Aankomende BONTMANTELS
U/OERDEN EERT EEN
GROOT KUNSTENAAR
Stankversprelders zullen eens In u/olken
van fijnste parfums beu/onderd worden
LANQS
DE VLIET
weRk van
jan kRieqe
tentoongesteld
ZATERDAG 21 JULI 1956
DE LEIDSE COURANT
DERDE BLAD - PAGINA I
Nertsfokkerij geen eenvoudige zaak
MAAR U/EL
INTERESSANT
Aan de Zoeterwoudse kant van de
Vliet ligt de nertsfokkerij van de
heer Bentvelzen. U kunt er honderd
keer langs lopen zonder iets bijzon
ders te zien, want de hokken lig
gen verscholen tussen de bomen. Rui
ken gaat beter, 'n Wandeling kan
plotseling doorkruist worden door
een akelige, doordringende lucht.
Dan bent u er dichtbij, 't Is een
wonderlijke speling, dat de diertjes,
die elkaar de loef afsteken in het
verspreiden van kwalijke odeurtjes,
zijn voorbestemd om aan elkaar ge
regen te worden tot stola's en bont
mantels, welke in wolken van de
fijnste parfums gedragen en bewon
derd worden.
De nerts is een zenuwachtig dier
tje, dat enigszins aan een fret doet
denken. Hij heeft een spits kopje,
dat schichtig rondspeurt en een bui
tengewoon soepel lijfje. Men zou
kunnen zeggen: ,,'n Stankversprei-
der in het gala", want wie één keer
zo'n glanzend bontvelletje met die
mooie weerschijn heeft gezien, is er
weg van. Vooral de dames!
Door de vrouwen.
Het is nog niet zo erg lang geleden,
dat de nertsdiertjes uitsluitend in het
wild leefden. Van oudsher leefden zij
in Noord-Canada en daar werden zij,
ontdekt als bontleveranciers. De da
mes waren er verrukt van en de he
ren der schepping trokken daaruit
de consequentie. Dagenlang scharrel
den zij door de moerassige gebieden
in de hoop een paar van die water-
vlugge beestjes te pakken te krijgen.
De vraag bleef echter groter dan
de vangst en daardoor werd de ge
dachte aan een nertsfokkerij gebo
ren. In Amerika nam men het initia
tief en al spoedig kwamen de fokke
rijen als paddestoelen uit de grond.
Later ging ook Europa er zich mee be
moeien en op dit moment zijn er in
Nederland ook reeds vrij veel van
deze nertsfokkerijen, die een goed
bestaan opleveren, omdat de vraag
totnutoe groter bleef dan het aanbod.
Niet zo eenvoudig.
Op het eerste gezicht lijkt de nerts-
fokkerij een middel om gauw rijk te
worden, maar' de practijk is wel even
anders.
Wie gaat fokken, -heeft kwartetten
nodig, die bestaan uit drie wijfjes en
een mannetje. Men weet eigenlijk
meteen genoeg, wanneer men een ca
talogus openslaat en daar leest, dat
'n kwartet van 't gewone standaard
type zo ongeveer 500,kost.
Er is dus reeds een klein kapitaal
tje nodig, om te beginen.
En dan. komt het voer. Vlees en
visafval, wat ook niet bepaald voor
het oprapen ligt, vitamine-prepara
ten e.d.
Wie werkelijk serieus een fokkerij
Opzet, moet er rekening mee houden,
dat deze voorlopig alleen maar geld
kost en pas na een jaar of zes wer
kelijk winst oplevert.
Nakomelingschap.
Na de paartijd, in maart, moet de
fokker gaan afwachten, of zijn kapi
taaltje hem vreugde of verdriet zal
bezorgen. Gemiddeld krijgt een wijf
je drie jongen, maar individueel
loopt het aantal sterk uiteen. Soms
is er een of geen nakomeling, soms
zoals de heer Bentvelzen dit jaar
meemaakte twaalf. Dit laatste is
een beetje teveel van het goede;
acht is het maximum.
Als de jongen ter wereld zijn, kan
men beter niet teveel in de hokken
kijken, want de dieren zijn ontzet
tend zenuwachtig. Maar aan de ande
re kant is het eigenlijk wel nodig.
Een moeder met een groot aantal
jongen dient ontlast te worden. Dat
is een vrij simpele zaak. Als er er-
J
gens acht zitten, neemt men er drie
af en zet die bij een wijfje met een
of twee jongen. In het adopteren
zijn de diertjes gemakkelijk. Als
een vreemd kind een paar minu
ten met de ontlasting van de nieuwe
moeder in aanraking is geweest,
wordt het als bloedeigen ontvangen.
Ook een klein contact met de eigen
jongen is voldoende. Als „de lucht"
maar goed is, vindt ma het best,
want kinderen tellen doet ze niet.
Pelsrijp.
De nertsen, die in het voorjaar
geboren worden, zijn in december
Silver-bleu, een prachtig beest
met scherpe tanden.
pelsrijp. Als de winter in aantocht is,
worden zij vet gevoerd onder het
motto: Hoe dikker de bast, hoe
groter de pels
Wij schreven reeds, dat het aanibod
nog steeds de vraag niet haalt, zo
dat de diertjes vlot uit hun pelsjes
kunnen stappen, welke voor export
bestemd zijn.
En nu gaan we even rekenen.
Eén pelsje van 't gewone standaard
type brengt ƒ80 op en voor één
bontmantel zijn ongeveer honderd
pelsjes nodig.
Voor het pelsje van een Silvenbleu,
een duurdere soort, telt men zo'n
180 neer. En dan zijn er nog duur
dere soorten zoals de „Breath of
Spring".
De prijs van een echte nertsmantel
varieert van 1-0.000 tot 100.000.
In de uitverkoop zult u ze derhal
ve niet aantreffen. De Nederlandse
vrouwen, die een dergelijk bezit heb
ben, zijn te tellen. Gelukkig voor de
nertskwekers, zijn er nog droomfa-
brieken als Hollywood, want daar
heeft men een prachtig afzetgebied.
Duisternis en vocht.
De nertsdiertjes hebben zich gemak
kelijk aan het Nederlandse klimaat
kunnen aanpassen. Wat zij nodig
hebben is weinig zon en veel vochtig
heid. Ze kunnen dus vooral deze
zomer hun hart ophalen.
Maar toch, we zeiden dat reeds,
moet men de nertsfokkerij niet on
derschatten. Men ziet overal in ons
land de bekende hokken wel ver
schijnen, maar vaak ook soms na
vrij korte tijd verdwijnen.
Op de eerste plaats zijn de inves
teringen kostbaar. Daarnaast is ech
ter ook -het kruisen van de soorten
geen eenvoudige zaak.
De kruising geschiedt volgens
verervingsregels, welke tenslotte -het
meest gevraagde en duurst betaalde
nertsdier, de volbloed Sahire, ople
veren. Tot welk een waarde het fok-
materiaal kan stijgen bleek o.a. toen
op de het vorige jaar te Haarlem
gehouden tentoonstelling van nerts-
dieren en exemplaar verscheen, dat
verzekerd was voor 1200,
Ook voor de kruisingen zijn vaak
grote uitgaven nodig en daarbij moet
men een hele boekhouding opzetten,
om inteelt te voorkomen.
Tenslotte: 't karakter.
Geur en bont van 't nertsdier vor
men een tegenstelling; 't zachte,
glanzende vachtje en het karakter
evenzeer, 't Zijn, als we ons hart mo
gen luchten, loeders! Atleten, die
vroeger in de bossen hun prooi on
verwachts besprongen en die tegen
woordig in hun hokjes zitten te
wachten, of ze geen vinger te pak
ken kunnen krijgen. Wat ze vast
hebben, laten ze niet los. 't Is daar
om zaak de dieren goed achter slot
en grendel te houden. Als er een de
vrijheid krijgt, zouden de kippen er
het slachtoffer van worden.
In de nertsfokkerij is het dus niet
allemaal rozengeur en maneschijn.
Wie zakelijk gezien een lange adem
heeft, kan er veel in bereiken, want
als een fokkerij eenmaal goed draait,
levert zij ook goede verdiensten op.
En dat kan ook niet anders, heeft
men ons verzekerd, want haar be
staansbasis is zo oud als het eerste
mensenpaar en zal niet aangetast
worden zolang er mensenparen be
staan.
Die basis heet: de ij delheid van de
Tegen etenstijd komt de familie voor de tralies kijken.
DAT NIET!
„Minstens 60!" ze de agent verwij
tend, toen hij de automobiliste in de
dorpsstraat aanhield.
„Krijgen jullie hier in die dorpen
dan helemaal geen opvoeding?", riep
de dame verontwaardigd, „die hoed
maakt .me zo oud, maar daarom be
hoef je het nog niet te zeggen!"
Woerden eert in deze vacantie- OET LEVEN VAN JAN KRIEGE
tijd zijn kunstenaar Jan Kriege, Al heeft zich gekenmerkt door
die op 15 mei 1884 in het kaas- voortvarendheid en stugge arbeid,
stadje als zoon van een klom- Geboren te Woerden op 15 mei 1884
penmaker het levenslicht aan- als zoon van een klompenmaker erft
schouwde en er op 3 augustus hij begrip en liefde voor het hand-
1944 als edelsmid met grote re- werk. In zijn jongensjaren besteedt
putatie stierf. Dank zij de mede- hij veel vrije tijd aan huisvlijt. Hij
werking van vele particuliere snijdt uit hout verschillende voor-
bezitters en musea is het ge
meentebestuur van Woerden in
staat gesteld, om in het histori
sche „Oude Raethuis" een ten
toonstelling te organiseren, die
een uniek overzicht geeft van
het werk van deze grote kunste
naar.
werpen met verrassend goed resul
taat. Reeds voor zijn vijftiende jaar
openbaart zich bij hem de drang om
andere dingen te leren. In die tijd
sterft echter zijn vader en als enige
zoon moet hij het klompenmakers-
AP AANRADEN VAN ANDEREN
zoekt hij op zijn 26ste jaar an
dere wegen om onderricht te ontvan
gen in het beeldhouwen, maar dit
lukt niet. Toch geeft Kriege niet op
en tenslotte wordt zijn doorzetten
beloond met een kans om zich te be
kwamen in ciseleren, modeleren en
tekenen. Niet lang daarna krijgt hij
ook les in het kloppen en drijven van
metalen.
Er komen zware jaren.
's Morgens staat hij in de klom
penmakerij en na de middag wijdt
hij zich aan de studie. Hij zet net zo
lang door tót hij zich gezel mag noe
men.
Bij deze mijlpaal geeft hij de klom
penmakerij op en werpt zich geheel
op het nieuwe vak, dat zijn grote
liefde heeft. Ook deze tijd is zwaar,
want overdag staat hij in de werk
plaats en 's avonds bezoekt hij de
academie voor beeldende kunsten.
Als deze laatste studie achter de
rug is, durft hij zich als vrij edel
smid te vestigen.
Ook voor hem gold: „De kunst is
90 transpiratie en 10 inspidatie.
Van nature was Kriege echter een
doorzetter, een man wiens werken
leven was. Dat blijkt ook uit de gro
te verzameling van prachtige wer-
bedrijf voortzetten om in het levens- t ken> ^ans in Woerden bijeen zijn
onderhoud van het gezm te voor- gebracht en welke men tot 1 septem-
zien' 1 ber kan bezichtigen.
If ET WERK VAN KRIEGE vormt
een apart hoofdstuk in de ge
schiedenis van de kunstnijverheid.
In vele stukken van zijn hand is hij
een éénling. Hij is ontwerper en uit
voerder tegelijk geweest.
Met zijn artistieke smaak heeft hij
de meest weerbarstige metalen we
ten om te vormen tot levende voor
werpen. Zijn fijn gevoel voor licht
werking geeft het behamerde opper
vlak een kleur en lichtwemeling, die
de juiste stemming wekt.
De schoonheid van het metaal is
in zijn kunst het primaire gegeven.
De vorm van zijn werk is eerlijk en
vol eenvoud. Altijd vonden zijn han
den de juiste vorm en lijn.
Zijn busten en portretten doen
voor de beste sculptuden niet onder.
De gebruiksvoorwerpen zijn vol
komen functioneel. Ook zijn sacraal
werk is sober en vol van een diep
gevoel voor de eredienst. Bedient hij
zich van symbolen, dan zijn het her
ten bij de levensbron of druiventros
sen en korenaren.
heeft Kriege een enorm aantal
werkstukken voortgebracht. Men
heeft voor vele van deze werkstuk
ken moeite om vast te stellen, dat ze
uit een plaat materiaal zijn voortge
komen.
Bijna ongelofelijk lijkt dit voor de
ruim één meter hoge vaas, een tita
nen werk, waaruit wel heel bijzonder
zijn uitzonderlijke technische be
kwaamheid blijkt.
Zijn vakmanschap weerspiegelt
zich ten volle in zijn crucifix, een
werkstuk van bijna technische vol
maaktheid. De in de Christusfiguur
uitgedrukte gedachte stijgt uit boven
alle andere Ohristusuitbeeldingen.
Trouwens, alles wat Kriege aan
materiaa omvormt eleft. Of het nu
een vaas is, een altaarstuk, een scho
tel of een doosje.
In al zijn werkstukken proeft men
zijn gevoelens voor schone vorm, or
ganische versiering, voor kleur en
lichtwerking en bovenal zijn grote
liefde voor de edelsmeedkunst.
„Zeg, wanneer begint jou vakantie?
Ik bedoel officieel".
VERVOLGEN.
De onderwijzer legde zijn aandach
tig gehoor uit, hoe snel de ontwikke
ling van het vervoermiddel wel ge
gaan was: „Eerst had men een paard,
daarop volgde de fiets, daarachter de
auto en wat zal daar nu weer op
volgen?"
Uit de klas: „De verkeerspolitie na
tuurlijk.
„Ik geloof, dat er een gaat bijten".
HUN MENING.
De afibetalingstermijnen werden
maar niet betaald en tenslotte schreef
de autohandelaar: „Geachte heer, wat
zouden uw buren wel zeggen, wan
neer ik uw auto in beslag liet ne
men?"
Het antwoord duurde even: „Ik
hefb de kwestie met mijn buren be
sproken en zij zullen het een gemene
streek vinden."
„Hé, een boom!".
MOCHT NIET.
„Hoorde u me niet fluiten?", vroeg
de agent bars, toen hij het meisje
op de fiets zonder achterlichtje inge
haald had.
„Natuurlijk wel, meneer", zei het
meisje bedeesd, „maar moeder heeft
gezegd, dat ik nooit mocht omkij
ken, als er gefloten werd."
IN HET ZIEKENHUIS.
„Is dat nu de bokser, die door die
motorrijder werd aangereden?"
„Nee, dat is de motorrijder, die de
bokser aanreed."
Dokter: „Hoe slaapt u?
Patiënt: „Zo!".