ZOETE WRAAK IN DE WEDLOOP OM RIJKDOM EN GELD Typische slimme toeren in het Oosterse Circus DE LEIDSE COURANT UET WAS EEN MERKWAARDIG stel, dat de crisis van de dertiger jaren bijeengebracht had. Ikzelf had een paar maanden de illusie gekoes terd, dat ik later twee letters voor mijn naam kon zetten, toen het chequeboekje van mijn vader plot seling alle waarde verloren had en met mij waren ei nog zo'n groep in het werkkamp, die door de wonder lijke maalstroom van het leven plot seling op de modderige Peelgrond gestrand was, waar zij de eerste da gen hun handen niet konden bewe gen, omdat de schop zoveel blaren veroorzaakt had. Maar we waren jong en hoewel we weinig meer van het leven verwacht ten, waren we gelukkig, dat we de paar gulden, die we verdienden, in onze zak konden houden en dat niet een hongerig gezin nog met dat geld gevoed moest worden. Maar naast jongens, die feitelijk voor iets anders bestemd waren ge weest, bevonden zich ook natuurlijk mannen in het kamp, voor wie zelfs dit werk nog veel te goed was en de politie van het dichtstbijzijide dorp moest meer dan eens een groot scheepse vechtpartij uit elkaar pluk ken. •T^OEN we een paar ma'anden „aan de schop stonden", zoals de vak term luidde, vond een van de jon gens een half verdronken herders hond. Het was geen pracht-exem- plaar, maar na een paar dagen lie ten we allemaal wat in onze etens blikjes zitten, zodat het dier spoe dig de gevolgen van zijn honger- kuur te boven was. De hond werd een begrip voor het kamp en Joost, die hem gevonden had, kwam een beetje uit het hoek je waar hij tot nu toe gezeten had, omdat hij als de eigenaar van het dier beschouwd werd. Joost zou nog meer populoriteit krijgen. Vlak na de hond kwam het doch tertje van de dorpskastelein van een dure Franse kostschool thuis, omdat ook in die bierbranche de verdiensten een angstige daling vertoonden. Toen Marijke op zekere avond vol starre ontzetting een portiek invloog, omdat de hond haar op de hielen zat, en Joost het dier gevangen had en uitlegde, hoe trouw het dier wel was, werd Marijke goede vrienden met de hond en als vanzelf ook met Joost. Het zou allemaal prachtig gegaan zijn en in ons hart vonden we het wel fijn, dat zelfs in de beroerdste omstandigheden iets moois 1 evens- vatbaarheid bleek te bezitten, maar op zekere avond bracht Marijke Joost terug naar het kamp, toen ze Gerrit in al zijn norsheid tegen het hek geleund zag. pERRIT WAS EEN JONGEN, voor wie het kamp te goed was. Hij zinspeelde vaag over een candidaats- examen, dat hij net niet had kun nen halen omdat de fabriek van zyn vader failleerde, maar in zijn houding lag een sfeer, die een sluwe bescha ving verraadde, opgelegd en onna tuurlijk. Marijke was nog jong en de levens moeheid, die uit Gerrits blik sprak, maakte een diepe indruk op haar. Haar sympathieën liet ze nog onom wonden blijken en spoedig werd Ger rit een vaste klant in het café van haar vader, waar hij zo nu en dan een losse opmerking met haar maakte. Deze korte gesprekjes gingen ov_r het toneelleven in Den Haag, waar meisjes met veel minder gratie en talent dan Marijke schatten verdien den en in dure bontmantels rondlie pen. Voor een meisje, dat het ongeluk had in 1930 18 jaar te worden, klonk het als een onwerkelijk sprookje, dat onmiddellijk gedoofd werd, omdat het geloof in sprookjes de enige kans was in die tijd om de moed niet helemaal te verliezen. Het duurde niet lang of Marijke liep een eindje met Gerrit mee en na enlkele weken zagen we Joost s avonds met zijn hond langs de vel den trekken, omdat Marijke luister de naar de spannende verhalen uit de grote stad. GERRIT VERWACHTTE een felle reactie van Joost en hoopte daar op. Hij vertelde smalend in het kamp. dat een mooi meisje meer zag in een man met levenservaring dan in een gesjeesde gymnasiast en zinspeelde op het gemakkelijke leven, dat hij als toekomstig kroegbaas tegemoet kon zien. Het scheen Joost onbewogen te la ten; hij leerde zijn hond door een hoepel te springen en hield hele ge sprekken met het dier, dat trouw met hem mee naar het werk. trok en overal te vinden was, waar Joost was. Toen de verwachte reactie uitbleef, begon Joost een speciaal slachtoffer van Gerrits plagerijen te worden, want onbewust voelde de bruut, dat de stille jongen hem de baas was. Op zekere avond zag Joost, hoe Gerrit de hond met een geknoopt stuk touw sloeg en dit was de keer, dat Gerrit succes had. Zonder iets te zeggen, vloog Joost op de veel forsere man af en gaf hem een klap in het gezicht. Gerrit lachte ongemakkelijk en voordat wij tussenbeiden konden komen, lag Joost met een bloedend gezicht op de grond en had Gerrit een mes in zijn hand. auto voor, die Gerrit naar de gevan genis bracht; de agent, die d<. arres tatie verrichtte, werd kort daarop be vorderd en Gerrit kreeg voo. een roetzwart strafregister plaats in een kamp, waar I_ij geen gelegenheid ad om meisjes het hof te maken en cafe's af te lopen. DE rest van het verhaal is vlug ver teld; het einde is triest en door de tijd getekend. Joost troostte Marijke en de kastelein zag wel wat in de jon gen, zodat ze een jaar later trouwden Het kroegje was in de kampen, die als paddenstoelen rondom uit d grond schoten, erg populair en toen het kasregister begon op te lopen, zond de kastelein zijn schoonzoon naar Leiden om alsnog te gaan stu deren. Hij doctoreerde precies voordat de oorlog uitbrak en sneuvelde bij Rot terdam. Zijn vrouw heeft zijn dood nooit vernomen, want toen Joost in Rotter dam gelegerd werd, ging zij daar met hun kindje wonen en de eerste bom men vielen op de wijk, waar hun huisje stond. 1ITE SLEEPTEN de woedende Joost de barak binnen en poogden hem tot kalmte te brengen, maar Joost was totaal zijn zelfbeheersing kwijt: „Daar zal hij voor boeten", zei hij van woedde stotterend. „Tegen een machteloos beest durft hij!" De eerste dagen, die volgden, hiel den we het tweetal een beetje in de gaten, maar per slot had ieder zijn eigen zorgen en toen de grote klap viel, was het toch een beetje 'n verrassing. De hond van Joost had een zwak voor honing en toen hij het potje hc- ning van de kok eens leeggegeten had, werd de keuken verboden ter rein voor hem Het gehele kamp had hartelijk om de verontwaardigde kok gelachen en deze liet voortaan een flink bodempje in zijn potje zitten, als hij het naast de vuilnis bak legde. Gerrit was ook op de hoogte met het zwak van de hond en op zater dagmiddag nam hij het dier mee naar een bijenkorf, waar hij het beest aan de korf vastbond en wegging. De hond rook de honing snuffel de eens aan de ingang van de korf en even later kwamen wolken ver toornde bijen naar buiten, die zich vol woede op de hond stortten. IJ ET GEKERM van de hond was neen kwartier verder goed hoor baar en buiten adem kwam Joost bij de korf om zijn hond te bevrijden. Hij bette de talloze stelten met azijn en sprak geen woord, zodat wij allemaal een beetje bang werden en probeerden uit te vinden, wat hij van plan was. Joost zei alleen maar: „Hij had nog wat van mij te goed en nu is de maat vol!" Gerrit had de zaterdagavond ge bruikt om in 'n dorp in de buurt een lollige avond te beleven en kwam zwaar in de olie het rustige kamp binnen, toen de nieuwe dag al aan gebroken was. Joost lag op zijn krib, mar we wis ten, dat hij niet sliep; we bleven, zon der dat het afgesproken was, alle maal wakker om in te grijpen, wan neer dat nodig was, maar er ge beurde niets. Gerrit ging luidruchtig naar bed en een luid snurken verkondigde even later, dat hij minder moeite ge-1 daan had om wakker te blijven dan wij. Het duurde nog ruim een kwartier» voor Joost kalm opstond; wij hielden onze adem in toen hij zachtjes naar de krib van Gerrit liep, mar we wis ten, dat hij een sportieve knaap was, dus hielden we ons nog sla pende. Joost bad zijn voorzorgsmaatrege len genomen, want behoedzaam nam hij een touw, dat langs de krib hing en enkele seconden later lag Gerrit met zijn benen aan de stand vastge bonden. Het snurken duurde onverminderd voort, maar nu kwam het gevaar lijkste deel van de zaak. Voorzichtig bracht hij een touw onder de rug van de slapende en als Gerrit niet stomdronken geweest was, had iiij wakker moeten worden. Gerrit werd pas wakker, toen een derde lus om zijn nek viel en voor dat hij goed wist vat er gebeurde, zat dit touw aan de bovenkant van zijn krib gebonden, zodat hij precies vijf centimeter speling had tussen de touwen aan zijn benen en aan zijn nek; zijn armen lagen vast langs zijn middel gesnoerd, zodat hij alleen maar luidkeels kon dreigen en vloe ken, toen hij zich zijn positie bewust werd. JOOST had tijdens de gehele opera- tie geen woord gesproken en ook nu bleef hij kalm zwijgen. Hij nam uit zijn kastje een flinke pot honing en voordat de ontstelde Gerrit wist, wat er gebeurde, werden zijn haren en gezicht met een flinke plakkerige- laag bedekt. Gerrit dreigde met de meest ijse- lijke wraaknemingen, maar als hij te veel lawaai maakte, stopte Joost een flinke lepel honing in zijn open staande mond, zodat hij wel zijn ge mak moest houden om niet te stik ken. Het potje was nauwelijks op het hoofd van Gerrit gesmeerd of een fluitje was voldoende om de deerlijk toegetakelde hond binnen te lokken. Het volgende kwartier kreeg Ger rit de wraak, die hij vrediend had en deze wraak was zoet! UVERIG begon de hond zijn ge zicht schoon te likken en men kan beter door een regiment mieren bestormd worden, dan de ruv/e tong van een hond ijverig likkend op het gezicht te voelen, zonder in staat te zijn het dier af te weren. De kreten, die Gerrit uitstootte, waren zo krachtig, dat de kampbaas gewaarschuwd werd en deze had maar een medicijn: Ilij liep naar de telefoon en belde de politie op. Wij besloten om de verdediging van Joost op ons te nemen, maar het was niet nodig. Toen de politie-agent verbaasd de hond weggejaagd had en Gerrit in het gezicht keek, haal de hij handboeien te voorschijn en een kwartier later kwam de politie- Het doel en motief van de Ooster se gelddorst is, vooral onder de zonen van het „Hemelse Rijk", geheel ver schillend van het westerse. De re den hiervan is, dat het familieleven in China ten nauwste is verbonden met een lange reeks van gestorven voorvaderen, die in de Chinese hemel een leven van zeer groot geluk ge nieten. Dit neemt echter niet weg, dat elke rechtgeaarde Chinees dagelijks rijk dom inzamelt om daarmede zijn he mels geluk nog te vermeerderen Hoe rijker dus een Chinees kan worden, des te groter eer en vreugde kan hij wegschenken en des te groter loon wacht hem in het hiernamaals Dit verklaart tevens de enorme werk kracht van het Chinese volk Daarom ook de voorrang van jongens boven meisjes Immers een man is beter in staat geld en dus offers te schenken aan de hemel dan óe vrouwelijke le den der familie, die meer zijn aan gewezen op de zorg voor de kinderen en het huishouden Toch is een rijke Chinees geen gevoelloze egoïst. In tegendeel, hij is mogelijk een nog groter filantroop dan de kapitalist van het Westen! Soms evenwel ver valt zijn gelddorst tot uitersten en leent hij zich tot fantastische en be lachelijke ondernemingen om wille van een aanlokkelijk mazzeltje, waar voor elke westerling zou passen. Hier van volgen een paar pakkende voor beelden. TOPPRESTATIES VAN EEN KWAKZALVER. JJET Oosten is bij uitstek het land **waar de natuur de meest weel derige groei en de grilligste vormen der schepping tovert. Malle gevallen duiken plotseling op. Maar de dolste gebeurtenissen, iets, dat een nuchtere westerling nauwelijks kan geloven, greep ongeveer een 30 jaren geleden plaats. In die jaren slaagde de medi sche wetenschap er in allerlei voor treffelijke serums samen te stellen, die men de lijdende mensheid inspoot en die de kwalen als bij toverslag de den verdwijnen. Het was de tijd der „injecties". Zo werden ook hier in de ziekenhuizen vele patiënten behan deld, die al jaren wegkwijnden door specifiek oosterse plagen, zoals sy- phillis, framboesia e.a. Langzamer hand drong de wonderbare kracht der injecties zelfs door tot de veraf wonende primitieve bosbewoners van centraal Borneo, waar de kin derlijke fantasie en lichtgelovigheid de geneeskracht nog opvoerde tot mi raculeuze hoogten. Er ontstond daar zelfs een nieuw woord: „Bedjèk", dat „inspuiten" betekent. De injecties vormden weldra hèt onderwerp van de dag. Voor hen echter lagen de zie kenhuizen tè ver weg. In mijn omgeving woonde toen een Chinees, een man met een ge zond stel hersens, maar overigens iemand van „twaalf ambachten en dertien ongelukken". In het dage lijks leven stond hij bekend als: „Nie see niehetwelk letterlijk „twee entwintig" betekent. Hoe hij ook ploeterde, hij kwam nooit vooruit. Op zekere dag eindelijk rees het wolkje van geluk boven zijn horizon en onze meneer Twee en twintig kreeg de kans van zijn leven. Hij piekerde en kwam tot een veelbelovend besluit; Hij ging dokteren en wel met injecties! MET TO WEKKER. T^OT zijn inventaris behoorde een lege beschuitbus, waarin hij een afgedankt wekkertje plaatste. Het afloopwerk was nog intakt en ge schikt om het klepeltje te doen rate len tegen de binnenkant van de bus. Een gaatje voor de sleutel werd aan gebracht, terwijl op de deksel een lange stopnaald werd gesoldeerd. De roestige bus werd netjes beplakt met bontgëkleurd papier en zo reisd.- Twee en twintig per prauw naar de lange familiehuizen der kinderlijke primitieven. Gestoken in een deftig jaquet met hoge boord ergens uit de lommerd, de voeten voorzien van een paar glimmende laarzen en 'n grote blauwe bril op de neus, hield hij consult op het matje naast de hoofd man, omringd door een gapende schare bewonderaars! De prijs der „injectie" werd gesteld op tien dol lars, wel wat duur, maardan ook gegarandeerd tegen alle kwalen. Al spoedig kwam een man met wat pijn in de rug, vlijde zich op het matje, terwijl onze vriend Nie een klein prikje gaf in de dij en tegelij kertijd het wekkertje liet afratelen...! „Nou Everzwijn, voel je nog enige pijn?" vroeg dokter Nie triomfante lijk, waarop de patiënt dan onmid dellijk reageerde en luidkeels ver klaarde, dat hij radicaal van alle pijn was verlost! Onze „dokter" verzuim de nooit het briefje van tien netjes in de zak te steken om dan meestal onmiddellijk een volgende cliènt grondig te behandelen. Zo trok onze Chinees van huis tot huis en maak te spoedig een aardig fortuintje. BELEVENIS VAN TOERIST. CTEKEN we nu over westwaarts van het Verre - naar het Nabije Oos ten, dan ontmoeten we dezelfde ty pische geldvossen, mogelijk met an dere haren, maar toch met dezelfde streken. Dit ondervond een Ameri kaans toerist, die Cairo bezocht en met een heerschap, dat zich als gids voordeed, in één der nauwe straatjes van de oude stad terecht kwam. Daar zat ineengedoken op een krukje een oud gerimpeld mannetje met een rode fez of hoofddeksel tegen de vuile muur te dutten. „Ha!" riep de Amerikaan, „wat een prachttype voor een kiek". En terwijl hij zijn camera wilde stellen, kwam de sluwe „gids" plot seling tussenbeide en zei: „Neen, sir, nee, absoluut verboden te kieken! Hij erg heilig man!" Daarop pakte de goedmoedige Yan kee een paar Amerikaanse dollars en hield ze voor de grage ogen van onze gids, die toen spotaan uitriep; „Nou, neem die kiek ook maar. Mannetje niet zo erg heilig!" Zo ziet u, lezers, oost is oost en west is west, en deze twee werelden blijven steeds van elkaar afwijken, of zoals de Engelsman zegt, East is east and west is west and never twain shall meet"! Blindenhuis te Grave Opname van „gesproken boeken" ders arm meerijdt, gilt alle buren bij elkaar, als zijn sluimerende her sentjes iets hebben ontdekt, dat hem nader brengt tot een beter bestaan. Toch wijkt de Oosterling in zijn drang naar geld in menig opzicht van de Westerling af. In het Blindeninstituut te Grave, waarin ook de katholieke braille-bi- bliotheek is ondergebracht, is zater dagmorgen een geluids-studio voor opname van „gesproken boeken" m gebruik genomen. J^IJKDOM is overal ter wereld het lokaas, dat Oost en West dage lijks nastreven. Ieder mensenkind be stijgt reeds vroeg het ezeltje, dat hem voortvoert op de steile weg naar de „goudvelden van Klondyke", en zelfs de baby, die noodgedwongen op moe- Deze nieuwe vorm van lectuurvoor ziening is op de eerste plaats be doeld voor die blinden, die het brail- le-schrift niet kennen. Na de begroeting dor frater Fausti- nus, directeur van de bibliotheek, hield de heer J. A. Duynsteeg, presi dent van de vereniging „Le Sage ten Broek" een rede, waarin hij zijn vreugde uitsprak over hetgeen door de Nederlandse katholieken in sa menwerking met de stichting „Het Nederlandse Blindenwezen" tot stand is gebracht, waarbij hij evenwel niet verheelde, dat frote fondsen moeten worden gevormd om de exploitatie te blijven voortzetten. Een boek bij voorbeeld van 8 uur voorlezen, waar van een moederband gemaakt wordt voor het archief en vier copieën voor uitleen, kost alleen aan banden meer dan 300, Na deze rede bezichtigden de aan wezigen de door de architecten ir. F. J. Wiegerinck en ir. H. J. van Balen ontworpen studio, welke gebouwd werd door de Graafse aannemer C. M. Kreytz. Onder de belangstellen den merkten wij verschillende kloos teroversten op en onder andere ook ir. P. A. I. Huydts, hoofd van de tech nische dienst van de stichting Ne derlandse Radio Unie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1956 | | pagina 7