ziekten waren echter uit gesloten. In die tijd was het gast huis echter reeds grotendeels in pro veniershuis veranderd, „zijnde van de 55 bedsteden er 41 geoccupeerd, zo door suppoosten als door perso nen welke van tijd tot tijd op last van de Raad van Gouda in het ^uis opgenomen worden". Hieruit blijkt dus dat slechts een klein getal (14) bedsteden voor zie ken openstonden, al waren er ook nog kribben die in tijdfen van grote nood konden worden gebruikt. DE TUCHT WAS STRENG. f^E TUCHT in die oude huizen was over het algemeen zeer streng, tenminste in de beginperiode van hun bestaan. Dat was in die dagen wel nodig als we weten uit welke volksklasse de eerste gasten waren gerecruteerd. De passanten mochten slechts één nacht in het huis verblijven doch zij keerden regelmatig terug. Zij wer den ondergebracht in een gedeelte dat de Baajert genoemd werd, een woord dat herinnering oproept aan ons moderne „bajes". Die overeen komst is niet zo gek als ze wel lijkt want het kon er in de baajert soms zó rumoerig toegaan dat de hulp van de schiut en zijn rakkers meermalen moest worden ingeroepen; onder de belhamels waren recidivisten en professionele leeglopers. Om de animo voor dergelijke „on- sedicheden" wat af te remmen werd zelfs een poenale verordening ge maakt die niet mals was. Want er plachten veel landlopers en „spec- haelers" in het gasthuis te komen die „veel gewelds ende onsedicheyt" in land en huis bedreven. Daarom liet de baljuw op de Goudse sluis boven het water een z.g.n. kaak zetten om de boeven die misdaan hadden te corrigeren, .dewelcke die men daer- boven anhangen sal in een mande also lange ter tyt toe, dat sy hem- selve mit enen messe offsnyden ende vallen in het wp't". Het is niet bekend of velen zich zwemlustig hebben getoond, noch of deze straf op de lange duur blyvend afdoende is gebleken. En hiermede besluiten wij ons tweetal artikelen waarvoor wij de stof ontleenden aan het boek van dr J. Bik: „Vijf eeuwen medisch le ven in een Hollandse stad". De lezer die van de besprokene en nog veel andere zaken over „chirur- Afbeelding van de Lazarusklep, het instrument waarmee in de middel eeuwen de melaatsen hun medebur gers waarschuwden. Op de klep Is het wapen van de stad Haarlem ingebrand. (111. uit dr. J. Bik, „Vijf eeuwen med. leven in een Holl. stad"). gyns, pesthuysen, apothecarissen en vroedvrouwen" meer wil weten, weet nu waar hij de lectuur kan vin den. Het boek is voortreffelijk uit gegeven door W. v. Gorcum en Comp., te Assen. (Van onze verslaggever) LEERSUM (P P). „Honderden dieren zou men nodig hebben om het voedsel, dat wij theo retisch samenstelden, in de praktijk te beproe ven", vertelt ons de heer Hoogerbrugge, we tenschappelijk medewerker op de proefboer- derij „Schevichoven" te Leersum. Wij smaakten het genoegen met hem een rondgang te mo gen maken over de uitgestrekte terreinen van deze pracht boerderij, die eigendom is van het „Centraal Veevoeder Instituut", een instelling van 8 mengvoederfabrikanten, die op deze wijze hun produkten aan de praktijk willen toetsen, alvorens zif op de markt worden ge bracht. bepaalde samenstelling noemen, in de toen we bij de stallen van de koeien praktijk willen beproeven", gaat de heer kwamen. Op deze proefboerdetij gebruikt ls dus naast de voeding vooral aan de Hoogerbrugge verder, „dan mogen wij men een zogenaamde open loopstal. Dat huisvesting en verzorging te danken, wat de resultaten betreft er niet slechts wil zeggen, de koeien staan niet vastge- Doordat de mens zich hier niet te veel op afgaan, dat de dieren er beter of min- bonden, maar lopen los in de stal. De met de dieren bemoeit, tracht men de der goed op reageren, want daarbij kun- mest wordt niet verwijderd, maar elke zorg van het moederdier voor de jongen nen zekere erfelijke factoren een rol dag bedekt met een laag stro. In de te stimuleren. spelen, d.w.z dat twee dieren van het- ioop van een winterseizoen „rijzen" de Zijn de biggen eenmaal groot genoeg, dan zelfde ras volkomen verschillend kunnen koeien daarom ongeveer één meter. kunnen ze als proefdieren worden ge- 22ZSL.S dezeifde uitwendige om- Bovendien ls er een buitenloopplaats bruikt. Ze worden dan ondergebracht In standigheden, bijvoorbeeld hetzelfde voer. waar zij dag en nacht heen kunnen gaan moderne hygiënische afdelingen, aan de Worden er derhalve met bepaalde proef- aangezjen de deuren steeds open blijven ene zijde van het gebouw voor groeps- mengsels verschillen gevonden in groei- en zodoende kunnen de dieren dus gere- voedering, aan de andere kant voor indl- snelheid, voerverbruik enz., dan be,1<>eft geid een frisse neus halen. Dit laatste viduele voedering. Op die manier is men in dit geval niet alleen de samenstelling heeft geleid tot merkwaardige resultaten. in staat de reacties van de dieren op het van o m" or 'nn *r,an'" bleek namelijk, dat de koeien zelfs verstrekte voedsel nauwkearig te volgen. bij strenge vorst er wel wat voor voel- Regelmatig worden ze gewogen en keu- rige lijsten boven de hokken geven nauw- keurig aan hoe de proeven verlopen. Op deze manier is men in staat weten van het voeder de oorzaak te zijn, ook de erfelijke aanleg. Om deze moeilijkheid te ondervangen, zouden wij zeer veel proefdieren in elke proefgroep nodig hebben om zodoende meer zekerheid te hebben, dat de groe pen betreffende erfelijke eigenschappen meer met elkaar overeenkomen. Gemak kelijker is het dus, wanneer men over dieren beschikt, die veel eigenschappen met elkaar gemeen hel en. Dit kan men bereiken o.a. door inteelt. De dieren worden dan steeds meer eenvormig, maar dat heeft ook weer bezwaren. Bij runderen bijvoorbeeld, die slechts éénmaal per jaar een kalf krijgen. Centraal Veevoeder Instituut, proefstation waar op weten schappelijke wijze het voer voor nederlands vee wordt sa mengesteld en getest. schappelijk samengesteld voeder te tes ten op correcte wijze. Men gaat niet over één nacht ijs. Zonodig wordt de proef met een andere groep herhaald om zeker te zijn van de resultaten. Pas dan wordt aan de fabrieken het recept gegeven waarvoor de professor, dr. W. K. Hirsch- feld, borg staat Controle en nog eens controle OM ZEKER te zijn, dat de fabrikanten den om eens naar buiten te gaan soms in de sneeuw heerlijk lagen te her kauwen, zonder dat dit nadelige gevol- het zeer lang duren, alvorens men de gen opleverde voor haar conditie en pro- beschikking had over een aantal geschik- duktie. Bovendien bleken voor dit sys- zich ook aan het verstrekte recept hou- te proefdieren. teem verschillende, nogal eens optre- den, heeft de Stichting Veevoeder On- Voor varkens ligt dit iets gunstiger, aan- dende kwalen te worden voorkomen, derzoek in Utrecht een laboratorium, gezien men hier mag rekenen op 2 maal ZOals uierontsteking, „stille bronst", stal- waar regelmatig monsters worden onder per jaar 8 tot 12 biggen en bij het pluim- benen en dergelijke. zocht op hun samenstelling, zodat men vee is het nog eenvoudiger, omdat men De reaultatel dle men hler met di, sys_ steeds controle heeft op de door de fa- hier vele tientallen nakomelingen per t hehaalde waren en ziin zeer be- brieken vervaardigde mengvoeders. Bo- jaar kan krijgen en deze dieren vroeger vendien vindt op de mengvoederfabriek volwassen zijn. minstens éénmaal ln de tien dagen een Een andere oplossina Vrijheid en harden controle plaats wat betreft de kwaliteit v van de grondstoffen en de menging. TOCH HEBBEN wij gezocht naar een OOK MET de varkens volgt men een andere oplossing en vonden die door soortgelijk systeem. De dieren die hier „pLrhnHcc h.^_ bastaards ,e fokken Op erfelijkhcidsge- voor de produktie gebruikt „orden zij» J;!*™, Al dl, w^scS^pp.- bied doet zich namelijk het verschijnsel bastaarden van het bekende Nederlands *1 t j iijke werk werd voor hen gedaan om te voor, dat bastaarden onderling meer uni- Landvarken en een zelf gefokte stam komen tot een prima kwaliteitsvoer, dat form zijn, dan de rassen waaruit ze zijn wildkleunge varkens. Elke zeug heeft de feoer Jn stMt gtelt ecQn voortgekomen, daar deze rassen meestal hier een eigen hok en een eigen terrein, verant„0<)rde wlj2e 2lJn „edri)( ,e niet meer raszuiver zijn. waar het dier koning is. Het hok is zeer Hierbij ontkomen wij dus aan de voor- eenvoudig gebouwd uit een aantal balen waarde onze voederproeven te moeten stro, biedt beschutting en warmte, verrichten met een zeer groot aantal die- Hier komen ook de biggen ter wereld ren en ten tweede vooral wat de runde- buiten het voederen bemoeit men zich ren betreft, zijn wij niet genoodzaakt niet i eerst vele jaren te besteden aan Inteelt dieren Het gevolg is dat de varkens horoderTbe's^hlk'toover een ruimte om gesctukte dieren te verkrijgen. Hier- hoewel de dieren gehard „orden, toch bu| natuurlijk atge2el met gaaSi doch bij maakt men gebruik van de kruis,ng betere resultaten afwerpen, dan in t „aarva„ de bodem „ok u|, bastaat tussen Roodbont Maas-Rijn-IJssel vee en algemeen, daar de biggensterfte nog geen 0n d)(, declmeters boven da „„„g Roodbont Fries-Hollands vee 10V. bedraagt, ondanks dat er geen kunst- h Hlardoor wordt voorkomeni dat Dat men naast de voeding ook op ande- matige verwarming wordt toegepast Dit da dl(,rcn ander voad!el tot 2ich neman dan het hun verstrekte voedsel, terwijl tevens de kans op bepaalde ziekten belangrijk verminderd wordt. Door drinkgoten loopt stromend water, zodat de die ren steeds over fris drinkwater beschikken. Uit alles wat men hier ziet, spreekt vernuft, alles wat de die ren ten goede komt, is hier uitgevoerd in de praktijk, zodat wij mogen opmerken, dat naast het eigenlijke doel van deze proefboerderij, het beproeven van het voedsel, er annex gezocht wordt naar methoden om op economisch verantwoorde wijze de dieren in zo goed mogelijke conditie te brengen en te houden. De ontdekkingen op dit gebied kunnen de nederlandse boeren ten nutte komen, want men biedt gaarne voor lichtingen waar dit mogelijk is. Hier wordt door een kleine staf van wetenschappelijke werkers, gesteund door een groepje praktische mede werkers, zeer belangrijk werk verricht ten bate van de nederlandse boer en zijn bedrijf, een werk waaraan allen die wij spraken, zich met liefde geven. (Nadruk verboden) Hetzelfde geldt voor het pluimvee. Gro te ruimten bevolkt door een eenheids- type, vormt hier het materiaal waarmee werkt. De outillage ls perfect, zoals trouwens in het gehele bedrijf, dit om zo rulver mogelijk ,e kunnen werken. De

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1957 | | pagina 13