OE DE PAASHAAS i a n g. c aten ktcey Zoek eens mee ZATERDAG 20 APRIL 1957 nF r.FmsF courant PAGINA 12 DE EERSTE EIEREN REDDE! UEEL LANG GELEDEN, in de tijd **dat dieren nog praten konden, leefden zij allemaal bij elkaar in een heel groot bos. Daar woonden de haas, het konijn, de vos, de wezel, de marter, de beer, de uil, de raaf, de gaai, teveel om op te noemen. In dat grote bos stond een prach tig paleis en in dat paleis woonde een fee. Elke dag, als de zon zijn eerste stralen over het bos goot, hield er een prachtig fonkelende gouden koets voor het bos stil en dan stapte de fee in om haar dagelijkse rondrit door het grote bos te doen. Holderdebolder ging het dan over het mos, over boomwortels, langs bomen, struiken en paddestoelen in wilde galop en de fee zat lachend voor het raampje en groette alle dieren, die zij op haar tocht ontmoette. Om haar koets wiek ten de elfjes, die haar op die tocht vergezelden en zij stoeiden en speel den naar hartelust, terwijl zij met de koets meevlogen. Op een mooie dag in de lente ver trok de koets weer van het paleis, maar deze keer had de fee een doel. Zij wilde de haas bezoeken, ze had voor hem een aardig werkje. De vlug ge haas leek haar er juist geschikt voor. De haas slaapt.... EEN SNELLE RIT door het bos stopte de koets bij de plaats waar de haas in zijn legerstede lag te sla pen. Rommeldebom, rommeldebom hield de koets stil en de fee stapte uit. De haas lag heerlijk te slapen en had niets van het rumoer om hem heen bemerkt. De elfjes stonden o.n hem heen en giechelden vrolijk om die dwaze haas, die daar lekker lang uit lag te snurken en niets merkte. De fee stond er lachend bij en riep: „Haasje, wordt eens wakker", maar de haas werd niet wakker. „Zeg haasje", riep ze vermanend, „wordt toch wakker, het is al dag. De zon straalt aan de hemel!" Maar niets hoor, de haas sliep door. Natuurlijk waren verschillende andere bosbewo- ners eens komen kijken, nieuwsgierig naar wat de fee bij de haas moest doen. Ze stonden er meesmuilend omheen. Toen kwam de vos naar voren. „Zal ik de haas even voor u wakker maken, lieve fee?", vroeg hij vrien delijk. „Graag vriend vos", ant woordde de fee. Nu, dat was een kolfje naar de hand van de vos. Hij pakte de haas stevig beet en schud de hem dor elkaar. „Eh, hè stotterde de haas verschrikt. „Wat is er aan de hand vriend vos, laat mij toch slapen!" Maar juist toen hij zich lekker uitrekte en zijn ogen weer wilde sluiten, zag hij de fee staan. Da delijk sprong de haas op. „Oh, eh. bent u op bezoek lieve fee", riep hij verschrikt. Daarbij trok hij zo'n dwaas gezicht, dat alle omstanders in lachen uitbarstten. De kleine oortjes. r\E FEE LACHTE niet, maar keek heel ernstig en zei: „Luister eens haasje, hoorde je ons niet aanko men?" „Neen, goede fee", stamelde de haas bedremmeld. „Ik kan niet zo goed horen en dat komt door mijn kleine oortjes, die vangen zo moei lijk geluiden op, ziet u." „Kom haas je, wees tevreden met je oren" zei de fee vriendelijk. „Maar nu ter zake. Ik kwam hier om je iets te vragen. Over een paar dagen is het Pasen en nu had ik een mooi plan. Alle kip pen in het bos hebben bij mij haar eieren ingeleverd en nu wilde ik de mensen voor Pasen op eieren tracte- ren. Ik had gedacht, dat jij mij daar bij wel zou willen helpen". „Natuur lijk, lieve fee", riep de haas blij. „Goed dan"„ vervolgde zij, „ga dan maar mee naar mijn paleis, dan mag je daar al die eieren beschilderen en de dag voor Pasen dan breng je ze allemaal naar de mensen." Nu daar was de haas dadelijk voor te vinden. Hij voelde zich verschrik kelijk trots, dat hij van alle dieren uitgekozen werd om deze belangrij ke taak voor de fee ten luitvoer te brengen. De andere dieren keken wel een beetje op hun neus. En toen de koets met de fee en de haas was ver trokken, sprak de vos: „Begrijp je daar nu iets van, waarom neemt de fee nu juist die slaapkop van een haas voor dat belangrijke werk?" De anderen knikten bevestigend. Ja, ze vonden de haas nu niet de geschikte voor zo'n werkje. Natuurlijk had de fee veel beter een van hen kunnen nemen. De vos was er tenminste van overtuigd dat geen het beter had kunnen doen dan hij en de wezel meende, dat hij de aangewezene was voor zoiets. De vos was wel het meest jaloers op de haas en hij besloot hem een poets te bakken. Terwijl hij naar huis wandelde, sprak hij in zichzelf: „Die domme haas kan niet goed horen, dus is het voor mij een klein kunstje om hem te besluipen. Hij hoort toch niets. Wanneer ik achter hem lcop, neem ik één voor één Je eieren uit zijn mand en wanneer hij bij de men sen komt, heeft hij een lege mand op zijn rug. Ha, ha, ha!" lie fee heeft een plan. MAAR DE VOS had niet bemerkt, dat boven in de boom een van de elfjes zat uit te rusten van de ver moeiende stoeipartij rond de koets. Zij had alles gehoord. Snel vloog ze terug naar het paleis van de fee en natuurlijk vertelde ze daar wat de vos in 't schild voerde. De goede fee dacht er eens diep over na. Zo, dus de vos wilde de haas een poets bakken en rekende er op, dat de haas niet goed kon ho ren. Nu daar wist ze wel iets op. Ze liet de haas, die in de zaal ernaast druk aan het schilderen was, bij zich roepen en vertelde hem het plan van de vos. Wat werd de haas verschrikkelijk kwaad. „Die is natuurlijk jaloers, dat u hem niet hebt uitgekozen voor het werkje!" schreeuwde hij. De fee lachte. „Rustig maar haasje, ik be greep het ook al. Maar het gaat er nu om er voor te zorgen, dat zijn plan niet zal lukken." De haas sput terde nog steeds van kwaadheid en toen hij een beetje bekoeld was zei de fee: „Luister goede vriend, om te beginnen moet je beter kunnen ho ren, zodat je in staat bent zonder om te zien te weten wat er achter je ge beurt. Kom eens hier". De haas kwam voor haar staan en de fee zwaaide met haar toverstaf over zijn hoofd, sprak een paar onverstaan bare woorden en zie, de kleine oor tjes van de haas gingen groeien. Ze werden lager en langer. „Zo, dat is dat", zei de fee, terwijl zij haar to verstokje opborg. „Nu kun je veel beter horen, hè?", vroeg ze. „Tjonge, wat klinkt alles nu verschrikkelijk hard", antwoordde de haas, terwijl hij zijn pootjes op zijn oren drukte. De fee trok hem lachend naar zich toe en begon fluisterend met hem een plannetje te maken om de vos zijn streken af te leren. De haas vond het een prachtig plan en beloofde pre cies te doen wat de fee gezegd had. Op weg. AP DE DAG voor Pasen vertrok de L' haas uit het paleis met een gro te mand met prachtige beschilderde bieren op zijn rug. Vol vertrouwen stapte hij door het bos, precies vol gens de weg die de fee hem gezegd had. Zyn grote oren stonden spits op zijn hoofd en hij luisterde zo aan dachtig- als hij nog nooit geluisterd had. Het duurde niet lang, of hij hoorde rachte sluipende voetstappen achter zich. Dat was de vos natuurlijk. De haas hoorde hoe hij langzaam dich terbij kwam en zijn gehoor was nu zo scherp, dat hij zonder om te kij ken precies wist hoe dicht de vos hem genaderd was. De zon scheen hen schuin in de rug en wierp de scha duwen vooruit. Hierdoor kon de haas ook zien wat de vos deed. Nu liep de schalk vlak achter hem en in de kunt zien, dat ons haasje groeit", grinnikte hij, „zijn oortjes zijn knap lang geworden. Ik denk dat de ieef er nogal eens flink aan getrokken heeft steeds als die onhandige haas een ei gebroken heeft bij zijn werk." Voorzichtig kwam de vos nu weer nader, vol aandacht voor het ei, dat hij wilde pakken. De haas hoorde hem komen en lette goed op de schaduw. Ja, daar ging de poot en vlug nam de haas weer 'n sprongetje. Mis roodrok, dacht hij. In de val. NU NADERDE HU de bocht in het bospad en hier moest hij goed op letten had de fee gezegd, want hier zou zaam zijn poot naar de mand uit strekte. Ja, met een vlug sprongetje hipte de baas over de takjes op het pad, op het moment dat de vos juist dat ene mooie gekleurde ei, dat bo venop lag, te pakken had. De vos, die niets dan oog had voor het ei, stapte op de takjes en „Help!" gilde hij zo hard hij kon. Hij zakte door de takjes en bladeren. Er was geen grond meer onder hem. Wild strekte hij de poten omhoog en liet het ei los. Op het moment, dat hij met een daverende klap met zijn zitvlak op de bodem van de kuil te recht kwam, viel het mooie, grote ei op zijn hoofd en barstte. Daar zat de slimme vos en het eigeel droop langs zijn kop. Hij hoorde iets en keek om schaduw zag hij hoe Reintje een poot uitstak naar de mand. Vlug nam de haas tussen twee stappen een sprongetje en de vos miste. 1 Zachtjes mopperend liep de vos op zijn tenen achter de haas aan. Hé, daar miste hij juist het mooie ge kleurde ei, dat bovenop lag. Die ver velende haas liep ook zo onregel matig, nu eens liep hij langzaam en dari nam hij ineens een paar spron gen.; Plotseling viel de blik van de vos op de oren van de haas. „Tjonge, je de vos de grote poets gebakken worden. De haas keek goed naar de weg, spitste zijn oren om de voetstappen van de vos te kunnen horen en lette gelijk op de schaduw. Och, wat had hij het druk op dit moment, maar dat moest ook wel, want daar hing alles vanaf. Ja hoor, daar zag hij de plek in de bocht. Er lagen wat takjes op de grond en bladeren. Nu opgelet! Hij hoorde de vos weer achter zich en zag in de schaduw hoe hij lang hoog. Daar stond de paashaas en keek lachend over de rand. „Ik kreeg van de fee lange oren om goed te ho ren en ik heb je al die tijd achter mij horen lopen. Door die oren kan ik goed op de eieren passen. Hou daar in de toekomst rekening mee!" En weg hipte hij om zijn eieren bij de mensen te brengen. In de kuil zat de vos, vies en kle verig. Hij begreep, dat hij het niet meer behoefde te proberen om eieren van de paashaas te stelen. ONS KORT VERHAAL HET SCHOOLFEEST. De meisjes van de hoogste klas heb ben het druk over het aanstaande jaar lijkse schoolfeest, waarop ze verkleed moeten verschijnen en het moeilijkste is dan wel, dat ze van elkaar niet mo gen weten in welk kostuumpje ze zich zullen vertonen. Het is op de jaarlijkse wereldgedenkdag, waarop dit feestje gehouden wordt. Het is dus zo maar nieteen verkleedpartij, maar een uit beelden van de sympathie die ze voor een bepaald land voelen en hierbij spe len de aardrijkskunde- en geschiede nislessen een grote rol. De meisjes proberen elkaar uit te horen maar iedereen doet even geheim zinnig. Plotseling verstomt het geroezemoes als het hoofd van de school met een nieuweling binnenkomt Er wordt even met de juffrouw van de klas gesproken en dan horen de kinderen: „Mefsies dit is jullie nieuwe klasgenootje Anneke Miwer, ik hoop dat jullie snopdig goede vriendies met haar mogen zijn". Anneke bloost tot achter de oren. In hnar zenuwachtigheid neemt* ze haar schooltas van de ene hand in de andere Wat kijken die kinderen haar nieuws gierig aan en het valt haar op dat al die meisies veel groter zijn dan zij Tijd om er lane over na te denken heeft ze niet. De juffrouw neemt haar bij de arm en geeft haar een plaats vooraan in de klas Daarna wordt het teken ge geven voor absolute (stilte en dan wordt er gebeden. Anneke's buurvrouw, ook een klein meisje, kijkt haar nieuwsgierig van op zij aan. De andere kinderen proberen elkaar nog heel zachtjes te zeggen, dat ze het niet leuk vinden om er een „nieuwe" bij te hebben. De klas was juist zo gezellig en nu weer die vreem de „eend". Anneke doet alsof ze niets merkt en zoekt gehoorzaam de blad zijde op in het leesboek dat ze nu voor zich heeft liggen. Achter elkaar krijgen enige kinderen een beurt, 't Gaat alle maal als vanzelf. De vorige keer zijn de moeilijkheden van de les uitgelegd, dus de beurten volgen vlot achter el kaar en de cijfers worden genoteerd, 't Begint saai te worden tot de juffrouw opeens zegt: „Anneke Meyer, ga jij eens verder". Iedereen is opeens vol aandacht. Hoe zou de nieuwe lezen? „'t Zal wel niets zijn, zo'n kleine hum mel", denken sommigen. Met een vuurrood hoofd, begint An neke in de doodstille klas te lezen. Ze voelt dat 't niet gaan zal. 't Is allemaal zo vreemd. Nog een maand geleden woonde ze in Canada en zat ze op een Engelse school ofschoon ze thuis altijd Nederlands sprak. „Wat spreekt dat kind de woorden gek uit", denken ze allemaal toen ze het gebroken Nederlands hoorden. Er begint een kind hardop te lachen en vlak daarop proestte de hele klas het uit. Anneke houdt op, met tranen in de ogen en de juffrouw die medelijden met haar heeft, kijkt de kinderend afkeu rend aan en geeft een volgend meisje de beurt. Het verdere deel van de mor gen krijgt ze gelukkig geen beurt. Om twaalf uur dromt de klas op het schoolplein te samen. De „nieuwe" wordt druk besproken en Anneke gaat stil alleen naar huis, dat wil zeggen, naar een oude tante, die voor haar zorgt, want ouders heeft Anneke helaas niet In Canada woonde ze op een grote farm. Haar vader sneuvelde in de oor log, zodat haar moeder nu voor alles alleen moest zorgen. Dit was te zwaar voor Annekes moeder, ze werd ziek en na een paar maanden stierf ook zij. Nu stond Anneke alleen op de wereld, want ze had geen broers of zusjes. Haar ouders waren Nederlanders en nu had moeder op haar ziekbed bepaald, dat Anneke naar Nederland terug zou gaan bij een oude tante, die wel voor haar wilde zorgen. Zo gebeurde het ook, toen de moeder overleden was. Het grote verdriet drukte nog steeds op Anneke. Ze had gehoopt op de school nieuwe vriendinnen te krijgen: bij de oude tante thuis was het zo saai en nu vanochtend was alles zo tegengevallen. „Hoe is 't gegaan meiske?" vroeg tante met warme belangstelling. „Och 't is pas de eerste keer; 't zal wel gaan", zei Anneke dapper en be sloot haar niets te zeggen van de grote teleurstelling. „O. mam. we hebben een nieuw kind op school, ze spreekt toch zó raar, net Engels", zei Marijke, de buurvrouw van Anneke op school. „Is 't een leuk kind?" wou haar moe der weten. „Niks aan. Ik wed dat ze ons niet eens verstaat en we vragen ons af. wat we met dat kind moeten doen op het schoolfeest. Ze heeft natuurlijk niet eens een jurk", ratelde Marijke door. „Nou meisje, niet zo haastig oordelen. Dat kind komt misschien uit een vreemd land en voelt zich natuurlijk heel een zaam. Niks aaidig hoor. van jullie, om haar in de steek te laten" „Foei, wat lelijk. Zou jij 't leuk vin' den, om op een vreemde school door niemand aangekeken te worden?" Nee. dat vond Marijke ook en ln haar hartje wou ze wel vriendschap sluiten met Anneke. Maar wat zouden de an dere kinderen wel zeggen? „Woont ze in deze buurt?" wou haar moeder nog weten, „Ik denk het wel. Ze liep tenminste onze straat in". „Nou kijk eens aan. Stoor je nu niet aan de andere kinderen en loop met haar mee", raadde moeder haar aan. Om half twee liep Anneke langs het huis van Marijke. „Mam, daat gaat de „nieuwe!" „Kind, doe niet zo onaardig. Hoe heet ze?" „Anneke moeder". „Nou ga Anneke achterop en saamp jes lopen jullie naar school". Marijke holde Anneke achterop. „Anneke wacht even dan gaan we samen", hijgde Marijke toen ze dicht bij haar was. Anneke keek even verwonderd en toch blij. Zou ze nu echt een vriendin netje krijgen? Ze liepen samen verder en natuurlijk babbelde Marijke honderd uit over het aanstaande feest. „Zou jij ook mee willen doen An neke?" Anneke knikte van „ja", maar dacht aan al die andere kinderen die haar links lieten liggen. „Heeft jouw moeder ook een ver- kleedjurkje voor je?" vroeg Marijke. „Ik heb geen moeder meer en vader is ook dood, gesneuveld", zei Anneke bedroefd. „Ach wat zielig!" dacht Marijke en tegelijk gaf ze Anneke een stevige arm, zó stevig, alsof ze haar nooit meer los wilde laten. De hele klas stond al bij de school poort, toen ze die twee gearmd zagen aankomen. „Wat flauw van Marijke om zich te bemoeien met dat rare kind!"" „Bah, dan zijn we ook geen vriendin meer met Marijke", vonden ze allemaal. Gearmd liepen ze naar de andere kant van het schoolplein en lieten Anneke en Marijke alleen staan. Toen Marijke 's middags alles aan haar moeder vertelde vond deze dat An neke maar heel dikwijls bij hen aan huis moest komen. „Maar hoe moet dat nu, met het feest?" vroeg Marijke. „Boven ln de kast hebben we nog aardige jurkjes hangen. Misschien is er wat voor Anneke bij. We hebben een heel mooi Spaans kleedje". „Hè, dat wou ik zo graag hebben zuchtte Marijke. Op school bleef het zo. Niemand be moeide zich met de beide meisjes. An neke kwam nu dikwijls bij Marijke thuis. Op de vooravond van het feest werden de jurkjes gepast. Voor Anneke was er dat mooie Spaanse dansjurkje maar ze knikte van „nee" ofschoon iedereen zei dat het bij haar donkere haren heel mooi stond. „Ik heb thuis nog wel iets", zei ze, „maar ik zeg niet wat; het moet een verrassing zijn". Voor iedereen was het een verras sing. toen Anneke in een prachtig Ca nadees jurkje op school kwam. De mooie gekleurde linden hingen zwierig van haar schouders en de wijde plooi rok stond sierlijk uit. In de gymnastiekzaal zat de jury om de jurken te keuren, want er werden prijzen uitgeloofd. Men zag hier de mooiste klederdrachten uit vele landen en werelddelen. Marijke had „de Spaan se" gekozen en zag er ook snoezig uit, maar toen Anneke in haar Canadees pakje verscheen stond ieder sprake loos, zó beeldig. Zelfs de meisjes van haar klas moesten toegeven dat ze echt de eerste prijs verdiend had. Ze kreeg ook de eerste prijs en toen één van de juryleden haar vroeg waarom ze juist dit kostuum gekozen had. zei ze: „Om dat ik zoveel van Canada houd". Iedereen kwam Anneke feliciteren. Van nu af aan wilden ze wat meer van Anneke weten en toen ze hoorden dat ze een weesje was, werd ze in de vriendinnenkring opgenomen. PAASVER8IERING. We maken zelf nog een paasversie- ring: een wollen kuikentje. We knip pen van dun karton twee cirkels ter grootte van een zilveren gulden en twee cirkels ter grootte van een cent. In alle vier de cirkels maken we een flink gat en omwikkelen de karton netjes twee aan twee met gele wol. .We doen dit net zo lang tot er in het midden geen draadje meer door kan. Neem er een naald bij. Knip dan langs de bui tenrand de draden door. bind om het midden stevig een draad en verwijder het karton. Nu zijn er twee gele pom ponnetjes, n.l. een lijfje en het kopje, die aan elkaar bevestigd moeten wor den. Geef het kuikentje daarna pootjes van stukjes pijpengaren. die om Éml lijfje bevestigd kunnen worden. Van zwarte wol maken we de oogjes en een snaveltje en staartje van een heel klein stukje zeildoek of iets dergelijks. In de vakantie gaan we spelen Als het mooi weer is bulten. DRIE IS TE VEEL. De kinderen staan in een dubbele kring op armlengte van elkaar. Twee kinderen staan buiten de kring en die noemen we A en B. A is degene die moet tikken. Op een gegeven teken beginnen A en B te lo pen. Maar nu gaat B snel voor een twee tal staan en dan moet de „derde man' weglopen, die weer snel voor een an- In bovenstaand plaatje zijn de beide dieren verborgen, waarvan de paas eieren zouden stammen: de kip en de haasDoe je best. der tweetal gaat staan. Zodra echter A iemand getikt heeft, mag A weglopen en voor een tweetal gaan staan, waar door de getikte dus nu A wordt. KAT EN MUIS. De kinderen maken een flinke ruime kring en geveri elkaar een hand. Eén is de kat en er zijn b.v. drie muizen. De kat komt in de kring, de muizen er buiten. De kring houdt de armen hoog als poortjes om de muizen door te laten, doch de kat tracht ze telkens tegen te houden door de armen omlaag te doen. Op een gegeven teken beginnen de muizen te lopen en de kat tracht ze te vangen, door hen een tikje te geven. De gevangen muizen moeten in de kring blijven. Zijn ze alle drie gevangen, dan komen anderen aan de beurt. Als het regent spelen we binnen. SLOFJE ONDER. Alle kinderen op één na gaan in een kring op de grond zitten, heel dicht naast elkaar, met de voeten in het mid den. Over de benen wordt een kleed gelegd. Nu geven de kinderen onder hun knieën een pantoffel door. De spe ler buiten de kring, moet trachten de slof te pakken. De slof gaat natuurlijk heen en weer en mag soms ook even getoond worden. Degene bij wie de slof gevonden wordt, is dan aan de beurt. WATJE BLAZEN. Dit is een spel om de tafel. We halen het kleed van de tafel, want de tafel moet glad zijn en we hebben een plukje watten nodig. In het midden van de tafel ligt het plukje watten. Iedereen zit vlak tegen de tafel met de handen op de rug. Op een gegeven teken beginnen allen te blazen en trachten daarmee het watje tegen een van de spelers te blazen. Wordt iemand geraakt dan moet hij een pand geven. Wie twee panden gegeven heeft is af. (Wie verkouden is, mag met dit spel niet meedoen). Correspondentie Annemieke van der Lans, Sassenheim MIJN TIENDE VERJAARDAG. Ik was de vorige week jarig. Ik sprong 's morgens vroeg uit bed want ik was verschrikkelijk nieuwsgierig wat ik wel krijgen zou. Ik rende naar beneden maaroch de kamerdeur was op slot. Vader en moeder waren in de kamer alles aan het klaarmaken en ze waren mijn stoel aan het versieren en ook de tafel aan 't dekken. Toen moe der de knop hoorde gaan zei ze vlug: „Kleed je gauw aan, want we moeten eerst naar de H. Mis". Later toen de Mis uit was, wou ik vlug naar huis hol len, maar moeder hield me tegen: „Wacht toch even, anders sta je toch maar vóór de deur te wachten". Bij het huis gekomen zei moeder: „Loop nu maar naar binnen". En wat zag üc daar?.... Een zwarte nikkerpop met een leuk speelbroekje aan. 's Middags kwamen er wel zes kin deren spelen en 's avonds mocht ik tot tien uur opblijven. Het was een fijne verjaardag. Ans Juffermans, Sassenheim, schrijft ons: ONDEUGEND PIETJE. Pietje was een kleine jongen van acht jaar en hij was dikwijls heel ondeu gend. Op een goede dag riep moeder hem om op te staan voor de H. Mis, maar Pietje deed net of hij niets hoor de en bleef lekker liggen. Toen riep moeder hem nog een keer en nog een keer, maar onze Piet bleef liggen. Piet had nog een zusje, die op een andere kamer sliep en die ging meteen naar beneden. Ze kleedde en waste zich en riep: .Moeder moet ik Piet even aan zijn oor trekken?" „Ja, dat is goed Marja en zeg hem dat hij dadelijk naar beneden komt. En als hij zegt, ik kom toch lekker niet, dan zeg je maar dat hij geen brood krijgt als hij niet naar de kerk gaat en dan moet hij zonder boterhammen naar school". „Ja. ik zal het zeggen moe". Marja ging naar boven en kwam de kamer van Piet binnen. Piet kroop heel diep onder de dekens. Marja trok de dekens weg en zei: „Je moet naar de kerk". „Ik ga toch lekker niet". „Als je niet komt en niet naar de kerk gaat, dan krijg je geen brood en moet je zonder brood naar school". Nou dat was Piet toch wel een beetje erg. Hij stond op en kwam nog net op tijd in de kerk. Betsie v. d. Poel, Llsse, vraagt me hoe dat gaat om met ons mee te doen. Wel heel eenvoudig meiske. Je leest elke week de krantentuin, lost de raadsels op, en stuurt ons dan de oplossingen. Wanneer er geen raadsels in staan, wel dan mag je ons toch wel een babbeltje sturen en als je een verhaaltje of versje maakt, dan komt het in de krant, als het tenminste een beetje aardig is. Jij zou best eens iets over het bloemen corso kunnen vertellen. Heb je er zelf aan meegedaan? Ik vond het wat prach tig. Dus Betsie tot ziens met een lange brief. Ida v. d. Haak, Roelofarendsveen, maakte voor ons: HET ONGELUK. Klein Keesje ging naar school. Hij moest flink doorlopen want het was feest, de meester was jarig. Omdat Keesje de kleinste van de klas was mocht hij het cadeau geven. Hij was blij naar school gegaan en kwam nog net op het nippertje, juist toen de bel ging. Met een vuurrode kleur felici teerde hij de meester en gaf hem het pakje. De meester pakte het uit. Het waren heerlijke sigaren. De meester was zó blij dat hij zei: „Jullie mogen vanmiddag allemaal vrij". Eindelijk was het 12 uur en Kees holde met zyn vriend naar huis. Hij keek niet goed uit en toen gebeurde het. Gepiep en geknars van remmen en toen niets meer. Met een gebroken been moest Keesje zes weken in het ziekenhuis lig gen. Een Zalig Pasen kinders en een pret tige vakantie. TANTE JO en OOM TOON. Oplossing zoek eens mee. Wanneer men het plaatje eenmaal naar links draait, ziet men in de tak ken van de boom de vermoedelijke maker van de paaseieren, een kip; draait men het plaatje nog een keer verder naar links, dan ziet men de leverancier der eieren, een haas, tus sen het nest en het meisje.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1957 | | pagina 14