Als babg mocht de 75-jarige N.Z.H.V.M.
niet harder rijden dan 'n lopende man
tegenlicht veRsluieRt het
WARe Beelö van RemBRanöt
VAN STOOMTRAM TOT AUTOBUS
De 20e eeuw kent nog steeds de slavernij
Zeshonderdduizend slaven slijten
een onmenselijk bestaan in Arabïê
ZATERDAG 9 JUNI 1956
DE LEIDSE COURANT
TWEEDE BLAD - PAGINA 1
Aria van Verdf bracht 2 sigaren
in de pet van berispte conducteur
Op 11 juni bestaat de Noord-Zuid'
hoilandse Vervoer Maatschappij 75
jaar. Dat is niet zo heel lang, wan
neer men overweegt, dat de Neder
landers er een goede gewoonte van
beginnen te maken om de 75 kruis
jes te halen; 't is heel erg lang, in
dien men bedenkt, dat we op het
ogenblik al straalvliegtuigen voor
passagiersverkeer gebruiken en men
een „moderne mensenleeftijd" gele
den nog huiverig stond te kijken,
toen 't snelle monster „stroomtram"
met een vaartje van 20 kilometer per
uur de weg begon te veroveren.
Tegen die snelheid zijn gemeentebe
sturen in actie gekomen en men kan
in de archieven nog politieverorde
ningen vinden, waarin de stroom
tram geboden wordt met een nor
male snelheid, nader omschreven met
„zo snel als een flinke man lopen
kan", door de dorpskommen te suk
kelen. De autobus, die later de in
middels geëlectrificeerde tram be
gon te verdringen hielp de burge
meesters en wethouders aan minstens
evenveel kopzorgen. De wereld draait
snel!
Bij een jubileum is het doorgaans
niet gemakkelijk om aan de historie
iets anders te ontfutselen dan dorre,
zakelijke gegevens, die ons weinig
zeggen. Bij de N.Z.H.V.M. is dat an
ders. Deze maatschappij, die zoveel
verdiensten heeft op het gebied van
vervoer in Leiden en omgeving, heeft
ook nog op andere terreinen gepio
nierd. Zij was een van de eerste be
drijven, die overging tot de uitgave
van een personeelsorgaan en daaraan
is het te danken, dat we gemakkelij
ker in de oude doos kunnen grabbe
len om de sfeer van een vergleden
tijdperk op te halen.
Naar de bollen.
Het is nog niet zo heel lang geleden
dat men zich per stroomtram van
Leiden naar Haarlem kon laten puf
fen en zuchten. Volgens de verhalen
kwam 't wel eens voor, dat de vrouw
van 'n barbier tegen de machinist riep:
„Effe wachten, m'n man heeft 'm zo
klaar!" De machinist nam er dan zijn
gemak van en na een poosje zag men
een keurig geschoren heertje in de
tram stappen met „Rij maar, ik ben
d'r!"
Voor dergelijke verhalen steken
we onze hand niet in het vuur, maar
voor „de bollen-zondagen" staan we
in. Die waren er vroeger ook, moet
u weten. Waarschijnlijk met minder
Amerikanen, maar zeker met heel
veel Nederlanders.
Het courantenbericht, dat de ko
ningin de bollenvelden had bezocht,
bezorgde de tramconducteurs grijze
haren. Voor Nederland was dat be
richt altijd aanleiding om de eerst
volgende zondag met man en macht
naar de streek te trekken. Iedere
bruikbare wagen werd uit de remise
gehaald, maar desondanks stonden
er bij alle haltes meer mensen dan
het tramstel kon bevatten.
In een door de jaren vergeelde uit
gave van 't personeelsorgaan lazen
we daarover een aardig staaltje. Een
groepje Leidenaars stond in Hillegom
op de tram te wachten, maar er was
geen denken aan, dat ze nog in de
overvolle wagens gestouwd konden
worden. Wat nu gedaan? De dames
hadden bezwaar tegen een goederen
wagen. Men wilde het probleem juist
onoplosbaar verklaren, toen iemand
riep: „Wat is dat?"
,,'n Veewagen, mevrouw", ant
woordde de haltechef.
„Enig!", vond de dame.
De heren der schepping duwde de
wagen de remise uit en de chef kop
pelde hem vast aan het tramstel.
Terwijl de motorwagen kreunend
nog meer kracht zette, ging het ge
zelschap zingend de Sleutelstad tege
moet.
Psychologen.
Uit de aard van zijn dagelijks werk
behoort een conducteur tot de men
sen, die in staat zijn de menselijke
ziel tot op de bodem te doorschouwen
In de oude personeelsorganen vinden
we daarvan treffende staaltjes. Een
conducteur vertelt erin, hoe er bij
een halte een deftige meneer op hem
toekomt, die snauwt: „U staat straat
deunen te fluiten! Daar ben ik niet
van gediend!"
Heel beleefd antwoordt de conduc
teur: „U hebt gelijk. Ik mag niet flui
ten. Maar 'n straatdeun wat 't niet;
't was 'n stukje uit Verdi!"
Voélt u de fijne nuance?
Meneer heeft beleefd gelijk gekre
gen, maar mocht meteen een afbluf-
fer incasseren. Bij het eindpunt stopte
hij de conducteur twee sigaren in de
hand!
De belevenissen van een wagen
voerder liggen blijkbaar weer in een
ander 'vlak. Bij een aanrijding in
Haarlem wist een trambestuurder
door kordaat optreden het leven van
een meisje te redden. Zij kwam met
de schrik vrij en nadat zij in een huis
was binnen gebracht, voelde zich al
gauw weer helemaal op haar gemak.
De stroomstram in „volle vaart met
de „bokke-wagentjes".
„Je mag die wagenvoerder wel be
danken", vond de heer des huizes, 't
Meisje vond dit vermoedelijk niet
voldoende. „Ik ga wel eens 'n avond
je met hem uit", antwoordde ze.
Humor in de tram.
Vroeger hadden de conducteurs de
gewoonte, om de sterkste staaltjes,
die zij beleefden op papier te zetten
tot leringe en vermaak van hun colle.
ga's. Hier volgen er enkele.
Een dame stapt in een volle Leidse
tram en zij ziet een bejaarde heer,
die opstaat. Resoluut knikt ze „nee"
en met een vriendelijk gebaar duwt
zij de oude baas weer op de bank
terug. Dat is de galante ridder niet
naar de zin. Even neemt hij genoegen
met de gang van zaken, maar dan
komt hij weer overeind. Maar de juf
frouw weet ook niet van opgeven.
Zij blijft 't mannetje terugduwen op
zijn plaats tot deze woedend uitroept:
„Mag ik er nou uit of niet? Ik ben al
twee haltes te ver meegereden!"
Ook in het oude Leiden, 'n Heer
staat op voor een dame, maar deze
antwoordt uit de hoogte: „Dank u.
Ik houd niet van warme plaatsen!"
De heer kijkt haar verontschuldi
gend aan. „Neem me niet kwalijk,
mevrouw zegt hij, „ik heb geen ijs-
zakje aan mijn broek hangen!"
'n Reiziger steekt een sigaret op.
De conducteur stevent kwaad op hem
af en informeert: „Ziet u dat bordje
daar „Niet roken?"
Wat heb ik daarmee te maken
vraagt de reiziger. Naast dat bordje
staat „Eet Molenaars kindermeel" en
dat zie ik niemand doen!
Mensen veranderden niet.
We mogen de stoomtram dan ver
geten zijn, nu we ons al naar de
straaljager toe ontwikkeld hebben,
als we de mens zelf bezien, kunnen
we weinig verandering constateren.
De neiging b.v. om alles in rubriek
jes onder te brengen is heus niet van
de laatste jaren. Toen de autobus op
kwam, deed zich het vraagstuk voor,
of er tussen het begin en eindpunt
gestopt mocht worden voor het op
nemen of doen uitstappen van pas
sagiers. Waaj- dit toe leidde, blijkt uit
een raadsverslag in een bejaarde af
levering van de N.R.C. Daarin stelt
een Haags raadslid de vraag of het
wel juist is, dat ten aanzien van het
opnemen en uitstappen van passagiers
de autobussen worden ondergebracht
in de verordening, waarbij het huur
koetsiers verboden is „gaandeweg
reizigers te snorren".
De eeuwige grapjes treft men aan
De stoomtram of „Stoof" te Hillegom
achter de bomen de remise
(foto uit 1920)
in de man, die een formulier moet in
vullen. Allerlei dingen worden hem
gevraagd, ook bij welke dienst hij
werkzaam is. Op het formulier wordt
dat gevraagd met „Dienst:
De leukerd vult in „van 7 tot 1 en
van 2 tot 7 uur".
En zo snellen 75 jaren voorbij.
Jaren met humor ondanks een
snelle technische ontwikkeling. De
N.Z.H.V.M. heeft de eisen van de tijd
steeds begrepen. Zij brengt prachtig
materiaal op de weg en de tremmc-
tjes rijden op hun laatste wielen. We
weten niet, hoe het zal zijn over 25
of 50 jaar. Wat ons nu doet knippe
ren, is dan misschien ouderwets en
alweer vervangen door voertuigen
met atoomaandrijving.
We kunnen alleen maar hopen, dat
er dan toch nog iets te bespeuren zal
ziin van dat genoeglijke en gezellige.
Want anders heeft het leven geen
fleur.
DIJNA 600.000 SLAVEN, voorna-
lijk negers, slijten hun onmens
waardig bestaan op het Arabische
schiereiland.
Ongeveer evenveel van alle na
tuurlijke rechten beroofde mensen
leven in de binnenlanden van Abes-
sinië en Liberia. Deze trieste cijfers
zijn ontleend aan rapporten, die deel
uitmaken van het studiemateriaal
van een speciale commissie van de
Ver. Naties, van wie wordt veron
dersteld, dat zij een converte zal op
stellen, die aan deze resten van de
slavernij een einde moet maken.
Dat de commissie op korte termijn
haar taak tot een goed einde zal
brengen, gelooft echter geen deskun
dige.
En hoe vreemd het ook moge
schijnen: misschien liggen de 'zaken
in Abessinië en Liberia nog eenvou
diger dan in Saoedi-Arabië, Yemen
en enige Arabische sultanaten.
Want de regeringen in Addis Abe
ba en Monrovia willen hun volle me
dewerking aan de bestrijding van
het schandelijk euvel geven. Zij wor
den echter gehandicapt door het feit,
dat hun gezag in de binnenlanden
van hun staten meer in theorie dan in
de praktijk bestaat. Anders daaren
tegen is het in genoemde Arabische
landen, waar de leidende personen
niet slechts de slavenhandel tolere
ren, maar zelfs bedrijven.
De slavenhandel van de twintigste
eeuw is bijna geheel in handen van
Arabieren. Voor een deel wordt zij
met gebruikmaking van zeer geraf
fineerde methouden bedreven. Ara
bische „heiligen" trekken zekere ge
bieden van Afrika door en bewegen
de daar wonende mohammedanen tot
een pelgrimsreis naar Mekka Zulke
palgrimsreizen eindigen niet bij de
Kaaba, maar op een van de vele sla
venmarkten in Saoedi-Arabië.
Ook de meer direkte, brutale wij
ze van mensenroof wordt niet ver
smaad. Sommige Arabische sjeiks
hebben overeenkomsten met stam
men, die in de ontoegankelijke, afge
legen gebieden van Afrika op de sla
venjacht gaan.
Lagen de „jachtterreinen" tot voor
kort in hoofdzaak in equatoriaal- en
West-Afrika, in de laatste tijd zoe
ken de slavenjagers hun buit voor
al in de zuidelijke Soedan.
Zoals men weet, valt de Soedan,
die onlangs de onafhankelijkheid
heeft verkregen, in het mohamme'
daanse noorden en het niet-moham-
medaanse zuiden uiteen.
De meer ontwikkelde bevolking
van het noorden, die uiteraard de
staat beheerst, heeft voor de „onge
lovigen" in het zuiden slechts ver
achting en haat over.
Daarvan, en van het feit, dat de
Britse controle is verdwenen, profi
teren de slavenjagers.
EEN REIS NAAR DE MAAN
IS IN IE0ERS BEREIK
De aardsateliiet die door de Ver
enigde Staten in 1957 gelanceerd zal
worden, zal vermoedelijk tweemaal
zo hoog in de atmosfeer opstijgen als
aanvankelijk werd verondersteld.
Dit werd dezer dagen medegedeeld
door de technische leider van 't pro
ject, dr. Milton W. Rosen.
De satelliet zal worden gelanceerd
vanaf het Patrick vliegveld van de
luchtmacht in Florida door middel
van een drietrap6 koppelraket, de
eerste die ooit werd geconstrueerd.
Deze raket ziet er uit als een reus
achtige geweerpatroon. De lengte
bedraagt 21,6 meter, terwijl de groot
ste diameter 1,14 meter is. De raket
weegt startklaar 11 ton.
De satelliet zelf, is een bol met
een aantal wetenschappelijke regis
trerende instrumenten. De doorsnee
zal slecht» 63 centimeter bedragen.
Het gewicht met de instrumenten is
ongeveer 9,5 kilogram. De kunst-
baan is geplaatst in de neus Van de
drietrapsraket.
De Vanguard raket, die gebruikt
zal worden voor het lanceren van de
aardsateliiet, zal vermoedelijk een
hoogte bereiken van 480 kilometer
en een snelheid ontwikkelen van
7,500 meter per seconde. De op het
hoogtepunt losgeworpen kunstmaan
zal een elliptische baan beschrijven,
waarbij een hoogte tussen de 320 en
2250 kilometer wordt bereikt.
De ^hersenen" van de raket wor
den ondergebracht in het middelste
deel van de trietraps koppelraket.
Deze electronische installatie zal de
opdrachten aan de raket geven, tot
dat in het derde stadium de satel
liet in de ruimte wordt gelanceerd.
Onlangs verklaarde John Crowley,
een specialist op het gebied van ge
leide projektielen, die voor het Ame
rikaanse ministerie van defensie
werkt, dat de aardsateliiet, die vol
gend jaar afgeschoten zal worden,
de eerste stap is op de lange weg
naar de maan. Die eerst stap zal ge
volgd worden door het lanceren van
een wielvormige satelliet met woon
ruimte voor 80 geleerden, die op een
afstand van ruim 1700 km om de
aarde zal cirkelen.
Dit plan zou reeds in 10 tot 15 jaar
werkelijkheid kunnen worden. Tien
jaar daarna zal het de mens niet al
leen mogelijk zijn met ruimtesche
pen naar de maan te gaan: hij zal
dan ook kunnen terugkeren!
LJET is leuk om vast te stellen amusante bij kom -
stigheid, als men werken over Rembrandt moet
naslaan, hoe de toon in de kunstkritiek in de laatste
honderd jaar veranderd is.
Na een doorlopende verguizing van de schilder
breekt in de 19e eeuw een aan delirium grenzende
lyriek los, die dikwijls rederijkerij op zijn slechtst is.
Zo schreef de heer T. van Westrheene in 1852 ter
gelegenheid van de onthulling van Rembrandts stand
beeld op het Rembrandtplein in Amsterdam in de
kunstkroniek een lofrede op Rembrandt, die een door
lopende toast was:
„Wij staan voor de nachtwacht, dat meesterstuk
der meesterstukken, waarin Rembrandt al de
schoonheid van zijn penseel, al het grootse zijner
opvatting heeft ten toon gespreid. Wij trachten
vruchteloos te raden, wat hij bedoeld heeft met die
toverachtig schone verlichting van zijn schilderij,
het is géén zonlicht, géén fakkellicht, dat wij aan
schouwen, het wordt beschenen door een straal van
het genie van de kunstenaar."
De critici in de twintigste eeuw doen het wel wat
kalmer aan.
Maar er is toch door de kunstminnende geschied
schrijvers rond Rembrandt een nimbus geplaatst,
waardoor het erg moeilijk wordt dóór al het tegen
licht de trekken van de mens te herkennen.
Mr. Planten heeft een stuk geschreven over de
laatste periode in het leven van Rembrandt. Dit stuk
is zoals gemeld enige dagen geleden in Den Haag
gegaan. Albert van Dalsum plaatst Rembrandt op de
geduldige planken, die al zo dikwijls geschiedkundige
grootheden gedragen hebben. Wij vragen ons af of het
niet het geniale tweeling-broertje-van-de-kunstmin
naars is, dat hij nieuw leven inblaast. Er is al gezegd,
dat Rembrandt in dit stuk over zijn eigen werk spreekt
als de suppoost van het Rijksmuseum, die teksten van
de catalogus van buiten heeft geleerd.
ALS men het werk van Rembrandt bekijkt, wordt
al spoedig duidelijk, dat de laatste (vierde periode)
in het leven van de schilder de wonderlijkste is. De
schilder is moedeloos, verlaten door zijn vrienden; zijn
vrouw, die hem in zijn verdriet had gesteund, is ge
storven. Gedurende twee jaar kon hij niet werken;
men gist tengevolge van een oogziekte. Maar met de
schorsing van zijn arbeid is zijn werkzaam leven nog
niet afgesloten. Als hij opnieuw het penseel in de hand
neemt, is hij een nieuw mens geworden, die langs een
geheel andere weg het ideaal, dat hij zijn leven lang
gezocht heeft, tracht te bereiken. Géén grote compo
sities meer, maar op ieder doek hoogstens 2 a 3 per
sonen. Géén bijzaken, die afleiden, geen details; mas*-
saler dan ooit wordt zijn werk en zijn palet wordt
steeds soberder.
Zo schildert hij het van koloriet bewonderenswaar
dige stuk, dat bekend is als het „Joodse Bruidje".
IN deze tijd verkoopt hij niets, zelfs niet voor de ge-
ringste prijs en het is aan zijn achterneef, Wybrand
de Geest, aan wien wij de treurige wetenschap danken
dat men destijds voor zes stuivers een portret van
Rembrandt kon kopen, zoals aldus lezen wij de
kunstkopers en liefhebbers kunnen getuigen." In die
dagen ook schildert Rembrandt een diep-weemoedfg
stuk, dat naar ons oordeel de tragiek van zijn levens-
slot het best verhaalt: het portret van de blinde dichtér
Homerüs. Hij schildert de grijsaard in een droef-sois -
bere toon. Het is de berberis van zijn eigen wezen:
Homerus immers v, rie hoogste poëtische
kracht, toen het Lc»*», »u^ uvm vu uw enen was.
Nogmaals: Rembrandt ontdekt u het best door de
studie van zijn werk. Dóór de aanslag, die de eeuwen
op het vernis der schilderijen achterlieten, heen kunt
u de wezenstrekken van deze grote schilder stuk voor
stuk ontleden.
In dit jaar, waarin Amsterdam, Rotterdam en Leiden
Rembrandts schatten verzameld hebben, heeft u een
enige kans. U zult tot de ontdekking komen, oat Rem
brandts leven was a's zi.in kunst: het ve unt een
zonderlinge mengeling van licht en schaduw.
Sterf-scène uit het stuk ..Rembrandt"
door mr. H. M. Planten, dat door de
Haagse Comedie wordt opgevoerd. Cor
nelia (Maria de Booy), dochter van Rem
brandt en Hendrikje Stoffels, meent dat
haar vader (Albert van Dalsum) Is inge
slapen.