UIT HET VERRE OOSTEN DE MALLEMOLEN VAN HET JAPANSE CONCENTRATIEKAMP H Stel emigreren niet te rooskleurig voo Aetherklanken VRIJDAG 17 MEI 1957 ni? l.Kms? CO'THAvr PAGINA 12 Bij „Ooirie Jaap" uit Tokio Y^ELKOM IN RE „BEREBIJT"! Deze welkomstgroet werd ons hartelijk toegeroepen dioor de opper stalmeester, wiens titel en werkelijke naam was: Kolonel Soega (Suga). De Engelse gasten betitelden hem vanwege de naa/m, die aan het En gelse woord „suiker" doet denken en om zijn korte dikke figuur, familiaar met de naam van „Sugar-Daddy" of wel „Suikeroompje". De Nederlandse gasten noemden hem kortweg: „Nel- lcmannetje", of ook „Baas Ganzen- donk". Beide namen tekenden voor treffelijk deze officier, die aangesteld was tot bevelhebber van de concen tratiekampen in Borneo, en als zo danig, samen met de overige mili tairen de Japanse keizer vertegen woordigde en dus een „goddelijke macht" voorstelde. Zijn uiterlijke verschijning was een opvallend grote „steek" met twee kwasten, één bo-J venop, de andere onder de steek in i hadden elkaar nodig, Burgerlijke def- de persoon van kolonel Soega, di. zonder het militaire attribuut van J heel vaak ook onverstandig, om aan een snor, indrukwekkend was gede-je ouders te schrijven dat je het zo ooreerd met een tiental medailles en strepen, terwijl een zwaard, dat voor de korte figuur veel te lang was, zorgde voor het ontzagwekkende wa pengekletter. ET PERSONEEL bestond uit een heel erg moeilijk hebt. Wat schrijven ouders niet vaak: „Als je terug wilt komen, wij zullen het reisgeld wel bijeen brengen". Zover behoeft het meestal niet te komen, doch je kunt het de emigran ten niet altijd kwalijk nemen dat ze niet het slechtste schrijven. Doch al leen maar het mooie te vertellen, is 1 aantal soldaten met een typische j uit het oogpunt van de voorlichting „Sjako", een slordige uniform en een geweer, dat altijd op de schouder werd gedragen, zó, dat de loop steeds een bedreiging vormde voor ieder, die toevallig achter de soldaat stond. De praktische kijk en de volkshuohor vonden voor hen juiste namen, ka rakteristiek voor de drager. Zo was er een „Brutus 1" en „Brutus 2", een „Perzik" en een „Hemelse blik", beiden een beeld vam het gelaat af spiegelend. Er was een „Historicus", die in een soort gebroken Engels be weerde, dat in Malakka de Japanners werden opgesloten in petroleumblik- jes. Weer een ander droeg de komi sche verjapanste naam van: „Wasme- jassie". Het ceremonieel bij „Oome Jaap" was uitgebreid en uitermate sierlijk. Dit bleek dagelijks overtuigend uit het „ritueel", dart „Tenko" ofwel „aantreden" werd geheten. Wij stonden dan in groepen, elk van drie rijen van lö man. Bij het commando „Kiotski" stond ieder in stramme houding. Dan volgde een buiging van minstens 90 graden, die soms bij mislukking moest worden herhaald en waarbij de meest origi nele onvleiende uitroepen werden gemompeld, die ik passender wij ze voor de lezers niet wil herhalen. DE GASTEN vormden inderdaad een hoogst gevarieerd gezelschap. De oonvereatie geschiedde door mid del van Engels en Nederlands. Men vond er de joviale „planters", de winkeliers en gouvernementsleden, die kennelijk de sporen van het stads- en zakenleven droegen. Kun dige ingenieurs en hoogwaardigheids bekleders, anglikaanse zendelingen van allerlei richtingen en missiona rissen van velerlei orden vormden inderdaad een zwerm „vogels van diverse pluimage"! Er waren mensen, die voorheen vierkant tegenover elkaar hadden ge staan; men vond er typen, die er allerlei zonderlinge theorieën op na hielden en een paar Amerikaanse i sekteleiders, die naar het boek Da- niël met de grootste stelligheid de oorlog, de toekomst en het gehele wereldgebeuren voorspelden. Toch was deze onsamenhangende mensen massa met hechte vriendschapsban den verbonden. Afstanden en scheids muren verdwenen als bij toverslag en één maatschappij van natuurlijke trouw en vriendschap nam de plaats in van een wereld van afgemeten verhoudingen. Geen wonder! We heel gevaarlijk. Maar het is niet zo kwaad! Meen niet dat ik iemand het emi greren zou willen ontraden, doch het is beter indien men zo duidelijk mo gelijk weet wat de resultaten zijn en daardoor zich ook beter kan voorbe reiden op hetgeen staat te wachten. Emigreren brengt heus niet alleen maar teleurstellingen; het zou niet moeilijk zijn een hele serie reporta ges te brengen omtrent enthousiast geslaagden in dit land. Vooral van degenen die hier nog maar enkele maanden, soms enkele jaren zijn, kan men dikwijls de op merking horen: „Indien er schepen waren en men gratis weer terug kon, zouden er duizenden naar Holland gaan". Het gezegde is gemakkelijk, doch inhoudloos, omdat naar mijn mening het merendeel van de emigranten hier zich wel enige malen zou be denken, alvorens in werkelijkheid aan de weg terug te beginnen! Per slot van rekening, hebben Piet en Marie toch maar bereikt, hetgeen voor hen in Holland nimmer moge lijk zou zijn geweest. Want ze mogen nog aan het afbe talen zijn, doch ieder jaar wordt hun bezit groter en wanneer het alle maal hun eigendom is, dan mag dat op tenminste dertig-veertigduizend gulden worden geraamd. Welke gemiddelde Nederlander ziet daarvoor in het vaderland kans? Zelfs de „teleurgestelden" kunnen in enkele jaren tijds hun retourtje over houden; minstens vier-vijf duizend gulden. Natuurlijk, ze hebben het dan niet gemakkelijk, doch het kan. Emigreren is beslist niet voor ieder een weggelegd; alleen voor degenen die bereid zijn om het harde leven te aanvaarden, die niet alleen ande ren, doch op z'n tijd ook eens zich zelf becritiseren. Maar vooral, die hun flinkheid niet slechts in de theorie bezitten, begrijpen dat na de interessantheid bij familie, buren en vrienden, vanwege hun emigreren, straks de werkelijkheid komt, waar bij de interessantheid er binnen een week af is. Maar dan blijft er de nieuwe kans om iets van het leven te gaan maken; daar is het wijde land; de prachtige natuur; het aantrekkelijke klimaat; de vrijheid en gemakkelijkheid in de' omgang; en ik kan nog zoveel andere voordelen van het emigreren opsom men. Doch dan beloop ik de kans dat na enkele maanden van verblijf in Aus tralië, emigranten mij verwijten het alles te rooskleurig te hebben afge schilderd. De bedoeling was slechts te consta teren, dat, waar sommige emigranten hier de neiging hebben hun na jaren van hard werken verkregen schatten opgepoetst en royaal uit te stallen, anderen die op dat alles binnen en kele maanden nog geen uitzicht heb ben, op een verontrustende wijze daaraan uiting geven. Waarmee geen van beiden de juiste voorlichting dienen, tigheid en nietszeggende vormelijk heid kwijnden weg en een bijna kin derlijke eenvoud kwacm boven. O.a. was er de gouverneur van Malakka, iemand dus, die de koning- keizer van het Britse imperium ver tegenwoordigde en voorheen niét zon der introductie of afspraak kon wor den benaderd. Thans bood ik hem soms een half gedroogd, benig schar retje aan als bijspijs van het karig ■beetje rijst van „Oofrie Jaap". De gouverneur aanvaardde dit gescnenk ontroerd en dankbaar, mogelijk in zijn hart de historische woorden her halend: „Mijn koninkrijk voor een half gedroogd scharretje!" Ónze behuizing stond uit een hon derdtal houten barakken, die eerst de soldaten uit India hadden geher bergd. Ieder ooizer kreeg een breedte van vijf vloerplanken toegewezen, waarschijnlijk een praktische toepas sing van de wetten der „rechten van de mens"! rVE KLEDING bestond bij ieóer- een uit een verzameling lompen. Want bedenk wel, dat vele gasten op straat waxen opgepikt, tezamen aan een touw gebonden en dan na enige dagen achter prikkeldraad geborgen. De meesten echter hadden de kans enige khaki broeken en jassen samen te bundelen en de missionarissen pak ten ook een paar katoenen toga's, een stuk zeep of andere snuisterijen in een koffertje, dat door de Japan ners werd gecontroleerd. Het dagelijkse sjouwen in de tro pische zon en regen sloopten de khaki-kleren, zodat scheuren en win kelhaken met een andere lap met de melk uit een rubberboom werden bijeen geplakt. Anderen weer verkozen eenvoudig de broekspijpen op elke gewenste lengte eenvoudig te amputeren Ko ning Mode was volkomen van zijn gouden troon gestoten, terwijl de menselijke geest, tezamen met Moe der Natuur over ieder en alles de scepter 2waaiden. Wij ontpopten ons zowaar tot andere Edisonsü Een sprekend voorbeeld was het instrument, dat in' onze primitiviteit werd geconstrueerd en als „clysma" werd gebezigd om sommige arm'e Jobbers, die in 14 dagen het toilet niet hadden bezocht vanwege het af schuwelijke voedsel, te helpen. Het was een fles met schroefkurk, waarvan de glazen bodem met een dik stuk ijzerdraad was afgeknapt. Een mooi stuk werk! De onontbeer lijke rubberslang was eenvoudig een stuk geïsoleerde elektrische draad. Tien man hielden de draad stevig tussen de handpalmen, één vatte de driedubbele draad vast met een com binatietang, terwijl een tiental kna pen de man van de combinetietang achteruit trokken. Zo werd door 2'1 mannenkrachten de stalen draad uit haar lange taaie rubberomhulsel ge trokken en ontstond een rubberslang, voldoende om de clysma perfekt te doen werken! Zo hielpen wij elkander in een wereld, waarin alle andere macht hebbers ons volledig in de steek lie ten en op allerlei manieren tegen werkten. Geen wonder, dat wij toen meer dan ooit ons het versje van de lekediohter realiseerden: „De leer dat mensen verdoemde apen zijn, laat zich maar moeilijk rijmen in mijn brein. Wel is in mij geen twijfel ooit gerezen, dat mensen vaak „verdoemde apen kunnen wezen." Ik heb gezegd! TÖENG SIENG FOE. Te somber hoeft ook niet (Van onze correspondent in Australië). „We hebben hier een echt lief huis- Je en een geweldig stuk land. Vorige week hebben we een auto gekocht en Annie heeft een rijpaard. Het is hier heerlijk, we zouden nooit meer terug willen naar Hol land Dat was een gedeelte uit een brief welke een emigrant mij dezer dagen toonde en waardoor hij mede werd bewogen tot emigratie. Hoe hij de werkelijkheid vond? Het „lieve huisje" zou in Holland voor bewoning zijn afgekeurd; het ge weldig stuk land was meer rots dan land; de auto bleek erg zuinig in benzine-gebruik omdat het vehikel stil stond of geduwd moest worden en het rijpaard van Annie, nu ja Een stukje emigranten-voor lich ting Hoe vaak heb ik bij bezoeken aan onze emigranten niet het verzoek ge kregen, om vooral niet in de krant te zetten dat de vrouw des huizes er gens op een fabriek of zo werkte; of dat „zondag" voor de man „werk dag" betekende. „We schrijven dat allemaal maar niet naar huis; ze begrijpen dat daar toch niet", aldus de volkomen juiste motivering. Jawel, doch dan zit er meteen iets scheef met de voorlichting. In klein-Hollywood Een andere ervaring. Je kunt voor een gulden of vijftig, zestig, een film laten maken van de familie etc. Natuurlijk maak je er iets moois van. De beste kanten van het huis v/orden gefilmd; leuk en gezellig in het groen; moeder de vrouw voor haar elektrische ijskast; de „food- mixer" en wat al niet meer is aan geschaft. Neen,, de documenten voor de afbe. talings-termijnen worden niet ge filmd; evenmin wordt opgenomen wanneer de vrouw naar fabriek of werkhuizen gaat en de man op zon dag staat te timmeren of zo Maar de familie in Holland consta teert dat Piet en Marie het toch maar wat best hebben gedaan met hun emigratie. En alle narigheid van vroeger staat óók niet op de film Het is alles zo dikwijls maar een halve waarheid, die erger is dan een hele leugen. Bovendien moet je het hele geval met Australische ogen bezien, want een rijpaard koop je voor vijf pound en er worden „auto's" gekocht voor een paar veelvouden van dat be En eigenlijk koopt iedereen elektrische ijskast, voedsel.^ ger en wat al niet meer. Wij hier weten wat dat waard is. Doch menig adspirant-emigrant Holland maakt zich als gevolg dat alles voorstellingen, welke hs bij het aanschouwen van de wert lijkheid al te pijnlijk uit de droo helpen. En dat is niet de schuld de voorlichter, doch van de vriend of het familielid, dat ee goed-Hollands wilde „opscheppen Met alle vaak tragische gevolgen dien. Met veel korreltjes zout. Vandaar het advies, om de meest van al die verhalen met veel korre! tjes zout te slikken. Ook wat het oplossen van de tai problemen betreft. Men probeert zo heel vaak t... met behulp van woordenboeken, in de brieven zo luchtigjes weg et paar woordjes Engels in te lasser nee, met de taal hebben ze helend niks geen last. Je moet ze maar horen, zelfs zijn ze soms jaren hier Stuntelig. Waarom ik dit allemaal vermeld Vanwege de klachten over de r lichting. Er moge reden tot critiek zijn o ambtelijke- en andere instanties, doel vergeet de emigranten die reeds hit zijn, evenmin! qfrimimik be iotcm dut u mm ibmbmhict te ncth rmk. mmvEumct out ocsmom twens tsoeen, eu vluchtm k mum mm teel liminaii- vowr beoeven KRO: 7.00 Nws. 7.'O Gram. 7.15 Ge. wijde muz. 7.45 Morgengebed en li. turg. kal. 8.00 Nws. en weerber. 8.1i Gram. 8.50 Voor de vrouw. (9.35- 9.40 Waterst.) 10.00 Voor de kleutert 10.15 Gram. 10.30 Ben je zestig. 11.05 Voor de zieken. 11.45 Gram. 12,0! Middagklok-Noodklok. 12.03 Gram (12.3012.33 Land- en tuinb.meded] 12.55 Zonnewijzer. 13.00 Nws. en Katli nws. 13.20 Lichte muz. 13.50 Gram 14.00 Voor de jeugd. 14.20 Engelse les 14.40 Boekbespr. 14.50 Fanfare ork 15.10 Kroniek v. letteren en kunsten. 15.35 Gram. 16.00 Voor de jeugd. 16.50 De schoonheid van het Gregoriaans 17.20 Musette ork. en soliste. 17,45 Lichte muz. 17.55 Amus. muz. 18.15 Journalistiek weekoverz. 18.25 Gram 18.30 Pari. overz. 18.40 Jazzmuz. 1 Nws. 19.10 Commentaar. 19.15 Bra bants ork. 20.10 Lichtbaken, caus 20.30 Act. 20.45 De gewone man. 20.50 Gevar. progr. 22.10 Cabaret. 22.35 Wij luiden de zondug in. Aansluitend: Avondgebed en liturg, kal 23.00 Nws. 23.15 Nws in Esperanto. 23.2224.00 Gram. HILVERSUM n. 298 M. 7.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20 VARA, 19.30 VPRO. 20.00—24.00 VARA. VARA: 7.00 Nws. 7.10 Gym. 7.20 Gram. 8.00 Nws. 8.18 De Ontbijtclub. 9.00 Voor de vrouw. VPRO: 10.00 Tij delijk uitgeschakeld, caus. 10.05 Mor genwijding. VARA: 10.20 Wien bleibl Wien. 11.10 Buitenl. weekoverz. 11.25 Pianorecital. 12.00 Lie te muz. 12.30 Land- en tuinb.meded. 12.33 Gram, 13.00 Nws. 13.15 VARA-Varia. 13.20 Mandoline-ork. 13.45 Sportpraatje. 14.00 Voor de jeugd, 14.35 Koorzang. 14.55 Gram. 15.20 Fries progr. 15.45 Kamerork. en soliste. 16.35 Is de maal vol? caus. 16.50 Dansmuz. 17.15 Week- journ. 17.45 Lichte muz. 18.00 Nws. en comm. 18.20 Amus. muz. 18.45 Re- geringsuitz.: Atlantisch allerlei. Een en ander over de 15 landen, aangeslo ten bij het Atlantisch Pact. 19.00 Ar tistieke sta: Ikaart. VPRO. 19.30 Pas separtout, caus. 19.40 Godsdienst voor heen en thans, caus. 19.55 Deze week, caus. VARA: 20.00 Nws. 20.05 Gevar. progr. 22.00 Soc. comm. 22.15 Latijnse klanken. 22.40 Politie Patrouille, klankb. 23.00 Nws. 23.15 Sport. 23.2 24.00 Opsporing verzocht. TELEVISIEPROGRAMMA. NTS: 14.3015.15 Eurovisie: Inter nat. zwemwedstr. Engeland-Neder- land# AVRO: 17.00—17.30 Voor de kinderen. NTS: 17.30—18.00 Kinder programma v. d. Vlaamse TV. NTS: 20.00 Journ. en weeroverz. VAR": 20.15 Nachtasyltje. 20.55 Filmverz progr. 21.25 Saint Germain des Prés. NTS: 22.1523.45 Eurovisie: Napoli- taans Zang Festival. DE DOOR WILLIAM BYRON MOWERY 15). Toen zy eindelijk de Teluwaceet bereikten en hun kano te water lie ten, waren zij koud, nat, hongerig en vermoeid en hadden het liefst rust genomen, maar zij wilden zo ver mogelijk wegkomen van dat hoofdkwartier aan de splitsing en vervolgden dus hun weg. Het was een heerlijk gevoel, dat zij het grootse gevaar doorstaan en hun eerste doel bijna bereikt had den. Elke mijl, die zij thans afleg den, verminderde 't gevaar en bracht hen dichter bij die diepe inkeping in het Teluwaceet-gebergte, waar door Alan in veiligheid zou komen. Luke's hut was niet ver meer af, nog hoogstens twee nachten varen, en dan hadden zij de schrandere oude Indiaan om hen te helpen. Bij de eerste morgenschemering bereikten ze een soort meer, vijf mijlen lang en met begroeide eiland jes bezaaid. In plaats van aan wal te gaan zodra het licht werd, zoals tot dusverre, voeren zij het meer op, van plan om aan het andere einde hier van te landen. Het leek veilig, want de mist was ongewoon dicht en de lucht bewolkt, zodat het maar lang zaam licht werd. Uit ergernis, dat zij de halve nacht verloren hadden aan de splitsing wilden zij nu de schade inhalen. Midden op het meer kwam de te genslag. Als bij toverslag dook vóór hen, geen vijftig voet weg, een kano uit de mist op, en zij hadden geen tijd meer om terug te roeien of zich achter een eilandje te verschuilen. Met één blik op de kano en de drie inzittenden greep Alan al naar zijn geweer. Doch Joan weerhield hem. „Laat dat! Het zijn Waukootan- nah's, uit het westen. Ik ken ze. Wacht even! Ze weten misschien niet eens, dat wij gezocht worden". Zit had goed geraden. Toen het, vaartuigje van berkenbast nader- kwam, maakten de Waukootonnah's geen enkel vijandig gebaar. Half naakte, woeste kerels, die onbe weeglijk als speculaaspoppen de blanken aanstaarden. „Zij zijn bp weg naar Lac L'Outre om winterprovisie op te doen", fluis terde Joan; „ze weten van niets. Be- uaa? uiejs azap Isjjtu jbbui ut§ verdrag met de regering en staat; ongunstig bekend". „Maar ze hebben ons gezien!", kreunde Alan. Als die lui zo verder voeren, waren ze in twee uur aan de Splitsing en zouden E'ric Norman al les vertellen. Tegen de middag was dan de politieboot on het meer; veer tig man zochten dit kleine stukje water af en zouden hen gemakkelijk vinden. „Wacht even!", riep hij de ver dwijnende kano na. „Ik moet jullie spreken. Wa-wa". Hii draaide de kano. „Wat ga je beginnen?", vroeg Jo an angstig. „Dat zul je 2ien. Anders is het vanmiddag al met ons gedaan". „Pas toch op, zeg ik je! Zij zijn gevaarlijk. Die ene is een vechters- baas „Ik ook. Zorg jij voor de kano, dan speel ik het wel met die drie klaar". De Waukootannah's wachtten. Jo an roeide op Alans aanwijzingen langszij. Een nadere blik op de scher pe messen en primitieve strijdbijlen, die het drietal in de gordels droeg, overtuigde Alan, dat het inderdaad gevaarlijke heerschappen waren; vooral de oudste had een bloeddor stige tronie. Ze keken Alan wan trouwend aan; maar hij had zijn ge weer buiten zijn bereik gezet, was ongewapend, en dat bedroog hen. „Mika monook wiwash wa-wa?", vroeg hij, heel onschuldig de hand op hun doltooord leggend. Zij knikten, dat zij hem verston den. Alans vingers omklemden de dolboord vaster en hij zette zijn voe ten schrap tegen een doft. De oud ste Indiaan zag het, giste wat er kwam misschien had hij het kunst je zelf wel eens uitgehaald en greep zijn strijdbijl. Hij kwam net een seconde te laat. Met een plotselinge stoot gooide Alan de berkebastkano helemaai on dersteboven, zodat de drie Waukoo- tanna'hs in het meer duikelden. Proestend en hijgend kwamen zij boven, grepen hun kano en wilden die weer oprichten. Met zijn geweer- loop_ sloeg Alan er twee flinke ga ten in. Met zijn geweer duidde hij op het naaste eiland. „Hyack!", beval hij. „Nika geweer mamook boem-boem!" Hierop staakten zij hun pogingen, om zijn kano aan te vallen en zwom men gehoorzaam naar het eiland. HOOFDSTUK IV. In de regen zaten Joan en hij in hun kamp aan het boveneinde van het meer te luisteren naar het mo torgeronk van de politieboot. De uren verstreken en de boot kwam niet, „je middel schijnt geholpen te hebben, Alan", erkende Joan toen zij om twaalf uur wat koude restjes aten, „die drie zitten blijkbaar nog op het eiland". Alan knikte. De indianen konden blijkbaar geen vlot bouwen of waag den zich hierop niet op het onstuimi ge meer; in elk geval zou dezer da gen wel een kano langs komen, die hen bevrijdde. Maar bij de gedachte aan deze ontmoeting deed hij zich zelf opnieuw bittere verwijten, dat hij Joan had meegenomen. Tot dus ver bestond er geen wettig bewijs tegen haar, maar thans viel zij on der het bereik van de wet. De Wau kootonnah's hadden hen beiden ge zien, en zouden dit uit wraak vertel len daartegen kon ook Eric Nor man haar niet beschermen. Het wre de toeval had ook haar aangeraakt. „Tob toch niet over mij, Alan",i vroeg Joan; „als wij Luke maar be reiken en jullie komt veilig over de pas, kan het me niets schelen om de gevangenis in te gaan". Het lukte haar niet om Alan te troosten. Vroeger had het woord „vogelvrij" hem doen denken aan een avontuurlijk benijdenswaardig bestaan; maar sedert de gedenkwaar dige avond in Lac L'Outre begon hij te ervaren, wat dit woord in de kou de werkelijkheid betekende. Het be tekende, nagejaagd te worden door Indianen en halfbloeden, een voort durende vrees voor arrestatie en ge vangenis, het leven van een zwerver, ruw werk en omgang met het schuim der maatschappij. Als hij door de passen westwaarts trok, hield zijn oude wereld op te bestaan; hield Alan Laramie op te bestaan; zijn vrienden, zijn idealen bleven achter. En Joan ook. Hij kon nimmer te rugkeren, kon haar nimmer weer zien Toen de avond viel, trokken zij verder. Het was een stikdonkere nacht, het regende en woei, zij lie pen dus weinig gevaar, door een schildwacht gezien te worden; en zij legden het langste traject van hun hele reis af. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1957 | | pagina 14