ik
Vorstendom Liechtenstein
EEN VERRASSEND BEZOEK
Kamerplanten
AAN HET KLEINE
Onafhankelijk prinsdom, omsloten door republieken
ONTMOETING OP DE
LATE NAMIDDAQ=
De eend is voor de Chinees
een geliefkoosde bout
DE LETDSE COURANT
Midden tussen de Duitse, Italiaanse,
Franse en Oostenrijkse republieken
en aangeleund tegen dat meest de
mocratische gemenebest, genaamd
Zwitserland, ligt als een reliek uit de
middeleeuwen het Vorstendom Liech
tenstein.
Het gehele Vorstendom telt 11.000
inwoners (allen katholiek) en het
gebied van de Prins van Liechten
stein beslaat 159 vierkante kilometer,
waarvan de helft niet veel meer is
dan een berg woestenij van rotsen en
kloven.
Zodra ge met de trein het grond
gebied van het kleine vorstendom
binnenrijdt een sneltrein rijdt er
in 10 minuten dwars doorheen
merkt ge dat meteen aan de unifor
men van het spoorwegpersoneel, aan
de kleuren van de afscheidingen en
aan de vlaggen. Het is alles rood
blauw, de kleuren van het wapen,
dat ook op de achterzijde van alle
Liechtensteinse auto's prijkt naast de
landsletters: F.L. (Fürstentum Liech
tenstein).
Het prinsdom heeft ook zijn eigen
postzegels, die bij postzegelliefheb
bers sterk in trek zijn, ook omdat er
vele gelegenheids-postzegels worden
uitgegeven.
In de „hoofdstad", Vaduz geheten,
is het altijd druk van filatelisten en
ook al van al degenen, die dit merk
waardige onafhankelijke staatje ook
eens willen bezoeken.
Dit toeristenbezoek bezorgt een
rijke broodwinning aan het landje,
dat er zeer welvarend uitziet. Het
normale hoofdmiddel van bestaan is
de veeteelt, maar het is de faam van
de vorstelijkheid welke de welvaart
boven het gewone peil brengt. En
ook de vrijgevigheid van de prinse
lijke familie zelf welke als niet
bepaald onbemiddeld bekend staat!
Het prinselijk wapen.
zorgt ervoor, dat het staatshuis-
houden uit een royale, in dit geval
vorstelijke beurs kan worden gevoerd.
De prinsen van Liechtenstein heb
ben voorheen, in de keizerstijd, al
tijd in Wenen geresideerd, maar
sedert jaren zijn zij weer terugge
keerd naar het voorvaderlijke slot,
dat op een berghelling boven Vaduz
dit plaatsje (en het gehele Rijndal)
beheerst.
Het is, wanneer het warm is, nog
een hele klim, maar toen wij een be
zoek aan Liechtenstein brachten, was
het april en bovendien vrij laat in
de namiddag, tegen 6 uur.
Zoals het op vakantiereizen ten.
minste op ónze vakantiereizen
meer voorkomt, hadden we de gehele
dag niets gegeten. Na ons in Vaduz
eerst gesterkt te hebben en gelaafd
te hebben met Vaduzer-bier, klom
men wij met nieuwe moed de hel
ling naar het kasteel op.
Omdat het al zo laat op de middag
was, kwamen we geen toeristen meer
tegen, en we begrepen wel, dat er
geen kans meer op was het kasteel
te bezichtigen. (Het is niet te be
zichtigen, maar dat was ons onbe
kend). Doch we wilden er dan tooh
ook „geweest" zijn.
Toen wij ter hoogte van het kasteel
hijgend waren aangeland, zagen we
een grijze, in 't zwart geklede dame
toch nog langs een paadje naar het
kasteel gaan. In de veronderstelling,
dat het ook een toeriste was, vroegen
wij. of wij ook mee konden gaan.
Zij antwoordde uit de hoogte
want het pad lag wat hoger
zeer vriendelijk: „Ja, kommen Sie
nur!" (Ja, komt u maar).
Bij de ijzeren slotdeur gekomen,
haalde de oude dame een sleutel uit
haar tasje en bij het openen van
de deur begonnen plotseling overal
onraad-schellen te schreeuwen.
Wie de oude dame was, kon ik
niet thuis brengen, want overal be
neden in Vaduz in iedere winkel,
in ieder restaurant had ik inge
lijste foto's zien hangen van de prin
selijke familie, een jeugdig echtpaar
met vier kleine kinderen.
Het was een zeer vriendelijke dame,
die mij wat van de geschiedenis van
het kasteel vertelde en de schil
derachtige binnenplaats liet zien,
waarna ze mij voorging naar de in
tieme en met kostbare middeleeuwse
kunstwerken getooide huiskapel en
aangrenzende vertrekken.
Mijn vriendelijke geleidster veront
schuldigde zich, dat ze niet méér van
het slot kon laten zien, omdat het
bewoond was „en het niet zo groot
is als het wel schijnt".
Over het binnenplein teruggekeerd,
stak daar juist een in keurig zwart
wit gestoken kamer-juffrouw over,
bij wie de dame informeerde, of een
bepaald (mij onbekend gebleven)
ander gedeelte van het kasteel open
was. Dat was niet het geval.
Nu moet ik nog even vertellen,
dat het op de binnenplaats in de ver
killende april-avond nogal tochtig
was. Ik had dus, uit bezorgdheid, al
een paar miaal gevraagd, of zij haar
mantel niet wilde sluiten en dat het
toch veel te koud was; en al die tijd
fluisterend, terwijl wij in de ka
pel waren hadden wij zeer ge
zellig met elkaar gekeuveld over
Liechtenstein en over Holland.
Aan de eerbiedige houding en de
eerbiedige antwoorden van de kamer-
juffrouw bemerkten we echter wel,
dat de oude dame een zeker aan
zien genoot. Nadat wij nog even had
den gepraat en ik haar hartelijk had
bedankt voor haar vriendelijkheid,
nam zij met een handdruk afscheid.
De kamerjuffrouw bracht me naar
de grote poort.
„Wie was die dame, die me zo
vriendelijk heeft rondgeleid?"
„Dat is Hare Keizerlijke Hoogheid,
de moeder van dé Prins van Liech
tenstein".
Toen gingen de ijzeren deuren sta
tig achter me dicht.
Wij hadden in het kasteel van het
Prinsdom Liechtenstein tot „gids"
gehad H.K.H. Elisabeth van Habs-
burg, een zuster van de in 1914 te
Sera je wo vermoorde troonopvolger,
aartshertog Frans-Ferdinand.
En we hadden dus heel genoegelijk
en vrij-uit lopen praten met een verre
verwante van onze keizer Maximi-
liaan en onze keizer Karei V.
4
De vorst en vorstin van
Liechtenstein.
Als een arendsnest ligt het kasteel boven het stadje Vaduz.
Maar nog was aan de verrassingen
geen einde gekomen. Het pad weder
afdalend, kwamen we een dame tegen
met twee kleine kinderen, die bloe
men geplukt hadden.
Na de eerste verrassing enigszins
Op onze hoede en omdat we in het
restaurant beneden de ingelijste foto
hadden zitten bestuderen herken
de ik onmiddellijk de Vorstin van
Liechtenstein met een prins en een
prinsesje. We gingen dus terzijde vau
het pad staan en wensten haar na
een buiging goedenavond, waarop zij
met een vriendelijk knikje een weder
groet antwoordde.
's Avonds zaten we in een smake
lijk hotelletje in Balzers in het
zuidelijk gedeelte van het vorsten
dom het „Liechtensteiner Volks-
De binnenplaats van het slot
Liechtenstein.
blatt" te lezen en troffen op de voor
pagina in een feestrand de onder
staande gelukwens aan:
FüRSTEN GINA
entbieten wir zum Namensfeste
Ehrerbietigste Glückwünsche.
Toen hebben we samen met de
kastelein en andere gasten, ter vie
ring van dit voor ons gedenkwaardig
bezoek aan het Vorstendom Liechten
stein, het glas geheven!
UIT HET VERRE OOSTEN
Delicatesse uit
afval opgefokt
'THEORIE EN PRAKTIJK, die fei-
telijk als eensgezinde broeders
naast elkander moesten blijven, blij
ken dikwijls als Kaïn en Abel te zijn;
ze komen vaak met elkaar in tegen
spraak. „Schijn bedriegt", zegt men
wel eens en de spreker, die deze
wijze woorden voor zijn gehoor uit
eenzet, kan rekenen op een luid ap
plaus. Desondanks worden mensen en
dieren veelal vals beoordeeld naar
uiterlijke eigenschappen van kleur,
vorm, geluid etc. Een Neger schijnt
door zijn zwarte huidskleur minder
waardig te zijn. Iemand met een iet
wat eigenaardige naam wordt al
spoedig van de sollicitatielijst ge
schrapt, want zo een kan men niet ge
bruiken. De arme ezel, die beter dan
welk ander dier de grootste lasten
veilig langs onbegaanbare kronkel
paden draagt, is en blijft steeds een
spreekwoordelijke domheid!
Kraaien, raven, uilen en eenden
staan door htm kleur of geluid laag
in de volkswaardering aangeschre
ven. Tekenend is dan ook de „grap
pige" uitlating van Lode wijk Napo
leon, die een tijdlang met tegenzin
koning van Holland was, dat ons
landje bestond uit „Canaux, Canards,
Canaille", een land van kanalen,
eenden en rapalje! Inderdaad niet erg
vleiend voor ons mooie vaderland en
zijn bewoners, noch voor die echt
Hollandse watervogel, de eend! En
na dit pleidooi durf ik dan mijn
verhaal te beginnen, l.1 is dan ook
de „hoofdpersoon" eeneend!
r\E PHOENIX is een legendarische
U vogel. Men verhaalt, dat hij na
zijn dood ten leven herrijst. Ik ver
tel U echter geen onware sprookjes,
maar echte, typische en welhaast on
gelofelijke Oosterse toestanden, waar
bij de slimme Ohinees en de tropische
zon een voorname rol spelen. De eend
speelt hierbij de rol van Phoenix. Ze
is in het Oosten en vooral voor de
Chinees, een zeer geliefkoosde bout.
Bij elke feestelijke gelegenheid is ze
een onmisbaar gerecht. Op een mijner
reizen gebruikte ik met een Chinees
heer van de legatie in Berlijn, de
maaltijd in het hotel „Terminus" in
Marseille. De Chinees trad op als mijn
gastheer, en tot grote verbazing van
kellners en mijzelf bestelde hij een
gebraden eend, alsof het een dage
lijks voorkomend gerecht betrof! Het
was inderdaad voortreffelijk! Dit
voorval, een uit vele, verklaart me
de, dat praktisch elke Chinese platte
landsbewoner, veel meer dan hier
te lande, een groot aantal eenden
houdt.
De eendenwereld in Singa
pore. In de randstreken rondom
de eigenlijke Chinese millioenenstad,
vindt men aan de kust want Sin
gapore ligt feitelijk op een eiland bij
de punt van het schierleiand Malakka
cocosnotenplantages, waar duizen
den eenden worden gefokt en waar
men elkander niet kan verstaan door
het oorverdovend gekwaak. De Chi
nees heeft zijn eendenkolonies heel
handig ingericht. De opgegroeide
„jongelingschap" trippelt vrolijk
dooreen op eigen terrein. Dit wordt
dagelijks tweemaal door de vloed van
het water- overspoeld, waardoor een
rijke toevoer van visjes, krabben en
andere weggeworpen etenswaren uit
de reinigingsbakken der stad wordt
aangevuld. Dit rijke maal wordt door
de jongelui onder drukke conversa
tie verorberd, terwijl de eendenmoe
ders elkaar in enthousiaste bewoor
dingen verhalen over het ei, dat zij
hebben gelegd. Naast dit terrein ligt
dat van de oudere generatie. Het is
van het eerste afgescheiden door een
barrière van een halve meter hoog
te, die is opgebouwd uit de dikke
buitenbasten van de cocosnoten, en
wonderlijk genoeg is deze lage goed
kope afsluiting voldoende, want geen
enkele eend is in staat deze barrière
te overschrijden. Hier genieten met
rechtmatige trots de veteranen een
aangename rust, dagelijks toenemend
in omvang en gewicht, totdat zij ein
delijk hun „zwanenzang" kwekken
en als volwaardige produkten in
„bruine mantels" op de tafels der
Chinezen de tongen gaan strelen. Tot
zover wijkt het leven van de oosterse
eendvogel niet veel af van zijn wes
terse rasgenoot. Doch in tweeërlei op
zicht wekt hij de verbazing der wes
terse wereld.
Luistert U maar verder!
Het wonderei.
Beelden uit mijn kuiken.
JAREN. De kuikens, die op de
grote onderneming ter wereld ko
men, moeten zorgvuldig worden op
gekweekt en gevoed. Ook hier komt
de schranderheid van de Chinees tot
uiting op een wijze, die ons, Wester
lingen, misschien w£.t onhygiënisch
of onappetijtelijk voorkomt, maar in
het oosten heel natuurlijk is. De stads-
reinigingsdienst in de Chinese buiten
wijken is veelal nog ouderwets. Het
„tonnenstelsel", zoals wij dat jaren
geleden ook in onze steden aantrof
fen, is overal ten plattelande in ge
bruik. De inhoud, die ook dikwijls
vermengd is met de „as" der vergane
voorouders van de eendvogelfamilie,
wordt in kolossale cementen bakken
verzameld, waar de natuur een
krioelende massa maden ontwikkelt.
Deze wormen vormen het voedsel
voor de opgroeiende kuikens. Zo
zorgt de natuur ook hier weer voor
de toekomst van de jonge generatie.
Wat hier plaatsvindt, mogelijk op
een voor ons griezelige en onsmakelij
ke wijze, geschiedt tenslotte in vele
gevallen in het dieren- en planten
leven!
De U welbekende banaanplant
schiet aan haar top een rijkbeladen
tros vruchten uit. Tegelijkertijd heb
ben zich rondom de stam jonge
scheuten ontwikkeld. Als de vruchten
van de moederbanaan tot rijpheid
zijn gekomen en worden afgekapt,
sterft de moederstam af en gaat over
tot een rottende ontbinding, die op
haar beurt weer een krachtvoeder
wordt voor de opschietende jonge
scheuten. Geen wonder, dat het gran
dioze scheppingswerk en de wonder
baarlijke instandhouding van het le
ven in de litteratuur der volkeren
wordt voorgesteld als een Phoenix,
die steeds weer uit haar as her
rijst, of als een pelikaanvogel, die
wordt afgebeeld als een moeder, die
met eigen bloed haar nageslacht voedt,
en het veilig voortleidt als een af
schaduwing van de alles besturende,
zorgvolle Schepper van het heelal!
toeng sieng foe.
Fuchsia en gloxinia
VELE HUISVROUWEN zijn gesteld
op de ouderwetse fuchsia. In de
maand maart dient men de fuchsia in
te snoeien en te verplaatsen naar
een warmer plekje, liefst daar waar
zij kan profiteren van de morgenzon,
maar vooral: een licht plekje, 's Zo
mers vooral moet zij kunnen profi
teren van volop frisse lucht.
De fuchsia houdt van rust, mei?
laat haar dus zoveel mogelijk op het
zelfde plekje staan, om het afvallen
van de bloemknoppen te voorkomen.
Gieten doen we geregeld en even
eens geven we op gezette tijden
kunstmest. Ook is de plant gesteld
op geregeld afspuiten.
Heeft men de beschikking over een
tuin, dan staat ze graag, 's zomers bui.
ten, maar in septembe moet ze weer
naar binnen. Dan plaatsen we haar
in een koele kamer, desnoods in de
kelder, maar in elk geval op een
vorstvrije plaats. Dat is de rusttijd
en mag slechts heel weinig gegoten
worden, echter volstrekt geen mest
geven.
Willen we een stek nemen, dan
doen we dat in de zomermaanden.
Deze stekken plaatsen we in een
mengsel van bladgrond en mestaarde.
Om verdamping tegen te gaan, plaat
sen we er een jampot over. Bespeu
ren we groei, dan geven we weer
water en af en toe kunstmest.
Het komt wel eens voor, dat de
fuchsia 's zomers haar bloemen laat
vallen, dat is veelal gelegen aan het
feit, dat de plant te weinig frisse
lucht heeft gekregen. Piaats haar
dan zo mogelijk buiten en u zult zien,
dat ze weer aardig ophaalt.
en haar verzorging
De gloxinia.
IN MAART moet de oude aarde
van deze mooie plant met haar grote
fluweelachtige bladeren, verwijderd
worden, waarna we Je knol weer op
potten in voedzame aarde van oude
bosgrond, oude koemest en scherp
zand. Dan is ook de tyd weer aan
gebroken, dat we weer matig water
beginnen te geven en haar een
plaatsje geven daar waar het licht
is en warmer. Zodra we hernieuwde
groei bespeuren, geven we ook weer
kunstmest en wachten verder de
bloei af.
De bloeitijd valt hoofdzakelijk van
begin mei tot in de nazomer. Deze
plant staat niet graag in de zon; als
we hiervoor zorgen, kan ze maanden
achtereen bloeien. Staat ze wel in de
zon, dan gaan de bladeren slap han
gen en bestaat er grote kans, dat de
gevreesde bladluis optreedt
Een venster op het noorden of
noord-oosten is zeer goed en zorg
daarbij tevens voor een zo koel mo
gelijke omgeving.
We zorgen voor volop water, liefst
de pot op een omgekeerd schoteltje
plaatsen, zodat er steeds verdamping
kan plaats hebben.
Tijdens de bloei geven we eens in
de week kunstmest en houden dit vol
totdat de bladeren gaan verwelken.
Dan zetten we de bemesting stop en
geven eveneens geen water meer.
De knol moet dan afsterven en be
waard worden in de pot op een droge
plaats, niet te koel, b.v. in een kast.
Hier wachten we de maand maart
af, waarin we de oude maand maart
verwijderen, zoals in de aanhef van
dit artikeltje is omschreven. Op deze
wijze behandeld, kan r'e plant lang
goed blijven en kunnen we er veel
genoegen van hebben.