REMBRANDT IS NIET „VAN DE ARMEN BEGRAVEN'
leidse
tijd
van de
schilder
was
een
gelukkige
met melk meer mans Sw^n
Besluit van het zilveren priesterfeest
van rector F. Bernefeld
ZATERDAG 2 JUNI 1956
DE LEIDSE COURANT
DERDE BLAD - PAGINA I
LIET is een rare geschiedenis met de levensgeschie-
denis van grote mannen. De overlevering heeft er
haar spel mee gespeeld. Zo hebben wij Vondel zijn
kousenwinkel gegeven en later in de bank van lening
geplaatst, Hooft zetten wij in de Muiderkring als de
stip in een cirkel en Michiel de Ruijter verbonden we
met de Lijnbaan.
De overlevering is dikwijls nog erger dan de ge
schiedenis.
Jan Steen kunnen wij ons^haast nietanders meer den
ken dan als de herbergier-bierbrouwer, die een leventje
van vrolijke Frans leidde, hoewel hij noch drinkebroer,
noch herbergier is geweest. En zo kunnen wij ons Rem
brandt niet anders meer voorstellen, dan als hij ons
door romantische geesten is voorgetekend: „Toen Rem
brandt nog op vaders molen te schilderen zat
De waarheid is, dat Rembrandts ouders welgestelde
burgers waren, vermoedelijk familie van het Leidse
regentengeslacht der Van Swanenburgh's. Zijn vader
bezat verschillende huizen, alle gelegen nabij de Witte-
poort te Leiden, in de Weddesteeg, het onooglijke
Leidse straatje, dat naar buiten waarschijnlijk nimmer
bekend geworden zou zijn, indien niet daar het ge
boortehuis van de beroemde Leidse schilder gestaan
had. Zijn vader -was ook eigenaar van een lusthof bui
ten de stad (onder Oegstgeest) en gedeeltelijk eigenaar
van de molen, die de geschiedschrijvers op een dwaal
spoor heeft gebracht.
In de nabijheid van de Weddesteeg stonden n.l. twee
molens en eeuwen lang heeft de verkeerde molen in
de geschiedboekjes van de Nederlandse jeugd gepara
deerd. De molen van Rembrandt was niet de stenen
molen „De Lely", die vóór het huis van Rembrandt
stond, maar de molen grotendeels van hout „De
Rijn',' aan de andere zijde van de Wittepoort, waaraan
de Rembrandts hun achternaam Van Rijn ontleenden.
C*EN andere dwaling is, dat Rembrandt en zijn ouders
gewoond zouden hebben in de molen. En tenslotte
willen wij nog even afrekenen met de legende dat de
jonge Rembrandt geschilderd zou hebben in de molen
van zijn vader. De benedenruimte zal wel gebruikt zijn
als bergplaats en hiermede vervalt meteen de sage, dat
de schilder zijn voorliefde voor het clair-obscur in de
schemerige ruimte van de molen zou hebben opgedaan,
opgedaan.
Gelukkig is ook zonder de legenden de levensge
schiedenis van Rembrandt de moeite van het opnieuw
vertellen waard. C. L. van Balen verdeelt het leven
van Rembrandt in vier perioden:
1. Zijn kinderjaren en jeugd (16071631), waarin
zijn begrepen zijn leertijd te Leiden bij Van Swanen-
burgh en later bij Lastman te Amsterdam en de tijd,
waarin hij zelfstandig te Leiden werkzaam was tot zijn
vertrek naar Amsterdam. Uiteraard is de Leidse
periode voor onze Leids georiënteerde lezers het be
langwekkendst. Na een overzicht van de levensperio
den hopen wij daarop terug te komen.
Een werk uit de jeugdjaren van Rembrandt is
„Simeon in de Tempel".
Het tweede tijdvak is dat van de „Anatomische les"
als begin tot aan de „Nachtwacht" als eindpunt (1631
1642). Het is de tijd van zijn grootste succes te Amster
dam, de tijd van zijn gelukkig huwelijk met Saskia, tot
het ogenblik, dat hij, staande in de volle gunst van het
publiek, met de Nachtwacht zijn eigen opvatting hoger
stelde dan die van de wereld. Zoals genoegzaam be
kend: zijn Nachtwacht werd geweigerd
Het derde tijdvak (omstreeks 16431660) omvat de
langzame maar zekere daling van Rembrandts stoffe
lijke welvaart, huiselijke ellende en financiële moei
lijkheden. Het dieptepunt van deze baisse lag in de
vijftiger jaren, toen Rembrandt zijn inventaris en ten-
de tot dusver gevolgde methode, als een andere Rem-
slotte al zijn bezittingen, waaronder het weelderig huis
aan de Jodenbreestraat te Amsterdam moest verkopen.
Uit deze tijd stamt het schilderij „De Staalmeesters".
De laatste periode bevat de tijd, dat hij na enige
jaren van volkomen improductiviteit door ziekte of
huiselijke ellende veroorzaakt, en geheel brekend met
CN nu snel terug naar Rembrandts Leidse tijd. Als
wij ons houden aan wat Johannes Orlers, burge
meester van Leiden begin 17e eeuw, een der beschrij
vers van de Leidse historie mededeelt, zouden wij
spoedig aan het eind van ons latijn zijn. Orlers bericht:
„Zijne ouders, hem naar school gezonden hebbende
om hem latijn te laten leren, teneinde hem later naar
brandt te voorschijn treedt. Het is de tijd, dat men
volgens de overlevering een portret kocht van Rem
brandt voor één schelling. De tijd van „Saul en David",
„de geseling van Christus".
De laatste jaren komen de geschiedvorsers echter
ook meer en meer tot de overtuiging, dat Rembrandt
er in de jaren vóór zijn dood toch weer warmpjes bij
zat. Deze legende van de verguisde beroemdheid, die
arm en verlaten sterft gaat dus misschien óók niet op.
Het is in ieder geval zeker, dat Rembrandt niet „van
de armen begraven" is: de nalatenschap van Rem
brandt wordt op het voor die tijd niet zo gering bedrag
van 8 a 9000 gulden geschat.
de Leidse academie te zenden, opdat hij volwassen
zijnde, de stad en de republiek met zijn kundigheden
kon dienstig zijn, toonde hij niet in het minst lust of
neiging daartoe, omdat zijn natuurlijke aanleg hem
voortdurend mee trok naar de schilder- en tekenkunst.
Orlers zegt dan dat „dezelven" verplicht waren Rem
brandt van school te nemen om hem volgens zijn
begeerte bij een schilder te doen. Volgens dit be
sluit is hij in de leer gegaan bij de „verdienstelijke"
schilder, meester Jacob Isaaks van Swanenburgh,
wiens naam ongetwijfeld verdwenen zou zijn, indien
die njet in verband met Rembrandt had gestaan.
Jacob Isaaks was n.l. een zeer middelmatig talent.
Waarschijnlijk heeft Rembrandts vader hem tot leer
meester gekozen, omdat hij nog tot de familie behoorde.
Na bij Van Swanenburgh drie jaar in de leer te zijn
geweest oordeelde Rembrandt's vader het goed zijn
zoon in de leer te doen bij de beroemde schilder Pieter
Lastman te Amsterdam. De leertijd bij Lastman heeft
op Rembrandts ontwikkeling als kunstenaar grote in
vloed uitgeoefend. In Lastman's atelier heeft hij tóch
niet meer dan zes maanden doorgebracht.
Rembrandt vestigt zich daarna te Leiden, om, zoals
Orlers het uitdrukt „de schilderkunst geheel alleen en
naar eigen smaak te beoefenen".
Al spoedig krijgt hij een leerling Gerard Dou
De leerling was toen vijftien jaar, de meester negen
tien! Rembrandt trekt nu aan de arbeid „naar eigen
smaak en inzichten" zoals onze Orlers dat noemt.
Uit die tijd hebben wij allereerst een aanwijzing over
de manier waarop hij zich oefende. Men staat ver
baasd, als men de portretten nagaat, die Rembrandt
in die tijd van zich zelf maakte. Was het uit ijdelheid?
Zijn teruggetrokken leven geeft aanleiding het tegen
deel te denken. Rembrandt zocht slechts oefening. Hij
zit vlijtig voor de spiegel en bestudeert zijn eigen ge
laat, beeldt zich zelf af in allerlei standen, in de zon
derlingste kleding, trekt gezichten tegen zichzelf,
maakt malle grimassen, tracht de uitdrukking van
angst, ernst, het lachen, de norsheid, de glimlach op
zijn eigen gelaat te bestuderen. Dr. H. E. van Gelder
noemt het in zijn boekje „Rembrandt en zijn portret":
zelfontdekking. In dit boekje zijn 62 portretten ver
zameld, waarop u kunt zien, hoe Rembrandt gekke
gezichten tegen zichzelf trok of zich in de meest fan
tastische omstandigheden schilderde.
TEN andere bron van studie leveren hem in deze tijd
de gelaatstrekken van zijn bloedverwanten, vooral
van zijn vader en moeder.
Het doet ons ontroerend aan om te zien hoe vaak
Rembrandt zijn moeder afbeeldde. Met een weinig
fantasie kunnen we ons de huiselijke tafereeltjes voor
stellen, waarin de moeder voor de zoveelste maal er
in berust heeft zich te laten schilderen. Het ene ogen
blik zien wij mevrouw Van Rijn, zoals zij éven in
haar stoel is gevallen: slordig in haar huiselijk gewaad.
Maar andere malen poseert zij voor hem in de aller
zonderlingste kleding. Hij beeldt haar af in Oosters
gewaad, drapeert haar met fantastische sjaals of met
een hoofddeksel van zonderling model.
De liefde voor fantastische kleding, had Rembrandt
meegebracht uit het atelier van Lastman. Zoals zijn
moeder voor hem model zat, deed het ook zijn vader
en het is al weer merkwaardig op welke wijze hij de
brave, eerzame molenaar uitmonstert. Hij gebruikte
bijvoorbeeld zijn vader als model voor „wisselaar" in
de tempel.
Orlers bevestigt het gunstige oordeel van tijdgeno
ten over Rembrandt. De Leidse kroniekschrijver ver
haalt, dat de jonge schilder veel bestellingen en por
tretten uit Amsterdam kreeg. Hij kwam er daarom
veel en logeerde bij de kunstkoper, Hendrik van
Uylenburgh, met wiens nicht hij later zou trouwen.
Daar de bestellingen uit de stad aan het Y toenamen,
was-dat telkens terugkerend reisje er was nog geen
„Vlug, Veilig, Voordelig" hem wat lastig en daarom
besloot hij zich voorgoed in Amsterdam te vestigen.
Daarmede trad hij een nieuw tijdperk van zijn
leven in.
„Rembrandt en zijn portret" door dr. H. E. van
Gelder. Verschenen in de paletserie. Uitgave H. J. W.
Becht te Amsterdam (60 bldz.).
êI
m]
Huldiging dóór
„Raad van Overleg"
Priesterlijk was het zilveren pries
terfeest van rector F. Bernefeld
geopend met een plechtig Morgen
offer priesterlijk is de viering be
sloten met een pleohtig Avondoffer,
ditmaal in de kapel van het Carme-
litessen-klooster aan de Oude Vest.
Na de Avondmis had een feestelijke
receptie plaats in de foyer van het
St. Antonius-clubhuis, welke receptie
•uitging van de Raad van Maatschap
pelijk en Cultureel Overleg.
Door plotselinge verhindering van
•de voorzitter, dr. L. E. M. Valk, viel
de vice-voorzitter, de heer P. B. H.
Oostdam de eer tcbeurt, de jubilaris
geluk te wensen namens alle bij de
Raad aangesloten corporaties. In de
Jange tijd, dat de rector met de ver
enigingen heeft te doen gehad, heeft
spr. in hem bewonderd de wijze,
waarop hij zijn adviseurschap heeft
uitgeoefend. De verenigingen hebben
dn hem in 't algemeen een adviseur
gevonden, precies zoals hij zou moe
ten zijn. Bovendien verstaat de rec
tor de kunst van het observeren,
welke mogelijkheden er zijn en
heeft hij een .bestendige belangstel
ling getoond. „We mogen ons geluk
kig prijzen" aldus spr. „dat
ihii zovele jaren stimulerend is opge
treden om te proberen, de vereni
gingen tot samenwerking te bren
gen". Een simpele oproep was vol
doende voor alle verenigingen om
aan deze samenwerking uiting te ge
ven door het aanbieden van een ge
zamenlijk geschenk, een bedrag, be
stemd voor een reis. Namens alle
wenste de heer Oostdam de feeste-
,lig van harte geluk en een pret
tige reis!
Rector Bernefeld zeide, dat hij in
de loop der jaren verschillende aan
wezigen zelf gehuldigd had, wat hem
wel zo aangenaam was gevallen als
zelf gehuldigd te worden. Niettemin
was hij zeer verblijd door de viering
van zijn feest. Wat de adviseurschap
pen betreft: wanneer hij zich strikt
zou hebben gehouden aan de voor
naamste taakomschrijving van een
adviseur welke neerkomt op het
uitspreken van een veto in aangele
genheden van „geloof of zeden" zou
hij 18!^ jaar tevergeefs hebben moe
ten wachten, zijn taak uit te oefenen!
In het belang der verenigingen heeft
hjj echter meer direct aan het ver-
De heer Oostdam biedt de jubileren
de rector het gezamenlijk geschenk
aan. Zittend de moeder van de rector,
mevr. BernefeldHendrix.
Foto's: Van der Horst.
kaart op zijn reis te zullen sturen!
Behalve de vertegenwoordigingen
van de bij de „Raad" aangesloten or
ganisaties werd deze receptie bijge
woond door de heer St. Menken, wet
houder van Soc. zaken, door de heer
•Kloth, namens het bestuur van Ma
ter Amabilis-sohool, pater Sweerts en
de heer Stolwijk namens het S.F.R.
de heer Van Adriohem namens Va-
cantie-bezigheden, de dames Schreurs
en Broerse namens de Vakschool voor
Meisjes, de heer Bus namens de
stichting Kath. Geestelijke Gezond
heidszorg, de heren Gründemann en
i Leiten namens de Cunera-stichting,
de heer Wiertz namens het Soc. Char,
j Centrum, dr. Zijerveld, directeur van
de G.G.D., mej. Aalders en de heer
Zandbergen namens het Alma Mater
koor, de heer Speel namens de K.V.P.
en door de paters Vermeulen en Van
Swelm, kapelaans van de Hartebrug.
enigingsieven deelgenomen en het
resultaat van al die gezamenlijke be
sprekingen is dikwijls geweest een
prettige synthese van meningen. Zijn
.ideaal is een samenwerking van al
.die verenigingen te bevorderen, wel
ke op sociaal, charitatief en onder
wijzend gebied werkzaam zijn. Dat
is niet geheel geslaagd, maar dank
baar mag hij gewagen, dat toch wel
v/at is bereikt. De samenwerking is
heel wat anders dan. in het verleden,
waartoe de oorlog ook een schepje
heeft bijgedragen. Wil men op ka
tholiek gebied iets bereiken, dan kan
dat niet anders dan door samenwer
king. Er moet nog wel meer samen
werking komen; men moet elkan
ders idealen gaan begrijjpen. Men
moet samenwerken om bij te dragen
tot het grote ideaal: Christus onder
de mensen te brengen. Dank bracht
de rector aan allen, die aan de sa
menwerking hadden medegeholpen.
Dank bracht hij ook voor de vrien
delijkheid en de hartelijkheid in de
verschillende organisaties ondervon
den. Dank ook voor het gezamenlijk
•geschenk van een reis maar de
rector kon niet beloven iedereen een
Aankomst Groothertogin
Luxemburg dinsdag a.s.
H. K. H. de Groothertogin van
Luxemburg, die op dinsdag 5 juni
per vliegtuig in ons land aankomt
voor een staatsbezoek zal langs de
directe route van Luxemburg naar
de luchthaven Schiphol vliegen en
daar arriveren om circa tien uur des
morgens. Gedurende de vlucht boven
het Nederlandse grondgebied zal de
Dakota, waarin H. K. H. reist, wor
den geëscorteerd door 12 thunder jet
straaljagers van de koninklijke lucht
macht. Nadat het toestel van de
Groothertogin is geland op Schiphol
zullen de escorterende thunderjets
terugkeren naar de vliegbasis Eind
hoven.
De 120.000ste Nederlandse immi
grant sedert de oorlog is donderdag
avond in Canada aangekomen. De
naam van de immigrant, die in Mon
treal aankwam, werd niet bekend
gemaakt.
Dr ir A. S. Tuinman, landbouw- en
immigratie-attaché van de Neder
landse ambassade te Ottawa, be
groette de nieuwe Nederlandse im
migranten.
Hij verklaarde, dat ongeveer der
tig procent van de thans aankomen
de Nederlandse immigranten zich
op boerderijen zullen vestigen.
Ongeveer 5.500 Nederlandse fami
lies zijn in verschillende delen van
Canada in staat gesteld landeigenaars
te worden.
Kroon van Hollands Zeebanket voor de Koningin
Gemeentebesturen
tegen bungalows?
Vragen in de Kamer
Het Tweede Kamerlid de heer Van
Vliet heeft aan de minister van
wederopbouw en volkshuisvesting de
volgende schriftelijke vragen ge
steld:
1. Is het juist, dat een Haagse on
derneming onlangs houten Canadese
bungalows, ten getale van ongeveer
6000, kon en wilde importeren, doch
daarvoor, door gebrek aan medewer
king van de zijde van de gemeente
besturen, niet voldoende afzetgebied
kon vinden?
2. Is het de minister bekend welke
soort woningen het hier betreft en is
hij bereid zijn oordeel over de kwa
liteit, geschiktheid en opleveringsprijs
dezer woningen kenbaar te maken?
3. 1$ jiet waar, dat in het algemeen
de gemeentebesturen deze bungalows
niet in hun gemeenten wensen toe te
laten; zo ja, wat zijn dan de bij hen
bestaande bezwaren tegen deze wo- Vrijdagmiddag hebben schipper A. Rog en zijn echtgenote een vaatje Hol-
ningen en acht de minister deze be- j iandse Nieuwe aan H.M. de Koningin overhandigd. De korte traditio-
zwaren in het algemeen gerechtvaar i nele plechtigheid vond plaats op het paleis Soestdijk. De li-ntig was
digd, c.q. te ondervangen? 1 aangevoerd met de VI. 142 „Voorwaarts", waarvan de ftsgy Bjg ggluprer is