Algemene woningtelling van 1956
levert voorlopige cijfers op
KANO
30 pet. van de woningen wordt
bewoond door huiseigenaren
K.N.A.C.-voorzitter uit zijn zorgen
over het toenemend verkeer
Afgelopen jaar kenmerkte
zich door contrasten
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 9
Bij de algemene woningtelling 1956
zijn in totaal 2.549.000 bewoonde
woonverblijven aangetroffen, waar
van 21/2 miljoen bewoonde wonin
gen en 49.000 bewoonde andere ruim
ten, Dit blijkt uit een mededeling
van het centraal bureau voor de sta
tistiek, waarin enige uitkomsten wor
den vermeld van een steekproef van
1 op 30 van het grond materiaal van
de woningtelling.
Als bewoonde andere ruimten wor
den beschouwd de door de gemeen
telijke of rijksoverheid gefinancier
de noodwoningen en noodboerderij-
en verder bv woonruimten in hotels
e.d., zomerhuizen, bewoonde keten en
schuren en woonschepen met vaste
ligplaats.
Van de 21/2 miljoen bewoonde
woningen vormen de gewone wo
ningen (2.134.000) de overgrote
meerderheid naast de 194.000 boer
derijen en tuinders woningen, 161.000
andere bedrijfswoningen en by na
11.000 bijzondere wooneenheden.
Bouwwijze.
Uit een onderscheiding naar bouw
wijze blijkt, dat onze bevolking over
wegend is gehuisvest in eensgezins
huizen. De totale voorraad bewoon
de en onbewoonde woningen telde
nl. 1.730.000 eengezinshuizen (waar
van 580.000 of een derde vrijstaand).
In meergezinshuizen zijn 780.000
woningen geteld (boven- en bene
denwoningen, etagewoningen, e.d.)
Eigendom.
Euim 1,9 miljoen van de 2,5 mil
joen bewoonde woningen waren
eigendom van particuliere personen
en instellingen. Van de overige be
woonde woningen waren 265.000 in
het bezit van gemeenten en ruim
307.000 eigendom van woningbouw
corporaties.
Van het totaal aantal bewoonde
woningen werden 730.000 of bijna
30% bewoond door de eigenaar. Voor
hoofden van huishoudens en alleen
staanden met een Inkomen per, jaar
van 6.000 of hoger bedraagt dit per
centage ruim 40 tegen 25 bij inko
mens beneden genoemde grens.
75% van de bedrijfshoofden van
een agrarisch bedrijf wonen in een
eigen woning tegen 50% van de
overige bedrijfshoofden en ruim
50% van degenen die een Vrij be
roep uitoefenen. Voor de .groep em
ployés ligt het percentage belang
rijk lager, n.l. 15, terwijl het even
eens 15 bedraagt voor de handarbei
ders, met uitzondering van de land
arbeiders, van welke laatste groep
bijna 35% in een eigen woning
woont.
Bouwjaar.
In totaal bestond de woning
voorraad op 30 juni 1956 voor
ruim 500.000 om 20% uit na 1945
gebouwde woningen. Ruim 30%
van de huidige woningvoorraad
is 50 jaar of ouder. Dé rest van
de woningvooraad 1,2 miljoen of
bijna 50%, is gebouwd tussen
1906 en 1946, waarbij de beide
oorlogsperioden (ruim 80.000 in
de jaren 1915 t.m. 1918 en nog
geen 30.000 in de jaren 1941 t.m.
1945) minimum cijfers vertonen.
Aantal vertrekken.
Debewerking van het aantal wo
ningen naar het aantal vertrekken
(inel. keuken) gaf voor de gewone
woningen zonder bedrijf als resultaat
ruim 20.000 eenvertreks- en bijna
95.000 tweevertrekswoningen, d.w.z.
ruim 1% resp. bijna 5% en tezamen
bijna 6% van het totaal aantal (bij
na 2,1 miljoen), gewone woningen
zonder bedrijf. Het aantal woningen
met 8 of meer vertrekken bedroeg
eveneens bijna 6% van het totaal.
Het sterkst vertegenwoordigd is de
groep woningen met 5 vertrekken
(ruim 600.000 of ruim 30% der wo
ningen) De woningen met 3 en 4
vertrekken vormden resp, ruim 10
en bijna 20% van het totaal, zodat
00% van de woningen over 3, 4 of 5
vertrekken (incl. keuken) beschikt.
Huur-waarde
Van de gewone woningen zonder
bedrijf valt ruim 30% in huurklas-
sen beneden 300, bijna de helft in
de klassen van 300 tot 500. Van
de voor 1946 gebouwde woningen
hadden 56% een huur van 300 tot
600, van de in 1946 of later ge
bouwde niet minder dan 70%.
Ruim 70% der woningen beschik
ten over een openbare aansluiting
zowel op de waterleiding als op het
gas- en electricitcitsnet.
Wat de privaten betreft is geble
ken, dat het aantal woningen zonder
eigen privaat is te verwaarlozen In
ruim 700.000 of in bijna 30% der be
woonde woningen bevindt zich een
afzonderlijke badruimte. Voor boer
derijen en tuinderswoningen blijft
het percentage gevallen waar een
bad, douche of dergelijke aanwezig
is, beneden de 10.
Wijze van huisvesting.
Let men in dit opzicht in de eer
ste plaats op de 2,6 miljoen huishou
dens dan blijkt, dat daarvan 2,1 mil
joen zonder inwoning alleen in een
woning wonen. Voorts zijn er ruim
225.000 huishoudens, die wel inwo
ning hebben, doch waarvan bijna
100.000 om andere redenen dan de
woningnood. Tenslotte waren nog
ruim 50.000 huishoudens gehuisvest
in bewoonde andere ruimten. Ruim
120.000 van wie ruim 30.000 mannen,
wonen alleen In een woning. Voorts
zijn bijna 70.000 alleenstaanden
hoofdbewoners van een woning en
heben inwoning. De overige alleen
staanden, 120.000, zijn inwonend en
voor ruim 90.000 van hen, overwe
gend de normale kamerbewoners,
gaat de inwoning buiten de woning
nood om.
Voor de gevallen van inwoning ten
gevolge van de woningnood is ook
de duur der inwoning vastgesteld.
Bezien van de kant van de hoofd
bewoners blijkt, dat van de ruim
130.000 tot deze categorie behorende
huishoudens, voor bijna 65.000 of de
helft de verplichte inwoning in 1954
of later is begonnen, terwijl deze
voor de andere helft reeds langer dan
21/2 jaar heeft geduurd.
Inwoning en welstand.
De betekenis van de inwoning is
voor de afzonderlijke welstandsklas
sen verschillend. Van alle hoofden
van huishoudens heeft 84% een jaar
inkomen van minder dan f 6.000
terwijl dit percentage voor de hoof
den der inwonende huishoudens 92
bedraagt of anders berekend: van
de hoofden van huishoudens met een
jaarinkomen van 6.000 of meer
woont bijna 5% bij anderen in en die
met minder dan 0.000 inkomen 10%
Hierbij dient bedacht, dat de groep
inwonende huishoudens overwegend
uit jongere gezinnen bestaat, waar
van een groter deel beneden de in
komensgrens van 6.000 blijft dan
van alle huishoudens tezamen.
Woningnoodforensen.
Voor de meeate forensen houdt de
scheiding tussen woon- en werkge-
meente geen verband met de wo
ningnood. In een aantal gevallen is
evenwel sprake van hoofden van
huishoudens, die in een andere dan
in hun woongemeente werken, in de
werkgemeente willen wonen, doch
aldaar nog geen woonruimte hebben
gevonden, niet geneigd zijn in de
werkgemeente gescheiden van hun
gezin te leven en noodgedwongen
tussen hun woon- en werkgemeente
heen en weer reizen. In totaal zijn
ruim 50.000 van deze zgn. woning
noodforensen aangetroffen, welk
aantal, voor zover op dit ogenblik
kan worden vastgesteld, 10 tot 15%
van het totaal aantal buiten hun
woongemeente werkende hoofden
van huishoudens uitmaakt.
Wat de mode betreft
is het maandag al zomer..
Ook U kunt
profiteren van onze
speciale Pinkster
aanbieding
heerlijk lichte
zomerkostuums in
zuiver wollen
kamgaren.
F 89.- F 109.- F 129.-
't 7Ït qoed bij n- en longonskleding
f
~,rotc 19. D«<n Haag Brccstraat (t.o. Stadhuis), Leidc
Meer lasteri, minder goede wegen
gevaarlijker wagens enonveiligheid
In de jaarrede van de voorzitter van
de K.N.A.C., Jhr. Mr J. Th. M. Smits
van Oyen, gehoudpn tijdens de jaar
vergadering van de Automobielclub,
welke hedenmiddag in hotel Witte
Brug te Den Haag begon, wees deze
op de groei en bloei van het verkeer
en van het automobilisme in het bij
zonder. Daarbij vallen twee dingen
op. In de eerste plaats de enorme
groei van het aantal motorrijtuigen,
waarbij zich het reeds 'Toeger gecon
stateerde maar zich voortzettende
verschijnsel voordoet van de ver
schuiving naar lagere gewichtsklas
sen, naar de kleine auto dus. Circa
60 van het aantal personenauto's
valt thans in de gewichtsklasse on
der de 1000 kg. In 1951 was dit nog
48 In de tweede plaats constateer
de fepr., dat de lasten op het motor
wegverkeer het vorige jaar wederom
belangrijk zijn verzwaard.
Deze gang van zaken vervult hem
te meer met zorg nu daar geen forse
uitbouw van het wegennet tegen
overgesteld kan worden, maar moet
worden vastgesteld, dat integendeel
de wegenbouw tengevolge van de be
stedingsbeperking, welke in de sector
der verkeersvoorzieningen drastischer
werd toegepast dan in enige andere
tak van bedrijvigheid, opnieuw wordt
getemporiseerd.
Ook het aantal voorschriften en
maatregelen ten aanzien van het ver
keer is vorig jaar wederom belang
rijk uitgebreid, doch ook ten aanzien
daarvan moet spr. tot zUr leedwezen
constateren, dat men er niet in is ge
slaagd het bestaande stelsel van ge-
drags- en verkeersregelen zodanig te
populariseren, dat dit bij het gros der
weggebruikers ingang vindt.
Het wilde spr. voorkomen, dat wij
bezig zijn onszelf als volk te bedrie
gen. Het heeft weinig zin in gevoeli
ge woorden de rampzalige gevolgen
van de onveiligheid op de weg te
schilderen, indien wij niet tegelijker
tijd doeltreffend pogingen onderne
men tot vermindering van deze on
veiligheid. Pogingen, die naar spr's
mening enerzijds zouden moeten be
staan in vereei voudiging der ver
keersregels, in plaats van verdere de
taillering daarvan, .n een groot pro
gramma voor de verbreiding van ken
nis dezer regelen, voor de verbreiding
ook van verkeersinzicht en niet in de
laatste plaats verkeersfatsóen. Ander
zijds zou de activiteit meer gericht
moeten zijn op het veiliger maken
van de vervoermiddelen.
De techniek gaat steeds voorwaarts
en de auto deelt uiteraard in deze
technische vooruitgang. De auto
wordt steeds betrouwbaarder, het
rendement en de gebruiksduur wor
den steeds meer opgevoerd. Het wordt
echter naar zijn mening de hoogste
tijd, dat nog meer dan voorheen aan
dacht wordt besteed aan de aanpas
sing van de auto aan de mens. Wij
staan voor het vraagstuk of de mens
in staat moet worden geacht dit eigen
lijk verbazingwekkend stuk gereed
schap goed te hanteren. Een vraag
stuk dat zich mutatis mutandis ook
voordoet bij honderd duizenden, die
de gemotoriseerde fiets als hun ver
voermiddel hebben gekozen.
Het is, meende spr. niet juist te
trachten de mens aan te passen aan
een technisch steeds volmaakter wor
dend instrument. Wy zijn de grens
genaderd, en vermoedelijk hefcben
wij deze reeds overschreden, dat een
hogere snelheid dan de moderne auto
thans reeds kan bereiken, nog enig
nut oplevert, anders dan voor hen
die op race-circuits rijden.
Wat is ook de zin van het steeds
langer en breder maken van auto's,
zonder dat het nuttig effec hiermede
wordt gediend.
Wat het uiterlijk van de auto aan
gaat is het, met alle aandacht die aan
het vraagstuk der verkeersveiligheid
wordt gegeven, onbegrijpelijk, dat het
nog nodig is om een wet uit te vaar
digen zoals onlangs in Zwitserland
is geschied waarbij tegen de ge
vaarlijke, scherpe uitsteekstels aan
motorrijtuigen wordt opgetreden. Een
soortgelijke wettelijke regeling, waar
bij het publiek tegen zichzelf wordt
beschermd, zal naar zijn mening ook
in ons land niet kunnen worden ont
beerd. Te meer niet nu de auto-indus
trie voortgaat tegen beter weten in
concessies te doer aan zijn afnemers,
die blijkbaar ondoordacht om deze le
vensgevaarlijke verfraaiingen vragen.
De verkeers(on)veiligheid.
Spr. wilde tenslotte nog een enke
le opmerking maken over de ver
keersveiligheid en legde niet de
meeste nadruk op zijn ernstige be
zorgdheid over de onveiligheid. De
overheid en iedere N •'erlander doen
dat sinds Jaar en dag. Maar men is
daarmede nog weinig verder geko
men. Steeds meer frappeert de discre
pantie tussen de bezorgdheid in woord
en geschrift enerzijds en de prakti
sche onverschilligheid voor de zaak
der verkeersveiligheid anderzijds.
Men spreekt en schrijft, maar men
legt onvoldoende nieuwe wegen aan,
die de veiligheid toch zozeer bevorde
ren en men loopt, fietst en rijdt met
een slordigheid cn eon haast, die zelfs
grote onverschilligheid voor eigen le
ven en veiligheid demonstreren.
De vraag die ons in hoge mate be
langwekkend lijkt, is: hoe valt deze
onverschilligheid te verklaren, hoe
valt zij weg te werken? Met andere
woorden: hoe kunnen wij de zaak der
verkeersveiligheid eindelijk in de
werkelijke belangstelling van het Ne
derlandse volk brengen, hoe moeten
wij daarvoor de gemiddelde Neder
lander benaderen? De Automobiel
Club zal in de komende maanden
deze vragen in een zo breed mogelij
ke kring aan de orde stellen.
PRODUKTSCHAP GRANEN E.A.
VERLENGDE NOODGEDWON
GEN SLECHTE VERGOEDINGS
REGELING.
In de vergadering van het bestuur
van het produktschap granen, iaden
en peulvruchten is gisteren de te
genwoordige vergoedingsregeling
voor inlandse tarwe een „wange
drocht" genoemd. Niemand echter
heeft tot dusverre een betere oplos
sing gevonden, eodat het bestuur
noodgedwongen akkoord ging met
verlenging van de bestaande rege
ling voor één jaar. Men zal veel
spoed achter het ontwerpen van een
nieuwe regeling zetten.
Een aantal wijzigingen van veror
deningen werd door het bestuur
vastgestold. De tarweregeling 1957-
1958 werd vastgesteld. Men gaat ak
koord met de richtprijs van 28.50
per 100 kilogram. De staffelrege-
ling ter vergoeding van bewaring
en financiering werd gewijzigd. Ver
hoging van de maandelijkse vergoe
ding van 20 op 80 cent per 100 kilo
kon geen genade bij de meerderheid
in het bestuur vinden. Men werd
het eens over een kwartje per 100
kilo.
Het bestuur besloot, dat het aan-
en verkoopbureau akkerbouwpro-
dukten a.v.a. drie maal in de markt
zal komen voor overname van onge-
droogde inlandse tarwe en een keer,
aan het eind van het seizoen voor
één maal gedroogde tarwe met een
vergoeding voor het hogere droge
stop gehalte, doch niet voor droog-
kosten.
Het produktschap zal meewerken
aan een studie om de kwaliteit van
Nederlandse tarwe te verhogen. Be
sloten werd voorts in aansluiting op
de onderwijstentoonstelling „Akker
bouw" mede te werken aan een
nieuwe onderwijstentoonstelling
„Granen van producent tot consu
ment".
Buitenlandse automobilisten, die
deze zomer naar Frankrijk gaan, zul
len een benzinerantsoen van 240 li
ter per tien dagen krijgen, als hur»
auto een motorvermogen van 11 tot
16 pk. heeft.
Op vakantietr pje
verongelukt
Een Amsterdamse dame, die net
haar echtgenoot te Putten op vakan
tie was, is donderdagmorgen op de
Rijksweg nabij de Spreng door een
auto aangereden en gedood.
Het echtpaar maakte per tandem
een tochtje door de omgeving en wil
de ter hoogte van de Spreng di Rijks
weg oversteken. Op dat moment
kwam een auto uit de richting Zwolle
en een tegenligger uit de rienting
Amersfoort. De vrouw weifelde een
ogenblik en werd dientengevolge
door de auto uit Zwolle aangereden
en gedood. De andere auto raakte uit
de koers en kwam in een sloot te
recht.
LIMBURG GAAT ECON. HOGE
SCHOOL TILBURG HOGER
SUBSlDlcItKN.
Blijkens de begroting 1957 zal het
tekort van de kath. econ. hogeschool
te Tilburg van bijna 600.000 in 1956,
tengevolge van hogere uitgaven aan
salarissen, uitbreiding van docenten
korps en toeneming van allerlei an
dere kosten, in 1957 stijgen tot bijna
750.000.Sedert 1953 verleent de
provincie Limburg naast het Rijk, de
provinicie Nourd-Bi».bant en de ge
meente Tilbu>g, jaarlijks een subsi
die, waarvan het maximum 12 pro
cent bedraagt van bepaaldv tekorten,
nadat de subsidies an Rijk, Noord-
Branbant en Tilburg hierop in min
dering zijn gebracht. In 1956 was dit
maximum verhoogd tot 15.000,—.
Ged. Staten hebben aan het provin
ciaal bestuur van Limburg ontraden
een ongelimiteerd subsidie te ver
strekken, omdat dit to' niet te over-
ziene financiële biniingon cn conse
quenties kan lelden. Wel stellen Ged.
Staten voor het maximum van het
subsidie te verhogen m^t 2000 en
dit te brengen op 17.000 welk
maximum eerst zal worden bereikt,
als het subsidiabele tekort aan de
Tilburgse hogeschool een bedrug van
I800.000.— zou gaan overschrijden.
In zijn jaarverslag wees de secre
taris mr B. Th. baron van Harinxma
thoe Slooten, op de sterke contrast
werking, die 1956 kenmerkte.
Het ledental steeg, het aantal per
sonenauto's in Nederland steeg van l
jan. '56 tot 1 jan. '57 met 10%. Te
genover deze goede dingen staan ech
ter ontwikkelingen, die de KNAC
met diepe zorg vervullen. Tet over
heidsoptreden t a.v. het verkeer en
de stijging van de aantallen verkeers
ongevallen vormden vcrig jaar de wel
zeer donkere partijen in deze con
trastwerking. Er was de aankondi
ging van de verho dng van het bij
zonder invoerrecht op benzine met
7,6 cent per liter. E was het begin
van de bestedingsbeperking in de sec
tor der verkeersvoorzieningen; een
beperking, die intussen een drama
tische omvang heeft aangenomen. De
nieuwe regeling voor de afgifte van
kentekenbewijzen werd aangekon
digd; deze regeling bedoelde de gang
van zaken eenvoudiger te maken. Het
is intussen wel zeei dubieus gewor
den, of deze bedoeling inderdaad in
de praktijk is gehonoreerd De nieuwe
voetgangersregeling werd aangekon
digd. Maar indien eenvoud het ken
merk van het wt»ie is dan kan ge
zegd worden dat deze regeling niet
het ware is. Verder kondigde minister
Algera de wederinvoering van maxi
mum snelheden aan.
Mèt de minister U de KNAC van
oordeel, dat alles gedaan moet wor
den om de verkeersv?i.igheid te ver
hogen. Maar er dient te worden afge
wacht, of de verwachtingen van de
voorstanders der maximumsnelheid
zullen worden ingelost. Van een ver
eenvoudiging dei reed. zeer gecom
pliceerde verkeersregelen verwachten
wij vooralsnog méér dan van uitbrei
ding der reglementen.
Het overheidsbeleid ten aanzien
van het verkeer in 1956 in zijn geheel
overziende, krygt men de indruk, dat
weinig meer is gedaan dan het stop
pen van de ergste gaten. Ook gaten
in 's lands financiële positie Aan een
systematische aanpak der verkeers
problematiek is men niet toegekomen.
Wij erkennen de grote moeilijkheden
voor de overheid, moeilijkheden met
name ook door de geweldige ontwik
keling van het verkeer. Indien wij
vorig jaar waarschuwden, waar wij
meenden dat verkeerde wegen be
wandeld werden, en indien wij daar
mee voort zullen gaan, moet men in
deze kritiek dan ook geen misken
ning zien van omvang en zwaarte der
overheidstaken. Wy weten, dat het
verkeer de overheid voor moeilijke
opgaven stelt en dat de overheid bo
vendien met méér belangen dan die
van het verkeer heeft te rekenen.
Maar wij hebben in on^e kritiek ook
getracht, dit alles n et te veronacht
zamen
Als wij daar in geslaagd zijn, kan
die kritiek de overheid slechts wel
kom geweest zijn, als een positieve
bijdrage tot oplossing der problemen
Na deze meer algemene inleiding ging
de secretaris in zijn jaarverslag over
tot het werk van de verschillende af
delingen van KNAC-secretariaat in
het afgelopen jaar.
DE
DOOR WILLIAM BYRON MOWERY
32).
Rouse was een persoonlijke vriend,
op wie hij zich kon verlaten.
Daarop keerde hij naar de kazer
ne terug.
Die avond laat bracht Clancy hem
Rouse's antwoord. Norman las het
telegram, scheurde het in snippers
en wierp ze in het vuur, waar hij ze
tot as zag vergaan. Daarop trok hjj
zijn jas aan en verliet de kazerne.
Joans vader zat achter de kasboe
ken in de kale woonkamer, een kop
zwarte koffie naast zich. Hoewel
Hastings nuchter genoeg was, hadden
de lange uitspattingen sporen achter
gelaten bevende handen, bloed
doorlopen ogen en een slap, bleek
gezicht.
Norman kreeg medelijden. Hij
wist, dat Hastings vroeger een goed
en achtenswaardig mens geweest
was zachtaardig, betrouwbaar, een
liefhebbend echtgenoot en vader, een
trouw vriend. Jarenlang had Has
tings een goede invloed uitgeoefend
op de mestiezen en Indianen in het
stroomgebied der Sulteena. Ineens
had hy klap op klap gekregen. Het
begon met een jarenlange ziekte, toen
hy twee twistende mestiezen wilde
scheiden en een half dozyn messte
ken opliep. Daarop verscheen Seth
Grindley en deed hem moordende
concurrentie aan. Daarop was Esther
Hastings gestorven en de gezinsband
verbroken. Later had Grindley tegen
hem samengespannen inzake de ver-
dragsgelden, waardoor hy oneervol
zyn post van Indiaans Agent verlo
ren had. Als men dat alles wist, kon
men Hastings vee] vergeven.
Norman nam een stoel en zette
zich tegenover hem'.
„Boyd, laten we eens praten".
Hasings schrok op en poogde op
het gesloten gezicht van de ander te
lezen, hoeveel Norman eigenlyk
wist.
„Waarover?" ontweek hy.
„Om te beginnen wil ik je twee
dingen zeggen. Ten eerste, dat ik
hier niet zit als Bereden Poliieman,
maar als je vriend, de jouwe en die
van Joan. Ten tweede, dat ik je be
grijpen. kan. Grindley heeft je schan-
delyk behandeld, je geruïneerd en
onteerd; je had aanleiding om je te
wreken".
Hastings zakte terug in zyn stoel;
het was hem duideiyk, dat Norman
alles wist en dat ontkennen niet zou
baten.
„Drie weken geleden", vervolgde
Norman kalm, „ben je, tydena een
onweer, met een medeplichtige
Grindley's zaak binnengedrongen.
Je zocht voor ongeveer zevenduizend
dollar lichte waardevolle pelzen uit,
zoals otter- en martervellen. Verder
braken jullie Grindley's brandkast
je open en stalen voor drieduizend
dollar goudstof. Dat goud, dat niet
geïdentificeerd kon worden, behield
jy als je aandeel. Je metgezel nam
het bont, om dat over de grenzen te
verkopen. Hy vluchtte met het pels
werk de Sulteena op en jy gebruik
te het goud, om je winkelvoorraad
aan te vullen. Je wisselde aan de
Landing je goud in. Klopt dat?"
Boyd Hastings verroerde zich niet,
doch hy staarde onafgebroken de
man aan, die zo precies wist hoe al
les gebeurd was.
,Ik ben ervan overtuigd, dat je
geen ogenblik het plan had, Grindley
te doden. Je makker vermoedelijk
evenmm, met het oog op het daar
aan verbonden gevaar. Vermoedelijk
is Grindley wakker geworden door
het lawaai en komen kyken? Heeft
hy jullie soms herkend? Thello schooi
hem neer Thello zou een moord
doen vóór hii zich liet vangen
„Clint Thello heeft met de zaak
niets te maken", viel Hastings hem
in de rede. „Wat my betreft heb je
geiyk, maar wat hem aangaat, ver
gis je je".
„Laat maar, Boyd", zei Norman,
niet zonder waardering voor de po
ging, zyn medeplichtige te dekken.
Boyd Hastings was geen verrader. „Ik
heb de bewijzen tegen Thello ik
verdacht hem vóór ik nog verden
king had tegen jou. En ik begrijp,
dat je die boef uitkoos tot makker
je wist, dat Clint Thello er wel
in zou slagen te vluchten. Maar ik
had nooit verwacht, dat je zo iets zou
doen, Boyd
„Doen!" barstte Hastings los, „het
was hoog tyd, dat ik wat deed. Ik
ging niet alleen zelf naar de kelder
dat kon me niks schelen, maar ik
sleepte Joan mee. Ik moest myn kind
redden. Dit was de enige uitweg. Die
negenentwintig honderd dollar die
ik van Seth Grindley wegnam, was
niet de helft van wat hy my' ontsto
len had.
„Zeker, hy heeft je bestolen",
stemde Norman toe. Maar ongeacht
wat hy je heeft aangedaan, Boyd
had je niet het recht, de wet te over
treden. Geen misdaad heeft nog ooit
een onrecht goed gemaakt of moei
lijkheden beëindigd. Ze veroorzaakt
wel nieuwe moeilijkheden. Zie maar,
wat je daad heeft aangericht. In
welk parket je ons allemaal gebracht
hebt Joan, Laramie, jezelf en
my".
Dat maakte indruk op Boyd Has
tings. Hij zuchtte diep.
„Ik zie het nu wel in", mompelde
hij; „ik heb er, God weet het, de
laatste weken genoeg over getobd".
„Dat had je van te voren moeten
bedenken. Alle kans, dat Joan dood
wordt thuisgebracht! Als ze Laramie
pakken, komt hy aan de galg of gaat
levenslang de gevangenis in. Myn
positie bij de Bereden Politie is naar
de maan. En Jijals de waarheid
ooit aan het licht komt, word Je op
gehangen, man. jy was getuige van
de moord en het zou geen verschil
makep, dat Thello de trekker over
haalde. Ik heb er al aan gedacht,
verlof aan te vragen en Thello op
mijn eigen houtje op te sporen, al
kostte het me de hele winter. Ik wil
de myn eer terugwinnen. Maar nu
durf ik Thello niet te pakken. Hij
zou je verraden. Hy zou jou niet
dekken! Als Thello hier morgen
komt binnenwandelen, durf ik geen
hand tegen hem uitsteken en geen
woord zeggen. Voor wat jij en Thello
gedaan hebben moet ik boeten, moet
Joan boeten, en kan Laramie de strop
krygen
„Dat zal hy niet! Ik heb er lang
en breed over gedacht. Die jongen
zal niet hangen voor wat ik misdre
ven heb. ITiello is de schuld van al
les, de gemene duivel om die
jongen te bestelen en de schyn op
hem te werpen! Nee, Laramie zal
er niet voor boeten".
„Je kunt het niet beletten".
„Dat kan ik wel. Als Laramie ge
bakt word, stap ik naar het politie-
lureau en beken alles".
Eerst dacht Norman, dat Hastings
grote woorden gebruikte die hij niet
meende.
(Wordt vervolgd).