ROMANCE zonder happy-ending „Franse revolutie" in de sterrenkijkerij Auto's veroveren de wereld DE L.EIDSE COURANT A LHOEWEL ZIJ niet mijn vrouw geworden is en ik momenteel 'helemaal niet weet wiens vrouw zij wèl geworden is, bezet Beatrice nog altijd een klein stukje van mijn hart en m'n vrouw lijkt soms een beetje jaloers op haar. Het was in de beruchte tijd, toen een weeksalaris van f 30,'n jon gen Van 18 jaar tot de beter-gesitu- eerde van het dorp stempelde, dat ik verliefd werd op Beatrice en zij was een meisje met zo weinig eisen en zoveel gunstige eigenschappen voor een jongen met weinig geld, dat het door mij toendertijd beschouwd werd als een verbintenis in de hemel ge sloten. We liepen 's zondags langs de spoorlijn, die zich verloor in een tun nel en verder-op als door een diep dal voerde, met aan de ene kant een loodstijle helling en aan de andere zijde een gapende afgrond van en kele tientallen meters. Dikwijls liepen we ook op de spoorlijn, want we leefden nog in de tijd, dat de spoorwegen 's zondags geen treinen lieten lopen op een lijntje, dat door de week amper zijn geld opbracht. Als het winter werd liepen we door besneeuwde bossen en gingen schaatsen op een vijvertje, dat nog door niemand ontdekt was; schuch ter had ik haar al eens gezoend en voorzichtig waren we gaan bereke nen hoe groot het huis kon zijn, dat je voor 30„in de week kon be wonen. Mijn financiële positie maakte me tot een ongenaakbare voor alle an dere jongens uit het dorp, behalve voor Dennis, die „een rijke-luis- zoontje" was, zoals wij hem scham per betitelden en die zich de luxe van een eigen tweedehands auto kon permitteren. Beatrice zweefde tussen ons in; zij verdeelde haar gunsten eerlijk met een klein toegiftje voor mij; althans, dat maakte ik me wijs en zelden als ik haar vroeg om uit te gaan, zei ze, dat ze een andere afspraak had. Ik weet nu niet meer heel precies, wat me zo erg naar dat meisje trok; ze was niet direct knap te noemen,, maar ze had 'n ontwapenende glim lach, was bereid zich in het dolste avontuur te storten en betoonde zich uiterst dankbaar 'als we bij uitzon dering eens naar de „grote stad" gingen op een ponywagen om daar een bioscoopje te pikken. Het was hartje winter, toen ik haar uitgelegd had, dat f 30, een heel knap salaris was om een aar. dig huisje te huren, en juist begon ik me zelfverzekerd te voelen, toen - Dennis met en- troef op tafel kwam, die mijn gehele positie onzeker maakte. Nadat hij een paar dagen ln het schuurtje bij zijn huis aan de auto geprutst had, kwam hij te voorschijn met een vernieuwd voertuig, dat ge heel aangepast was aan het jaarge tijde; zijn auto had van achter een soort rupsband gekregen, zoals men die tegenwoordig onder tanks ziet gemonteerd en van voren had hij ski's aangebracht,, die hij met zijn stuur kon richten. Een van mijn vrienden wist me de volgende dag al te vertellen, dat Dennis Beatrice uitgenodigd had voor een proef rit je voor de zondag die zou komen en dat Beatrice toe gestemd had. Ik had toen nog twee dagen om iets te verzinnen, dat nog beter zou klinken en ik vond het, toen ik mis troostig langs de spoorbaan liep en mijn oog bleef rusten op het brand weerhuisje, dat naast het station ge bouwd was. Ons dorp was een streekdorp en de meeste huizen lagen langs de spoor lijn. Daarom had de brandweer een soort kiepkarretje, dat met een hand pomp voortbewogen werd over de spoorlijn. Wat zou er voor een avontuurlijk meisje aantrekkelijker zijn, dan een rit met het brand weer wagentje langs de besneeuwde dijken van de spoorweg, peinsde ik. Toen Beatrice de volgende dag in de kruidenierswinkel, waar ik be diende was, boodschappen kwam doen, inviteerde ik haar voor een ritje op het brand weer wagentje en na veel aarzelen stemde zij toe. Nu moet ik eerlijk bekennen, dat ik niet helmaal „fair play" bedreven had, want toen ze mij met haperen de stem vertelde, dat ze al afgespro ken had met Dennis in diens slee auto een ritje te gaan maken, ver telde ik haar, dat Dennis zijn vader, moeder en gehele familie mee zou nemen. Ik zei haar, dat ik in de mor genuren de moeder van Dennis daar in de winkel over had horen praten en dit vooruitzicht maakte het tocht je voor Beatrice zo kleurloos, dat zij mijn invitatie aannam. IK was niet ZO erg onder de indruk van mijn leugentje, want in liefde en oorlog is alles geoor loofd, meende ik, en ik was alleen maar bang voor een gesprek tussen Beatrice en Dennis, waarbij mijn leugen aan het licht zou komen. Tot mijn grote opluchting gebeur de dit niet. Wel keek Dennis mij niet bijster vriendelijk aan, toen ik hem die zondag na de kerk op het plein ontmoette, maar toen ik 's middags bij het huis van Beatrice mijn sein tje floot, kwam zij onmiddellijk naar buiten. Het begon allemaal voortreffelijk. Juist toen we het wagentje op de rails hadden, begon de stationsbe waarder te gillen, dat het schande was. Hij deed een nogal belachelijke poging om ons in te halen,, maar Beatrice had de pomp al gegrepen en zwengelde als een bezetene, zo dat we binnen recordtijd buiten zijn bereik waren. „Ben je niet bang, dat er een trein aankomt?", vroeg zij, toen we het een beetje kalmer-aan konden doen. ,,'s Zondags rijden er toch geen treinen!" stelde ik overmoedig vast en haar argument, dat er misschien een sneeuw-trein zou komen om de baan vrij te maken voor de volgende dag, wuifde ik onbezorgd weg. Het werd een heerlijke tocht; de sneeuw scheen juist op de dijk en in de bomen te liggen om ons een ver heven stemming te geven en in de tunnel kuste ik haar tweemaal. Er lag een onmetelijk rijk voor Ik schreeuwde nogmaals, dat zij springen moest, maar toen zij weer niet reageerde en de locomotief al maar dichterbij kwam, greep ik haar beet. Hoe ik echter rukte, zij wilde de pomp niet loslaten; toen de locomo tief tot op enkele tientallen meters UET WAS AVOND, toen ik dood- op het dorp bereikte, maar hoe wel het donker was, leek het of iedereen een extra lampje opgesto ken had en niemand er aan gedacht had zijn gordijnen te sluiten. Achter ieder venster zag ik glun derende gezichten, die mij als een soort voortijdige Sinterklaas beke- vrouw in een plaats, die 300 kilome ter van ons dorp verwijderd lag, en nog later, toen ik allang getrouwd was, moest ik op een besneeuwde zondag, wandelend langs een spoor dijk, ineens aan Beatrice denken. Sindsdien bezet zij het plaatsje in mijn hart, waar mijn vrouw soms jaloers op is. ons. Tot aan de aftakking, vijftien mijl buiten ons dorp, konden we doorrijden en dan moesten we de ge hele weg nog terug; ik genoot, zoals een levengenieter, die juist een ton gewonnen heeft. JUIST HAD IK HAAR uitgelegd, hoe prachtig ons huisje gebouwd zou kunnen worden op een uitste kende punt van het landschap, waar de spoorbaan een scherpe bocht maakt, toen ik plotseling verstijfde van angstin de verte hoorde ik de fluit en het regelmatige getjoek van een locomotief. „Een trein!" schreeuwde ik, ge heel uit het veld geslagen en greep de pomp. Een ogenblik aarzelde ik, maar toen begon ik als een bezetene te pompen. We waren een paar hon derd meter van de zijsprong ver wijderd en misschien konden we het halen. Toen we in razende vaart de bocht namen, zag ik dat het spel verloren wasde locomotief was de krui sing al gepasseerd. .Spring", brulde ik Beatrice toe, die als aan de pomp gekleefd haast mij stond en ik berekende hoever we ons langs de afgrond konden la ten zakken, zonder gevaar te lopen omlaag te vallen. Beatrice gaf geen teken, dat zij mij begrepen had en bleef de pomp, die nu niet meer bediend werd, vasthouden. genaderd was,, verloor ik geheel mijn bezinning en sprong alleen. IVE SECONDEN, die volgden, le- ken uren. Ik had me vastge klemd aan de rand van de afgrond en hield mijn ogen stijf dichtgeknepen. Het brand weer wagentje soefde voorbij en ieder ogenblik verwachtte, ik een luid gekraak te horen, ge volgd door een smartelijk gegil. Ik voelde mezelf een lafaard,, in die paar seconden, ,dat ik daar hing en afwachtte; het schoot door mijn gedachte, dat ik naast haar had be horen te blijven om samen te ster ven en ik besloot me onmiddellijk als vrijwilliger voor het leger te melden, zodat ik in vergetelheid een nieuw leven zou kunnen beginnen. Nooit zou ik meer naar een meisje kijken en mijn gehele leven zou een boete worden voor het meisje, dat door mijn schuld haar leven verlo ren had. Het is opmerkelijk hoeveel iemand in een paar seconden kan denken, maar ook enkele seconden hebben hun maat en juist toen ik me ver baasd begon af te vragen, waar het gruwelijke gekraak en de smarte lijke gil bleven, hoorde ik een gil, die hoog opklonk door de lucht. Het was echter geen gil van pijn en ontzetting, doch een heldere, tin telende meisjeslach, die door het kristallen-landschap weerkaatste tot in eindeloze verten. Verbaasd gluurde ik over de rand heen en zag de stationsbewaker, die rustig 'zijn pijp rookte, mijn richting uitkijken met een spotlach op zijn lippen. Voordat ik tijd had om uit te ma ken of ik te voorschijn moest komen of aan de rand moest blijven han gen, had de stationsbewaker het brand weer wagentje achter de loco motief gespannen en verdween hij met locomotief en met Beatrice langs de spoorlijn in de richting van ons dorp. ken en als ik kiezen moest, zou ik zelfs op dit ogenblik liever spitsroe den-lopen, dan nogmaals die kwel lende weg naar huis maken. Nee zo verklaarde de stations bewaker de volgende dag huichel achtig het was niet de 25,ge weest, die Dennis hem aangeboden had, als hij met hem in zijn slee auto naar het volgende station ging om daar de sneeuwtrein op te ha len. Hij had zo vertelde hij met geniepige stem mij een lesje wil len geven, hoe gevaarlijk het is om met het brandweerwagentje over de spoorlijn te rijden, nog afgezien van het feit zo voegde hij er met goed gespeelde verontwaardiging aan toe dat het dorp zonder brandweer wagen gezeten had, als er brand uit gebroken was. Diezelfde avond, ,toen ik op mijn kamer het gehele geval de revue had laten passeren, was ik al tot de ont dekking gekomen, dat Beatrice van het gehele aontuur geweten moest hebben en mijn spionnen bevestig den het duistere vermoeden. Beatrice wilde mij eerst nog over tuigen, dat zij het alleen maar ge daan had om Ifet avontuur spannen der te maken, maar ik keurde haar geen blik meer waardig. Per slot van rekening was ik met 30,salaris in de week, een van de best-betaalde jongens uit ons dorp en er waren meisjes genoeg. Jawel, er waren meisjes genoeg, maar toch vond ik jaren later mijn Er dreigt in de wetenschap der sterrenkunde een „Franse revolutie". Twee Franse geleerden hebben na melijk een camera weten te constru eren, die alles wat er tot nu toe is gepresteerd op het gebied van de hc- melfotografie met stukken slaat. Zelfs de reuzentelescoop van de Mount Palomar in Californië schijnt het te moeten afleggen tegen een middelmatige sterrenkijker, nu dit laatste instrument op het punt staat te worden voorzien van de „electro- nencamera", die de astronoom André Lallemand en de electronicus Maurice Duchesne na elf jaar experimenteren hebben gebouwd. De heren Lallemand en Duchesne beweren niets meer of minder dan dat zij tien keer dieper in het heelal kunnen doordringen dan wie ook tot nu toe heeft gekund. En het ziet er naar uit, dat zij met deze bewering nog gelijk hebben ook. Hun electro- nencamera fotografeert namelijk met „bliksemsnelheid" vergeleken bij ca mera's van het gewone type. En in die veel grotere snelheid schuilt de kern van deze revolutionnaire vin ding. Het is geen geheim meer, dat de sterrenkundige waarnemingen er sinds jaren een is van automatisch karakter. Het turende oog van de sterrenkundige aan de kijker is reeds lang vervangen door een veel beter oog: dat van de camera. Menselijke ogen worden van lang kijken moe en zien op de duur niets meer. De fotografische plaat echter ziet naarmate de camera langer „kijkt" (m.a.w. naarmate de lens lan ger is opgesteld) steeds meer. Het licht van zwakke (dus ver verwijder de) hemellichamen dringt bij korte belichtingstijd niet op de gevoelige plaat door, doch hoe langer men de lens open zet, hoe duidelijker beeld er op de plaat verschijnt. Men mon tert dus tegenwoordig camera's aan telescopen en zorgt door middel van uurwerk dat de kijker langzaam mee draait met de ster, die zich in een tijdsbestek van enige uren immers langs de hemel verplaatst. Inderdaad is de belichting dikwijls een kwestie van uren en soms zelfs van meer dan één nacht; van sommi ge ver verwijderde spiraalnevels is het lioht zo zwak, dat pas een opname met twaalf of meer uren belichtings tijd het beeld tot zijn recht doet ko men. Victorie duurt voort Sinds de eerste auto in de 19e eeuw de wegen onveilig begon te maken en de bestuurders van deze „dui velse" voertuigen soms met evens- gevaar aan de woedende dorpelingen moesten ontsnappen is er wel heel wat veranderd in de autowereld. Oor spronkelijk was men helemaal niel zo bijster enthousiast over de auto mobiel zodat het heel gewoon was, dat men eerst een man met de rode vlag zag verschijnen en dan pas de auto! De tijd van de man met de rode vlag is echter lang voorbij en de auto is een onmisbaar onderdeel van het leven op aarde geworden. Iedere ontwikkeling is heden ondenk baar zonder het gebruik van de auto. Twee wereldoorlogen zijn van in vloed op de auto geweest. De eerste gaf een technische verbetering van de auto te zien waardoor het aantal auto's snel begonnen te stijgen. Na de tweede wereldoorlog begon het aantal auto's dat op de wereld in ge bruik is te stijgen in een omvang dat men zich bijna af gaat vragen; „Waar gaat dat heen?" Vergeleken met vóór de oorlog is het aantal auto's over de wereld verdubbeld! Het ziet er niet uit de de bijna lood rechte stijging van het wereldauto park een einde zal nemen. Integen deel als de onontwikkelde gebieden van de aarde aan hun opbouw gaan beginnen is het bijna zeker dat het aantal auto's nog sneller zal toene men. Een klein voorteken is het dan ook dat wij voor de eerste maal in de geschiedenis dit jaar een Chinese automobiel zullen zien verschijnen! Alleen de directe behoefte van China aan auto's wordt reeds geraamd op 2025 millioen stuks! Het einde van de zegetocht van de auto is dus voor lopig niet in zicht eh vermoedelijk zullen wij dit jaar nog ver over de millioen auto's heen komen. Eind 1954 reden er op de wereld totaal ca. 87 millioen auto's van allerlei soort (excl. de militaire auto's). Van dit aantal neemt de personenauto de grootste plaats in want totaal zijn er ca. 65 millioen in gebruik. Van alle landen is het Amerika waar de auto de grootste plaats inneemt want daar rijden liefst ca. 64 millioen auto's van allerlei soort rond! De autofaibrieken hebben dan ook druk werk en jaarlijks geven zij de wereld dan ook ca. 11 millioen nieu we auto's waarvan ca. 67 pet. be stemd is om oude auto's te vervan gen. Steeds meer mensen kopen er echter auto's en daarom wordt het steeds drukker óp de wereld wat be treft het autoverkeer. Bekijk deze grafiek eens rustig, want het is het verleden en de toekomst van de auto. Laten wij u tot slot dan nog vertel len dat bij de cijfers van deze gra fiek ook de Sovjet-Unie is geteld waarvoor deskundigen de geraamde cijfers hebben weten te berekenen. In een honderdste van de tijd... Hoe verder de betrokken spiraal nevel van ons af staat spiraalnevels zijn sterrenstelsels van gelijke bouw als het Melkwegstelsel, maar dan millioenen of zelfs milliarden licht jaren van ons verwijderd hoe zwakker hun licht. En des te langer dus de vereiste tijd van belichting voor de astronoom die in zijn obser vatorium een foto van dat hemel lichaam wil maken. Hier nu veroorzaken de twee ge noemde Fransen een ware revolutie, door ten tonele te verschijnen met hun electronencamera, waarin door een ingewikkelde constructie is be reikt, aat de belichtingstijd tot on geveer een honderdste kan worden bekort. Dat betekent dus, dat een he mellicht, dat tot nu toe vijf uren moest poseren, nu reeds na drie mi nuten op de plaat verschijnt. Maar het betekent nog veel meer! Gesteld dat wij met een gewone ca mera een kaars op honderd meter af stand kunnen fotograferen door een minuut lang de lens open te zetten, dan zullen wij voor een even grote kaars op tweehonderd meter afstand wil dat licht even helder op de plaat komen viermaal zo lang moe ten belichten. En voor een driemaal zo ver verwijderde kaars negen maal zo lang en zo verder. Want de hoe veelheid licht die wij van een licht gevend voorwerp ontvangen, vermin dert met de tweede macht van de af stand. Zetten wij nu tien van die kaarsen op een rij, zodat de eerste honderd en de laatste duizend meter van onze camera afstaat, dan zullen wij met een gewone camera bij één minuut belichtingstijd alleen de eer ste kaars er goed op krijgen. Dc twee de is al veel zwakker, misschien ver schijnt zelfs de derde nog, maar de tiende zal beslist niet te zien zijn. en tienmaal zover Met de electronencamera van Lal lemand en Duchesne zal echter de eerste kaars reeds 0.6 seconde te fo tograferen zijn (een honderdste deel van de oorspronkelijke tijd: een mi nuut). Zetten wij de lens echter een minuut open de tijd waarin bij de andere camera slechts kaars no. 1 verscheen dan wordt nu op de plaat ook het beeld zichtbaar van de verst verwijderde kaars nummer 10, want al staat zij tien keer zover weg als de eerste, de „opneemsnelhcid van onze plaat is nu verhonderdvou digd en voldoet dus nog net aan de eis, dat een tiental zo ver verwijderd lichtobject een honderd maal zo lan ge belichtingstijd vergt. (Want in „waarde" staat de korte belichtings tijd van de electronencamera gelijk aan de langere belichtingstijd van het klassieke type camera). Dit is dus de betekenis van de Franse vinding: de electronencamera kan in dezeifde tijd hemelobjectcn fotograferen, die tienmaal zo ver ver wijderd zijn als de objecten, die zicht baar worden bij gelijke belichtings tijd van een normale camera. Inder daad dringt dus deze Franse camera tienmaal zo diep in het heelal door. Het nieuwe instrument is te Parijs beproefd en wordt nu overgebracht naar Saint-Michel-de-Provence, een klein plaatsje in de ijle heldere lucht van de Lage Alpen beoosten Lyon. Daar zal het worden gemonteerd op de grootste telescoop van Europa, waarvan de spiegel een middellijn heeft van 117.5 cm. De twee Franse geleerden en trouwens de gehele sterrenkundige wereld wachten met spanning op de resultaten van dit unieke instrument.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1956 | | pagina 5