Dienstplichtig
soldaat
van 1806
(schreef nuchter dagboek over historische tijd)
Ten zuiden van de Sahara-woestijn leven
evenveel Christenen als Mohammedanen
'T LEGER GING 10 JAREN OP
EXPEDITIE DOOR EUROPA
ZATERDAG 25 AUGUSTUS 1956
DE LEIDSE COURANT
DERDE BLAD - PAGINA 1
NAPOLEON
Ontelbaar zijn de romans, die
rond Napoleon en zijn tocht naar
Rusland zijn geweven en al naar
gelang de aard van de schrijver
en de tijd, waarin de roman ge-
schreven werd, wordt Napoleon
uitgetekend als een held, als een
vaderlijke strateeg en als een
gewetenloze avonturier.
Enkele Belgische historici heb-
ben jaren geleden besloten een
onderzoek bij de bron in te stel-
len en het resultaat is een boek-
werk, waarin het dagboek is op-
genomen van een simpele sol-
daat, die gedwongen werd aan
de veldtochten van Napoleon
deel te nemen.
Napoleon wordt in het dagboek
i nauwelijks genoemd, maar de
sfeer geeft een verbluffend beeld
van de stemming in de jaren
rond de geboorte van de 19 de i
eeuw.
In twee artikelen zullen wij
een indruk van die tijd en dat
dagboek pogen te geven.
Het eerste artikel, dat hier ge-
plaatst wordt, is gewijd aan de
tijd, die aan de tocht naar Rus-
land vooraf ging. het tweede
zal de tocht door Rusland en
het naspel beschrijven.
Het boek, getiteld „Soldaten
van Naipoleon", werd geschreven
door K.C. Peeters, en uitgegeven
door uitgeverij „De Vlijt", Ant-
werpen.
kort bleef, want zoals hij zelf
schrijft: „Wij bleven echter slechts 14
dagen in Grenoble en werden door
gezonden naar Padua", waar zijn toe
komstig regiment lag en een luttel
rekensommetje brengt aan het licht,
dat de arme recruut Kenis in een
goede maand ruim 1.300 kilometer
marcheerde, dwars door België,
Frankrijk en Noord Italië.
DE EERSTE SLAG.
Recruut Kenis had echter het be
trekkelijke voordeel bij een ruiter-
regiment te komen en vanaf Padua
verliep zijn verdere avontuur te
paard.
De eerste veldslag, die de jonge
Belg meemaakte, was de historische
slag met de Russen, die aan het ver
drag van Tilsit vooraf ging. Hij is er
blijkens zijn verslag niet bijster van
onder de indruk geraakt, want nadat
hij uitgebreid de landstreek, de be
volking en de welstand beschreven
heeft, vertelt hij, als terloops: „Deze
landen zijn zeer geruïneerd door de
oorlog. Verder oprukkend naar Kö-
nigsberg hebben wij aldaar de veld
slagen van Pruisisch Eylau, Fried-
land en Osterode bijgewoond tot aan
de Memel (Njemen) toe", om dan zijn
verslag nuchter te besluiten „De Me
mel is een grote rivier op dewelke
men een tent had gemaakt en de
vrede gesloten tussen de Keizers van
Frankrijk, Rusland en de Koning van
Pruisen".
ROERIGE RUSTTIJD.
Het leger, oorlogsmoe, kwam hier
na op rust in Polen en Silezië, waar
het zich niet bijster vermaakte, om
dat de fourage en legering nogal te
wensen overlieten, daar het land zeer
was en fouragediensten vanuit
het vaderland nog onbekend waren.
Ondertussen echter was de oorlog
ontbrand in Spanje en terwijl de Ja
gers met ruiter Kenis onderweg wa
ren naar de Spaanse grens, waagden
Oostenrijk en Hongarije ook weer
verlofreisje naar België en een kort-
bezoek aan Amsterdam„een
schone stad, gelegen aan de Amstel,
zeer rijk en waar men de drukste
handel drijft van geheel Europa",
vormde het einde van zijn Neder
lands verblijf. Wederom trok hij naar
het oosten, waar hij, na vele omzwer
vingen en militaire acties, tenslotte
op 24 juni 1812 des avonds te 7 uur,
„toen de soldaten de soep gegeten
hadden", met de eerste troepen de
Njemen overtrok, waar zijn laatste
en grootste avontuur begon, dat drie
jaar zou duren en waaraan wij een
volgend artikel hopen te wijden
eens een kans, zodat de ruiters we
derom half Europa konden doortrek
ken om in Tirol en Oostenrijk slag te
leveren. Deze slag heeft zelfs indruk
op ruiter Kenis gemaakt, want hij
vertelt, dat „het gehele Oostenrijkse
leger bij Landshut samengetrokken
was". Er werd echter gewonnen en
een grote buit viel in handen van de
Jagers, die de Oostenrijkers achter
volgden tot Regensburg.
Hongarije stal het hart van de jon
ge Belg, al werd er enkele keren hard
gevochten met aan beide zijden zeer
zware verliezen.
Maar een bloedig verslag wordt
door ruiter Kenis besloten met de la
conieke mededeling „Raab is een
schone stad Het is een vrucht
baar land. Men vindt er schone paar-
dep".,
De historische slag bij Wagram,
waar de Fransen na bloedige strijd
een leger van 200.000 Oostenrijkers
versloegen, heeft ook diepe indruk
op hem gemaakt, want over de voor
avond van de slag schrijft hij: „Toen
wij zagen, dat elk ogenblik de
gloeiende bommen door de lucht vlo-
Jager van het 3e regiment jagers te
paard in het jaar 1808.
gen, kregen we de overtuiging, dat
een verschrikkelijke dag aanstaande
was".
Het verslag van de slag zelf is vrij
uitgebreid; zijn paard werd onder
hem weggeschoten, hij verloor het
contact met zijn troep en besluit zijn
beschrijving met de mededeling, dat
hij met een nieuw verworven paard
de rivier moest overzwemmen, omdat
de brug zozeer belemmerd werd
door doden en gekwetsten"
HET MOTORRIJTUIGENPARK
PER 1 JULI 1956.
Volgens berekeningen van de
KNAC bedroeg het aantal geregi
streerde motorrijtuigen op 1 juli
1956:
315.400 (267.888) personenauto's;
7.100 (6.722) autobussen;
108.650 (97.699) vrachtauto's en
bestelauto's;
4.580 (4.275) trekauto's;
5.100 (4.944) speciale voertuigen;
159.550 (146.171) motorrijwielen
(inclusief scooters);
590.000 503.421) bromfietsen;
300 (280) tractoren;
12.400 (11.294) motordriewielers.
Het totaal aantal motorrijtuigen
(inclusief bromfietsen) bedraagt dus
per 1 juli 1.203^080 stuks.
Op 1 januari. 1956 was dit aantal
1.112.505.
De tussen haakjes geplaatste cij
fers zijn de laatst bekende door het
C.B.S. gepubliceerde gegevens per
1 augustus 1955.
Er zijn circa 46.000 landbouwtrek
kers in Nederland; het door het CBS
gepubliceerde aantal per 1 mei 1955
bedroeg 45.149 stuks.
Terwijl in het jaar 1955 nog on
geveer twee maal zoveel motorrij
wielen als scooters werden geïm
porteerd, zijn in het eerste half jaar
van 1956 reeds bijna evenveel scoo
ters als motorrijwielen ingevoerd.
De invoer van scooters was geduren
de de eerste helft van dit jaar 60
hoger dan gedurende de overeen
komstige periode van het vorige
jaar.
De invoer en assemblage van per
sonenauto's gedurende de eerste zes
maanden van 1955 in Nederland was
20 hoger dan in dezelfde periode
in 1955.
BEGIN VAN HET EINDE.
In 1810 kwam ruiter Kenis, als be
zettingsmilitair in Nederland aan:
passerend Aurich en Gronin
gen, alle twee schone steden. Het land
is er zeer vruchtbaar en men vindt
er rijke pachthoeven met woningen
gelijk kastelen en zeer proper. Het
mag gezien worden als het reinste en
schoonste land onder vele".
Vanuit Nederland maakte hij, bij
wijze van hoge uitzondering, een kort
Op deze manier kan men 's mor
gens 5 minuten langer slapen.
van wie 3.186.000 in Zwart-Afrika.
De Kerkelijke statistieken van 30
juni 1956 (noemen een totaal van
16.856.000 gedoopten en bijna 3 mil
joen catechumenen alleen in de neger-
gebieden.
Inlandse clerus.
Deze resultaten zijn voornamelijk
de laatste 30 jaar geboekt dank zij
een enorme missie-activiteit. Het
aantal missiegebieden is verveelvou
digd. De missionerende orden en con
gregaties hebben hun personeel aan
zienlijk uitgebreid. De inlandse clerus
begint op belangrijke wijze zijn bij
drage te leveren. De cijfers spreken
duidelijke taal: irl 1912 3.131 mis
sionarissen en 94 inlandse priesters;
in 1927 3.567 en 246; in 1955 10.796 en
1.963. Deze cijfers gelden voor geheel
Afrika. In Zwart-Afrika waren in
1955 9.104 buitenlandse priesters
werkzaam en 1.784 inlandse.
In geheel Afrika bereiden zich
1.887 theologanten op 46 seminaries
op het priesterschap voor, waarvan
in Zwart-Afrika 1.734 op 40 semina-
reis.
De Kerk in Afrika is in 229 be-
stuurseenheden verdeeld (61 in 1900),
191 diocesen en apostolische vicaria
ten en 38 prefecturen. Afrika telt 16
inlandse bisschoppen, van wie er 12
hun eigen diocees besturen en 4
hulpbisschoppen zijn.
De oogst is groot.
De Kerk heeft echter nog te wei
van hen onder de gelovigen werk
zaam is. De inlandse geestelijkheid is
missiewerk, omdat een zeer groot deel
nig priesters beschikbaar voor het
nog verre van voldoende voor de ver
zorging der gelovigen. Grote aandacht
wordt daarom aan de priesterroeping
besteed.
Zoals uit de cijfers blijkt vormt de
Kerk slechts een zeer geringe minder
heid in het Mohammedaanse Noord-
Afrika, waar tussen Mohammedanis
me en Christendom een diepe kloof
bestaat Toch is het van belang, dat
de Kerk daar aanwezig is en haar
apostolaat van de getuigenis kan uit
oefenen.
In Zwart-Afrika leven nog ruim 80
miljoen heidenen. Zij staan onbe
schermd in een tijdperk, dat geken
merkt wordt door diep ingrijpende
veranderingen.
De Kerk in Afrika heeft reeds veel
bereikt.
Er is nog veel meer te doen.
Ongekende missiebloei in dertig jaren
Op 8 juli 1807 verdeelden 2 mannen, gezeten onder het tentzeil op een
vlot, dat gelegen was voor de stad Tilsit in Noord-Polen, de heerschappij
van Europa, hetgeen toen praktisch de wereldmacht betekende. Aan beide
zijden van de Njemen-rivier, waar het vlot gelegen was, stonden geweldige
legers, die nog maar nauwelijks een bloedige strijd gestaakt hadden en die
bereid waren onmiddellijk weer op elkaar los te stormen, als de mannen
in de boot dit zouden eisen.
Maar de mannen op het vlot, tot voor kort verbitterde vijanden, sloten
op die dag een vriendschap, die in deze tijd wat al te romantisch aandoet.
De triomphator van West Europa, de 39-jarige Napoleon Bonaparte, had in
zeer korte tijd de jeugdige Czaar Alexander van Rusland geheel voor zich
gewonnen en samen verdeelden zij op die 8ste juli de wereldheerschappij,
dromend over een macht, zoals uit de begintijd van Europa.
Napoleon zou keizer worden van een nieuw West-Romeins Rijk, dat onbe
dreigd zou heersen ten westen van Rusland en de Balkan; Alexander zou
een nieuw Oost Romeins Rijk stichten en droomde van een herrezen Byzan
tium, dat grootser en krachtiger zou zijn, dan in de tijd, toen het de onder
gang van de Romeinse wereldmacht inluidde.
De droom, die sinds de val van het Romeinse Rijk in 476 vele Europese
heersers beheerst had verdoofde ook de twee jonge potentaten onder die
tent op de Njemen-rivier, maar hun droom zou niet van lange duur zijn.
Nog geen 5 jaren later, op 24 juni des avonds te 7 uur, toen volgens het
bevel van het hoofdkwartier „de soldaten hun soep hadden gegeten",
trok het leger van Napoleon, niet meer gestuit door de Njemen-rivier, Rus
land binnen, waarmede een avontuur begon, dat de geschiedenis heeft doen
huiveren en dat Napoleon van Keizer tot balling maakte.
Het verdrag in 1807 te Tilsit tus
sen Napoleon en Alexander gesloten,
vormde slechts het voorlopige slot
Napoleon neemt afscheid van Alex
ander, nadat hij samen op de Njemen
de heerschappij van Europa verdeeld
hebben.
I beschrijving doet denken aan die van
I de klassieke Xenophon, die met ëen
legertje Grieken door Perzië trok en
van iedere stad verhaalt of zij „goed
gebouwd en welvarend was". Wil
helmus Kenis trok dwars door Duits
land en Italië, maakte een strafexpe
ditie naar Pommeren mee, door
kruiste verscheidene malen Polen en
behoorde tot het bezettingsleger in
Nederland. Maar zijn reisverslag is
opgebouwd uit aantekeningen als
„Warschau is een schone stad, waar
men vele kooplieden aantreft, vooral
Joden. Er is een mooi kasteel en een
heerlijke waranda", of ,J5adek is een
klein stadje of groot dorp met een
schoon, groot hof, gebouwd op een
hoge berg. Het land is maar gemeen
en niet al te vruchtbaar. De Mora-
viérs zijn niet al te proper, hun wo
ningen zijn ook maar kaveten. Zij le
ven heel armoedig. Als zij maar „ko-
salka" of genever kunnen bekomen
met een stukje droog brood, dan zijn
zij al tevreden".
1.300 KILOMETER IN 5 WEKEN.
In het gehele verhaal is geen en
kele wrok te bespeuren jegens de
Fransen, die hem in dit avontuur ge
dreven hebben; Wilhelmus Kenis
blijkt zelfs een verdienstelijk ruiter
van het 3e Jagersregiment geweest
te zijn, want hij maakte carrière in
het Franse leger, bracht het tot
wachtmeester en werd vaak belast
met vertrouwens-opdrachten.
Toch is hij geen militairist en
zijn eerste aantekeningen uit het
voorjaar v. 1806, toen hij onder
dwang van represailles op zijn fa
milieleden zich gemeld had, zijn
niet optimistisch.
Het krijgsbedrijf uit die tijd was
dan ook nog minder leuk, dan tegen
woordig. Als opleidingsplaats werd
recruut Kenis Grenoble in Zuid
Frankrijk aangewezen en te voet ver
trok hij op 26 februari 1806 uit Ant
werpen; enkele weken van afmatten
de dagmarsen brachten hem op zijn
bestemmingsplaats, waar hij maar
vna een avontuur, dat Frankrijk in
de laatste jaren van de 18e eeuw min
of meer noodgedwongen begonnen
was en waarbij alle Europese landen
betrokken waren.
Niet slechts Franse soldaten, be
geesterd door een patriottisme, dat
kortzichtig maakt, stonden op die 8ste
juli van het jaar 1807 aan de west
zijde van de Njemenrivier, maar ook
ontelbare jongemannen uit Neder
land, België, Italië en Duitsland
wachtten toen op de beslissing, die de
Keizer zou nemen. Zij waren door
Napoleon uit hun landen wegge
haald en gedwongen krijgsdienst
voor hem te verrichten; voor velen
is deze dwang oorzaak geweest van
een jarenlang avontuur, dat eindig
de met de dood op de besneeuwde
vlakten van Rusland, of met een te
rugkeer naar het berooide vaderland,
na een tocht, die hen tot oude man
nen gemaakt had.
NUCHTERE JOURNALIST.
Onder de vele duizenden lichtings
soldaten bevond zich ook een jonge
Belg, die het avontuur zou overleven.
Zijn levensbestemming school
meester in een Kempendorpje ver
loochende zich ook niet tijdens deze
verbijsterende diensttijd, die hem
van 1806 tot 1815 van huis hield. Met
pijnlijke nauwgezetheid heeft hij aan
tekeningen gemaakt over al zijn be
levenissen. Eenmaal teruggekeerd in
het vaderland, stelde hij een soort
reisverhaal samen, dat zijn aandeel
in de Napoleontische oorlogen ver
telt:
Merkwaardig is, dat deze Belg,
Wilhelmus Kenis uit Loenhout, in
zijn reisverhaal maar heel weinig
aandacht schenkt aan de krijgsver
richtingen, hoewel hij enkele zeer be
roemde veldslagen meemaakte. Zijn
Nergens ter wereld is het missie-werk in zo korte tijd met zoveel succes
bekroond als in Afrika, ten zuiden van de Sahara, waar in een tijdsbestek
van veertig jaar het aantal katholieken toenam van 2.105.500 (1912) tot
bijna 22 millioen in 1955, en waar het aantal christenen thans gelijk is aan
dat der Mohammedanen, die reeds enige eeuwen van uitbreiding achter de
rug hebben. Uit het uitvoerige cijfermateriaal van de Propaganda Fide
blijkt, dat van de 213.000.000 bewoners er 22 millioen katholiek zijn, iets
meer dan 10%: 18.875.000 gedoopten en 2.970.000 catechumenen. Op 2 mil
lioen na leven alle Afrikaanse katholieken bezuiden de Sahara, d.w.z. in
de negergebieden.
RUST-BEVORDEREND.
In de landen rond de Middelland
se Zee en in Zuid-Afrika leeft een
bianke bevolking ten getale van 45
n Jij oen; de overgrote meerderheid is
Mohammedaans. Naast de bijna 22
miljoen katholieken in Zwart-Afrika
zijn er nog ongeveer 1.1.600.000 protes
tanten, verder 10.700.000 van de af
gescheiden koptische ritus en verder
8.500.000 christenen van andere ritus
sen; de laatsten voornamelijk in
Egypte. Ethiopië en Erithréa.
Afrika telt dus 44 miljoen christe
nen, waarvan 39.900.000 in de neger-
gebieden tegenover 85 miljoen Mos
lems, van wie 45.500.000 «n Zwart-
Afrika.
FLITSENDE CIJFERS.
Propaganda Fide schat het aantal
katholieken in Afrika in het begin
van de 20ste eeuw op 1.350.000, van
wie 520.000 negers. De Atlas Hierar
chies van pater Streit S.V.D. geeft
in 1912 als totalen 2.105.500 katholie
ken in geheel Afrika, en 1.4ill.OQO in
de negergelbieden. In 1937 geeft de
zelfde bron een totaal var. 4.526 000,
De Kerk heeft zich in weinige tien
tallen jaren tot een factor van bete
kenis in Afrika ontwikkeld. Wanneer
zij erin slaagt haar werk op dezelfde
wijze voort te zetten, dan kan dit be
tekenen dat Afrika niet het centruim
van sociale en economische onrust
wordt. Dit gevaar is thans zeer reëel,
te meer daar het internationale com
munisme in Afrika zeer actief is, voor
al onder de toekomstige intellectuele
leiders.
Het vindt daar een geschikt en
•bodemrijp werkgebied, omdat Afrika
een stormachtige technische ontwik
keling doormaakt, die vele negers
heeft ontwortelden ontvreemd van
oude zeden en tradities.