Voor de haan aan het spit gaat, is hij het grote symbool der dapperheid KEES SCHILPEROORT ZOLEEFTMEN INHETOOSTEN Familie-leven op Pinguin-eiland I MENSEN VAN DE KJR.O. de amêtenaat ap het Cjcmzenhatd ZATERDAG APRIL 1956 DE LEIDSE COURANT BLAD PAGINA Hanengevechten spannerder dan voetbal 1 WOOED AT DE HAANTJES worden opgediend zou ik eerst graag een v dronk wijden aan u, lezers en lezeressen, als mededelen van die grote mensenfamilie, de het koningschap draagt der gehele zichtbare schepping. Inderdaad bezit ieder onzer een grootheid en boven alles uitgaande macht, die wij onbewust uitdragen naar buiten en daarvan het stempel drukken op ons doen en laten. Elk volk beeldt die grootheid en macht uit in allerlei variërende sym bolen, die het put uit eigen historie, planten- of dierenleven. Spanje voelt zijn kracht dramatisch geschilderd in de woedende wraak van de stier in de arena. Paardenrennen symboliseren de machtige aspiraties van 'andere volken. China drukt zijn stempel af in de fantastische draak, terwijl Duits land zijn grootheid uitzingt in de alles overtreffende vlucht van de adelaar. Het Belgisch bloed vloeit sneller bij het lied: „Zij zullen hem niet temmen, de fiere Vlaamse leeuw" en wij, Nederlanders, voelen ons dapper en zege vierend in gezlschap van dezelfde briesende leeuw, die we afbeelden op bankbiljetten en officiële documenten, terwijl we onbevreesd dat ontembare dier passeren in onze wandelparken, waar hij in brons onze veiligheid be waakt. HAAN KRAAIT KONING En nu is het gewichtige ogenblik aangebroken om de symbolische grootheid en kracht van het Oosten aan u voor te stellen. Ik vermoed een schampere glimlach van achter uw krant, maar ik noem toch vol trots zijn naam: Generalissimo de Haan! Zonder vrees voor tegenspraak is deze vogel een vechtjas bij uitnemendheid Men zou in het verre Oosten geen redelijke mededinger kunnen vinden voor een symbool van dapperheid. Want in geen geval laat de haan zich ooit de kaasik bedoel de worm uit het graan pikken! Leeuwen en adelaars kent men daar niet. Onder de Oosterse huisdieren is de koe noch het varken het ideaal van grootheid en moed, afgezien nog, dat de koe voor de Hindoe een heilig beest is en het varken door de Mohamedanen met de diepste minachting wordt aan gezien. Honden vormen in Azië de pariahklasse en katten missen elke titel voor grootheid vanwege him uit gesproken minderwaardigheid. Daar om: Leve de dappere, doodsverach- tende haan!" Iedere jongen met enig zelfrespect en menige eerzame huis vader bezit één of meer lievelings hanen. Deze adspirantvechters wor den gehuisvest in sierlijk gevlochten rieten kooien, volstrekt afgesloten van hun alledaagse soortgenoten. Reeds vroegtijdig worden hun wagge lende kammen tot op 1 centimeter geamputeerd om een vlugge actie te verzekeren. Naarmate de grote dag der krijgsverrichtingen nadert, treft men meer directe maatregelen en on dergaan de oorlogshelden een heel speciale behandeling. VOORBEREIDINGEN Iedere eigennaar van vechthanen kent een bijzonder mengsel van krui den, dat strikt geheim blijft en welke preparaten hij bijtijds met welrie kende oliën mengt, om zijn haan „kebel" te maken, dat is „Onsterfe lijk in zijn vuurlinie". Veren en po ten van zijn held worden rijkelijk ge balsemd om de gratie en moed van zijn held te doen uitkomen. Ook spoormesjes worden besmeerd met deze olie der onsterfelijkheid. Spoor mesjes zijn ijzeren vlijmscherpe mes jes, een halve decimeter lang, met een lemetbreedte van een halve cen timeter. Aan de ene kant zijn ze scherp gepunt, terwijl het andere einde een ringvormig sluitstuk vormt dat om de sporen past en aan elke poot zorgvuldig wordt vastgebonden. Voorts wordt het voedsel van de krijgsman gemengd met vijlsel van magneetijzer, om de dapperheid tot een ongekende hoogte op te voeren. En hieruit proeft u de typisch kin derlijke fatasie van deze bijgelovige natuurkinderen. Magneet nl. is in Maleis „Besi Bramie", letterlijk ver taald: „ijzer, dat „bramie. flink of moedig is. Het bezit immers geheim zinnig vermogen om af te stoten of aan te trekken. OLD SOLDIERS. Ten 6lotte oefent de eigenaar zich in de kabalistische toverrijmpjes, die hij bij het gevecht in een vlug tempo opdreunt, om zijn haan aan te moe digen tot taaie volharding. Men kan deze toverrijmpjes het best verge lijken met de niets inhoudende versjes van de simpele spelletjes on zer kinderen, b.v. „Ine mine mutten, tien pond grutten, tien pond kaas, Mijn haan blijft beslist de baas!" Ha nengevechten hebben een godsdien stige inslag. Daarom vangt ieder volksfeest aan met dit voornaam ge beuren. Op een ruim plateau verza de ogen storten een vloed van woede en wraak uit op de tegenstander. Ze peilen elkanders kracht en berekenen het juiste moment voor de aanval. De sprong wordt ingezet en ze stui ven als „Kenau's" op elkaar in. De spanning is intens, en het vlijmende zwaard doorboort de vijand die vol doodsverachting neerstort op het slagveld, om spoedig bijgezet te wor den in het pantheon der „onsterfe lijke hanen". Zo vallen er tientallen slachtoffers. Terwijl de overwinnaars trionfan- telijk worden rondgedragen, kraaien de gesneuvelde helden fluisterend het bekende lied: „Old soldiers never die". De oude veteranen sterven niet, maar verplaatsen hun actie naar het departement van voedselvoorziening. PRODUCTIEF Inlandse jongens plukken hun mi litaire pluimage, hangen ze enige ogenblikken boven een braadspit en weldra prijken ze op de feestschotels OIIOII door honderden toeschouwers van heinde en ver. De meeste hunner heb ben een wan meegebracht, d.i. een gevlochte mat met opstaande randen, waarmede de inlanders de rijst wan nen in de wind om de kaf van het graan te scheiden, Ze houden deze matjes voor zich op de grond om hun blote benen te beschermen tegen de vlijmscherpe mesjes van weggevluch te hanen. Temidden van het feest gejoel en hanengekraai rangschikken de auoriteiten met kennersblik de vechtjassen in uitblinkers, Profs of „vallende sterren". Men maakt over eenkomsten voor duels en daar staan reed* de eerste helden in gebogen houding met de snafels tegenover elkaar. De koppen trillen, poten trip pelen van ongeduld en de vlammen-1 IIOIIOIIOIIOIIOIIOIIOIIOIIOIIOIIOIIOIIOIIOIIOIIOIIO als „gespierde Ouwe .Taaien" vol zelfopoffering voor de mensheid! In deze tweede functie van minister voor voedsel beschikt de haan over een ontelbaar leger van kippen, die op zijn bevel edelmoedig zich aan de Oosterse mensheid offeren. Vraagt men aan een „kokkie": „Makan apa?" Wat eten we vandaag? dan luidt steeds het antwoord: „Kip, Toean!" De Oosterse klok slaat alle uren: „Kip". De tropische warmte maakt voedsel spoedig aan bederf onderhevig. Vandaar dat een kleiner dier ook meer voor een normaal ge zin geschik is, vooral ten platte lande, waar slagers veelal ontbreken. En vergeet verder ook niet de grote sta pel eieren, die in allerlei vormen worden voortgezet. Pikzwarte eieren vormen vaak een hoogtepunt van een welvoorziene Chinese feestdis! Ook een eend wordt bij de maal tijden hogelijk gewaardeerd, vooral door de Chinezen. Dit verklaart ook gedeeltelijk het ietwat vreemdklin- kende bericht, dat kort geleden pei vliegtuig 60000 eendeeieren uit Ne derland naar Korea werden verzon den. Maar er is meer. De eenden leg gen wel eieren, doch. althans in de tropen, broedt de gewone eend de eieren nooit uit. Voor het nageslacht en de smakelijke gerechten van deze watervogel is dus voor 'n groot deel onze kip aansprakelijk, die zich on baatzuchtig over de eendenwereld ontvermt. Na deze beknopte ver handeling, Lezers, «ben ik overtuigd, dat we naast de leeuw ook de haan zullen huldigen als symbool van dap perheid en hem alle eer aandoen in zijn tweede functie als hij op onze feestdis verschijnt. TOENG SIENG FOE. Aan de zuidoostkust van Argenti nië, vlak bij Vuurland, ligt een klein eiland, misschien niet groter dan -4 vierkante kilometer. Het heeft £een officiële naam, maar iedereen noemt het „Pinguinelland", want de helft van het eiland is bevolkt met tiendui zenden pinguïns. Op de andere helft leven talrijke andere vogelsoorten als albatrossen, zee-arenden, eenden en reigers. Be halve dit eiland is er nog zo een aan de zuidkust van Chili en voorzover men weet, zijn dit met uitzonde ring van de Zuidpool eigenlijk de twee plaatsen, waar de pinguïns zich in grote getale verzamelden. Een bezoek aan het eiland is een sensatie, omdat men als mens een domein betreedt, waar het dier onbe perkt heerser is en vrijwel zonder invloeden van buitenaf leeft, slaapt er werkt. De aankomst bij het eiland is on vergetelijk. Gewaarschuwd door en kele „voorposten" komt een deel van de pinguinkolonie naar de water kant. In hun typische zwart-witte „rokcostuum" lijken de typische beesten met hun korte vlerken wel een comité van ontvangst. Ze zijn uitermate nieuwsgierig en hun nieuwsgierigheid doet ze hun angst voor de indringer vergeten. Met op gerichte snavels staan ze rijen dik; druk klessebessend met korte, schor- ie kwekjes, staren ze de bezoekers aan. De kleine schrandere kraalogen glinsteren brutaal en men verwacht elk ogenblik, dat een van de gerokte beesten zich uit" de groep zal losma ken om een toespraak te houden. Wanneer men naderbij komt,-dein zen ze toch terug. Met hun korte wag- gelpoten, het lichaam steunend op een staartstompje, dribbelen ze recht op terug. Maar niet ver, want ze zou den voor geen geld van de wereld de bezoeker uit het oog willen verlie zen. Als men voet aan wal heeft, vor men de vogels een grote kring en staren „sprakeloos" de indringer aan. Enkelen hebben het nieuws nu al gezien en waggelen rustig terug. Het onzichtbare gordijn. Op dit pinguineiland vindt men iets heel merkwaardigs. Er is een on zichtbare streep getrokken, precies cp de helft. Aan de ene kant wonen uitsluitend pinguins en op de andere de overige vogels. Een vogel, die zich in het pinguindomein zou wagen, wordt onherroepelijk doodgepikt, ter wijl geen enkele pinguin agressie toont en voor emigratie of annexatie voelt. Pinguins zijn over het alge meen niet kwaadaardig; ze pikken alleen uit zelfverdediging van zich af, maar het is heel gemakkelijk deze beesten te gewennen aan de omgang met mensen en dan gedragen ze zich vaak allerkoddigst. Heel merkwaardig is de daginde ling van de pinguin. Des morgens gaan de mannetjes naar hun werk, terwijl moeder op het kroost past, kleine onbeholpen wezentjes, die zo weinig schuw zijn, dat men ze rustig kan oppakken en aaien. Maar als de mannetjes weggaan, kan men zien, wat men in vissersplaatsen ook ziet: alle vrouwtjes'begeleiden hun echt genoten naar de waterkant en staren de vertrekkenden na. Terwijl het manvolk ter visvangst is. wordt het speeltijd voor de kin- ders. Op het eiland komt er plotse ling beweging in de troep. De kleine pinguins hollen en draven en de moe ders dribbelen er achteraan om de orbesuisden in toom te houden. Elke pinguinfamilie schijnt als het ware zijn eigen plekske grond te hebben en soms komt het tot conflicten als een jonge pinguin „huisvredebreuk" pleegt. Een oude pinguin pikt dan naar het jong en direct komt de sen satie van de dag. Moeder pinguin neemt het voor haar telg op en gaat de buurvrouw te lijf. Direct lopen de andere wijfjes te hoop en vormen kakelend een kring. „Sla je eigen kind". Tot vechten komt het zelden, maar er volgt een kwek-wisseling, zoals in de volkswijken van de grote steden. Als het geschil is bijgelegd, en men kan zich verbeelden de moeder te hebben horen zeggen „sla je eigen kind en niet het mijne", drentelen alle terug. Tegen de avond keren de manne tjes terug. Onmerkbaar gaat er een signaal door de kolonie en alle vrouwtjes reppen zich naar de zee kant. Elk wacht daar haar mannetje af en zodra deze aan wal waggelt, rent het wijfje op de man af en dan lijkt het net of er wordt gekust. De mannetjes bewaren de vis namelijk in hun krop en zodra de arme zwoe ger grond onder de zwemvliezen heeft, vordert zij het dagloon op door uit de geopende snavel de vis te pik ken. Heeft ze de zakken omgekeerd zo kan men het beschouwen dan gaat zij op haar beurt naar de kinders, om deze te voeden. Als de avond valt, groepen de vo gels wat samen, net als op de pleinen van kleine dorpen en aaarna gaan ze slapen. De bezoeker, die de gehele tijd op zijn buik dc gebeurtenissen in de pinguinstad heeft gadegeslagen, voelt zich als was hij op visite bij mensenmet misschien minder „dierlijke" neigingen dan mensen! rencier en leider van het zaterdag- avondse Radio^-Ganzenbord. Droge reputatie. Toen in januari 1955 de KRO het Carousel-programma de ether in zond, kende het grote publiek de melen zich de eigenaars, omringd naam Schilperoort niet. Wel kende Men kent Gait Jan Kruutmoes nog wel? 't Gebeurde enige tijd geleden, dat ergens in Apeldoorn een dame met twee jongetjes liep te wandelen. De dame haastte zich niet, maar drentelde voort, 'intussen belangstellende blikken werpend naar de deuren van de huizen die zij passeerde. Soms bleef zij even staan voor een nauwkeuriger aanschouwing. Maar dan schudde zij 't hoofd en wandelde verder. Tot zij eindelijk scheen gevonden te hebben wat zij zocht. Dat was op 't ogenblik dat zij een huis had bereikt, waarvan de bewoner, volgens het naambordje C. Schilperoort moest heten. Resoluut stapte de dame met de jongetjes op de huisdeur af en drukte op de belknop. Even later verscheen de heer des huizes, vriendelijk en blozend. „DAT IS 'M NOU". „Bent u Gait Jan Kruutmoes?", in formeerde de dame recht-op-de-mau- af. De heer des huizes .ervan over tuigd dat ontkennen niet zou baten, bevestigde dit. Met een zucht van te vredenheid wendde de dame zich tot de twee wantrouwend toeziende jon getjes en verklaarde triomfantelijk: „Kinderen, dat is 'm nou! Kijk 'm maar 'ns goed aan". Twee verbaasde jongetjes en 'n verbaasde blozende man staarden twee minuten sprakeloos naar elkaar. Toen lichtten de jongetjes beleefd, maai' zonder overmoedig enthousias me, hun petjes, draaiden zich op de hielen om en terwijl de dame met een „Dank u zeer" uiting gaf aan haar waardering, verwijderde zich het drietal, voldaan "en gelukkig als een kleine groep Mekka-gangers, die de Profeet had gezien. Men kan dit voorval rangschikken onder de vreemde gebeurtenissen en men moet vooral niet denken, dat de Apeldoornse huismoeders er een gewoonte van maken voor haar kin deren pelgrimages te organiseren naar de woning van Gait Jan Kruut moes, imaar zulke dingen tekenen toch wel de populariteit van Kees Schilperoort, de opgewekte confe- bazen. „Ik heb namelijk in 't het de oubollige Gait Jan Kruutmoes, die met Boer Biet en zijn Bieten bou wers zo voortreffelijk de landelijke sfeer wist te scheppen. Maar in één seizoen heeft Kees Schilperoort kans gezien Gait Jan Kruutmoes voorbij te streven en de sympathie te win nen van duizenden luisteraars door •zijn gulhartige vrolijkheid en zijn gevatheid. Dat het juist zijn vrolijk heid is die hem populair heeft ge maakt bij het radiopubliek, dat is iets waarover we ons. volgens Kees Schilperoort, danig dienen te ver- lijks leven", zo beweert hij, „blijk baar een reputatie van saaiheid ver worven. Nog kort geleden heeft een der arbeiders van de kroondomei nen 't me met ontwapenende openhar tigheid gezegd. „Ik begrijpt 't 'niet", zeide man. „Voor de radio ben je zo aardig, mijnheer, maar hier ben je nooit 'ns vrolijk". En ik heb ook al 'ris moeten horen dat de een tegen de andere zei: „Dat vrouwtje van die Schilperoort is aardig, maar wat ze nou toch in die man van d'r ziet. Da's zo'n droge En wanneer onze blikken te duide lijk ons ongeloof uitdrukken en we 't wagen te wijzen op enkele opge vangen uitlatingen, die niet in over eenstemming zijn met die gesugge reerde reputatie, zegt Kees Schilper oort: „Nou ja, in elk geval zijn er toch mensen die zo over me denken, en dat is heel begrijpelijk. Want ik ben ambtenaar en tenslotte kan ik als ambtenaar toch niet als maar moppen tappend, gekscherend en ganzenbordend op 't Loo rondlopen. Ik moet toch ergens de waardigheid van de ambtenarenstand ophouden". Een dubbel leven. En daarmee is dan meteen het ge heim onthuld van het dubbele leven van Jan Gait Schilperoort of Kees Kruutmoes, net zoals u hem noemen wilt. Schilperoort is ambtenaar. Om precies te zijn, hij is secretaris van de intendance van 't paleis Het Loo. Dat wekt misschien uw verbazing, maar ja, dubbele levens zijn er nu eenmaal om verbazing te wekken. En wat zijn opleiding betreft: hij is niet op een school van conferenciers ge weest noch heeft hij een cursus voor Ganzenbordleiders gevolgd. Wel heeft hij economie gestudeerd en zijn can- didaatsexamen afgelegd. Het lag in de bedoeling dat hij als Doctor Cor nells Schilperoort in zyn geboorte plaats Apeldoorn zou terugkeren, 't Ging anders. De oorlog kwam en de student Schilperoort dook voor alle zekerheid onder bij het Staats bosbeheer. Toen oorlog en bezetting voorbij waren was hij zó ingeburgerd, dat hij er maar blééf werken. En zo kon het gebeuren dat Kees Schilper oort tenslotte zijn vader opvolgde op Het Loo. Succesvol fiasco. Hoe hij via bossen en paleizen voor de microfoon belandde? Dat ging zo'n beetje vanzelf. De jonge Schil peroort trad nogal eens op als con ferencier op de avondjes van de ten nisclub en andere plaatselijke ver enigingen. En het succes dat hij oogstte lijkt ons in flagrante tegen spraak met Schilperoorts bewerin gen omtrent zijn reputatie. Voor hemzelf was dat succes aanleiding tot het zoeken van contact met Her rijzend Nederland. Hij mocht een proef komen afleggen bij Benny Vre- den. Nou ja, 'n proefDrie minu ten in 'n programma van 'n half uur. En aangezien 'n conferencier toch minstens drie minuten zenuwachtig mag zijn tijdens zyn optreden, kunt u zich misschien indenken hoe deze drie proefminuten verliepen. Zij ga ven alleen maar gelegenheid tot het demonstreren van nervositeit, voor iets anders was er geen tijd over. Maar toch brachten de zenuwen hem geluk. Want nadat Kees Schilperoort koel was afgewezen en hij verslagen naar huis was gegaan, vond men een tekst die de debutant in de conster natie had laten liggen, 't Was een of andere vreemde ballade, die bij lezing zozeer in de smaak viel, dat Schil peroort prompt werd uitgenodigd teksten te schrijven. En dat werd dan het begin: teksten schrijven voor Herrijzend Nederland, teksten schrij ven voor verschillende omroepen. En daarna tóch conférences. Bij Jan Hahn. Bij de Strijdkrachten kwam hij in contact met Ger de Roos, de man met de duizend ideeën en de honderd stunts. En zo ontstond de succesvolle combinatie Boer Biet-Bietenbouwers- Kruutmoes. Voor zijn conférences had Kees Schilperoort zich niet al leen 'n andere naam maar ook 'n eigen taaltje aangemeten, 'n Soort Veluws, dat niet de algemene in stemming van de bewoners der Ve- luwe heeft, maar dat door de luiste raars graag wordt gehoord. Kees Schilperoort denkt met plezier terug aan die eerste tijd van het boeren- orkest met zijn zangers cn voordra gers. 't Was 'n wonderlijk gezelschap. Er waren studenten in de rechten en in de medicijnen by, toekomstige tandartsen en een aspirant-leraar Spaans. Piet Ekel creëerde zijn Bart len, hoofd van een Apeldoornse v. d. Helm en Henk Jansen van Ga- school, werd Lubbert van Gortel, de voorzitter van de Geiténfokvereni- ging- Van het een kwam het ander. Van 't een kwam 't ander. Kees Schilperoort kwam in het luchtige programma van Ger dc Roos, dat „Zomersproeten" heette. Hij schreef teksten voor „Negen heit de klok", leidde de „Van Zessen Klaar-Club" en daarna „de Springplank". En toen Toon Rammelt op de idee was geko men van het Radio Ganzenbord en dit ouderwetse familiespel tot radio gezelschapsspel had omgewerkt, toen werd Kees Schilperoort de opgewek te Ganzenhoeder, die n/iet bij zijn bord bleef, maar het hele Carrousel programma doorspekte met zijn vro lijke praatjes. En dat doet hij tot de dag van vandaag. Er met stijgend succes. Optreden buiten de studio? Kees Schilperoort heeft er geen tijd voor. Een ambtenaar is tenslotte ge bonden aan zijn werkuren en het ra diowerk moet gebeuren in de vrije tijd. Hij is wel vaak opgetreden in het Paleis Soestdijk en op Het Loo, maar daar moet het dan bij blijven. Kees Schilperoort vindt het zo al mooi genoeg. Hij is tevreden. En men kan 't hem aanzien, deze man, die de indruk geeft elke week de gans te winnen en nooit in de put te zitten. J. V.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1956 | | pagina 7