De Centrale Omroepdiscotheek heeft duizenden platen en kilometers band Tienduizenden op de planken Nederlanders f.«.U VRAAGT EN WIJ DRAAIEN UIT KONINKLIJK BEZIT En zo ordelijk als moeders linnenkast j krijgen hun toneel- l handleiding „Spel" J weeckelijkse CRonyckei ZATERDAG 14 JULI 1956 DE LEIDSF COURANT VIERDE BLAD PAGINA 1 Iedere morgen van elke werkdag staat er omstreeks tien uur een klein vrachtwagentje voor de deur van de AVRO-studio aan de 's Gravelandseweg te Hilversum in welk gebouw de omroepdiscotheek is gehuisvest. En bijna iedere morgen zegt Lettie van As, die op de Centrale Discotheek werkzaam is, lachend: „Kijk, daar staat mijn Rolls-Royce en daar loopt mijn particu liere chauffeur". Dat zegt ze ook op de morgen, dat wij haar in de hall van de AVRO- studio ontmoeten, terwijl ze enkele bandopnamen en platen meedraagt. „Ja, m'n dagelijkse reisje gaat weer beginnen. We gaan de studio's langs om de bestelde platen aan de diverse omroepverenigingen al te leveren en degene, die gisteren gebruikt zijn weer op te halen. Dat moet elke dag ge schieden, want de mogelijkheid is niet denkbeeldig, dat er anders platen of banden zoek zouden raken en dat is voor de discotheek, die geacht wordt alle platen en bandopnamen te bezitten, niet zo plezierig". na uit", verzucht hij. Nieuwe metho den zijn gezocht om de beschikbare ruimte nog economischer in te delen en weer heeft men wat meer ruimte gevonden, totdat.ja totdat de zaak ons boven het hoofd groeit of. totdat de bouwvergunningen uit Den Haag loskomen. Eenzelfde systeem als met de han delsplaten, wordt gevolgd m^t de eigen opnamen. Vroeger werden die opnamen op platen gemaakt, de laat ste jaren wordt hoofdzakelijk de magnetofoonband voor het vastleg gen, van de eigen programma's ge bruikt. De plaat is nog wel niet ge heel verdrongen, maar tekenend voor de steeds verder gaande tech nische ontwikkeling is het -wel. Zorgvuldig is alles opgeborgen, zowel de banden als de platen, breuk moet zoveel mogelijk vermeden wor den. GELUIDEN EN GELUIDJES. IN EEN KAMER, gescheiden door een wand waarin stalen boeken met de gegevens van alle aanwezi- Even 'n geluidje lenen INDERDAAD, „„NEEN" VERKO- PEN doen wij hier practisdh niet", vertelt ons even later de heer Van Dalfeen, chef van de discotheek, wan neer wij tegenover hem gezeten zijn, terwijl meisjes af en aan' lopen. Een enkel plaatje zwerft op zijn bureau. „Wij verkopen natuurlijk niets" laat hij er direct op volgen, „maar lenen slechts uit aan de omroepverenigin gen, die hier practisdh alles van hun gading vinden." Even worden wij onderbroken door een binnenkomende zangeres, die graag nog eens het Ave Maria wil horen, dat zij morgen in een uit zending moet zingen. Hoewel dit werk geen usance is, wordt ze toch vriendelijk geholpen door een van de vijftien jonge meisjes, die hier htm werk verrichten. „Welke uitvoering wilt u horen, mevrouw?" De zange res geeft titel, componist en uitvoe renden op en wordt naar een luister- kamertje geleid en even later klinkt het bedoelde lied door de luidspre ker. „Och, dit is vrij gemakkelijk", vertelt ons de heer Van Dalfsen, „maar wanneer voor een uitzending een plaatje wordt gevraagd door luis teraars, die nauwelijks de titel, laat staan componist of orkest kennen, dan wordt het wel wat moeilijker. Gelukkig komt dit niet zo vaak voor, maar toch zijn wij daar in feite wel op berekend. Hoewel enkele omroep verenigingen zelf ook wel over enige platen beschikken, is dit toch niet te vergelijken met de discotheek. De discotheek beschikt over ruim 100.000 handelsplaten, ruim 5000 langspeel platen en een groot aantal 45-toeren- plaatjes. Het grote aantal magneto- foonbanden van een van de om roepverenigingen zelf wordt vol gens een bepaald systeem opgebor gen, een systeem, waarvan de prak tijk heeft geleerd, dat het goed vol doet. KAART MET NUMMER, COMPONIST EN ORKEST. |"\E BINNENKOMENDE PLATEN ook de discotheek koopt haar platen van de importeur, die ze zicht" zendt worden op de eerste plaats op kwaliteit beoordeeld. Wan neer ze „goed" zijn bevonden, wordt de juiste duur er van genoteerd in een speciaal systeem* waarbij de pla ten van gelijke duur bij elkaar staan vermeld, wat later gemak oplevert voor de omroeper, die een bepaalde tijdsduur tussen twee programma's moet vullen. Wanneer wij even later met de heer ^an Dalfsen tussen de kaarten bakken door wandelen, zien wij hoe het systeem is ingericht. Grote kas ten in alfabetische volgorde van de componisten, waarbij elke compositie van zijn hand, die in de discotheek aanwezig is, staat opgetekend. De ti- telkasten, waar eenzelfde systeem maar nu met de titel van de platen wordt gevolgd. En de kasten, waar de uitvoerenden een plaatsje hebben lódietje en liedje, van aria's en or- gevonden, want practdsch van elk me- kestwerken, kent men meer dan één uitvoering. Bij deze kaartjes van com ponisten, titels en uitvoerenden staat het nummer van desbetreffende op name' genoteerd en dan is de zaak snel gevonden. In lange rijen staan de met zorg verpakte platen opge steld en daartussen door lopen de da mes en grijpen met vlotte bewegin gen datgene wat zij nodig hebben. ALGEMENE KLACHT". WAAR MEN OOK KOMT in Hil versum bij de radio-mensen, overal is de klacht hetzelfde: een ruimtegebrek voor apparatuur en de archieven. Ook de heer Van Dalfsen kampt er mee en „wij groeien er bij- ge platen, staan opgesteld, zitten vier omroepverenigingen broederlijk ver enigd. Hier worden de platenpro- gramma's samengesteld en geschiedt de reservering der platen, zodat een gelijktijdige uitzending van hetzelfde nummer niet kan plaats vinden. Hier wordt ook druk overleg gepleegd tussen de mannen, die hiervoor de zorg dragen, hier heeft men begrip voor eikaars wensen en problemen. Natuurlijk beschikt de discotheek over archieven van platen met vreemde geluiden en geluidjes, pla ten met „echte" geluiden. In een a$art boekje Met Dieren-, Din gen-, Mensen-, Muziek- en Oorlog boekje zouden wij het willen noe men staat er alles over opgete kend. Geluiden van straatrumoer, rinkelend glaswerk, de verschillende torenklokken enz. enz. teveel om op te noemen overigens kunnen in dit boekje worden gevonden. Bij hoorspelen en klankbeelden wordt hiervan natuurlijk een gretig gebruik gemaakt. Maar alles wordt geno teerd: niemand zal er in slagen iets wat tot de discotheek behoort onge merkt mede te nemen. Er wordt voor getekend aan de uitleenbalie en moet worden teruggebracht of het wordt opgehaald. DE SPIEGEL VAN HET VERLEDEN TXE OPBOUW VAN DIT SYSTEEM heeft een enorme administratie gevergd. Het systeem voor. het op bergen van de handelsplaten is ge heel gereed, terwijl er aan de vol tooiing voor dezelfde systemen voor eigen opnamen hard wordt gewerkt. Een speciaal deel hiervan vormt het historische archief. In de loop der tijden hebben de omroepverenigingen vele bijzondere opnamen gemaakt. Redevoeringen van belangrijke personen als Chur chill, prinses Wilhelmina, destijds nog koningin, de inhuldiging van koningin Juliana, de brallende taal van Adolf Hitler, de enthousiaste voetbalreportages van Han Hollan der enz. Men kan ze zowel op de naam van de betrokken persoon als op de datum, waarop de opname is gemaakt, terugvinden. „Daarop is ons gehele streven richt: een discotheek, waarin alles door een gemakkelijk systeem is rug te vinden. Weliswaar brengt dit een uitgebreidoe administratie met zich mede, maar fouten worden er practisch niet gemaakt", zo vertelt ons de heer Van Dalfsen. De dubbele controle, die op platen wordt uitgeoefend zowel bij het uit de discotheek gaan als bij het te rugkomen erin is een waarborg, dat de kwaliteit goed blijft. De om roeper in zijn omroepcel kan dan gemakkelijk aankondigen: „Luiste raars, er is even tijd voor een plaat je, voordat het volgende program ma begint", maar voor dat „even" is er dan reeds heel wat werk ver zet door de Centrale Discotheek. De tentoonstelling „Uit Koninklijk Bezit ten bate van de Ontheemden" in het Centraal Museum te Utrecht wordt verlengd tot 15 augustus a.s. Aanleiding hiertoe is de grote belangstelling waarin deze tentoonstelling, die het koningschap der Oranjes van de instelling (1815) af tot heden illustreert, zich mag verheugen. De foto stelt een der inzendingen voor: een Egyptische canope, geschenk van Paus Pius IX aah koningin Anna Paulowna, gemalin van Koning Willem n, bij gelegenheid van haar bezoek aan Rome in 1846. OET TONEELSPEL door amateurs heeft een langer verleden dan het beroepstoneel en de eeuwen zijn niet in staat geweest de animo voor deze artistieke wijze van vrijetijds besteding in te dammen. Zelfs of misschien juist in Nederland, waar men in tegenstelling tot de zuide lijke volken van kinsdbeen af leert zijn emoties te bedwingen en uiter lijk onbewogen te blijven, is de drang om op het toneel dramatische situa ties uit te beelden zeer groot. Er zijn in ons land duizenden to neelclubs en -clubjes en hun aantal groeit nog steeds. Een reeds voor de oorlog uitge bracht rapport door de Maatschappij dat er minstens 30.000 Nederlanders het amateur toneel beoefenden en dat zij per jaar ongeveer 3 miljoen toeschouwers trokken. Na de oorlog nam de belangstelling nog toe en het is daarom begrijpe lijk, dat enkele organisaties, in ka tholieke kring het W.KA., een po ging waagden om het niveau van het amateurtoneel op te voeren. Dat was in zekere zin een ondank bare onderneming. Want hoewel men direct veel steun vond, was er ook veel wanbe grip en tegenkanting. Er waren men sen, die in hun kleine kringetje „to neelgoden" waren, maar gemeten naar de maatstaven van een wense- tot Nut van 't Algemeen stelde vast, lijk peil beginnelingetjes. En niets is moeilijker om een „held" van zoiets te overtuigen. Het werk van het W.K.A. en de N. A.T.U. was daarom aanvankelijk een wissel op de toekomst, die men thans met stukjes en beetjes kan gaan verzilveren. Het begrip is groeiende. De ama teur-toneelspeler, die bijna onbewust tot toneelspelen wordt gedreven, heeft enig inzicht gekregen in de enorme mogelijkheden, welke het to neel hem biedt. Hij kent de goedko pe manier om succes te oogsten, maar hij weet nu, dat er nog andere mogelijkheden zijn. Er begint een behoefte te groeien aan beter spel en betere stukken. Tegen de achtergrond van deze ontwikkeling moet men eigenlijk de uitgave zien van „Spel", het eerste van de drie boeken, die het „Hand boek voor het Amateur Toneel" vor men. „Spel" opent een nieuwe wereld voor de amateur-toneelspeler. Din gen, die hij bijna onbewust wel eens heeft aangevoeld, staan hier zwart op wit. Moeilijkheden, waarmee hij kampt, worden uit de doeken ge daankortom dit werk geeft hem gelegenheid zijn gave tot ontplooiing te brengen. Na een leerzame inleiding over „De oorsprong van het toneel" komt men meteen aan de practische din gen. Alles wat we van de medemens afweten, moeten we afleiden uit de manier, waarop hij zich gedraagt en volgens dezelfde regel is het gedrag van de toneelspeler voor de toeschou wer het enige middel om te achter halen wat de acteur beweegt en de schrijver bedoelt. Van deze gezichtshoek uit behan delt Manuel van Loggem het weer geven van emoties. De bekende re gisseur Arend Hauer verbindt daar aan een elementaire studie over het opkomen, het omgaan met de din gen, het luisteren e.d. Allemaal za ken, die bij het amateur toneel vaak min of meer verwaarloosd worden. Belangrijk is ook de bijdragen van Karei Poons over „Plastiek". Voor de buitenstaander klinkt het misschien onbegrijpelijk, maar insiders weten, dat lopen en zitten op het toneel tot de problemen behoren. Vooral wij, weinig uitbundige noorderlingen, be- Co isser wéér een weeck 't verfleeden inghezwarmd, Het leven rolt maer voort en wij, wij rollen mee. Al ist koankomimiertyd, so hier als alHerweighen, toigh staam couranten vol van veelder vreuighd en leed. |n Vranckenrjjck laet irnen de wielen dxaayen, dat noemt men daer (int Frans) die Tour de France. 't En is een heele toer die heele toer te ryden; die d' eyndstreep haelt die isser heel wat mans. In Alphen synse oock een toer de fiets bagbon/nen, de Laiuratoer, soals daer yder jaer geschiedt. Al gaet het niet so vüiuigh en rydt men niet ourat hardste, veel sweet en cost het togih, daeraen marackeert het niet. Oook wasser deese weeck een toer in Sevenhoven, daer ginjghen oudtjens uyt en vierden vrolykt feest. Maer toen het eynde van de pret was aangebroocken, waeren drié grootvaers soeck, waer waeren die giheweest? ï"\ie hadden aen de speeltuyn maer de bruy geglheven en sochten hun vermaeck in een taiveernenhoeck. Sy speelden mette caert een potjen out-pandoer en maeckten sy daermee hun speeltuymuren soeck. /"\ock in Den Kaegh wordt caert ghespeelt, maer 't wil [niet byster vlotte], daer speelen se pandoer omt heyl van Nederland. Sölanigh de caerten daer niet op de tafel ligighen houdt men er wis een troef achter de 'hand. Int dorpjen Soeterwou daer stond de kenok int silver die een quart-eeiuw geleên de eerste herder 'had en pastoor Klaeverweyden aldaer syn kudde weyden en leydien gingh op 's leevens smalle padt. jV/Ieer herders ginghen heen en quamen andere weder. In Alkemae en Lis: nae afscheyd wellekom. Met 'bruytjens en miusyck, met sangh en borgihervaeder werden se inighehiaeit en vreuighde was alom. In Leyden was een aeck die dreygde te igaen sincken, dat werdi gesien door een voortvaerend mian. Een Visser, werreeksaem by 's Lants Marine, doock 't Galighewaeter in en so een ramp voorqiuam. |~\ees daeghen voer een luchtschip langs de woleken over die RJhyra en onse duynenstreeck. 't En heeft ons niet verlbaest, net als voor twintich jaeren een Duytse Zeppelin toen oock ons land bekeeok. /"Yover Linnaeus' Hoff synse verwoed aent vechten, wy vrees en daer en komt nooyt meer de bloey weerom.' De Roözenlbloey en miagih niet langher duuren, Duiursaem en was daer niet één Roozeniblom. Co vecht men en men treokt elkanders haeren figuurlyok uyt het hoofd in grote pyn. Wy laetense maer gaen, 'k en sal er niet om maelen. Tot naeste weeck! En graegih wat sonnesohyn! WILLEM VAN HORSTEND AELE. Scène uit Tramlijn Begeerte. seffen te weinig de enorme moge lijkheden van ons lichaam als expres siemiddel. Het lichaam is een instrument voor de acteur en het is voor de vertol king van een rol noodzakelijk, dat men dit instrument beheerst om het juiste evenwicht te verkrijgen tus sen de innerlijke beleving en de uit drukking ervan. En dan „De Stem", behandeld door Inez van Dulleman. Wie een beetje zelfcritiek heeft, zal niet alleen ont dekken, dat hij nog heel wat moet bijschaven, maar hem worden daar toe ook de middelen verstrekt. Een van de meest interessante en nuttige verhandelingen in „Spel" lijkt ons „De opbouw van een rol- figuur". Want hier ligt in de eerste plaats het criterium van slagen of falen. Men kan over veel aanleg en inzicht beschikken, maar als men de figuur niet op de juiste manier weet te analyseren en dus ook niet weet weer te geven zet men het stuk op losse chroeven. Dit moeilijke onderwerp wordt op een zeer overzichtelijke wijze be handeld en kan veel bijdragen tot het onderdrukken van de lust tot chargeren en een meer verantwoor de uitbeelding bevorderen. Wij hebben hier slechts enkele verhandelingen uit „Spel" aangetipt, maar menen de belangrijkheid van het werk daarmede voldoende te hebben geaccentueerd. Als dit werk, dat besluit met prac tische raadgevingen van Arend Hauer en een boeiend geschreven „Psychologie van de rolstudie" door Manuel van Loggem, zijn weg in de wereld van het amateurtoneel vindt, dan zullen de resultaten daarvan op de planken spoedig merkbaar zijn. „Spel" eerste deel van „Hand boek voor het Amateur To neel" onder redactie van Ma nuel v. Loggem. Uitgegeven bij „De Bezige Bij" in Amsterdam in samenwerking met W.KA. en N.A.T.U.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1956 | | pagina 13