SPEEL NIET MET UW Gouden feest van zusters Ursulinen Blanke broeder moffelt kostbare instrumenten weg in z'n schoenen Feest aan de Groenendijk te Hazerswoude IJ SM AN wat doe je in de kouQ JONGE ITALIAAN BOUWDE BLOEIENDE ZAAK OP IN LEIDEN ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1956 DE LEIDSE COURANT PAGINA 1" VERBLUFFENDE ONTMOETIN GEN, malle gevallen, maar bo venal een heerlijke tijd ligt achter mij, een leven, dat mij door geeste lijk en sociaal opbouwend missie werk gedurende 35 jaren ten nauw ste samenbond met allerlei primitie ve natuurvolken van Azië, mijn ge laat dagelijks plooide in een brede glimlach en het land van mijn ar beid maakte tot een tweede vader land. Intiem samengesmolten maakte ik deel uit van dit natuurvolk, dat mij letterlijk adopteerde als „familie lid" en mij beschouwde als „Erebur ger van het oerwoud". Primitieve volken zijn vreedzame, nijvere men sen. Geen wonder dus, dat onder zijn tactvol bestuur, de vost van Sera- wak, Charles Brooke, eens aan Ko ningin Victoria van Engeland ver klaarde: „Majesteit, het is gemakke lijker om duizend Dajaks te besturen dan één Engelsman!" Ongetwijfeld staan deze ridders der wouden op de eerste treden van techniek en leven in een voor ons moeilijk te begrijpen eenvoud. Toch mag men ze niet rangschikken onder de domme typen der mensheid. Al staan dus de meest elementaire be grippen van onderwijs niet in hun woordenboek, hun pure kracht, ar beidszin en volharding vullen aan in hun eigen maatschappij, wat er aan theorie en hogere kennis ontbreekt. Ook bij ons zijn de golvende koren velden van een Haarlemmermeer en andere polders getoverd uit waarde loze plassen één of meer eeuwen ge leden practisch vrijwel uitsluitend door de ongeschoolde polderjongens met boezeroen, klepbroek en een pruim achter de kiezen! Natuurkinderen gaan vooral prac tisch door het leven onder het mot to: „Vrees God, mijn kind, wees niet vreesachtig! Wees kinderlijk, niet kinderachtig!" Vingers en tenen. Het is interessant om eens na te gaan, welk een grote rol deze lichaamsdelen spelen in de maat schappij van primitieve mensenkin deren. Want ik bepaal mij hier uit sluitend tot deze groep. Terwijl wij Westerlingen onze vin gers vrijwel alleen gebruiken om bijv. op een electrisch knopje te drukken of op een- schrijfmachine te tikken, gebruiken de ultra-primitie ven hun vingers in „combinatie" met tenen ook als instrumenten cn soms om een voor hen diepzinnig rekenpro bleem op te lossen. Als orakel in de ze wetenschap fungeert de hoofdman van het huis, die als „Toeai of ouder ling" verondersteld wordt ook de wijste van het dorp te zijn. Om een voudige optelling te maken, verga dert het gehele huis, hurkt in wijde cirkels rondom de „professor", ter wijl een 10-tal jongens dienst doen als cijfermateriaal. Het zijn hun vin gers en tenen, die volgens Bartj es een totaal van 20 uitmaken. De hoofdman spreekt plechtig de ver schillende getallen uit, waarop dan onmiddellijk een zelfde aantal vin gers of tenen van één der jongens wordt vastgegrepen. Is de optelling tot boven 20 gekomen, dan is de be wuste jongen „afgerekend" en gaat apart zitten. Zo gaat het voort, totdat de som geheel is opgelost. Met 't telraam. Wanneer wij Westerlingen, na de ze fundamentele rekenprestaties met vingers en tenen ons bewust zouden gaan voelen van onze superioriteit, doen we goed ook even aandacht te schenken aan de manier van rekenen der Chinezen een respectabel aam tal van 600 miljoen mensen die in hersengymnastiek voor ons niet be hoeven onder te doen. Voor alle praktische, in het dagelijks leven voorkomende berekeningen, houdt de Chinese handelaar en winkelier zich nog altijd aan zijn „SOEN PAN" (abacus), of telraampje, een heel simpel klein telbordje met kleine balletjes. De berekening is gebaseerd op het tientallig stelsel. De ervaring heeft mij geleerd, dat de slimme Chinees op deze wijze veel vlugger een rekensom oplost dan wij met pa pier en potlood, terwijl hij doorgaans in de meeste gevallen ons ook de baas blijkt te zijn in de juistheid van de eindoplossing! DE TENEN, die bij ons vrijwel een overbodig aanhangsel zijn geworden, dienen de doorsnee inboorling tot grijpinstrument om een kleine vrucht of lap goed gemakkelijk op te rapen. Voorts zijn de tenen een onontbeer lijk middel om bomen en zelfs de gladste palmstammen te beklimmen. Om deze vernuftige klimprestatie be ter te begrijpen, moet u zich een kik ker voorstellen of een voorthuppelend konijn. Het enige verschil is, dat de klimmer de zwaartekracht moet over winnen en dat nu doet hij met het touw en de tenen. Hij begint met het touw, dat enige speling heeft, hoog rond de stam te slaan. Dan springt hij met gestrekte benen omhoog en klemt zich boven met gebogen knieën ste vig met de tenen vast om de stam. Nu komt er een ondeelbaar ogen blik, dat door het touw en de kracht der tenen zijn gewicht niet naar be neden, maar naar de stam wordt verplaatst. En juist op dit ogenblik slaat hij 't touw weer hoger rond de stam en gaat in snel tempo voort totdat de vereiste hoogte is bereikt U kunt dit zelf proberen tegen een straat lantaarn of lichtmast en het resultaat zal beslist verrassend zijn! Geoefend. De lichaamsdelen, spieren en zin tuigen van een Primitief zijn veel be ter en scherper dan die van de Blan ken. Eén lik op zijn wijsvinger stelt hem, door het koude gevoel, onmid dellijk in staat de windrichting te be palen. Gewapend met een arends oog, kan hij met vastehand en vin gers, lijnen en figuren trekken en houtsnijwerk maken, dat niet be hoeft onder te doen voor de produk- ten van een moderne werkbank! Scherp van ogen herkent hij met bijna onfeilbare zekerheid ogenblik kelijk de verschijnselen van melaats heid, de uitweiking van eb en vloed op de toestand van een zieke, de gang van het wild volgens de vorm der nagelaten sporen; ja zelfs be-1 speurt hij vaak de aanwezigheid van mensen in het onontwarbare oerwoud door een haar, 'n voetstap of an der simpel feit. Met bewonderens waardige zekerheid loodst hij een kleine lekke prauw door de razende kolken en stroomversnellingen van de ontembare rivieren, terwijl hij nuchter en koel de half met water ge vulde prauw met de voeten leeg- hoost!! Men hoort thans veel spre ken over „achterlijke" volkeren en terecht. Toch lijkt in het oordeel van primitieve volkeren de Blanke soms „achterlijk". En in vele opzichten heeft hij gelijk. In de oerwouden van Centraal-Borneo voelde ik mij altijd veilig te land en in een armzalig klein lek prauwtje van de inlander, wiens navigatiekunde zonder diplo ma in zijn omgeving de grootste zee kapitein of professor overtreft. En last not least dragen wij cultuur mensen, de lasten, die onbetwistbaar kleven aan de moderne vooruitgang en techniek. Wij mogen het dan ook de nuchtere Primitief niet kwalijk ne men, als hem als natuurmens de weelderige haartooi ten berge rijst, wanneer hij plotseling staat voor een globe-trottende Blanke, die met een glimmende kale schedel, een dik bril montuur, bolle wangen en drie on derkinnen, egn onnatuurlijke bolle buik en een paar voeten, waarvan tenen en voetzolen vaak tot onna tuurlijke stompjes zijn gedegradeerd, als, zeg ik, zulk een globe-trotter hem met een onbekende doos, die bij ons „camera" heet, grinnekend aan staart zonder ook maar één verstan dig woord te kunnen spreken! TOENG STENG FOE. Als bekroning van zijn vijftig-ja rig pastoraat bracht pastoor P. Ana- stasius Bosnians O.C.D. de eerwaar de zusters Ursulinen naar de paro chie van de „Scheepjeskerk" St. Ber- uardus aan de Groenendijk te Ha zerswoude. Bij breve van de 9de maart 1906 gaf Z.H. Paus Pius X het verlof tot stichting en oprichting van het zus terklooster van de Congregatie der Ursulinen, die door de pastoor Smee- man in Monnikendam gesticht was „ter voorziening van leerkrachten op de parochiële plattelandsscholen". In september 1906 arriveerden de eerste zusters, om het begin van het schooljaar 1 october voor te berei den. Hoe geestelijk rijk de parochie daardoor is geworden, kunnen we slechts afmeten naar het gemis aan een bijzondere school en aan andere mogelijkheden van opvoeding en on derwijs, die juist door deze stichting werden verwezenlijkt. Ook mogen we de stichting van een klooster in een parochie zien als een bron van genaden door het leven van gebed en offer voor de geeste lijke en tijdelijke belangen van de parochie. Zo zijn onze komende en gaande zusters Ursulinen gedurende vijftig jaren een hemelse zegen geweêst voor de parochie van de H. Bernar- dus aan de Groenendijk. Daarom zal de „Scheepjeskerk" a.s. zondag de 23ste september stralen van licht en geuren van bloemen en juichen van dankbaarheid en vreugde. De Groe nendijk zal vlaggen en wimpels la ten waaien in de wind langs „de Oude Rhijn", omdat we ook naar buiten laten weten, dat de gehele familie van Sint Bernardus het gouden feest viert van onze zusters. Rond de mid dag komen dan alle ouders bijeen in de ruime hal van onze jongensschool om de feestvierende zusters te feli citeren, het geschenk van de parochie aan te bieden en om dan nog gezellig samen te zyn. De dagorde op deze jubeldag is als volgt: om 6.45 u. en 8 u. zijn de vast gestelde gelézen H. Missen. Om 9.30 u. de plechtige Hoogmis met feest- predicatie. Om 11.30 u. de feestelijke receptie in de ruime aula van onze Jongens school Pius X. Voor de staande receptie om de eerwaarde zusters te feliciteren wor den alle parochianen hartelijk uitge nodigd. Daarna blijven alleen de ouders omdat de ruimte niet «Hen kan bevatten voor het „gezellig samenzijn", waaronder het geschenk van de parochie zal worden aangebo den. Het parochiegeschenk blijft de ge- Het klooster van de jubilerende zusters. hele zondag tot 6 uur te bezichtigen voor alle parochianen. Men wordt wel vriendelijk ver zocht het geschenk niet te willen aanraken. De verdere dagorde van de week hoort u a.s. zondag onder de H. Dien sten. Onder de zware kastanjeboom op de hoek van Jan van Houtkade, Kore- vaarstraat en Plantsoen staat een ijscowagentje. Het staat daar, als na de eerste warme dag de zwaluwen zich langs de hemel storten en de pluizige vingers die uit de opengebarsten knoppen van de boom steken, zich gemetamorfoseerd hebben tot slappe, lichtgroene bladeren. En pas, wanneer de boom zijn bladeren, vermoeid en uitgeleefd, laat neerdwarrelen en de voorbijgangers zich voor de snijdende herfstwind huiverend, verbergen achter de opgeslagen kragen van hun jassen, trekt de ijscoman onverstoorbaar zijn smetteloos-witte jasje uit, haalt de. rem van het karretje en rijdt het naar de stalling, waar het moet wachten op het nieuwe seizoen. Zes maanden per jaar staat daar de witte ijswagen met zijn nikkelen wafeltrommel en gilmmende slagroomapparaat. Voor de kinderen is het gebaar waarmede de ijscoman de hoge deksel opzijzet dikwijls de bekro ning van urenlang zeuren. Voor de ouderen is zijn vraag: „Met of zonder slagroom?" meer van belang omdat hierdoor een beroep gedaan wordt op hun culinair gewe ten. Voor velen betékent de slag room het toppunt van verfijning, anderen genieten liever, knabbelend op eene vruchtje of op de knappen de wafel. Maar voor allen blijft de kwaliteit gelijk: echt Italiaans ijs. Het is zo Italiaans als de eigenaar van het ijsfabriek je in de Hoef straat. Geluk aangegrepen. Drieëntwintig jaar geleden kwam Giacomo Belfi uit het dorpje Cado- re in de Dolomieten naar ons land. Hij was al vroeg wees geworden en had tot dan toe zijn brood moeten verdienen met allerlei werk. Hij was in dienst geweest bij de Fiatfabrie- ken en kwam daarna in betrekking bij zijn buurman, een ijsfabrikant. Hij had het naar zijn zin en peinsde onder de warme zon vaak over de goede kanten, die het leven ontegen zeggelijk heeft. Maar datzelfde leven kan ook wreed zijn. Na verloop van tijd be sloot zijn baas het land te verlaten, om over de Alphen in het verre, koude Holland zijn zaak voort te gaan zetten. En Giacomo reisde hem na. Hij bleef bij zijn vroegere buurman in dienst, totdat hij geld genoeg had gespaard om zelf een ijswagentje te gaan exploiteren. Men kende in die tijd nog warme zomers en de zaken gingen goed. Al gauw was er een knecht nodig. Na vijftien jaar kon Belfi zijn oudste zoon, Virgilio, la ten overkomen om hem in de zaak te helpen. In 1953 volgde de hele familie: twee broers Luigi en Costantino en moeder Belfi. Gespreks-centrum. De zoons helpen hun vader, die ook nog vier Nederlandse knechts in dienst heeft. Men maakt twintig ver schillende soorten ijs, naar men zegt volgens een geheim recept, dat van familie op familie overgaat. En zes maanden lang zwerven van uit het kleine fabriekje elke dag vijf ijswa gen tj es uit, om in de straten van de Sleutelstad hun zoete en geurige last aan de man te brengen. Bijna iedere avond komen onder de kastanje op het kruispunt alle in Leiden woonachtige Italianen bijeen, om onder een stortvloed van woor den en gebaren hun belevenissen van de dag uit te wisselen en elkaar te laten delen in vreugde, verontwaar diging en heimwee naar labella pa- tria. Want al vinden ze Nederland een mooi land, waarin zij zich best thuis voelen, als de zaken het toela ten, gaan ze graag in het wintersei zoen enige tijd naar hun vaderland terug. Dat is bij de familie Belfi zo de gewoonte, evenzeer als men er ge woon is, het Kersfeest samen thuis te vieren. Tegenslagen. Of er deze winter iets van de reis kan komen, is nog niet zeker, niet alleen heeft de slechte zomer zijn stempel gedrukt op de verdiensten, maar bovendien zal er veel geld no dig zijn om de tweede zoon, Luigi, een operatie te laten ondergaan. Dertien jaar geleden heeft deze namelijk zijn knie gebroken bij het bobsleën en onder invloed van een infektie en van de slechte oorlogs voeding die hij tijdens zijn genezing kreeg, is het been misvormd. Hij kan er niet lang op staan, wat het werk voor hem zoveel zwaarder maakt. Maar Louis leert graag en hij ver heugt zich erop, dat hij in het zie kenhuis eindelijk veel gelegenheid zal krijgen voor studie. Onderhand wordt dan thuis het hele bedrijf schoongemaakt, afge schuurd en opnieuw geverfd. Na tuurlijk hebben drie mannen daar geen volledige dagtaak aan en daar om gaat Virgilio werken bij de Ko ninklijke Grofsmederij, waar hij zal optreden als tolk tussen de afdeling personeelszaken en de twintig Ita lianen die op de fabriek werkzaam zijn. Boekbespreking Juliana Regina 1956, samen steller D. Wijnbeek. Uit geverij „Hollandia" n.v., te Baarn. Het achtste deel in de serie „Ju liana Regina" zag dezer dagen het licht bij de n.v. uitgeverij en druk kerij „Hollandia". Veel te snel gaan de ogenblikken voorbij, waarop de koningin en de leden van het koninklijk huis zich te midden van het Nederlandse volk begeven. Talrijke gebeurtenissen waarbij Hare Majesteit zich in het openbaar vertoonde zijn in het boek je wéergegeven. Maar naast het be zoek aan de West, de achttiende ver jaardag van prinses Beatrix en de ontvangst van het Luxemburgse vorstenpaar, zien we Ook opnamen uit het privé-leven op Soestdijk. Deze befaamde Oranje-kroniek is, zoals de bedoeling is van de uitge vers, reeds hard op weg om uit te groeien tot een indrukwekkende rij delen. Ook de voorafgaande delen blijven bij de uitgeverij verkrijgbaar. „40 Eeuwen scheepvaart" door Henri Arnoldus. Uit gever: N.V. Standaard Boek handel, Amsterdam. Prijs 4.90. 'n Prettig geschreven boek, dat vooral de jeugd belang in zal boeze men. De schrijver heeft niet de be doeling gehad een grondig historisch overzicht te maken. Wel geeft hij een inzicht, zonder zich in details te verliezen. Van vlotten en drijvende boomstammen af vaart hij door de eeuwen heen om te besluiten met een vrij uitgebreid overzicht van de scheepvaart in onze dagen. „De vriendelijke beer" door Franz Weyergans. Rinkel bel-reeks. Uitgave Cas termans. Deze serie is intussen wel bekend. Ook het verhaaltje van het aller aardigste beertje, dat genoeg krijgt van het circus en op zijn eigen ma nier het leven binnenstapt is vooral ook dank zij de uitstekend illustraties weer erg aardig. I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1956 | | pagina 13