aan attvtoepet tot J
fioox&pxiwtyiö&ewt
Hoe de „Deugd" beloond werd
Wereldtentoonstelling te Brussel in 1958
QêU
Jiunatenaai meikt naai atadkuia en kazerne
DE LEIUSP COURANT
MENSEN VAN DE K.R.O.
Léon Povel (voor de vrienden: Lon) speelde op de jaarlijkse toneelavond
van het St. Ignatius-College in Amsterdam „Deugt" in „Elkerlyc". Zijn
uitbeelding viel op en werd aanleiding tot zijn aanstelling als omroeper bij
de K.R.O., een functie, die hij reeds lang geleden verwisseld heeft voor die
van hoorspel-regisseur. En nu, na 24 jaren interessant radiowerk, waarin
hij is gegroeid, kan Léon Povel, terugdenkend aan „Elkerlyc", niet anders
zeggen dan dat de „Deugd" ruim beloond is.
„DIE DEUGD WAS IK".
„Ja, dat was 'n vreemde geschiede
nis met die radio", vertelt Léon Po
vel, als we tegenover hem zitten in
zijm gezellige werkkamer. „Pastoor
Perquin zocht 'n omroeper en hij had
eens aangeklopt bij de Paters Jezuïe
ten, in de hoop dat' die wel 'n ge
schikt mannetje zouden kunnen aan
wijzen uit al die oud-Ignatianen. De
„Deugd", zei Pater Rector, die lijkt
me niet ongeschikt. Die „Deugd"
was ik.
Of ik er iets voor voelde, vroeg
Pater Rector. Nou, ik kon daar moei
lijk op antwoorden, want ik wist niet
eens wat radio was. We hadden thuis
geen radio en ik was er ook zo wei
nig nieuwsgierig naar dat ik zelfs
nooit bij anderen had geluisterd.
Maar ja, nu ze mijn toekomst er mee
in verband wilden brengen, nu moest
ik me wel op de hoogte stellen. Ik
luisterde dus hier en daar, maar 't
zei me niet erg veel. Desondanks
ging ik solliciteren. Ik moest een
stemproef afleggen bij Lex van
Wayenburg. Maar 't was kennelijk
tegelijk 'n soort lees-examen, want
ik kreeg een zonderling geconstrueerd
krantenbericht in mijn handen ge-
druk! Of ik dat maar even voor de
microfoon wou laten horen, 't Lukte
me wonder 'boven wonder 't voor te
lezen. Maar nauwelijks was ik klaar
of ik kreeg de opdracht te vertellen
wat ik nou precies had voorgelezen.
Dat was moeilijker. Maar aangezien
niemand het briefje had weggehaald,
lukte 't me, met één oog op de tekst
gericht, vrij aardig een kloppende
samenvatting te geven. Maar van
Wayenburg was ook niet van giste
ren. Die kwam met zo'n echt wan
trouwende blik uit zijn hokje, pakte
het briefje weg en zei: „En nou nog
eens." En toen kon ik 't niet. Maar
desondanks werd ik aangenomen en
op 10 mei 1932 trad ik als omroeper
in dienst van de K.R.O."
Volgend jaar in zilver.
10 Mei 1942. Dat wil dus zeggen, dat
Léon Povel 't volgend jaar de zilve
ren K.R.O.-jubilaris zal zijn! Dan zal
hij er dus 'n kwart eeuw op hebben
zitten. In die kwart eeuw heeft de
radio een belangrijke ontwikkeling
doorgemaakt. En die ontwikkeling
is wel 't best te constateren dood hen
die ook 't prille 'begin hebben mee
gemaakt. L^on Povel denkt met een
tikje heimwee terug aan die jaren,
toen hij zijn radioloopbaan begon. De
heer Steens was toen studiechef en
Frans Nieuwenhuis en hij waren de.
omroepers. Dat wil zeggen: ze wer
den omroepers genoemd, maar de
functie was méér-omvattend. De om
roeper kondigde aan, maar hij stelde
ook de gramofoonplgten-programma's
samen, (hij betaalde de honoraria aan
de optredenden uit, hij moest op de
deur letten en de sprekers binnenla
ten, hij leidde gezelschapen van min
stens honderd studio-bezoekers rond
en moest de rondleidingen op gezet
te tyden even onderbreken omdat hij
tegelijkertijd moest omroepen. Een
Engelse journalist, die eens de be
drijvigheid van- de omroeper met ver
bazing had aangezien, schreef later
'n artikel over „The One-man B.B.C.
Of Holland". Maar al werd er dan
nogal iets geëist van de omroeper, 't
was toch 'n prettige tijd en 't werk
was in die jaren beslist boeiend.
Reportages.
Léon. Povel had drie jaren omge
roepen, toen het plan ontstond de
K.R.O. met een reportage-afdeling
uit te breiden. En omdat Povel suc
ces had gehad met door hem samen
gestelde gramofoonplatenprogram-
ma's in reportagevorm, kreeg
hij de leiding van de nieuwe afdeling.
Voorlopig behandelde hij de actuali
teiten, terwijl de niet om-'n-woordje'
verlegen zijnde Paul de Waart de
grote reportages voor zijn rekening
nam. 't Werd voor Léon Povel een
belangrijke leerschool. Hij raakte vol
komen thuis in de geheimen van de
techniek. Hij begon met de thans al
gemeen nagevolgde reportage-klank-
beelden. En wat voor 'n reportage
van 't grootste belang is hij leer
de gemakkelijk met allerlei mensen
omgaan. Hij heeft Oierinneringen aan
die tijd. Met 'n tikkeltje trots denkt
hij er aan terug, dat hij de koningin
toen nog Prinses Juliana be
hulpzaam mocht zijn bij haar eerste
optreden voor de microfoon. En hij
heeft nog plezier in de verrassing die
de Prinses toonde toen hij haar direct
na de toespraak de opname kon laten
beluisteren.
Net op het nippertje.
Er is, zoals gezegd, veel veranderd.
De voortschrijdende techniek heeft
alles veel gemakkelijker gemaakt. De
moeilijkheden van vroeger zijn ver
dwenen. Eén van die moeilijkheden
was bijvoorbeeld: op tijd terug zijn
in de studio. Zaterdagsavonds werden
de actualiteiten uitgezonden, maar de
meeste actualiteiten moesten 's mid
dags worden opgenomen. En zo kon
't gebeuren dat Léon Povel, die om
half zes van het Vliegveld Iepenburg
vertrok, na autopech, een kwartier
vóór de uitzending in de studio ar
riveerde met een aantal losse stuk
jes reportage. Daar moest dan nog
een tekst bij worden gemaakt en het
hele geval moest worden gemonteerd.
En toch ging de reportage, zonder
hapering, om half acht de luoht in.
't Kon in die dagen nog gebeuren,
dat er bij een of andere gelegenheid
vier reportagewagens van vier omroe
pers verschenen. Dan volgde er 'n
verwoede strijd mo de stopcon
tacten en daarna 'n spannende race
langs de korste weg naar Hilversum
om 't eerst voor de microfoon te
kunnen komen. En dan het opnemen
op platen in de reportagewagen, waar
bij de naald er af liep wanneer de
wagen bewoog: die platen die op kou
de dagen eerst voorverwarmd moes
ten worden.
Léon Povel heeft ook nog heel wat
herinneringen aan grote reportages in
het buitenland; aan de begrafenis
van Paus Pius XI en de kroning van
Paus Pius Xn, aan het Eucharistisch
Congres te Budapest ook. Hij schudt
nog z'n hoofd als hij denkt aan de
Italianen, die niets georganiseerd
hadden en elke uitzending bijna in
duigen lieten vallen. Hij ziet nog de
verbaasde gezichten van de Honga
ren, die nog nooit van radio-mon
tage hadden gehoord. Hij denkt ook
aan de Fhohi-uitzendingen van de
K.R.O. voor de gehele wereld, die
door tweehonderd zenders werden
gerelayeerd en welke uitzendingen
hij in het Nederlands, Duitse en Es
peranto aankondigde.
Nu de hoorspelen.
Dat was allemaail vóór de oorlog.
Na de oorlog kwam Léon Povel weer
terug bij de K.R.O. Aanvankelijk in
dezelfde functie. Maar er ging iets
veranderen. Van de reportage ging
hij over naar de klankbeelden, van de
klankbeelden naar de kleine hoorspe
len en van de kleine hoorspelen naar
de grote hoorspelen.
En zo was dan de jongeman, die
in „Elkerlyc" de aandacht had getrok
ken, op zijn tegenwoordige plaats be
land.
Léon Povel, wiens hobbies waren:
montage en trucage, fotograferen en
filmen hij maakte ook de boeiende
K.R.O.-film was hoorspelregisseur
geworden. En dat hij een goed regis
seur is dat kunnen de luisteraars,
die zich zonder twijfel vooral „Repel
steeltje", „Caesars vriend", „De
Sprong in het Heelal" en „Het bit
ter lijden van Onze Heer Jezus Chris
tus" herinneren, regelmatig consta
teren. Als regisseur heeft Léon Po
vel een nieuw2 taak gevonden, waar
aan hij zich volledig geeft.
Een zelfstandige kunst.
„Het hoorspel" zo zegt hij: „is een
zelfstandige kunst. Men mag 't niet
vereenzelvigen met toneel, 't Is heel
dets dnders en 't heeft ook heel iets
anders nodig, 't Toneel vraagt een
zichtbaar décor. De radio suggereerd
'n décor, dat door iedereen anders
gezien kan worden. Men kan dingen
doent die op 't toneel persé uitge
beeld moeten worden of die op 't to
neel niet uitgebeeld kunnen worden.
De radio geeft 'n illusie en geen zicht
bare realiteit. Iedereen kan zich dus
een eigen voorstelling maken en de
dingen zien zoals hij ze zelf beleeft.
En dat zien en beleven gaat dus
samen met de ontwikkeling en het
gevoel van de mensen. Overigens
voltrekt de ontwikkeling zich ook
heel sterk in het werk zelf. Het radio
werk blijft steeds groeien, juist om
dat het hoorspel hoogstens twee uit
zendingen heeft en dus het reper
toire voortdurend aangevuld- en ver
nieuwd moet worden.
Terecht wijst Léon Povel ook op de
moeilijkheden waarvoor de regisseur
en de acteurs staan. „De regisseur",
zo zegt hij, „werkt met levende men
sen, die, evenals de luisteraars, de
dingen zien met hun eigen blik. En
al die mensen moet men dezelfde in
tentie bijbrengen. Dat is geen gemak
kelijke taak. En wat de acteurs be
treft. Geef 'n man op toneel 'n baard
en hij is een oude man. Maar voor
de hoorspelacteur geldt dat niet. Je
zou 't zo kunnen zeggen: Op 't to
neel moet je 'n ander spelen, voor de
microfoon moet je 'n ander zijn. Er
wordt dus in menig opzicht van de
hoorspelacteur veel meer gevraagd.
En 't is heel begrijpelijk dat 'n ac
teur niet alles geven kan, wat van
hem gevraagd wordt. Daarom kan
men ook niet altijd dé ideale bezetting
bereiken, 't Arsenaal is tenslotte be
perkt en de kern waarover beschikt
kan worden is te klein. Gelukkig be
steedt de toneel-academie te Maas
tricht aandacht aan het hoorspel. Daar
brengt 'n vakman als Willem Tolle
naar de leerlingen microfoontechniek
bij en daar worden de jonge acteurs
en actrices met het goede hoorspel in
aanraking gebracht. Dat is verheu
gend en het zou goed zijn, als het
Maastrichtse voorbeeld ook elders
navolging zou vinden."
En als we Léon Povel vragen of
hij nog andere wensen heeft ver
zucht 'hij: „Spelen! Geef ons goede,
boeiende, aantrekkelijke en oorspron
kelijke hoorspelen. Want de acteurs
kunnen nog zo hun best doen, zij
kunnen bereid zijn alles te geven,
als er geen goede hoorspelen zijn zal
elke poging tot mislukken zijn ge
doemd.
Laat ons hopen, dat deze verzuch
ting van de bekwame regisseur moge
oordringen tot de Nederlandse schrij
vers en dat het antwoord merkbaar
zal zijn in het nieuwe hoorspelreper-
toire.
J. V.
.i_
------ pi X.V J
s&sraliii v; i
Om-zicht van de EeuwfeeiHaaunetpah weercziia
Irtm enecgie, nijverheid etc. Op de achtergrond het Atomium
Olympische Spelen
van de Geest
Zelfs voor een tovenaar zou het bij
na een onmogelijke opgave zijn om
de gehele wereld in een huiskamer
onder te brengen, maar een derge
lijke onmogelijkheid wordt gevergd
van de organisatoren van de wereld
tentoonstelling 1958, Het grootste deel
van onze jeugd heeft nu eigenlijk
geen juist idee van wat een wereld
tentoonstelling precies is en wil. Toch
is dit vrij eenvoudig samen te vatten
in „de tentoonstelling is de wereld
in een huiskamer" en de „tentoonstel
ling wil een ontmoeting van alle
volken met alle volken". Dit is zo
heel in het kort het wezen van de ko
mende wereldtentoonstelling in 1958
te Brussel. De hoofdstad van -België is
n.l. de gastheer en wat voor een
gastheer! Paleizen fonteinen, feeë
rieke bouwsels en technische meester
werken worden daar gebouwd op
het terrein van de oude wereldten
toonstelling van 1935. Groot is de in
spanning waarmede Brussel zich op
maakt om straks meer dan driemaal
onze bevolking te ontvangen, want er
worden meer dan 30 miljoen bezoe
kers voor deze tentonstelling ver
wacht.
Deze miljoenen zullen nu in een gi
gantische expositie 'kennis nemen
van wat de hedendaagse wereld te
bieden heeft aan geest, techniek en
cultuur. In een Olympische strijd van
de geest zal onze verdeelde wereld
daar in Brussel voor een korte tijd
een eenheid worden in de ware zin
van het woord. Rusland zal er naast
Amerika zijn kunnen tonen en Azië
zal er naast Europa zijn schatten
ten toon spreiden. Van alles zal men
er kunnen zien van de grootste stuw
dammen tot de kleinste kristallen,
van de luchtvaart tot de diepste mij
nen.
Het „Atonium".
Aangezien het kenmerk van onze
tijd het atoom is zal in het midden
van de tentoonstelling een reusachtig
bouwwerk komen dat zal bestaan uit
een 200 miljard vergroot ijzeratoom.
Dit bouwwerk dat de naam ontvangt
van „Atomium" wordt 140 meter
hoog en krijgt een gewicht van 1400
ton; het is een unieke constructie.
Wat de Eiffeltoren voor de tentoon
stelling van 1889 in Parijs was wordt
Atomium voor Brussel in 1958. De
negen bollen waaruit het Atomium
bestaat hebben ieder een diameter
van 20 m. en zijn onderling met el
kaar verbonden door liften, roltrap
pen en raltapijten. In de bollen zul
len verschillende tentoonstellingen
te zien zijn, terwijl een uitzichtpost
en een restaurant in de hoogste bol
aanwezig zullen zijn zodat men kan
genieten van een prachtig uitzicht
over de tentoonstelling en Brussel.
In de avond zal het Atomium veran
deren in een enorme liohtzuil.
Van de verschillende afdelingen
wordt de Belgische afdeling de
uitgestrekste waarbij ook de Kongo
een ruime plaats inneemt. Eeri van
de hoofdaders van de tentoonstelling
zal gevormd warden door de Eeuw
feestlaan, waarvan onze foto een dui
delijk inzicht geeft. Een luchtbrug
van 15 meter hoogte zal ontstaan die
twee gescheiden rijbanen zal dragen
die 400 meter lang zijn. Als een
symbool van de eenheid der mensen
zal deze luchtbrug de verschillende
buitenlandse inzendingen overspari-
Alles is er te zien.
Op de vraag van wat er nu nog
meer op de tentoonstelling te zien
zal zijn zouden wij een zeer kort
antwoord kunnen geven en wel „al
les".
U zult er b.v. kunnen zien hoe men
petroleum zoekt, hoe men in de div.
landen oogst, wat de laatste resulta
ten zijn in de strijd tegen de ziekte,
de stand van het atoomonderzoek étc.
etc. De laatste ontdekkingen op hét
gébied van de techniek en de weten
schap zullen er voor u worden neer
gelegd. Ook zult u zich nog kunnen
gaan verlustigen in een unieke bofa-
nisohe tuin, waarvoor men niet min
der dan 2 miljoen planten zal gebrui
ken! Alsof dit nog niet genoeg is zal
men aan de verschillende deelnemen
de landen verzoeken om een eigen
nationale tuin aan te leggen rond hun
paviljoen. Zo zal men dan straks ook
kimnen genieten van Spaanse, Ita
liaanse, Russische, Engelse tuinen
etc. De wereldtentoonstelling krijgt
een geheel eigen vliegveld waar heli
kopters 40 maal per dag zullen stij
gen en dalen zodat de bezoekers
midden in de tentoonstelling in- en
uit zullen stappen. Alle andere be
zoekers zullen echter hun weg moe
ten vinden door de tien grote ingan
gen die de tentoonstelling zal tellen
en die er voor zullen zorgen dat er
per dag een 50.000 auto's de parkeer
plaatsen zullen bevolken.
Nederlandse deelname.
Ook Nederland doet aan deze ten
toonstelling mede en wij brengen
hiervoor 6 miljoen gulden ter tafel,
terwijl wij ook nog deelnemen aan
het garantiefonds voor 1,5 miljoen.
Aangezien de wereldtentoonstelling
gen geen zakelijke ondergrond heb
ben wordt de plaatsruimte aan de
deelnemende landen gratis ter be
schikking gesteld. Natuurlijk zijn de
kosten enorm en een voorzichtige
schatting voor de kosten doet ons
komen op een getal in de buurt van
de 100 miljoen gulden ,100 miljoen
dos om de wereld in 1958 aan uw voe
ten te leggen.
De Bilthovense schilder Jan üamme heeft een schilderij met de beeltenis van H.M. de Koningin vervaardigd
dat is bestemd voor het stadhuis te Wagéningen. Ook beeft de schilder een schilderij gemaakt van gen. van
Braam Houckgeest, in leven adjudant van Z.M. koning Willem III. Dit schilderij is bestemd voor een nieuwe
kazerne te Doorn. Op de foto ziel men de schilder de lartsic hand leggen aan het schilderij van de generaal
in het atelier te Bilthoven.
Boekbespreking
„Bij Ons Thuis" Uitgave
De Fontein, Utrecht.
Een in fraaie kleuren uitgevoerd
boek met schetsen van 't kinderle
ven in het katholieke gezin.
Dit boek is zeer onderhoudend ge
schreven door fr. Bellarminus Mol eu
is een aardige gids voor de ouders
om hun kinderen godsdienstig te ont
wikkelen. De taal is kinderlijk, de
fraaie tekeningen van Ben Horsthuis
suggestiet. Een mooi boek voor le
Communicantjes.
„Kleppende Klipper". Uitgave
N.V. Standaard. Boekhandel
xlmsterdam (ƒ2.50).
Dit., in ons blad geplaatste strip
verhaal over de wonderlijke avontu
ren van Suske en Wiske en de stoer
re Jeroentje is nu in boekvorm ver
sohenen. 'n Kostelijk werkje dat
groot en klein een vrolijk uurtje ver'
zekert.