Algemene woningtelling van 1956 levert voorlopige cijfers op KANO 30 pet. van de woningen wordt bewoond door huiseigenaren K.N.A.C.-voorzitter uit zijn zorgen over het toenemend verkeer Afgelopen jaar kenmerkte zich door contrasten DE LEIDSE COURANT PAGINA 9 Bij de algemene woningtelling 1956 zijn in totaal 2.549.000 bewoonde woonverblijven aangetroffen, waar van 21/2 miljoen bewoonde wonin gen en 49.000 bewoonde andere ruim ten, Dit blijkt uit een mededeling van het centraal bureau voor de sta tistiek, waarin enige uitkomsten wor den vermeld van een steekproef van 1 op 30 van het grond materiaal van de woningtelling. Als bewoonde andere ruimten wor den beschouwd de door de gemeen telijke of rijksoverheid gefinancier de noodwoningen en noodboerderij- en verder bv woonruimten in hotels e.d., zomerhuizen, bewoonde keten en schuren en woonschepen met vaste ligplaats. Van de 21/2 miljoen bewoonde woningen vormen de gewone wo ningen (2.134.000) de overgrote meerderheid naast de 194.000 boer derijen en tuinders woningen, 161.000 andere bedrijfswoningen en by na 11.000 bijzondere wooneenheden. Bouwwijze. Uit een onderscheiding naar bouw wijze blijkt, dat onze bevolking over wegend is gehuisvest in eensgezins huizen. De totale voorraad bewoon de en onbewoonde woningen telde nl. 1.730.000 eengezinshuizen (waar van 580.000 of een derde vrijstaand). In meergezinshuizen zijn 780.000 woningen geteld (boven- en bene denwoningen, etagewoningen, e.d.) Eigendom. Euim 1,9 miljoen van de 2,5 mil joen bewoonde woningen waren eigendom van particuliere personen en instellingen. Van de overige be woonde woningen waren 265.000 in het bezit van gemeenten en ruim 307.000 eigendom van woningbouw corporaties. Van het totaal aantal bewoonde woningen werden 730.000 of bijna 30% bewoond door de eigenaar. Voor hoofden van huishoudens en alleen staanden met een Inkomen per, jaar van 6.000 of hoger bedraagt dit per centage ruim 40 tegen 25 bij inko mens beneden genoemde grens. 75% van de bedrijfshoofden van een agrarisch bedrijf wonen in een eigen woning tegen 50% van de overige bedrijfshoofden en ruim 50% van degenen die een Vrij be roep uitoefenen. Voor de .groep em ployés ligt het percentage belang rijk lager, n.l. 15, terwijl het even eens 15 bedraagt voor de handarbei ders, met uitzondering van de land arbeiders, van welke laatste groep bijna 35% in een eigen woning woont. Bouwjaar. In totaal bestond de woning voorraad op 30 juni 1956 voor ruim 500.000 om 20% uit na 1945 gebouwde woningen. Ruim 30% van de huidige woningvoorraad is 50 jaar of ouder. Dé rest van de woningvooraad 1,2 miljoen of bijna 50%, is gebouwd tussen 1906 en 1946, waarbij de beide oorlogsperioden (ruim 80.000 in de jaren 1915 t.m. 1918 en nog geen 30.000 in de jaren 1941 t.m. 1945) minimum cijfers vertonen. Aantal vertrekken. Debewerking van het aantal wo ningen naar het aantal vertrekken (inel. keuken) gaf voor de gewone woningen zonder bedrijf als resultaat ruim 20.000 eenvertreks- en bijna 95.000 tweevertrekswoningen, d.w.z. ruim 1% resp. bijna 5% en tezamen bijna 6% van het totaal aantal (bij na 2,1 miljoen), gewone woningen zonder bedrijf. Het aantal woningen met 8 of meer vertrekken bedroeg eveneens bijna 6% van het totaal. Het sterkst vertegenwoordigd is de groep woningen met 5 vertrekken (ruim 600.000 of ruim 30% der wo ningen) De woningen met 3 en 4 vertrekken vormden resp, ruim 10 en bijna 20% van het totaal, zodat 00% van de woningen over 3, 4 of 5 vertrekken (incl. keuken) beschikt. Huur-waarde Van de gewone woningen zonder bedrijf valt ruim 30% in huurklas- sen beneden 300, bijna de helft in de klassen van 300 tot 500. Van de voor 1946 gebouwde woningen hadden 56% een huur van 300 tot 600, van de in 1946 of later ge bouwde niet minder dan 70%. Ruim 70% der woningen beschik ten over een openbare aansluiting zowel op de waterleiding als op het gas- en electricitcitsnet. Wat de privaten betreft is geble ken, dat het aantal woningen zonder eigen privaat is te verwaarlozen In ruim 700.000 of in bijna 30% der be woonde woningen bevindt zich een afzonderlijke badruimte. Voor boer derijen en tuinderswoningen blijft het percentage gevallen waar een bad, douche of dergelijke aanwezig is, beneden de 10. Wijze van huisvesting. Let men in dit opzicht in de eer ste plaats op de 2,6 miljoen huishou dens dan blijkt, dat daarvan 2,1 mil joen zonder inwoning alleen in een woning wonen. Voorts zijn er ruim 225.000 huishoudens, die wel inwo ning hebben, doch waarvan bijna 100.000 om andere redenen dan de woningnood. Tenslotte waren nog ruim 50.000 huishoudens gehuisvest in bewoonde andere ruimten. Ruim 120.000 van wie ruim 30.000 mannen, wonen alleen In een woning. Voorts zijn bijna 70.000 alleenstaanden hoofdbewoners van een woning en heben inwoning. De overige alleen staanden, 120.000, zijn inwonend en voor ruim 90.000 van hen, overwe gend de normale kamerbewoners, gaat de inwoning buiten de woning nood om. Voor de gevallen van inwoning ten gevolge van de woningnood is ook de duur der inwoning vastgesteld. Bezien van de kant van de hoofd bewoners blijkt, dat van de ruim 130.000 tot deze categorie behorende huishoudens, voor bijna 65.000 of de helft de verplichte inwoning in 1954 of later is begonnen, terwijl deze voor de andere helft reeds langer dan 21/2 jaar heeft geduurd. Inwoning en welstand. De betekenis van de inwoning is voor de afzonderlijke welstandsklas sen verschillend. Van alle hoofden van huishoudens heeft 84% een jaar inkomen van minder dan f 6.000 terwijl dit percentage voor de hoof den der inwonende huishoudens 92 bedraagt of anders berekend: van de hoofden van huishoudens met een jaarinkomen van 6.000 of meer woont bijna 5% bij anderen in en die met minder dan 0.000 inkomen 10% Hierbij dient bedacht, dat de groep inwonende huishoudens overwegend uit jongere gezinnen bestaat, waar van een groter deel beneden de in komensgrens van 6.000 blijft dan van alle huishoudens tezamen. Woningnoodforensen. Voor de meeate forensen houdt de scheiding tussen woon- en werkge- meente geen verband met de wo ningnood. In een aantal gevallen is evenwel sprake van hoofden van huishoudens, die in een andere dan in hun woongemeente werken, in de werkgemeente willen wonen, doch aldaar nog geen woonruimte hebben gevonden, niet geneigd zijn in de werkgemeente gescheiden van hun gezin te leven en noodgedwongen tussen hun woon- en werkgemeente heen en weer reizen. In totaal zijn ruim 50.000 van deze zgn. woning noodforensen aangetroffen, welk aantal, voor zover op dit ogenblik kan worden vastgesteld, 10 tot 15% van het totaal aantal buiten hun woongemeente werkende hoofden van huishoudens uitmaakt. Wat de mode betreft is het maandag al zomer.. Ook U kunt profiteren van onze speciale Pinkster aanbieding heerlijk lichte zomerkostuums in zuiver wollen kamgaren. F 89.- F 109.- F 129.- 't 7Ït qoed bij n- en longonskleding f ~,rotc 19. D«<n Haag Brccstraat (t.o. Stadhuis), Leidc Meer lasteri, minder goede wegen gevaarlijker wagens enonveiligheid In de jaarrede van de voorzitter van de K.N.A.C., Jhr. Mr J. Th. M. Smits van Oyen, gehoudpn tijdens de jaar vergadering van de Automobielclub, welke hedenmiddag in hotel Witte Brug te Den Haag begon, wees deze op de groei en bloei van het verkeer en van het automobilisme in het bij zonder. Daarbij vallen twee dingen op. In de eerste plaats de enorme groei van het aantal motorrijtuigen, waarbij zich het reeds 'Toeger gecon stateerde maar zich voortzettende verschijnsel voordoet van de ver schuiving naar lagere gewichtsklas sen, naar de kleine auto dus. Circa 60 van het aantal personenauto's valt thans in de gewichtsklasse on der de 1000 kg. In 1951 was dit nog 48 In de tweede plaats constateer de fepr., dat de lasten op het motor wegverkeer het vorige jaar wederom belangrijk zijn verzwaard. Deze gang van zaken vervult hem te meer met zorg nu daar geen forse uitbouw van het wegennet tegen overgesteld kan worden, maar moet worden vastgesteld, dat integendeel de wegenbouw tengevolge van de be stedingsbeperking, welke in de sector der verkeersvoorzieningen drastischer werd toegepast dan in enige andere tak van bedrijvigheid, opnieuw wordt getemporiseerd. Ook het aantal voorschriften en maatregelen ten aanzien van het ver keer is vorig jaar wederom belang rijk uitgebreid, doch ook ten aanzien daarvan moet spr. tot zUr leedwezen constateren, dat men er niet in is ge slaagd het bestaande stelsel van ge- drags- en verkeersregelen zodanig te populariseren, dat dit bij het gros der weggebruikers ingang vindt. Het wilde spr. voorkomen, dat wij bezig zijn onszelf als volk te bedrie gen. Het heeft weinig zin in gevoeli ge woorden de rampzalige gevolgen van de onveiligheid op de weg te schilderen, indien wij niet tegelijker tijd doeltreffend pogingen onderne men tot vermindering van deze on veiligheid. Pogingen, die naar spr's mening enerzijds zouden moeten be staan in vereei voudiging der ver keersregels, in plaats van verdere de taillering daarvan, .n een groot pro gramma voor de verbreiding van ken nis dezer regelen, voor de verbreiding ook van verkeersinzicht en niet in de laatste plaats verkeersfatsóen. Ander zijds zou de activiteit meer gericht moeten zijn op het veiliger maken van de vervoermiddelen. De techniek gaat steeds voorwaarts en de auto deelt uiteraard in deze technische vooruitgang. De auto wordt steeds betrouwbaarder, het rendement en de gebruiksduur wor den steeds meer opgevoerd. Het wordt echter naar zijn mening de hoogste tijd, dat nog meer dan voorheen aan dacht wordt besteed aan de aanpas sing van de auto aan de mens. Wij staan voor het vraagstuk of de mens in staat moet worden geacht dit eigen lijk verbazingwekkend stuk gereed schap goed te hanteren. Een vraag stuk dat zich mutatis mutandis ook voordoet bij honderd duizenden, die de gemotoriseerde fiets als hun ver voermiddel hebben gekozen. Het is, meende spr. niet juist te trachten de mens aan te passen aan een technisch steeds volmaakter wor dend instrument. Wy zijn de grens genaderd, en vermoedelijk hefcben wij deze reeds overschreden, dat een hogere snelheid dan de moderne auto thans reeds kan bereiken, nog enig nut oplevert, anders dan voor hen die op race-circuits rijden. Wat is ook de zin van het steeds langer en breder maken van auto's, zonder dat het nuttig effec hiermede wordt gediend. Wat het uiterlijk van de auto aan gaat is het, met alle aandacht die aan het vraagstuk der verkeersveiligheid wordt gegeven, onbegrijpelijk, dat het nog nodig is om een wet uit te vaar digen zoals onlangs in Zwitserland is geschied waarbij tegen de ge vaarlijke, scherpe uitsteekstels aan motorrijtuigen wordt opgetreden. Een soortgelijke wettelijke regeling, waar bij het publiek tegen zichzelf wordt beschermd, zal naar zijn mening ook in ons land niet kunnen worden ont beerd. Te meer niet nu de auto-indus trie voortgaat tegen beter weten in concessies te doer aan zijn afnemers, die blijkbaar ondoordacht om deze le vensgevaarlijke verfraaiingen vragen. De verkeers(on)veiligheid. Spr. wilde tenslotte nog een enke le opmerking maken over de ver keersveiligheid en legde niet de meeste nadruk op zijn ernstige be zorgdheid over de onveiligheid. De overheid en iedere N •'erlander doen dat sinds Jaar en dag. Maar men is daarmede nog weinig verder geko men. Steeds meer frappeert de discre pantie tussen de bezorgdheid in woord en geschrift enerzijds en de prakti sche onverschilligheid voor de zaak der verkeersveiligheid anderzijds. Men spreekt en schrijft, maar men legt onvoldoende nieuwe wegen aan, die de veiligheid toch zozeer bevorde ren en men loopt, fietst en rijdt met een slordigheid cn eon haast, die zelfs grote onverschilligheid voor eigen le ven en veiligheid demonstreren. De vraag die ons in hoge mate be langwekkend lijkt, is: hoe valt deze onverschilligheid te verklaren, hoe valt zij weg te werken? Met andere woorden: hoe kunnen wij de zaak der verkeersveiligheid eindelijk in de werkelijke belangstelling van het Ne derlandse volk brengen, hoe moeten wij daarvoor de gemiddelde Neder lander benaderen? De Automobiel Club zal in de komende maanden deze vragen in een zo breed mogelij ke kring aan de orde stellen. PRODUKTSCHAP GRANEN E.A. VERLENGDE NOODGEDWON GEN SLECHTE VERGOEDINGS REGELING. In de vergadering van het bestuur van het produktschap granen, iaden en peulvruchten is gisteren de te genwoordige vergoedingsregeling voor inlandse tarwe een „wange drocht" genoemd. Niemand echter heeft tot dusverre een betere oplos sing gevonden, eodat het bestuur noodgedwongen akkoord ging met verlenging van de bestaande rege ling voor één jaar. Men zal veel spoed achter het ontwerpen van een nieuwe regeling zetten. Een aantal wijzigingen van veror deningen werd door het bestuur vastgestold. De tarweregeling 1957- 1958 werd vastgesteld. Men gaat ak koord met de richtprijs van 28.50 per 100 kilogram. De staffelrege- ling ter vergoeding van bewaring en financiering werd gewijzigd. Ver hoging van de maandelijkse vergoe ding van 20 op 80 cent per 100 kilo kon geen genade bij de meerderheid in het bestuur vinden. Men werd het eens over een kwartje per 100 kilo. Het bestuur besloot, dat het aan- en verkoopbureau akkerbouwpro- dukten a.v.a. drie maal in de markt zal komen voor overname van onge- droogde inlandse tarwe en een keer, aan het eind van het seizoen voor één maal gedroogde tarwe met een vergoeding voor het hogere droge stop gehalte, doch niet voor droog- kosten. Het produktschap zal meewerken aan een studie om de kwaliteit van Nederlandse tarwe te verhogen. Be sloten werd voorts in aansluiting op de onderwijstentoonstelling „Akker bouw" mede te werken aan een nieuwe onderwijstentoonstelling „Granen van producent tot consu ment". Buitenlandse automobilisten, die deze zomer naar Frankrijk gaan, zul len een benzinerantsoen van 240 li ter per tien dagen krijgen, als hur» auto een motorvermogen van 11 tot 16 pk. heeft. Op vakantietr pje verongelukt Een Amsterdamse dame, die net haar echtgenoot te Putten op vakan tie was, is donderdagmorgen op de Rijksweg nabij de Spreng door een auto aangereden en gedood. Het echtpaar maakte per tandem een tochtje door de omgeving en wil de ter hoogte van de Spreng di Rijks weg oversteken. Op dat moment kwam een auto uit de richting Zwolle en een tegenligger uit de rienting Amersfoort. De vrouw weifelde een ogenblik en werd dientengevolge door de auto uit Zwolle aangereden en gedood. De andere auto raakte uit de koers en kwam in een sloot te recht. LIMBURG GAAT ECON. HOGE SCHOOL TILBURG HOGER SUBSlDlcItKN. Blijkens de begroting 1957 zal het tekort van de kath. econ. hogeschool te Tilburg van bijna 600.000 in 1956, tengevolge van hogere uitgaven aan salarissen, uitbreiding van docenten korps en toeneming van allerlei an dere kosten, in 1957 stijgen tot bijna 750.000.Sedert 1953 verleent de provincie Limburg naast het Rijk, de provinicie Nourd-Bi».bant en de ge meente Tilbu>g, jaarlijks een subsi die, waarvan het maximum 12 pro cent bedraagt van bepaaldv tekorten, nadat de subsidies an Rijk, Noord- Branbant en Tilburg hierop in min dering zijn gebracht. In 1956 was dit maximum verhoogd tot 15.000,—. Ged. Staten hebben aan het provin ciaal bestuur van Limburg ontraden een ongelimiteerd subsidie te ver strekken, omdat dit to' niet te over- ziene financiële biniingon cn conse quenties kan lelden. Wel stellen Ged. Staten voor het maximum van het subsidie te verhogen m^t 2000 en dit te brengen op 17.000 welk maximum eerst zal worden bereikt, als het subsidiabele tekort aan de Tilburgse hogeschool een bedrug van I800.000.— zou gaan overschrijden. In zijn jaarverslag wees de secre taris mr B. Th. baron van Harinxma thoe Slooten, op de sterke contrast werking, die 1956 kenmerkte. Het ledental steeg, het aantal per sonenauto's in Nederland steeg van l jan. '56 tot 1 jan. '57 met 10%. Te genover deze goede dingen staan ech ter ontwikkelingen, die de KNAC met diepe zorg vervullen. Tet over heidsoptreden t a.v. het verkeer en de stijging van de aantallen verkeers ongevallen vormden vcrig jaar de wel zeer donkere partijen in deze con trastwerking. Er was de aankondi ging van de verho dng van het bij zonder invoerrecht op benzine met 7,6 cent per liter. E was het begin van de bestedingsbeperking in de sec tor der verkeersvoorzieningen; een beperking, die intussen een drama tische omvang heeft aangenomen. De nieuwe regeling voor de afgifte van kentekenbewijzen werd aangekon digd; deze regeling bedoelde de gang van zaken eenvoudiger te maken. Het is intussen wel zeei dubieus gewor den, of deze bedoeling inderdaad in de praktijk is gehonoreerd De nieuwe voetgangersregeling werd aangekon digd. Maar indien eenvoud het ken merk van het wt»ie is dan kan ge zegd worden dat deze regeling niet het ware is. Verder kondigde minister Algera de wederinvoering van maxi mum snelheden aan. Mèt de minister U de KNAC van oordeel, dat alles gedaan moet wor den om de verkeersv?i.igheid te ver hogen. Maar er dient te worden afge wacht, of de verwachtingen van de voorstanders der maximumsnelheid zullen worden ingelost. Van een ver eenvoudiging dei reed. zeer gecom pliceerde verkeersregelen verwachten wij vooralsnog méér dan van uitbrei ding der reglementen. Het overheidsbeleid ten aanzien van het verkeer in 1956 in zijn geheel overziende, krygt men de indruk, dat weinig meer is gedaan dan het stop pen van de ergste gaten. Ook gaten in 's lands financiële positie Aan een systematische aanpak der verkeers problematiek is men niet toegekomen. Wij erkennen de grote moeilijkheden voor de overheid, moeilijkheden met name ook door de geweldige ontwik keling van het verkeer. Indien wij vorig jaar waarschuwden, waar wij meenden dat verkeerde wegen be wandeld werden, en indien wij daar mee voort zullen gaan, moet men in deze kritiek dan ook geen misken ning zien van omvang en zwaarte der overheidstaken. Wy weten, dat het verkeer de overheid voor moeilijke opgaven stelt en dat de overheid bo vendien met méér belangen dan die van het verkeer heeft te rekenen. Maar wij hebben in on^e kritiek ook getracht, dit alles n et te veronacht zamen Als wij daar in geslaagd zijn, kan die kritiek de overheid slechts wel kom geweest zijn, als een positieve bijdrage tot oplossing der problemen Na deze meer algemene inleiding ging de secretaris in zijn jaarverslag over tot het werk van de verschillende af delingen van KNAC-secretariaat in het afgelopen jaar. DE DOOR WILLIAM BYRON MOWERY 32). Rouse was een persoonlijke vriend, op wie hij zich kon verlaten. Daarop keerde hij naar de kazer ne terug. Die avond laat bracht Clancy hem Rouse's antwoord. Norman las het telegram, scheurde het in snippers en wierp ze in het vuur, waar hij ze tot as zag vergaan. Daarop trok hjj zijn jas aan en verliet de kazerne. Joans vader zat achter de kasboe ken in de kale woonkamer, een kop zwarte koffie naast zich. Hoewel Hastings nuchter genoeg was, hadden de lange uitspattingen sporen achter gelaten bevende handen, bloed doorlopen ogen en een slap, bleek gezicht. Norman kreeg medelijden. Hij wist, dat Hastings vroeger een goed en achtenswaardig mens geweest was zachtaardig, betrouwbaar, een liefhebbend echtgenoot en vader, een trouw vriend. Jarenlang had Has tings een goede invloed uitgeoefend op de mestiezen en Indianen in het stroomgebied der Sulteena. Ineens had hy klap op klap gekregen. Het begon met een jarenlange ziekte, toen hy twee twistende mestiezen wilde scheiden en een half dozyn messte ken opliep. Daarop verscheen Seth Grindley en deed hem moordende concurrentie aan. Daarop was Esther Hastings gestorven en de gezinsband verbroken. Later had Grindley tegen hem samengespannen inzake de ver- dragsgelden, waardoor hy oneervol zyn post van Indiaans Agent verlo ren had. Als men dat alles wist, kon men Hastings vee] vergeven. Norman nam een stoel en zette zich tegenover hem'. „Boyd, laten we eens praten". Hasings schrok op en poogde op het gesloten gezicht van de ander te lezen, hoeveel Norman eigenlyk wist. „Waarover?" ontweek hy. „Om te beginnen wil ik je twee dingen zeggen. Ten eerste, dat ik hier niet zit als Bereden Poliieman, maar als je vriend, de jouwe en die van Joan. Ten tweede, dat ik je be grijpen. kan. Grindley heeft je schan- delyk behandeld, je geruïneerd en onteerd; je had aanleiding om je te wreken". Hastings zakte terug in zyn stoel; het was hem duideiyk, dat Norman alles wist en dat ontkennen niet zou baten. „Drie weken geleden", vervolgde Norman kalm, „ben je, tydena een onweer, met een medeplichtige Grindley's zaak binnengedrongen. Je zocht voor ongeveer zevenduizend dollar lichte waardevolle pelzen uit, zoals otter- en martervellen. Verder braken jullie Grindley's brandkast je open en stalen voor drieduizend dollar goudstof. Dat goud, dat niet geïdentificeerd kon worden, behield jy als je aandeel. Je metgezel nam het bont, om dat over de grenzen te verkopen. Hy vluchtte met het pels werk de Sulteena op en jy gebruik te het goud, om je winkelvoorraad aan te vullen. Je wisselde aan de Landing je goud in. Klopt dat?" Boyd Hastings verroerde zich niet, doch hy staarde onafgebroken de man aan, die zo precies wist hoe al les gebeurd was. ,Ik ben ervan overtuigd, dat je geen ogenblik het plan had, Grindley te doden. Je makker vermoedelijk evenmm, met het oog op het daar aan verbonden gevaar. Vermoedelijk is Grindley wakker geworden door het lawaai en komen kyken? Heeft hy jullie soms herkend? Thello schooi hem neer Thello zou een moord doen vóór hii zich liet vangen „Clint Thello heeft met de zaak niets te maken", viel Hastings hem in de rede. „Wat my betreft heb je geiyk, maar wat hem aangaat, ver gis je je". „Laat maar, Boyd", zei Norman, niet zonder waardering voor de po ging, zyn medeplichtige te dekken. Boyd Hastings was geen verrader. „Ik heb de bewijzen tegen Thello ik verdacht hem vóór ik nog verden king had tegen jou. En ik begrijp, dat je die boef uitkoos tot makker je wist, dat Clint Thello er wel in zou slagen te vluchten. Maar ik had nooit verwacht, dat je zo iets zou doen, Boyd „Doen!" barstte Hastings los, „het was hoog tyd, dat ik wat deed. Ik ging niet alleen zelf naar de kelder dat kon me niks schelen, maar ik sleepte Joan mee. Ik moest myn kind redden. Dit was de enige uitweg. Die negenentwintig honderd dollar die ik van Seth Grindley wegnam, was niet de helft van wat hy my' ontsto len had. „Zeker, hy heeft je bestolen", stemde Norman toe. Maar ongeacht wat hy je heeft aangedaan, Boyd had je niet het recht, de wet te over treden. Geen misdaad heeft nog ooit een onrecht goed gemaakt of moei lijkheden beëindigd. Ze veroorzaakt wel nieuwe moeilijkheden. Zie maar, wat je daad heeft aangericht. In welk parket je ons allemaal gebracht hebt Joan, Laramie, jezelf en my". Dat maakte indruk op Boyd Has tings. Hij zuchtte diep. „Ik zie het nu wel in", mompelde hij; „ik heb er, God weet het, de laatste weken genoeg over getobd". „Dat had je van te voren moeten bedenken. Alle kans, dat Joan dood wordt thuisgebracht! Als ze Laramie pakken, komt hy aan de galg of gaat levenslang de gevangenis in. Myn positie bij de Bereden Politie is naar de maan. En Jijals de waarheid ooit aan het licht komt, word Je op gehangen, man. jy was getuige van de moord en het zou geen verschil makep, dat Thello de trekker over haalde. Ik heb er al aan gedacht, verlof aan te vragen en Thello op mijn eigen houtje op te sporen, al kostte het me de hele winter. Ik wil de myn eer terugwinnen. Maar nu durf ik Thello niet te pakken. Hij zou je verraden. Hy zou jou niet dekken! Als Thello hier morgen komt binnenwandelen, durf ik geen hand tegen hem uitsteken en geen woord zeggen. Voor wat jij en Thello gedaan hebben moet ik boeten, moet Joan boeten, en kan Laramie de strop krygen „Dat zal hy niet! Ik heb er lang en breed over gedacht. Die jongen zal niet hangen voor wat ik misdre ven heb. ITiello is de schuld van al les, de gemene duivel om die jongen te bestelen en de schyn op hem te werpen! Nee, Laramie zal er niet voor boeten". „Je kunt het niet beletten". „Dat kan ik wel. Als Laramie ge bakt word, stap ik naar het politie- lureau en beken alles". Eerst dacht Norman, dat Hastings grote woorden gebruikte die hij niet meende. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1957 | | pagina 11