DE VOLKSTUIN
als vrije-tijdsbesteding...
schept tevreden en gelukkige mensen
Het buitenverblijf van de stedeling
Welke woningen onder de
huurverhoging vallen
De voorbereiding van
woningbouw moeilijk
ZATERDAG 25 MEI 1957
DE LETDSE COURANT
PAGINA 7
fmeen verbond een afdeling en zijn
er enkele volkstuinverenigingen met
namen als „Ons Genoegen" en „On-
derling Belang", met onderafdelingen
als b.v. een dahliavereniging „Johan
Mater" en een amateur fruitclub
„Prof. Ir. Sprenger".
Regelmatig wordt contact met de
overheid gehouden en dat heeft er
o.a. toe geleid dat de bond heeft mee
gewerkt aan de vervaardiging van
een documentaire film van Ytzen
Brusse, „Oase aan de Stadsrand", een
rolprent, die gemaakt is in opdracht
van het ministerie van O., K. en W.
Juist deze week, dinsdag, beleefde
de film in het Metropole-Tuschins-
ki theater in Den Haag de premiëre.
Bij deze première heeft mr. René
G. A Höppener, staatssecretaris van
en W., behartenswaardige
woorden gesproken.
Hij wees op het volkstuinwerk als
vrijetijdsbesteding, vooral in ver
band met de tendens naar nog meer
vrije tijd. Hier en daar wordt ook
in Nederland reeds gedacht aan een
vijfdaagse werkweek, sommige Ame
rikaanse kringen zijn al aan de ge
dachte van een vierdaagse toe. Het
is ook een zaak van regeringsbeleid
om een goede besteding van deze
groeiende vrije tijd te stimuleren en
de regering doet dat ook door het
stimuleren. Binnenkort verschijnt
volkstuinwerk te propageren en te
er zelfs een rapport over het volks
tuinwezen, uitgebracht in opdracht
van de minister.
Mr Höppener wees op de moeilijk
heden die het volkstuinwezen on
dervindt in verband met de grond-
honger van de steden, waardoor be
slaande complexen met woningen
worden volgebouwd en nieuwe gron
den haast niet te vinden meer zijn.
Niet alleen de officiële parken en
plantsoenen zijn echter de longen van
de stad, ook het volkstuinpark is
daartoe van steeds meer betekenis.
Dat blijkt ook uit de belangstelling
die moderne stedebouwkundigen er
voor aan de dag leggen en de nood
zakelijkheid van vaste complexen,
die dan vanzelfsprekend moeten vol
doen aan bepaalde eisen van situatie
en inrichting, erkennen.
Een sociaal goed
Het probleem van de vrijetijdsbe
steding is geen nieuw probleem. Zo
lang wij werken moeten voor ons
dagelijks brood, zullen we behoefte
hebben aan rust en ontspanning na
de beslommeringen; een rust en ont
spanning die te meer nodig zijn
naarmate de spanningen in het le
ven groeien en wij meer en meer een
haastig onderdeel van het immer
jachtende leven worden.
Het vraagstuk van de vrijetijdsbe
steding is niet nieuw maar ruim een
halve eeuw geleden deed het zich
nog anders voor. Het was er toen
ook, maar dikwijls ontbraken tijd en
financiële mogelijkheden. Langdu
rige arbeid tegen matige beloning
maakten het voor de grote massa
wel noodzakelijk maar onmogelijk
om tot een goede oplossing te ko
men.
Acuut werd het vraagstuk met de
invoering van de achturendag in
1919 en een wat ruimere beloning
voor de arbeid. De puzzel: acht uur
werk, acht uur slaap, acht uur ont
spanning, vroeg steeds harder om
een oplossing teneinde te voorkomen
dat wij met onze vrije tijd geen raad
zouden weten.
Te meer klemde dit voor de stads
bewoner in nauwe, stoffige straten,
met niet meer natuur dan wat
schriele bomen hier en daar en par
ken met de stereotiepe mededeling
„Verboden op het gras te lopen".
De drang naar buiten, weg uit de
stad, werd heviger en groeit nóg
steeds met de groeiende levensjacht
van onze groeiende steden mee.
Een oplossing werd door veel
stadsbewoners gevonden in de volks
tuin.
Tevreden mensen.
De volkstuinder is een tevreden
mens.
Als hij na de dagtaak in werk
plaats of winkel de fiets pakt en
naar zijn „buiten" trekt waar hij
met vrouw en kroost dikwijls de
ganse zomer verblijft, dan beseft hij
de kans gekregen te hebben de
steenwoestijn van zijn stad te mo
gen ontvluchten en zich te verma
ken in en met een stukje natuur dat
hij met eigen hand opkweekt en in
stand houdt.
Hij zoekt geen rust in de een
zaamheid want hij weet dat honder
den met hem er eender over denken
en met hem dezelfde weg gaan, maar
wanneer hij door het hekje van zijn
tuintje stapt dan is hij gelukkig en
tevreden. Of hij daar ook nog een
zomerhuisje vindt of enkel maar een
bergschuurtje.
Want er zijn twee categoriën van
volkstuinders, de doorgewinterde
buitenbewoners en de tuiniers „van
enkele uren" die na de taak daar
weer teruggaan naar het huis in de
stad. De eerste groep groeit meer en
meer „in tal en last". Zij beoefenen
een vorm van „terug naar de natuur"
die voor hen het hoogste inhoudt dat
te bereiken is omdat zij daar voor
heen ongeweten vreugden ondervin
den en daarmee een vrijetijdsbeste
ding van het hoogste plan.
Daarom is de volkstuinder een te
vreden mens en kweekt hij tevre
den huisgenoten. Het werk in zijn
vrije tijd bezorgt hem de nodige rust
en ontspanning. Al zal hem dat werk
ook moeite kosten, „mijn leren :-
spelen".
Standen in de volkstuin.
Er is een tijd geweest dat de volks
tuin alleen werd gehouden om het
nut dat ze *kan afwerpen, voor het
kweken van groente b.v., waarbij we
de bezettingstijd buiten beschouwing
willen laten.
Dat gebeurt nog wel maar de
meerderheid maakt van zijn tuin een
bloemenhof met een min of meer
kostbaar, min of meer artistiek huis
je waar soms het hele gezin de zo
mermaanden, in ieder geval de va
kanties nacht en dag doorbrengt.
Er zijn van die tijdelijke woningen
die ware paleisjes zijn, bungalowtjes
die in onze tijd een niet onaanzien
lijk financieel offer vragen, ook al
wordt er dan veel zelf aan gedaan.
Andere doen het wat eenvoudiger
aan en maken een ruimte, niet veel
groter dan een flinke stadsschuur
met eén randje en een likje verf
antrekkelijk.
Men mag echter in de moderne
volkstuincomplexen maar niet gaan
bouwen zonder meer. Er wordt daar
wel degelijk gelet op harmonie en
de meeste verenigingen hebben dan
ook een eigen „schoonheidscommis
sie".
Zo komt het (we kunnen dat zien
van uit de trein als deze een grote-
standsrand passeert) dat het ene
complex er veel verzorgder, veel
luxueuzer uitziet dan het andere en
een zeker standsverschil zich daar
in manifesteert. Het is dan ook niet
alleen de handarbeidende bevolking
die aan volkstuinwerk doet, ook veel
midenstanders uit de grote stad voe
len zich om dezelfde redenen tot het
werk aangetrokken. Ook in de outil
lage van de complexen is verschil. Er
zijn er met complete speel- en sport
velden, met clubhuizen en winkels
waar moeder, evengoed als in de
stad, van alles kan kopen. Trouwens
de slager, bakker en melkboer bezoe
ken hun klanten die „op de tuin"
wonen evengoed daar als op hun
aders volgens domicilie en ook de
post.weet zijn klanten op den buiten
wel te vinden.
De mens, ook de volkstuinder,
heeft nu eenmaal behoefte aan zo
veel mogelijk comfort, daar kunnen
we niet meer buiten; de kampeerder
met lent en rugzak kookt zijn potje
liefst ook niet meer op een hout
vuurtje waarmee we dan natuurlijk
de doorgewinterde volgelingen van
B.P. buiten beschouwing laten. Ook
het leven van de volkstuinder is niet
meer dat van een holbewoner.
Werk in de winter.
In Leiden Noord bezit Leiden een
prachtig aangelegd en uitgestrekt
volkstuincomplex. In dit gebied treft
men niet alleen prachtige tuinen aan,
maar de volkstuinders blijken dik
wijls ook goede architecten, aanne
mers, metselaars, timmerlieden etc.
te zijn. In het complex van „Ons
Buiten" troffen wij dit sierlijke
stenen tuinhuisje aan.
Leiden kent ook zijn schooltuinen.
Bijna tegen de huizen van de stads
rand aan, groeit de spinazie en flore
ren de tuinbonen. Kinderen in Lei-
den-Noord (achter de Willem de
Zwijgerlaan) in actie.
woond dat wil niet zeggen, dat het
werk in de winter stil ligt. Een actief
bestuur za juist dat de tijd vinden
om te werken aan, wat we zo gaarne
gewichtig noemen „de theoretische
ontwikkeling van zijn leden".
Dan worden er cursussen gegeven
in Plantkunde, in bloemen- en fruit
teelt, tuinaanleg e.d. zaken meer die
voor de liefhebber-tuinier-volkstuin
der van belang zijn. Dan worden de,
wedstrijden op papier gezet, prijzen
uitgeloofd voor de fraaiste aanleg,
de mooiste bloem, het gaafste fruit.
En ook in de winter vraagt alles
om onderhoud en wordt de tijd be
nut voor opknap- en reparatiewerk
aan huisjes, scheringen en verdere
dingen opdat alles voor de komen
de zomer klaar is en men dan niet te
veel van de kostbare tijd moet ver
doen aan wel noodzakelijke maar
niet altijd aantrekkelijk werk.
Op dit alles wordt in een georden
de volkstuinsamenleving terdege ge
let want alles moet in de puntjes
verzorgd zijn. De spreekwoordelijke
Hollandse netheid blijft niet binnen
de muren maar moet te zien zijn aan
alles wat d,es volkstuins is.
Ook hier dus organisatie.
De volkstuinbezitters hebben, hoe
kan het eigenlijk anders, hun eigen
organisatie, niet alleen plaatselijk
maar ook landelijk, terwijl er zelfs
bescheiden internationale contacten
bestahn.
Zo is er het Algemeen verbond
van volkstuinverenigingen in Neder
land met plaatselijke afdelingen.
Deze bond geeft een eigen maand
blad uit in samenwerking met de
(Rij kstuinbouwvoorlichtingsdienst^
organiseert tentoonstellingen, zoals
in 1953 „De Gouden Poort" in het
RAI-gebouw te Amsterdam belegt
congressen waarop vele aspecten,
sociale en andere van het volkstuin
werk worden belicht, kortom doet
alles waartoe een bond nu eenmaal
ten gerieve en ten bate van zijn le
den verplicht is.
Ook hier in Leiden heeft dat alge-
Elegant
Duurzaam
Uitstekende kwaliteit
volkstuinwerk een sociaal
goed.
De volkstuin is uit sociaal oogpunt
van grote betekenis, niet alleen de
z.g.n. nuttigheidstuin maar vooral
recreatieve type. Het sociale doel
van de volkstuin is misschien nimmer
bewust nagestreefd maar toch zijn
belangrijke gevolgen bereikt als ver
sterking van gezinsband en gemeen
schapszin, meer harmonieuse opvoe
ding van de stadsjeugd en vergrote
mogelijkheid van actie en passieve
recreatie. Dat laatste is zeker niet
onbelangrijk.
„Nu de volkstuincomplexen zich
hebben ontwikkeld of bezig zijn zich
te ontwikkelen tot volkstuinpar
ken", aldus spreker op een in 1953
in Den Haag gehouden congres, „bie
den zij aan een veel ruimere kring
dan die der volkstuindërs zelf èen
mogelijkheid van passieve recreatie,
die men eertijds slechts vond in de
officiële parken. Zo werden op een
zondag in 1952, tussen 7 en 16 uur
in 19 Amsterdamse volkstuincom
plexen de bezoekers geteld. Exclu
sief de overnachtingen bedroeg dit
aantal ruim 15 duizend. Als men er
rekening mee houdt dat 3 complexen
buiten beschouwing bleven en dat
er ook na vier uur 's middags nog
vele bezoekers plegen te komen en
dat op diezelfde zondag tevens de
finale van de Ronde van Nederland
in Amsterdam plaats vond, dan kan
men het totale aantal bezoekers stel
lig wel op 20 duizend stellen".
Voorts concludeerde dezelfde spre
ker dat „de volkstuinen in onze door
de techniek beheerste samenleving
een sociale noodzakelijkheid zijn ge
worden" en dat het geen onredelijke
eis is dat volkstuinparken gelijk
de plantsoenen, de stadsparken, de
sportvelden en de speelweiden
een permanente plaats krijgen in de
stedelijke uitbreidingsplannen".
Bepaalde groepen-
variatie van 1-25 pet.
Tijdens het mondelinge overleg
met de commissie van voorbereiding
uit de Tweede Kamer over de huur
wetten zijn van regeringszijde de vol
gende gegevens verstrekt.
1. Alle 109.000 woningwetwonin
gen, die van 1946 tot en met 1950 zijn
gebouwd met steun volgens de bij
drageregeling 1948 zullen volledig on
der de huurverhoging vallen. Dit
geldt ook voor 15.000 tussen 1947 en
1952 in de particuliere sector met
steun volgens de financieringsrege
ling woningbouw 1947 en 1948 ge
bouwde woningen.
2. Van de woningwetwoningen,
die na 1950 zijn gebouwd met steun
volgens de bijdrageregelingen 1950
zullen er naar schatting 160.000 on
der de huurverhoging vallen. De ver
hogingspercentages variëren van 1
tot 25 procent.
3. Ook zal van een aantal van de
op voet van de premieregeling 1950
en de premie- en bijdrage regeling
'53 gebouwde huizen in de particulie
re sector de huur met 1 tot 25 procent
worden verhoogd. Het is nog niet be
kend hoe groot dit aantal zal zijn.
4. Alle woningen, gebouwd in de
jaren 19401945 met rykssteun, val
len volledig onder de huurverhoging
evenals de ongeveer 3100 woningen,
gebouwd op voet van of analoog naar
de hypotheekregeling 1940 en 1941.
Voorts vallen onder de huurverho
ging ongeveer 10.000 noodwoningen,
waarvoor financiële steun is verleend
op grond van het noodwoningenbe-
sluit 1947.
Op de vraag of de regering niet be
reid is het procentuele verschil in
huurprijzen van de oude woningen in
ae verschillende gemeenteklassen te
verminderen en meer aan te passen
aan de verschillen in de vijf gemeen
teklassen tussen de naoorlogse wo
ningen, antwoordde de minister dat
daardoor geen harmonische verhou
ding in alle gemeenten zou ontstaan.
Blokkering
huurverhoging
De regering wil nader overwegen
het wetsontwerp inzake de blokke
ring van de huurverhoging zo te wij
zigen, dat degenen, die verbeteringen
aan woningen aanbrengen, binnen
een vaste termijn na goedkeuring van
het gemeentebestuur voor deblokke
ring in aanmerking komen, ongeacht
het tijdstip waarop de verbeteringen
werden voltooid. Dit heeft minister
Witte meegedeeld in het mondeling
overleg met de kamercommissie.
Geen financiering
mogelijk
„Het gehele complex van voorbe
reidingen voor de woningbouw: het
aankopen en onteigenen van terrei
nen 't aanleggen van straten en het
tot standbrengen van onmisbare pu
blieke voorzieningen dreigt ernstige
stagnatie te ondervinden door ge
brek aan financieringsmogelijkhe
den".
Dit verklaarde de heer A. Stein-
metz, wethouder van Amsterdam,
gisteren op de te Utrecht gehouden
ledenvergadering van de Nationale
Woningraad. Aangezien de voorzitter,
de heer A. in 't Veld, ziek was gewor
den, sprak de heer Steinmetz de ope
ningsrede uit.
Bij de gegeven verhoudingen en
bij gelijkblijvende omstandigheden
kan, aldus spr., aan een belangrijke
vergroting van de produktie van wo
ningen op korte termijn moeilijk
worden gedacht.
Als enig middel voor de vergroting
van de produtie noemde de heer
Steinmetz de verhoging van de pro-
duktiviteit.
Hij wees er op, dat de bouwbedrij-
vigheid niet een op zichzelf staande
en afzonderlijk te dirigeren activiteit
is. Zij maakt deel uit van het gehele
complex van economische bedrijvig
heid in ons land. Het kost ongekend
veel inspanning en moeite de beschik
bare ruimte voor de woningbouw te
vergroten, zeker in perioden van
hoogconjunctuur enerzijds en perio
den van monetaire spanningen an
derzijds, waarin iedere vorm van
bedrijvigheid e^qiansie vertoont.
De heer Steinmetz besprak de
hier en daar op vrij grote schaal ge
troffen voorbereidingen voor de indus
triële woningbouw. Deze ontwikke
lingen zullen, volgens hem, ongetwij
feld op een aantal punten ingrijpen
de veranderingen in de tot nu toe ge
volgde praktijk teweegbrengen.
Strenge selectie.
De industriële ontwikkeling zal
automatisch leiden tot een vrij stren
ge selectie onder de aannemers. Al
leen de in bedrijfsorganisatorich op
zicht sterke ondernemingen zullen
een aandeel in die ontwikkeling kun
nen nemen.
Daarnaast zal het toch wel enigs
zins aan oude vormen verkleefde
bouwtoezicht in ons land de nodige
soepelheid moeten betrachten om
nieuwe opvattingen, werkmethoden
en constructies een kans te geven.
Sprekende ten slotte ovei de wens
van de particuliere bouwers dezelf
de overheidssteun te genieten als die
welke de bouwondernemingen ont
vangen, zei de heer Steinmetz, dat
tegen dit beginsel weinig bezwaar
kan worden gemaakt
De bouwondernemers zullen echter
wel dienen te weten, dat inwilliging
van hun verlangen naar gelijke be
handeling o.m. 't - olgende betekent:
verplichte afschrijving van de wonin
gen in vijftig jaar, onttrekking van
vaste bedragen aan de exploitatie ten
behoeve van onderhoud en algemeen
beheer, het ontvangen van een gelimi
teerde rente over het in de woningen
belegde kapitaal en het aanvaarden
van vergaande overheidscontrole od
de gehele exploitatie.
Het is voor mij de vraag, aldus •'e
heer Steinmetz, of de bouwonderne
mers weten wat zij vragen, als zij ge
lijke behandeling met de bouwvver-
enigingen verlangen.
De minister stipte de mogelijkheid
nog aan voor de drie grootste ge
meenten een afzonderlijke klasse te
creëren, hoewel hij geen concreet
voorstel ter zake deed.
De minister was niet bereid het
voorschrift te doen herleven dat kos
ten van verbeteringen slechts mogen
worden doorberekend als zij met
schriftelijke toestemming van de
huurder zijn aangebracht. Dit zou
volgens de minister aanleiding kun
nen geven tot chicanes en tevens
heeft de huurder de bevoegdheid het
uitvoeren van werkzaamheden, die
hem niet zinnen, te beletten.
Mannequins dóór
en vóór de bril
Opticienscongres
te Scheveningen
Ter gelegenheid van het interna
tionale opticiens congres, dat van 11
tot 15 juni in het Kon. Instituut voor
de Tropen te Amsterdam zal gehou
den worden, zal op woensdagavond
12 juni een modeshow worden ge
houden in Hotel Kurhaus te Sche
veningen.
Deze show maakt deel uit van de
congresgebeuriijkheden, aangezien
j hierin niet slechts de kleding van de
vrouw aandacht zal vragen, maar
ook de volle aandacht zal worden ge
vestigd op de mogelijkheden, welke
de moderne optiek haar weet te bie
den.
Hoewel deze show allereerst be
stemd is voor de op die avond in
Scheveningen vertoevende vakopti
ciens, zal ook het belangstellende
publiek in de gelegenheid worden
gesteld deze show in een afzonder
lijke lokaliteit van het Kurhaus-
complex te zien.
Gelijk bekend, is aan dit congres,
dat een tiental wetenschappelijke
voordrachten van Nederlandse en
buitenlandse opticiens en oogartsen
op het programma heeft staan, een
wedstrijd voor brildragende dames
verbonden. In deze wedstrijd, die
door een internationale jury zal wor
den beoordeeld, worden drie prijzen
beschikbaar gesteld en aan de win-
neres van de 1ste prijs zal de titel
„Miss Holland in glasses" worden
toegekend.
Het congres, dat op 11 juni offi-
ciëel zal worden geopend in de aula
van de Gemeentelijke Universiteit te
Amsterdam, omvat voorts nog een
feestelijke ontvangst van de con
gressisten en hun dames door het
Amsterdamse gemeentebestuur in 't
Rijksmuseum, alsmede een galaban
ket op de sluitingsdag in het Carl-
ton-hotel te Amsterdam.
BELASTINGONTDUIKING
BERECHT.
Vier maanden gevangenisstraf met
aftrek en een geldboete van 10.000
of drie maanden hechtenis eiste de
officier van justitie te Utrecht tegen
de 51-jarige koopman W. W. te
Utrecht, die wegens een viervoudige
onjuiste belastingaangifte terecht
stond.
Hij gaf toe in de jaren 1954/1955
zowel voor de inkomsten- als voor
de vermogensbelasting gelden te
hebben verzwegen. Voor de vermo
gensbelasting ging het om hpdragen
van resp. f 133.142,en 242.547,
welke te weinig waren opgegeven.
Op het aangiftebiljet voor de in
komstenbelasting werd over de des
betreffende jaren ruim zes duizend
gulden verzwegen.
De verdachte, die de laatste jaren
grote koerswinsten hnd gemaakt met
zijn speculaties met Amerikaanse ef
fecten, had gemeend uit rancune te
gen de maatschappij te moeien han
delen. Hij was in de oorWsiaren bij
de Utrechtse gemeentepolitie ontsla
gen en had geen baan in overeen
stemming met zijn capaciteiten kun
nen vinden. Voorts was hij ontevre
den over de hoge belastingaanslagen,
welke hij als vrijgezel ontving.
De officier sprak van aanzienlijke
belastingontduiking, genleegd door
een verbitterde, vreemde figuur. Hij
achtte de feiten bijzonder ernstig en
meende naast een behoorlijke geld
boete een vrijheidsstraf te moeten
eisen.
Met dit laatste was de raadsman,
mr Van Ravenswaay, het niet eens.
Naar zijn overtuiging zal de verdach
te reeds zwaar worden gestraft door
de navordering welke de fiscus zal
opleggen. Hij wees erop, dat zjjn
dient de consequenties van zijn daad
niet had voorzien en dat het kapi
taal dat hij aanvankelijk had ver
zwegen, slechts gering was, doch
door fort'"'nlijke speculaties was ver
veel vu ld igd.
Uitspraak 7 juni a.s.