OE DE
PAASHAAS
i a n g. c aten ktcey
Zoek eens mee
ZATERDAG 20 APRIL 1957
nF r.FmsF courant
PAGINA 12
DE EERSTE EIEREN REDDE!
UEEL LANG GELEDEN, in de tijd
**dat dieren nog praten konden,
leefden zij allemaal bij elkaar in een
heel groot bos. Daar woonden de
haas, het konijn, de vos, de wezel,
de marter, de beer, de uil, de raaf, de
gaai, teveel om op te noemen.
In dat grote bos stond een prach
tig paleis en in dat paleis woonde een
fee. Elke dag, als de zon zijn eerste
stralen over het bos goot, hield er een
prachtig fonkelende gouden koets
voor het bos stil en dan stapte de fee
in om haar dagelijkse rondrit door
het grote bos te doen. Holderdebolder
ging het dan over het mos, over
boomwortels, langs bomen, struiken
en paddestoelen in wilde galop en de
fee zat lachend voor het raampje en
groette alle dieren, die zij op haar
tocht ontmoette. Om haar koets wiek
ten de elfjes, die haar op die tocht
vergezelden en zij stoeiden en speel
den naar hartelust, terwijl zij met de
koets meevlogen.
Op een mooie dag in de lente ver
trok de koets weer van het paleis,
maar deze keer had de fee een doel.
Zij wilde de haas bezoeken, ze had
voor hem een aardig werkje. De vlug
ge haas leek haar er juist geschikt
voor.
De haas slaapt....
EEN SNELLE RIT door het bos
stopte de koets bij de plaats waar
de haas in zijn legerstede lag te sla
pen. Rommeldebom, rommeldebom
hield de koets stil en de fee stapte
uit. De haas lag heerlijk te slapen en
had niets van het rumoer om hem
heen bemerkt. De elfjes stonden o.n
hem heen en giechelden vrolijk om
die dwaze haas, die daar lekker lang
uit lag te snurken en niets merkte.
De fee stond er lachend bij en riep:
„Haasje, wordt eens wakker", maar
de haas werd niet wakker. „Zeg
haasje", riep ze vermanend, „wordt
toch wakker, het is al dag. De zon
straalt aan de hemel!" Maar niets
hoor, de haas sliep door. Natuurlijk
waren verschillende andere bosbewo-
ners eens komen kijken, nieuwsgierig
naar wat de fee bij de haas moest
doen. Ze stonden er meesmuilend
omheen.
Toen kwam de vos naar voren.
„Zal ik de haas even voor u wakker
maken, lieve fee?", vroeg hij vrien
delijk. „Graag vriend vos", ant
woordde de fee. Nu, dat was een
kolfje naar de hand van de vos. Hij
pakte de haas stevig beet en schud
de hem dor elkaar. „Eh, hè
stotterde de haas verschrikt. „Wat is
er aan de hand vriend vos, laat mij
toch slapen!" Maar juist toen hij zich
lekker uitrekte en zijn ogen weer
wilde sluiten, zag hij de fee staan. Da
delijk sprong de haas op. „Oh, eh.
bent u op bezoek lieve fee", riep hij
verschrikt. Daarbij trok hij zo'n
dwaas gezicht, dat alle omstanders in
lachen uitbarstten.
De kleine oortjes.
r\E FEE LACHTE niet, maar keek
heel ernstig en zei: „Luister eens
haasje, hoorde je ons niet aanko
men?" „Neen, goede fee", stamelde
de haas bedremmeld. „Ik kan niet zo
goed horen en dat komt door mijn
kleine oortjes, die vangen zo moei
lijk geluiden op, ziet u." „Kom haas
je, wees tevreden met je oren" zei de
fee vriendelijk. „Maar nu ter zake. Ik
kwam hier om je iets te vragen.
Over een paar dagen is het Pasen en
nu had ik een mooi plan. Alle kip
pen in het bos hebben bij mij haar
eieren ingeleverd en nu wilde ik de
mensen voor Pasen op eieren tracte-
ren. Ik had gedacht, dat jij mij daar
bij wel zou willen helpen". „Natuur
lijk, lieve fee", riep de haas blij.
„Goed dan"„ vervolgde zij, „ga dan
maar mee naar mijn paleis, dan mag
je daar al die eieren beschilderen en
de dag voor Pasen dan breng je ze
allemaal naar de mensen."
Nu daar was de haas dadelijk voor
te vinden. Hij voelde zich verschrik
kelijk trots, dat hij van alle dieren
uitgekozen werd om deze belangrij
ke taak voor de fee ten luitvoer te
brengen. De andere dieren keken wel
een beetje op hun neus. En toen de
koets met de fee en de haas was ver
trokken, sprak de vos: „Begrijp je
daar nu iets van, waarom neemt de
fee nu juist die slaapkop van een
haas voor dat belangrijke werk?" De
anderen knikten bevestigend. Ja, ze
vonden de haas nu niet de geschikte
voor zo'n werkje. Natuurlijk had de
fee veel beter een van hen kunnen
nemen. De vos was er tenminste van
overtuigd dat geen het beter had
kunnen doen dan hij en de wezel
meende, dat hij de aangewezene was
voor zoiets.
De vos was wel het meest jaloers
op de haas en hij besloot hem een
poets te bakken. Terwijl hij naar huis
wandelde, sprak hij in zichzelf: „Die
domme haas kan niet goed horen,
dus is het voor mij een klein kunstje
om hem te besluipen. Hij hoort toch
niets. Wanneer ik achter hem lcop,
neem ik één voor één Je eieren uit
zijn mand en wanneer hij bij de men
sen komt, heeft hij een lege mand op
zijn rug. Ha, ha, ha!"
lie fee heeft een plan.
MAAR DE VOS had niet bemerkt,
dat boven in de boom een van de
elfjes zat uit te rusten van de ver
moeiende stoeipartij rond de koets.
Zij had alles gehoord. Snel vloog ze
terug naar het paleis van de fee en
natuurlijk vertelde ze daar wat de
vos in 't schild voerde.
De goede fee dacht er eens diep
over na. Zo, dus de vos wilde de
haas een poets bakken en rekende
er op, dat de haas niet goed kon ho
ren. Nu daar wist ze wel iets op. Ze
liet de haas, die in de zaal ernaast
druk aan het schilderen was, bij zich
roepen en vertelde hem het plan van
de vos.
Wat werd de haas verschrikkelijk
kwaad. „Die is natuurlijk jaloers, dat
u hem niet hebt uitgekozen voor het
werkje!" schreeuwde hij. De fee
lachte. „Rustig maar haasje, ik be
greep het ook al. Maar het gaat er
nu om er voor te zorgen, dat zijn
plan niet zal lukken." De haas sput
terde nog steeds van kwaadheid en
toen hij een beetje bekoeld was zei
de fee: „Luister goede vriend, om te
beginnen moet je beter kunnen ho
ren, zodat je in staat bent zonder om
te zien te weten wat er achter je ge
beurt. Kom eens hier". De haas
kwam voor haar staan en de fee
zwaaide met haar toverstaf over zijn
hoofd, sprak een paar onverstaan
bare woorden en zie, de kleine oor
tjes van de haas gingen groeien. Ze
werden lager en langer. „Zo, dat is
dat", zei de fee, terwijl zij haar to
verstokje opborg. „Nu kun je veel
beter horen, hè?", vroeg ze. „Tjonge,
wat klinkt alles nu verschrikkelijk
hard", antwoordde de haas, terwijl
hij zijn pootjes op zijn oren drukte.
De fee trok hem lachend naar zich
toe en begon fluisterend met hem
een plannetje te maken om de vos
zijn streken af te leren. De haas vond
het een prachtig plan en beloofde pre
cies te doen wat de fee gezegd had.
Op weg.
AP DE DAG voor Pasen vertrok de
L' haas uit het paleis met een gro
te mand met prachtige beschilderde
bieren op zijn rug. Vol vertrouwen
stapte hij door het bos, precies vol
gens de weg die de fee hem gezegd
had.
Zyn grote oren stonden spits op
zijn hoofd en hij luisterde zo aan
dachtig- als hij nog nooit geluisterd
had.
Het duurde niet lang, of hij hoorde
rachte sluipende voetstappen achter
zich. Dat was de vos natuurlijk. De
haas hoorde hoe hij langzaam dich
terbij kwam en zijn gehoor was nu
zo scherp, dat hij zonder om te kij
ken precies wist hoe dicht de vos
hem genaderd was. De zon scheen hen
schuin in de rug en wierp de scha
duwen vooruit. Hierdoor kon de haas
ook zien wat de vos deed. Nu liep de
schalk vlak achter hem en in de
kunt zien, dat ons haasje groeit",
grinnikte hij, „zijn oortjes zijn knap
lang geworden. Ik denk dat de ieef
er nogal eens flink aan getrokken
heeft steeds als die onhandige haas
een ei gebroken heeft bij zijn werk."
Voorzichtig kwam de vos nu weer
nader, vol aandacht voor het ei, dat
hij wilde pakken. De haas hoorde
hem komen en lette goed op de
schaduw. Ja, daar ging de poot en
vlug nam de haas weer 'n sprongetje.
Mis roodrok, dacht hij.
In de val.
NU NADERDE HU de bocht in het
bospad en hier moest hij goed op
letten had de fee gezegd, want hier zou
zaam zijn poot naar de mand uit
strekte. Ja, met een vlug sprongetje
hipte de baas over de takjes op het
pad, op het moment dat de vos juist
dat ene mooie gekleurde ei, dat bo
venop lag, te pakken had.
De vos, die niets dan oog had voor
het ei, stapte op de takjes en
„Help!" gilde hij zo hard hij kon. Hij
zakte door de takjes en bladeren. Er
was geen grond meer onder hem.
Wild strekte hij de poten omhoog en
liet het ei los. Op het moment, dat
hij met een daverende klap met zijn
zitvlak op de bodem van de kuil te
recht kwam, viel het mooie, grote ei
op zijn hoofd en barstte. Daar zat de
slimme vos en het eigeel droop langs
zijn kop. Hij hoorde iets en keek om
schaduw zag hij hoe Reintje een
poot uitstak naar de mand. Vlug
nam de haas tussen twee stappen
een sprongetje en de vos miste. 1
Zachtjes mopperend liep de vos op
zijn tenen achter de haas aan. Hé,
daar miste hij juist het mooie ge
kleurde ei, dat bovenop lag. Die ver
velende haas liep ook zo onregel
matig, nu eens liep hij langzaam en
dari nam hij ineens een paar spron
gen.; Plotseling viel de blik van de vos
op de oren van de haas. „Tjonge, je
de vos de grote poets gebakken
worden.
De haas keek goed naar de weg,
spitste zijn oren om de voetstappen
van de vos te kunnen horen en lette
gelijk op de schaduw. Och, wat had
hij het druk op dit moment, maar
dat moest ook wel, want daar hing
alles vanaf. Ja hoor, daar zag hij de
plek in de bocht. Er lagen wat takjes
op de grond en bladeren. Nu opgelet!
Hij hoorde de vos weer achter zich
en zag in de schaduw hoe hij lang
hoog. Daar stond de paashaas en
keek lachend over de rand. „Ik kreeg
van de fee lange oren om goed te ho
ren en ik heb je al die tijd achter mij
horen lopen. Door die oren kan ik
goed op de eieren passen. Hou daar
in de toekomst rekening mee!" En
weg hipte hij om zijn eieren bij de
mensen te brengen.
In de kuil zat de vos, vies en kle
verig. Hij begreep, dat hij het niet
meer behoefde te proberen om eieren
van de paashaas te stelen.
ONS KORT VERHAAL
HET SCHOOLFEEST.
De meisjes van de hoogste klas heb
ben het druk over het aanstaande jaar
lijkse schoolfeest, waarop ze verkleed
moeten verschijnen en het moeilijkste
is dan wel, dat ze van elkaar niet mo
gen weten in welk kostuumpje ze zich
zullen vertonen. Het is op de jaarlijkse
wereldgedenkdag, waarop dit feestje
gehouden wordt. Het is dus zo maar
nieteen verkleedpartij, maar een uit
beelden van de sympathie die ze voor
een bepaald land voelen en hierbij spe
len de aardrijkskunde- en geschiede
nislessen een grote rol.
De meisjes proberen elkaar uit te
horen maar iedereen doet even geheim
zinnig.
Plotseling verstomt het geroezemoes
als het hoofd van de school met een
nieuweling binnenkomt Er wordt even
met de juffrouw van de klas gesproken
en dan horen de kinderen: „Mefsies dit
is jullie nieuwe klasgenootje Anneke
Miwer, ik hoop dat jullie snopdig goede
vriendies met haar mogen zijn".
Anneke bloost tot achter de oren. In
hnar zenuwachtigheid neemt* ze haar
schooltas van de ene hand in de andere
Wat kijken die kinderen haar nieuws
gierig aan en het valt haar op dat al
die meisies veel groter zijn dan zij Tijd
om er lane over na te denken heeft ze
niet. De juffrouw neemt haar bij de
arm en geeft haar een plaats vooraan
in de klas Daarna wordt het teken ge
geven voor absolute (stilte en dan wordt
er gebeden.
Anneke's buurvrouw, ook een klein
meisje, kijkt haar nieuwsgierig van op
zij aan. De andere kinderen proberen
elkaar nog heel zachtjes te zeggen, dat
ze het niet leuk vinden om er een
„nieuwe" bij te hebben. De klas was
juist zo gezellig en nu weer die vreem
de „eend". Anneke doet alsof ze niets
merkt en zoekt gehoorzaam de blad
zijde op in het leesboek dat ze nu voor
zich heeft liggen. Achter elkaar krijgen
enige kinderen een beurt, 't Gaat alle
maal als vanzelf. De vorige keer zijn
de moeilijkheden van de les uitgelegd,
dus de beurten volgen vlot achter el
kaar en de cijfers worden genoteerd,
't Begint saai te worden tot de juffrouw
opeens zegt: „Anneke Meyer, ga jij
eens verder". Iedereen is opeens vol
aandacht. Hoe zou de nieuwe lezen?
„'t Zal wel niets zijn, zo'n kleine hum
mel", denken sommigen.
Met een vuurrood hoofd, begint An
neke in de doodstille klas te lezen. Ze
voelt dat 't niet gaan zal. 't Is allemaal
zo vreemd. Nog een maand geleden
woonde ze in Canada en zat ze op een
Engelse school ofschoon ze thuis altijd
Nederlands sprak.
„Wat spreekt dat kind de woorden
gek uit", denken ze allemaal toen ze het
gebroken Nederlands hoorden.
Er begint een kind hardop te lachen
en vlak daarop proestte de hele klas
het uit.
Anneke houdt op, met tranen in de
ogen en de juffrouw die medelijden met
haar heeft, kijkt de kinderend afkeu
rend aan en geeft een volgend meisje
de beurt. Het verdere deel van de mor
gen krijgt ze gelukkig geen beurt.
Om twaalf uur dromt de klas op het
schoolplein te samen. De „nieuwe"
wordt druk besproken en Anneke gaat
stil alleen naar huis, dat wil zeggen,
naar een oude tante, die voor haar zorgt,
want ouders heeft Anneke helaas niet
In Canada woonde ze op een grote
farm. Haar vader sneuvelde in de oor
log, zodat haar moeder nu voor alles
alleen moest zorgen. Dit was te zwaar
voor Annekes moeder, ze werd ziek en
na een paar maanden stierf ook zij. Nu
stond Anneke alleen op de wereld,
want ze had geen broers of zusjes. Haar
ouders waren Nederlanders en nu had
moeder op haar ziekbed bepaald, dat
Anneke naar Nederland terug zou gaan
bij een oude tante, die wel voor haar
wilde zorgen. Zo gebeurde het ook,
toen de moeder overleden was.
Het grote verdriet drukte nog steeds op
Anneke. Ze had gehoopt op de school
nieuwe vriendinnen te krijgen: bij de
oude tante thuis was het zo saai en nu
vanochtend was alles zo tegengevallen.
„Hoe is 't gegaan meiske?" vroeg
tante met warme belangstelling.
„Och 't is pas de eerste keer; 't zal
wel gaan", zei Anneke dapper en be
sloot haar niets te zeggen van de grote
teleurstelling.
„O. mam. we hebben een nieuw kind
op school, ze spreekt toch zó raar, net
Engels", zei Marijke, de buurvrouw van
Anneke op school.
„Is 't een leuk kind?" wou haar moe
der weten.
„Niks aan. Ik wed dat ze ons niet
eens verstaat en we vragen ons af. wat
we met dat kind moeten doen op het
schoolfeest. Ze heeft natuurlijk niet
eens een jurk", ratelde Marijke door.
„Nou meisje, niet zo haastig oordelen.
Dat kind komt misschien uit een vreemd
land en voelt zich natuurlijk heel een
zaam. Niks aaidig hoor. van jullie, om
haar in de steek te laten"
„Foei, wat lelijk. Zou jij 't leuk vin'
den, om op een vreemde school door
niemand aangekeken te worden?"
Nee. dat vond Marijke ook en ln haar
hartje wou ze wel vriendschap sluiten
met Anneke. Maar wat zouden de an
dere kinderen wel zeggen?
„Woont ze in deze buurt?" wou haar
moeder nog weten,
„Ik denk het wel. Ze liep tenminste
onze straat in".
„Nou kijk eens aan. Stoor je nu niet
aan de andere kinderen en loop met
haar mee", raadde moeder haar aan.
Om half twee liep Anneke langs het
huis van Marijke.
„Mam, daat gaat de „nieuwe!"
„Kind, doe niet zo onaardig. Hoe
heet ze?"
„Anneke moeder".
„Nou ga Anneke achterop en saamp
jes lopen jullie naar school".
Marijke holde Anneke achterop.
„Anneke wacht even dan gaan we
samen", hijgde Marijke toen ze dicht
bij haar was.
Anneke keek even verwonderd en
toch blij. Zou ze nu echt een vriendin
netje krijgen? Ze liepen samen verder
en natuurlijk babbelde Marijke honderd
uit over het aanstaande feest.
„Zou jij ook mee willen doen An
neke?"
Anneke knikte van „ja", maar dacht
aan al die andere kinderen die haar
links lieten liggen.
„Heeft jouw moeder ook een ver-
kleedjurkje voor je?" vroeg Marijke.
„Ik heb geen moeder meer en vader
is ook dood, gesneuveld", zei Anneke
bedroefd.
„Ach wat zielig!" dacht Marijke en
tegelijk gaf ze Anneke een stevige arm,
zó stevig, alsof ze haar nooit meer los
wilde laten.
De hele klas stond al bij de school
poort, toen ze die twee gearmd zagen
aankomen.
„Wat flauw van Marijke om zich te
bemoeien met dat rare kind!""
„Bah, dan zijn we ook geen vriendin
meer met Marijke", vonden ze allemaal.
Gearmd liepen ze naar de andere kant
van het schoolplein en lieten Anneke
en Marijke alleen staan.
Toen Marijke 's middags alles aan
haar moeder vertelde vond deze dat An
neke maar heel dikwijls bij hen aan
huis moest komen.
„Maar hoe moet dat nu, met het
feest?" vroeg Marijke.
„Boven ln de kast hebben we nog
aardige jurkjes hangen. Misschien is er
wat voor Anneke bij. We hebben een
heel mooi Spaans kleedje".
„Hè, dat wou ik zo graag hebben
zuchtte Marijke.
Op school bleef het zo. Niemand be
moeide zich met de beide meisjes. An
neke kwam nu dikwijls bij Marijke
thuis. Op de vooravond van het feest
werden de jurkjes gepast. Voor Anneke
was er dat mooie Spaanse dansjurkje
maar ze knikte van „nee" ofschoon
iedereen zei dat het bij haar donkere
haren heel mooi stond.
„Ik heb thuis nog wel iets", zei ze,
„maar ik zeg niet wat; het moet een
verrassing zijn".
Voor iedereen was het een verras
sing. toen Anneke in een prachtig Ca
nadees jurkje op school kwam. De
mooie gekleurde linden hingen zwierig
van haar schouders en de wijde plooi
rok stond sierlijk uit.
In de gymnastiekzaal zat de jury om
de jurken te keuren, want er werden
prijzen uitgeloofd. Men zag hier de
mooiste klederdrachten uit vele landen
en werelddelen. Marijke had „de Spaan
se" gekozen en zag er ook snoezig uit,
maar toen Anneke in haar Canadees
pakje verscheen stond ieder sprake
loos, zó beeldig. Zelfs de meisjes van
haar klas moesten toegeven dat ze echt
de eerste prijs verdiend had. Ze kreeg
ook de eerste prijs en toen één van de
juryleden haar vroeg waarom ze juist
dit kostuum gekozen had. zei ze: „Om
dat ik zoveel van Canada houd".
Iedereen kwam Anneke feliciteren.
Van nu af aan wilden ze wat meer van
Anneke weten en toen ze hoorden dat
ze een weesje was, werd ze in de
vriendinnenkring opgenomen.
PAASVER8IERING.
We maken zelf nog een paasversie-
ring: een wollen kuikentje. We knip
pen van dun karton twee cirkels ter
grootte van een zilveren gulden en
twee cirkels ter grootte van een cent.
In alle vier de cirkels maken we een
flink gat en omwikkelen de karton
netjes twee aan twee met gele wol. .We
doen dit net zo lang tot er in het midden
geen draadje meer door kan. Neem er
een naald bij. Knip dan langs de bui
tenrand de draden door. bind om het
midden stevig een draad en verwijder
het karton. Nu zijn er twee gele pom
ponnetjes, n.l. een lijfje en het kopje,
die aan elkaar bevestigd moeten wor
den. Geef het kuikentje daarna pootjes
van stukjes pijpengaren. die om Éml
lijfje bevestigd kunnen worden. Van
zwarte wol maken we de oogjes en een
snaveltje en staartje van een heel klein
stukje zeildoek of iets dergelijks.
In de vakantie gaan
we spelen
Als het mooi weer is bulten.
DRIE IS TE VEEL.
De kinderen staan in een dubbele
kring op armlengte van elkaar. Twee
kinderen staan buiten de kring en die
noemen we A en B.
A is degene die moet tikken. Op een
gegeven teken beginnen A en B te lo
pen. Maar nu gaat B snel voor een twee
tal staan en dan moet de „derde man'
weglopen, die weer snel voor een an-
In bovenstaand plaatje zijn de beide
dieren verborgen, waarvan de paas
eieren zouden stammen: de kip en de
haasDoe je best.
der tweetal gaat staan. Zodra echter A
iemand getikt heeft, mag A weglopen
en voor een tweetal gaan staan, waar
door de getikte dus nu A wordt.
KAT EN MUIS.
De kinderen maken een flinke ruime
kring en geveri elkaar een hand. Eén is
de kat en er zijn b.v. drie muizen.
De kat komt in de kring, de muizen er
buiten.
De kring houdt de armen hoog als
poortjes om de muizen door te laten,
doch de kat tracht ze telkens tegen te
houden door de armen omlaag te doen.
Op een gegeven teken beginnen de
muizen te lopen en de kat tracht ze te
vangen, door hen een tikje te geven. De
gevangen muizen moeten in de kring
blijven. Zijn ze alle drie gevangen, dan
komen anderen aan de beurt.
Als het regent spelen we binnen.
SLOFJE ONDER.
Alle kinderen op één na gaan in een
kring op de grond zitten, heel dicht
naast elkaar, met de voeten in het mid
den. Over de benen wordt een kleed
gelegd. Nu geven de kinderen onder
hun knieën een pantoffel door. De spe
ler buiten de kring, moet trachten de
slof te pakken. De slof gaat natuurlijk
heen en weer en mag soms ook even
getoond worden. Degene bij wie de slof
gevonden wordt, is dan aan de beurt.
WATJE BLAZEN.
Dit is een spel om de tafel. We halen
het kleed van de tafel, want de tafel
moet glad zijn en we hebben een plukje
watten nodig. In het midden van de
tafel ligt het plukje watten. Iedereen
zit vlak tegen de tafel met de handen
op de rug.
Op een gegeven teken beginnen allen
te blazen en trachten daarmee het watje
tegen een van de spelers te blazen.
Wordt iemand geraakt dan moet hij een
pand geven. Wie twee panden gegeven
heeft is af. (Wie verkouden is, mag met
dit spel niet meedoen).
Correspondentie
Annemieke van der Lans, Sassenheim
MIJN TIENDE VERJAARDAG.
Ik was de vorige week jarig. Ik
sprong 's morgens vroeg uit bed want
ik was verschrikkelijk nieuwsgierig
wat ik wel krijgen zou. Ik rende naar
beneden maaroch de kamerdeur
was op slot. Vader en moeder waren in
de kamer alles aan het klaarmaken en
ze waren mijn stoel aan het versieren
en ook de tafel aan 't dekken. Toen moe
der de knop hoorde gaan zei ze vlug:
„Kleed je gauw aan, want we moeten
eerst naar de H. Mis". Later toen de
Mis uit was, wou ik vlug naar huis hol
len, maar moeder hield me tegen:
„Wacht toch even, anders sta je toch
maar vóór de deur te wachten".
Bij het huis gekomen zei moeder:
„Loop nu maar naar binnen". En wat
zag üc daar?.... Een zwarte nikkerpop
met een leuk speelbroekje aan.
's Middags kwamen er wel zes kin
deren spelen en 's avonds mocht ik tot
tien uur opblijven. Het was een fijne
verjaardag.
Ans Juffermans, Sassenheim, schrijft
ons:
ONDEUGEND PIETJE.
Pietje was een kleine jongen van acht
jaar en hij was dikwijls heel ondeu
gend. Op een goede dag riep moeder
hem om op te staan voor de H. Mis,
maar Pietje deed net of hij niets hoor
de en bleef lekker liggen. Toen riep
moeder hem nog een keer en nog een
keer, maar onze Piet bleef liggen.
Piet had nog een zusje, die op een
andere kamer sliep en die ging meteen
naar beneden. Ze kleedde en waste zich
en riep: .Moeder moet ik Piet even aan
zijn oor trekken?"
„Ja, dat is goed Marja en zeg hem
dat hij dadelijk naar beneden komt. En
als hij zegt, ik kom toch lekker niet, dan
zeg je maar dat hij geen brood krijgt
als hij niet naar de kerk gaat en dan
moet hij zonder boterhammen naar
school".
„Ja. ik zal het zeggen moe".
Marja ging naar boven en kwam de
kamer van Piet binnen. Piet kroop heel
diep onder de dekens. Marja trok de
dekens weg en zei: „Je moet naar de
kerk".
„Ik ga toch lekker niet".
„Als je niet komt en niet naar de
kerk gaat, dan krijg je geen brood en
moet je zonder brood naar school".
Nou dat was Piet toch wel een beetje
erg. Hij stond op en kwam nog net op
tijd in de kerk.
Betsie v. d. Poel, Llsse, vraagt me hoe
dat gaat om met ons mee te doen. Wel
heel eenvoudig meiske. Je leest elke
week de krantentuin, lost de raadsels
op, en stuurt ons dan de oplossingen.
Wanneer er geen raadsels in staan, wel
dan mag je ons toch wel een babbeltje
sturen en als je een verhaaltje of versje
maakt, dan komt het in de krant, als
het tenminste een beetje aardig is. Jij
zou best eens iets over het bloemen
corso kunnen vertellen. Heb je er zelf
aan meegedaan? Ik vond het wat prach
tig. Dus Betsie tot ziens met een lange
brief.
Ida v. d. Haak, Roelofarendsveen,
maakte voor ons:
HET ONGELUK.
Klein Keesje ging naar school. Hij
moest flink doorlopen want het was
feest, de meester was jarig. Omdat
Keesje de kleinste van de klas was
mocht hij het cadeau geven. Hij was
blij naar school gegaan en kwam nog
net op het nippertje, juist toen de bel
ging. Met een vuurrode kleur felici
teerde hij de meester en gaf hem het
pakje. De meester pakte het uit. Het
waren heerlijke sigaren. De meester
was zó blij dat hij zei: „Jullie mogen
vanmiddag allemaal vrij". Eindelijk was
het 12 uur en Kees holde met zyn
vriend naar huis. Hij keek niet goed
uit en toen gebeurde het. Gepiep en
geknars van remmen en toen niets
meer. Met een gebroken been moest
Keesje zes weken in het ziekenhuis lig
gen.
Een Zalig Pasen kinders en een pret
tige vakantie.
TANTE JO en OOM TOON.
Oplossing zoek eens mee.
Wanneer men het plaatje eenmaal
naar links draait, ziet men in de tak
ken van de boom de vermoedelijke
maker van de paaseieren, een kip;
draait men het plaatje nog een keer
verder naar links, dan ziet men de
leverancier der eieren, een haas, tus
sen het nest en het meisje.