PLASTIC TASSEN Het menselijk- hart Ons SNUFJE ZOUT komt uit HENGELO Vl veroveren de wereld Ons produel heeft goede naam 600.000 ton per jaar Boekelo heeft afgedaan De zon ging op in het postkantoor ZATERDAG 29 DECEMBER 1956 DE LEIDSE COURANT Een gloednieuwe damestas werd van de stapel gegrepen en daarop werd een grote kluit boter uitgesmeerd. We staarden ontzet naar deze fabrikan tenzoon, die moedwillig vaders kostbare productie scheen te bederven.. Maar even later wasten water en zeep de vette vlek weg en was er niets meer te zien van de roomboter. „Dat moet u eens proberen met een leren tas", zei de fabrikant van plastic artikelen. „Het vet trekt in het leer en de tas is voorgoed bedorven. Ook is de goede kwaliteit plastic ongevoelig voor krassen". Met een zwaai liet hij een nieuw tasje langs een ruwe muur strijken. Er was niets op te zien. „Na aanvankelijk een minder goed entrée gemaakt te hebben, is de kwa liteit van onze grondstoffen zodanig verbeterd, dat dit plastic het volkomen tegen leer kan opnemen, ja zelfs in enkele opzichten te prefereren ii vertelt ons de heer A. Cohen, zoon van de tassenfabrikant. et leek ons de moeite waard om Met grote machines stikken de dames eens een kijkje te nemen op de plaats waar de damestassen geboren \v orden, met de bedoeling ons te laten voorlichten over de wijze waarop deze onmisbare vrouwelijke* attribu ten vervaardigd worden. Daarvoor bleken we ano het adres van de heer Cohen goed terecht te zijn, want men kon ons hier voorlich ten uit een ruim dertigjarige erva ring op dit gebied. De ouders van or.ze gastheer waren in 1923 in de lederbranche begonnen en hebben hier in de loop der jaren een grote naam verworven. Wilt u enkele cijfers? Per jaar verlaten 300.000 tot 500.000 dames tassen dit bedrijf, hetgeen een uiter. mate grote prestatie is. Natuurlijk nemen de Nederlandse dames deze produktie niet in haar geheel af. Een zeer groot deel wordt geëxporteerd en wel over een groot deel van de wereld. Bijvoorbeeld naar België, Frankrijk, Zwitserland, Luxemburg, Zuid-Afrika, Amerika, Indonesië, Ca nada, Haïti, Noorwegen, Oeganda, Kenya, Denemarken enz. SINDS 1945. I_Iet eigenaardige is, dat dit niet al- 1 tijd zo geweest is. De Nederlandse tassen industrie is eigenlijk pas na 1945 opgekomen. Voordien bleef zij van weinig betekenis. Na 1945 heeft zij een hoge vluicht genomen en be druipt Nederland zich geheel zelf, terwijl de branche zich in een grote export mag verheugen. Dit vond zijn oorzaak in het feit, dat Nederland een produkt van prima kwaliteit voor een redelijke prijs op de markt brengt, waar het buitenland graag gebruik van maakt. Zoals de heer Cohen ons mededeel de, levei-t de export ook de nodige moeilijkheden op, want men moet met verschillende belangrijke factoren re kening houden, wil men zijn produkt in het buitenland kwijt raken. Daar stelt men weer geheel andere eisen aan model, kleuren en kwaliteit dan bij ons. Slechts de fabrikant die zorg vuldig te werk gaat en met al die wensen rekening houdt, heeft succes. Zo bleek, dat Frankrijk en Neder- de tassen in elkaar. land ongeveer gelijke interessen had den, terwijl België daarvan afweek, telde ons, dat hij die allemaal zelf Een typiscih verschijnsel, dat men zo op het oog niet zou verwachten. Natuurlijk doet wit het weer goed in warme gebieden, terwijl in ons land en enkele andlere Europese lan den zwart de tradition a le kleur is met als andere modekleuren n-utria, noga en dit jaar cognac. VERBLUFFENDE KWALITEIT. Wait de grondstof betreft, vertelde onze gastheer ons, dat de Neder landse plasticindustrie hier niet kan concurreren tegen het buitenland. Men betrekt zijn grondstoffen daarom voornamelijk van over de grenzen, waar een verbluffende kwaliteit plas tic wordt geleverd, die het gemakke. lijk tegen leer kan opnemen. Dat plastic het na enkele jaren heeft kunnen winnen van leer vond onze zegsman niet verwonderlijk. Een plastic tas kost ongeveer een vierde van de prijs van een gelijk leren exemplaar. Dat is één punt in het voordeel van plastic. Voor een leek, en dat zij we tooh bijna allemaal, is het verschil tussen een goede plastic tas en een leren tas niet te zien, dus durven de dames gerust met een plas tic tas te lopen. „Plastic 'heeft 'bovendien nog enkele voordelen boven leer, die van zeer veel belang zijn", zei de heer Cohen. „Wanneer dames lopen te winkelen en het begint te regenen, dan drei gen voor een leren tas gevaren, want water is een vijand van leer. Met een plastic tas behoeft men daarvoor niet bang fce zijn, want plastic ondervindt van water geen nadlelige gevolgen". Zo werd het ons duidelijk, waarom de plastiowonderstof de wereld heeft kunnen veroveren. Natuurlijk is er in plastic ook kwaliteitsverschil, alle plastic is niet eender, ma-ar de fabri kant die een goed produkt wil leve ren, waar hij ten volle achter kan staan, gebruikt een prima grondstof. DE NIEUWSTE MODE. JMatuurlijk spraken wij ook over de modellen. De heer Cohen ver- ontwerpt en hierbij tracht zo origi neel mogelijk te blijven. Is een derge lijk ontwerp gereed, dan wordt er eerst een prototype van gemaakt, waarna 't seriefabricageproces wordt uitgedokterd. Daarna kan de tas in groter hoeveelheden worden ge maakt. Wij gingen vervolgens een kijkje in de fabriek nemen. Wij zagen de enorme voorraad plastic in duizend variaties, allemaal grote rollen, rij aan rij. Op de eerste afdeling worden de modellen volgens mallen uit de plas- ticstof gesnecen. Dan heeft men dus de losse delen van een bepaalde tas. Daarna komen ze op een afdeling, waar meisjes achter een grote naai machine de delen aan elkaar zetten. Dit gaat met een ongelooflijke han digheid en routine. Keurig vakkun dig ziet zo'n tas in grondvorm er al uit. Daarna wórd-S op een andere afdeling de tas van binnen versterkt door het met een speciale lijmsoort inplakken van karton, waardoor de tas veel steviger wordt. Handig en geraffineerd wordt dit werkje gedaan. Daarna wordt de tas gevoerd en af gewerkt, een precies werk, waartoe slechts geroutineerde vakmensen in staat zijn. Is tenslotte het fabrikaat gereed, dan straalt het u tegen in al zijn glorie van fraaie lijn, glans en schoonheid. Zo zagen we de afge werkte tassen bij duizenden in de voorraadkamer. Ontelbare modellen, hoog opgestapeld lagen daar en wach ten op vervoer naar de winkeliers die gretig afnemen, want het is pret tig met een goed produkt te werken. En die dames laten zich niet beet nemen met inferieure kwaliteit. „Zij weten het wel, een motief op een plastictas moet niet opgespoten zijn, maar er in geperst, want slechts dan alleen is het houdbaar", vertelt ons cie heer Cohen. „In onze branche merken we dat zo duidelijk, met slechte kwaliteit heb je geen suc ces!" We dankten onze gastheer voor het lof die hij de Nederlandse vrouw toe zwaaide en veel ervaring rijker ver lieten we de plaats waar damestas sen bij duizenden het levenslicht aanschouwen. - Een klein deel van de enorme tassen- voorraad, soms meters hoog opgestapeld. Jn absolute zin is het menselijk hart niet zo'n bijzonder sterke motor, want de kracht is niet groter dan 1/375 PK. Maar in relatieve zin is het hart sterker dan alles wat er tot toe aan motoren is gebouwd. Wel ke machine van een dergelijke inge wikkelde constructie loopt er een mensenleven lang zonder dat er ooit onderdelen vervangen behoeven te worden? Het hart trekt zich ritmisch samen -het ontspant zioh eveneens perio diek. Bij gezonde volwassenen ga-at dit met een snelheid van ongeveer zeventig slagen per minuut lichaam groter, zoals dat bijvoorbeeld bij zware arbeid of bij sportbeoefe ning het geval is, dan kan het tempo van de hartslag worden opgevoerd. Ditzelfde gebeurt ook bij bepaa-lde ziektetoestanden, waarbij de kracht van het hart verminderd is. Door een groter aantal pompslagen per tijds eenheid wordt er dan naar een vol doende prestatie gestreefd. Een gezond hart moet men in ere houden. Het slaat 1ÖO.OOO ma-al per dag en veertig miljoen keren per jaar. Het verplaatst in één dag 10.000 liter bloed, per jaar vier miljoen liter. Deze motor weegt slechts 3-00 gram. Het arbeidsvermogen is echter groot genoeg om met elke slag een gewicht van één kilogram op te heffen. Men heeft eens berekend, dat het Wordt de zuurstofbehoefte van het prestatievermogen van een gezond hart zó groot is, dat het een lift met één persoon in een uur tijds van die begane grond naar de vijfde verdie ping zou kunnen brengen. De enorme hoeveelheid arbeid die het hart bij voortduring verricht is alleen mogelijk doordat op elke sa mentrekking een ontspanning volgt. Telkens heeft de hartspier een korte rustpoos om ziah te herstellen. De samentrekking van de kamer neemt een tijd van 0.3 seconde in beslag; voor dit gedeelte van de hart spier is er telkens een pauze van 0.5 seconde. Deze cijfers behoren bij een fre- kwentie van 70 slagen per miuut. Is de hartactie sneller, dat duurt de sa mentrekking even lang, de tijden van rust worden dan korter. Bij pasgeborenen is de hartslag steeds veel sneller: het hart van de zuigeling contraheert zich 130 malen per minuut. Kleine dieren hebben een nog snellere „pols". Het hart van een muis klopt bijvoorbeeld 1000 keer per minuut De olifant daaren tegen heeft 'n uitgesproken langzame polsslag; doorgaans is deze niet hoger dan 25! Dr. H. W. SCALONGNE. „Wanneer wij de jaarproductie van 30.000 ton, waarmede in Boekelo werd begonnen, vergelijken met de meer dan 600.000 ton, die wij hier produceren, zal het iedereen duide lijk zijn, dat het meer economisch was de productie geheel op Hengelo te concentreren", vertelt ons de heer P. Taselaar, een der directeuren van de Koninklijke Nederlandse Zoutin- dnstrie, bij ons bezoek aan genoemd bedrijf. „De installaties te Boekelo zijn daarom niet meer in gebruik en De oude mannetjes van de Gijselaarsbank zijn al uitgevroren, maar hun sa menscholingen gaan toch door. Op de houten rijks bank, die in het pustkan- „Je bent te oud voor zo'n mond vol kapsones", vo.-.d hij. ,,'t Is de moeite ook niet meer", zei de eerste weer, terwijl hij aan het ene been toor aan de B reestraat is krabbelde, dat al in 't graf opgesteld, drukt thans het gewicht van de eeuv/en, die moeizaam bijeen gA- spaard werden, ondanks de hun levensavond. stond. „Maar 't is zo'n loe der, me dochter", Bedroefd staarden ze in zuigelingensterfte in vroe ger jaren en de sociale wantoestanden voor de overlevenden. Er mag wel gepruimd, maar niet gespuwd wor den. Een beperking, die uit hygiënisch oogpunt alle lof verdient, maar tevens de groeiende onkunde omtrent de technische mogeli'khe- den van het pruimen ver raadt. Doorgaans hebben de sa menkomsten een beschou wend karakter. Er wordt wel eens een poging tot een gesprek onder nomen, maar zodra er een keer of vijf „Wat zeff- gie?" geroepen is, geven ze 't eendrachtig op en bepalen zij zich tot 't sta ren over de afgelegde le vensbaan. Slechts een enkele maal bloeit er een gesprek op. zoals gisteren, toen er maar twee liefhebbers voor de bank waren. „Me dochter wil, dat ik 'n gebit neem", zei 't oude baasje. Zijn collega dacht een poosje over 't voor en te gen van deze wens na en schudde toen vastberaden 't hoofd. Intussen waren er echter twee opzichtige, in konij nenvellen verpakte dames Ze kregen allebei een arm e'n op hetzelfde mo ment viel de mistroostig heid van de gerimpelde gezichten, want 't zijn kleine dingen in dit leven, die de sombere wolken uit eendrijven, om de zon te laten schijnen. „Wie wil d'r 'n drop- pie?", vroeg de kleine meid. „Ikke", riepen de opa's en terwijl 't meisje even u Benauwenissen op laag niveau voor 't loket „Uitbetalen" gaan staan. Zij hadden 't zo druk met elkaar, dat meisje, dat ze bij zich had den. En omdat de eenzaam heid altijd de eenzaamheid zoekt, kroop de kleine tus sen de twee oude baasjes op de bank en zei met een stralend gezichtje: „Twee nieuwe opa's!" ging staan, om 't rolletje uit de zak van haar rode kabouter jasje op te die pen, moffelden de manne tjes hun pruim in de hand palm, want spuwen mag niet in het postkantoor. Even later zaten ze met die van 't hun drieën te sabbelen. „Lekker!", zeiden de opa's. „Kopen jullie ook wel 'ns droppies?'vroeg de klei ne, die tenslotte op de we reld was om iets te weten te komen. „We hebben geen cen tjes", zei de opa van gebit. Dat maakte indruk, 'n Driejarig leventje verd kennelijk voor 't eerst ge confronteerd met een van de meest voorkomende pro blemen. De kleine was er even stil van, maar toen had ze de oplossing al. Ze gleed opnieuw van de bank, grabbelde nogeens in het kabouter jasje en zei toen: „Hier, neem de mij ne maar!" „Nee", zei de opa weer, „dan hebbie zelf niks meer". „Me moeder heb wel centjes", zei ze geruststel lend en drukte t rolletje in de hand, die tijdelijk huisvesting verleende aan een pruim. Inmiddels waren de da mes. die de chèque verzil verd hadden, tot de ont dekking gekomen, dat 't kind verdwenen was. „Tinie!", klonk 't gebie dend. „Samen delen, hoor", zei ze en toen gleed ze voor de derde maal van de bank. Bij de deur draaide ze zich nog even om ei4 heel hard: „Dag or De opa's zwaaiden e van 't gebit lachte de laatste tana bloot, welke het leven hem nog gelaten had. Hij had iets over zich van: „En laat 1957 nou maar opkomen!" worden gesloopt", deelde onze gast heer ons mede. 7ESHONDERDDUIZEND TON is 99*-' een geweldige hoeveelheid", meenden wij met ontzag. De heer Taselaar knikte. „Ja, dat is het ook", beaamde hij, „maar tweederde hier van wordt ook uitgevoerd. Onze voor naamste afnemers zijn de Scandina vische landen en België en verder gaat ons zout naar een groot aantal landen over de gehele wereld. Neder land neemt een belangrijke plaats in als zoutproducent". Onwillekeurig dachten wij aan de zoutlagen in de provincie Groningen en informeerden belangstellend naar de plannen. Deze zoutlagen zullen een belangrijke rol gaan spelen in het sodaproject dat momenteel te Delfzijl in uitvoering is. De zoutla gen bij Winschoten liggen niet ver van Delfzijl; de pekel zal door middel van pijpleidingen vervoerd worden naar de sodafabriek die thans in deze havenstad in aanbouw is; de ligging aan zee is een noodzakelijkheid, om dat een sodabedrijf grote hoeveelhe den afvalstoffen moet spuien. De zoutlagen in Groningen zijn bui tengewoon dik. Men vond er tot 1500 meter diep nog zout, waardoor men theoretisch zou kunnen zeggen, dat deze lagen onuitputtelijk zijn. Men boort er voorlopig 3 gaten, die ech ter in verband met de dikte van de zoutlaag een zeer grote capaciteit hebben. Jocht het later nodig zijn, dan zijn er zonder enige moeite nog enige gaten by te boren. WATER DOET HET WERK. VANZELFSPREKEND kwam ons gesprek na enige tijd op de zout winning. Het principe is vrij een voudig, hoewel, wanneer wij de enorme installaties zien, die het be drijf te Hengelo beheersen er toch nog het een en ander aan te pas komt. Wij ontwaarden de houten boorto rens. Hier wordt een gat geboord in de grond van 300 tot 400 meter diep te. In dat gat wordt een buis ge plaatst die tot de bovenkant van de zoutlaag reikt en daar binnenin hangt men een nauwere buis, die on der de zoutlaag uitmondt. Via de ruimte tussen de beide buizen wordt water in de zoutlaag gepompt. Dit wa ter lost het zout op en komt als ver zadigde pekel door de binnenste buis door de druk van het ingepompte water omhoog. De pekel wordt dan afgevoerd naar grote reservoirs. Door middel van chemische stof- Keurig in het gelid staan de enorme tanks gevuld met het opgepompte pekelwater. fen worden de bij zouten verwijderd en daarna wordt de pekel ingedampt, waarbij men het mooie zuivere zout overhoudt. De zuiverheid is zeer be langrijk, wil het Nederlandse fabri kaat op een hoog peil staan wat kwa liteit betreft. Hieraan wordt te Hen gelo veel aandacht besteed. Men maakt onderscheid tussen consump- tiezout en industriezout. Het indus- triezout dient voor vele doeleinden; grote hoeveelheden worden hier en elders in de wereld gebruikt als grondstof voor de bereiding van chloor en natronloog, welke stoffen weer dienen als grondstof voor di verse andere chemische produktcn. HOE BEGON HET? IJOE heeft men dit zout gevonden? Hierover kon de heer Taselaar ons wel het een en ander vertellen, omdat hij reeds van het begin af in dit bedrijf werkzaam is geweest. Bij het slaan van een drinkwater- pomp op het landgoed Twickel bij Delden in 1895 kwam zout water uit de grond. Aanvankelijk was ieder een verbaasd, maar er waren men sen, die er meer van begrepen. Hier in geweldige silo's liggen de witte zoutbergen te wachten op verdere verwerking. De grijper neemt een snufje. toe behoorde onder meer de heer J. P. Vis, firmant van de firma Kolff en Vis, zoutzieders in Rotterdam. Deze firma liet tezamen met de Dordrecht- se zoutzieders Van der Minne in 1903 voor gezamenlijke rekening een proefboring verrichten bij Eibergen. Men bereikte een diepte van ruim 700 meter, doch vond slechts sporen van zout. Aanvankelijk wildne de initiatief nemers niet bij de pakken neerzitten en elders een boorpoging wagen, maar de regering had inmiddels een spaak in het wiel gestoken en een wet uitgevaardigd, waarbij het slechts aan de staat was toegestaan in Neerlands bodem naar delfstoffen te speuren. De onderzoekingen van de Geologische Dienst hadden succes; in 1911 werden bij Boekelo interes sante lagen ontdekt. Het drieman schap Kolff, Vis en Van der Minne vroeg dadelyk een concessie aan, maar de regering maakte aanvanke lijk geen haast. Pas toen de eerste wereldoorlog Nederland confronteer de met de moeilijke situatie van zout- gebrek kregen de heren in 1918 hun zin. Er werd een N.V. gesticht, en men ging te Boekelo een fabriek bouwen. Inmiddels dreef men de boor de grond in, doch op de diepte waarop men dit verwacht had, vond men nog geen zout. Zou het op een mis lukking uitlopen? De koers van de aandelen begon bedenkelijk te da len, maar eindelijk brak de verheu gende dag aan, waarop het ^out be reikt werd en Nederland kon tot de zoutproductie overgaan. DE WERELD IN. DOEKELO groeide en bloeide, doch bracht het niet verder dan een productie van ongeveer 70.000 ton per jaar. Alles moet met de trein vervoerd worden. Toen besloten was tot de aanleg van het Twente-Rijnika- naal ging men op zoek naar zoutlagen bij Hengelo en met succes. De maat schappij verkreeg een concessie voor de ontginning van dit nieuwe zout- veld en toen in 1937 het kanaal in gebruik werd gesteld, kon een twee de zout- en chemisch bedrijf ge opend worden. De zoveel gunstigere ligging di rect aan het kanaal had tot gevolg, dat de productie meer en meer op Hengelo werd geconcentreerd. De af zet kon worden opgevoerd tot boven 600.000 ton per jaar en daarmee neemt Nederland nu een belangrijke plaats onder de zoutproducenten in. Wij zagen het complex van gebou wen en installaties met daaromheen de vele boortorens, als kegels ver spreid in het Twentse land. In de buizen stroomt de pekel, het bedrijf werkt op volle toeren en de grijpers in de zoutsilo's grijpen ook uw snufje zout. Met het zoutkanon worden de spoorwagons volgespoten, de sche pen laden hun zout in de haven van het bedrijf en brengen deze kost bare stof naar vele landen. De Koninklijke Nederlandse Zout- industrie levert het zout voor de we reld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1956 | | pagina 7