EEN BELEG ZONDER ONTZET EN HUTSPOT DE MAN MET DE TWEEDUIZEND ZONNEWIJZERS 5)e óieutelóiadtiet zich daot de ytaaf. attdet taad hoedje aaneen WERKERS VAN DE K.R.O. Jan van Zanen (alias Jaap Valk) over zijn rubriek Wat een werk voor vijf minuutjes uitzending! Leiden reeds in 1420 in last Ondanks harnasverbod toch wapengekletter bij de Burcht Mislukte huwelijksreis ZATERDAG 4 FEBRUARI 1956 TIE t.ETDSE COURANT DERDE BLAD - PAGINA 1 Waarderend telegram van de H. Vader Voor de tweeduizendste maal zal zondag aanstaande om vijf minuten voor één het lichte carillon tinkelen, dat sedert jaren het herkenningsmelodietje speelt van de K.R.O.-rubriek „De Zonnewijzer". Een miniatuur „tune" ter inleiding van een miniatuur-rubriek. Vijf minuutjes op elke uitzenddag van de K.R.O. Een zonnewijzer is een instrument, dat de tijd aanwijst met behulp van het zonnelicht. Een naam, die goed past bij deze rubriek, die met de data der uitzendingen aller wetenswaardigheden in verband brengt, gezien in het licht van de katholieke weréldbeschouwing. Vijf minuutjes per dag. Het is inderdaad maar een klein gedeelte van een K.R.O.-uitzenddag, die 's morgens om zeven uur begint en met midder nacht eindigt. Vijf minuten van de zeventien uur. En toch, welke een hoeveelheid werk wordt er niet aan die vijf minuutjes besteed. Radio luisteraars en televisiekijkers weten of realiseren zich zelden, hoeveel voor bereidend werk er aan één enkele uitzending vooraf kan gaan. EN NU DE INHOUD: Hoe komt U aan de inhoud?" Jan van Zanen laat zijn blikken langzaam gaan langs de respectabele rijen boeken in zijn werkkamer. „Het is een eindeloos snuffelwerk zegt hij, om voor elke dag een feit te vinden, dat in vroeger jaren op dezelfde dag is gebeurd en dat be langrijk genoeg is om vermeld te worden. Maar zo langzamerhand leer je je bronnen kennen. Ik heb ook vele persoonlijke bronnen. Voor po litieke feiten kan ik mij verstaan met het secretariaat van de K.V.P. Gegevens betreffende de missie be trek ik van het Nederlandse directo raat voor de Pauselijke Missie wer ken. En zo heb ik een eindeloos aan tal contacten." „Doet u dit werk graag?" „Ja, zeer graag. Ik ben, geloof ik, een geboren snuffelaar." Dat de rubriek zich nog altijd in grote belangstelling mag verheugen, kan dunkt me wel afgeleid worden uit het telegram van de Heiige Stoel. Inderdaad. Het blijkt bovendien ook uit de luisteraars-reacties, zij 't niet zelden in het negatieve. Luisteraars schijnen nu eenmaal gemakkelijker te schrijven om te kritiseren dan om instemming te betuigen. En zodra iemand reden meent te hebben om te twijfelen aan een door mij opgege ven datum, jaartal of historisch feit, krijgen wij dat prompt te horen. Dit duidt wel op een grote luisterkring. De uitzending staat ook op een prima tijdstip, vlak voor het nieuws, en Ne derlanders zijn veelal encyclopaedis- ten, die de kennis van allerlei we tenswaardigheden op prijs, misschien wel op te hoge prijs stellen. Een ru briek als de mijne beantwoordt dus wel aan een behoefte." BEN JE ZESTIG? WERRICHT U NOG MEER WERK voor de omroep?" „Ja, ik verzorg twee rubrieken. De tweede is bekend onder de naam: „Ben -je Zestig". De programmalei ding maakte enkele jaren geleden het plan om een speoiale rubriek in het leven te roepen voor bejaarden. Schoolkinderen en jongeren, huis vrouw en leden van allerlei organi saties hebben hun eigen rubrieken, maar voor de grote groep der bejaar den hebben wij niets, zo oordeelde men. En toch moet worden aangeno men, dat juist de bejaarde gepensio neerden overdag tot onze getrouwe luisteraars behoren. Ik kreeg op dracht, om eens over dit onderwerp te piekeren en zo kwam dan de ru briek „Ben je zestig" tot stand. Ik ging hierbij uit van het feit, dat alle bejaarden zich graag in jeugdherin neringen verdiepen. Aan deze wens nu probeerde ik in mijn rubriek, „Ben je zestig" tegemoet te komen. Ik trek van de ene plaats naar de andere en spoor in tehuizen voor be jaarden en in privé woningen bejaar den op, die ik sappige jeugdherinne ringen laat ophalen. Op grond van deze vaak, minutieus gedétailleerde gegevens schryf ik mijn scenario's, die door eveneens bejaarde acteurs als Emma Morel en Theo Frenkel Sr. met verve gespeeld worden onder de bekwame leiding van Louis Lutz. De rubriek „Ben je zestig" bleek een schot in de roos te zijn Niet al leen ^e reacties van luisteraars be wezen het, maar ook het feit, dat an dere omroepen na enige tijd even eens nieuwe rubrieken voor bejaar den in het leven riepen. De reacties van onze bejaarde luistervrienden zijn kostelijk om te lezen. De belang stelling is intens. Wanneer ik ver teld heb, dat in de oude drogisterij op het kerkpleintje van het een of an dere stadje de koperen weegschaal links boven de toonbank hing, krijg ik prompt brieven van drie, vier oudjes, die mij op allergezelligste wijze dé huid vol schelden vanwege de onzin, die ik heb uitgekraamd. Immers, naar hun stellige herinne ring hing de weegschaal rechts. Dik wijls vraag ik mij af: hoe intens moet er toch geluisterd worden, als er geen uitzending van „Ben je zestig" is, of er komen zulke brieven los. De oude re luisteraars zijn, geloof ik milder dan de jongere Zij laten het niet bij kritiek maar steken ook hun vaak roerende lof niet onder stoelen of banken. Er zijn tegenwoordig ook ge meente-archieven, die bij de Neder landse Radio Unie copieën laten ma ken van de opnamen van „Ben je zes tig", teneinde deze te bewaren als documentatie-materiaal betreffende de gemeente. „Mogen wij aannemen, dat u bij zonder graag schrijft voor dit publiek van bejaarden?" „Ja, zeer graag. Maar toen zou ik niet willen verzanden in welk werk dan ook. Daarom heb ik juist weer een grqot luisterspel opgezet. En deze keer niet humoristisch. In mijn vak ben je verplicht, geestelijk zo bewe gelijk mogelijk te blijven." Wij verlaten Jan van Zanen, die het te druk heeft om lange discussies te voeren, in de overtuiging, dat wij een man van een merkwaardige eru ditie, begaafd met een scherp satijn- sche geestigheid hebben leren ken nen, die zijn pen met vlotheid han teert, eigenlijk meer om het pleizier van dit hem aangeboren werk dan om het gewin. En is dit niet de beste wijze om de pen te hanteren? Tot de drieduizendste zonnewijzer? IRMA SWARTH. ZONDAG DE TWEEDUIZENDSTE. jyiET DE ZONNEWIJZER is het niet anders gesteld en daarom zijn wij ter gelegenheid van de twee duizendste uitzending eens gaan pra ten met de samensteller, de heer Jan van Zanen. Jan van Zanen is de pen- naam van de heer Jaap Valk, een journalist die ook nu nog journalis tiek werk verricht de artikelen over omroep-medewerkers, welke de Leidse Courant publiceert, zijn van zijn hand maar wiens activiteit, zich langzamerhand, bijna geheel op de radio en de televisie heeft gericht. De oorsprong van de schuilnaam is gemakkelijk te verklaren uit het feit, dat Jaap Valk vele jaren aan de Zaan gewoond heeft, met welker fol klore en historie hij zich zeer ver trouwd had gemaakt Jan van Zanen heeft heel de wereld bereisd als pers chef van het voormalige circus Sar- rasani. Bij het toenemen van het om- roepwerk werd het echter noodzake lijk, dat hij zich met zijn gezin te Hilversum vestigde en thans is hij dan ook een der ingezetenen van het omroep-bolwerk. Van Zanen is in een opgewekte stemming als hij ons ontvangt. En geen wonder. Hij toont ons een tele gram van de Heilige Stoel, dat ter gelegenheid van de tweeduizendste Zonnewijzer is binnengekomen. In dit telegram wordt medegedeeld, dat de Heilige Vader zijn Apostolische Zegen schenkt aan Jaap Valk en diens gezin om de verdiensten, welke hij zich in zijn rubriek verworven heeft. Een wel heel opvallende on derscheiding, die nog nooit aan eni ge rubriek in het KR.O.-programma te beurt is gevallen. Tweeduizend Zonnewijzers! Uw rubriek is zeker wel een van de oud sten, vragen wij. Inderdaad, is het antwoord. De programmaleiding zal u kunnen vertellen, dat de rubrie ken „De Zonnewijzer" en „Als de Ziele Luistert", terstond na de terug keer van de omroepers op ,het pro gramma zijn geplaatst. Even later werden zij gevolgd door „In het Boeckhuys." Deze drie rubrieken zijn de enigen, die het tot heden hebben uitgehouden. Alle andere zijn stuk voor stuk bij gebrek aan belangstel ling vervangen. In de begintijd ech ter schreef ik de teksten niet. Twee auteurs hebben hun krachten be proefd op deze rubriek alvorens ik aan bod kwam. Ook de vorm is nog al eens-gewijzigd. Aanvankelijk wa ren het monologen. Toen vatte de programmaleiding het plan op, er miniatuur-luisterspelen van te ma ken en nu kreeg ik de opdracht. Ik had namelyk al enkele luisterspelen op mijn naam staan. „Hebt u ook luisterspelen geschre ven?" „O ja, dat deed ik al jaren voor de oorlog. Bij voorkeur in het humoristische genre. Ik heb enkele boeken van Wodehouse en Birming ham bewerkt." ERNSTIGER WERK. MAAR NA DE OORLOG kreeg ik ook opdrachten tot werk van ernstiger aard. Zo herinner ik mij, dat ik in samenwerking met de his toricus Rooymans de hele geschiede nis van de Nederlandse kolonisatie in Oost-Indië, het huidige Indonesië, gedramatiseerd heb. Het werd een reeks van wekelijkse uitzendingen, van vyftien of twintig minuten, die wel een jaar geduurd heeft Het doel was, de belangstelling te verleven digen voor de samenhang van Ne derland en Indonesië. Het was niet altijd gemakkelijk, de speelbaarheid te paren met de historische juistheid, maar de critieken waren in het al gemeen gunstig". „Wat de Zonnewijzers betreft, het bleek tenslotte toch moeilijk, de dra matische vorm te handhaven. Als men in een spel van vijf minuten al le wetenswaardigheden moet prop pen, waarom het tenslotte gaat, komt men tot een gewrongen en gezochte dialoog. De personen komen niet uit de grondverf en zelfs de beste acteur kan er niets van maken. Die acteurs vormden trouwens een probleem op zichzelf. Het was natuurlijk onmo gelijk, om elke dag opnieuw een heel gezelschap te laten opdraven voor een luisterspel van vijf minuten. Dat zou onmogelijk kostbaar zijn gewor den. Dus werden er negen Zonne wijzers achter elkaar opgenomen. Een prestatie, welke dus gelijk staat aan het opnemen van een luisterspel van drie kwartier. Maar het gevolg van dit noodzakelijk systeem was, dat men onvoldoende variatie in de acteurs kan aanbrengen. De acteur, die vandaag Rembrandt speelde, was morgen Dreyfus, over morgen Van Speyk, vervolgens Jan Van Schaffelaar en Paus Gregorius de Grote. Hier was geen talent tegen bestand. De creaties, die door de beperkte en geforceerde tekst toch al zo ber moeilijkt werden, boetten hierdoor het laatste restje aan geloofwaardig heid in. Daarom nam de omroeplei- ding het verstandige besluit, om te rug te keren tot de monologen." De Pieterskerk in het begin van de 16e eeuw met toren maar zonder transepten. De toren diende enkele opgejaagde Kabeljauwen tot schuil plaats. Als het water in oktober 1574 niet toevallig de kant van Leiden op was gekomen, hadden de Spanjaarden waarschijnlijk zelf hun hutspot opge geten en was er geen Leidenaar geweest, die zich op 3 oktober aan haring en wittebrood zou bezondigen. De Leidenaar had in dat geval elk jaar tegen j 365 dagen zonder een enkel lichtpuntje op zitten kijken. Maar waarschijn lijker is het dat de feestvierders van de nood een deugd hadden gemaakt en één van de Leidse capitulaties tot een feestdag hadden verheven. Onge twijfeld was deze dag dan in de zomer en wel op 20 juli gevierd en was de herfstachtige en onberekenbare oktobermaand zqnder optocht voorbij ge gaan. Op 20 juli 1420 capituleerde Leiden immers voor de Kabeljauwse troepen van Jan van Beieren. Deze capitulatie ligt te ver in het verleden om er nog spijt over te heb ben en daarom had de Leidenaar vermoedelijk op 20 juli van ieder jaar zonder gewetensbezwaar feest gevierd en kabeljauw gegeten. Het lot wilde het echter anders; Van der Werff bleek zijn standbeeld waard te zijn en de capitulatie van de 20ste juli 1420 zakte weg in de vergetelheid. Een romantische weergave van de moord op Aleid van Poelgeest door de Hoeksen. Een van de burggraven van Leiden bood de helpende hand. ZOALS DE DERDE OKTOBER VAN HET jaar 1574 als een ge denkwaardige dag in de eindeloze woestijn van de tachtig-jarige oorlog lag, zo was Leiden in 1420 slechts een korte tijd de twistappel van de lang durige Hoeksen en Kabeljauwsen twisten. Het enige wat in die jaren van vader op zoon overging was het harnas èn de vermaning dat er zo hier en daar nog wel iets te regelen viel. Soms nam de telg echter een wer kelijk ridderlijk standpunt in en raak te de twist in het vergeetboek, maar na verloop van tijd stond er altijd weer een zoon op, die respect voor de vaderlijke zienswijze of voorkeur voor een krijgszuchtige vrije tijdsbe steding bezat. Zo kon het gebeuren dat de Hoekse en Kabeljauwse twisten bijna 150 jaar duurden zon der dat iemand ons nu kan zeggen, waarvoor men zich nu eigenlijk zo druk maakte. Vast staat dat de ka beljauwen him naam gekozen had den, omdat de kabeljauw, zij het niet op het droge, het meest te vertellen heeft en dat de tegenpartij zijn naam aan de hoek of haak ontleende waar mee de vissers in de dagen de kabel jauw van zijn verantwoordelijke po sitie op zee afhielpen. Bovendien Bloeiende laken- ken-industrie. DE LEIDEN AARS HADDEN alle reden om de hande lingen van hun burg graaf met bezorgd heid gade te slaan. Zij hadden een bloei ende laken-industrie opgebouwd en wa ren terecht van oor deel dat oorlog hun beurzen weinig goed zou doen. Inderdaad droeg de heer zelden een pak van hetzelf de laken, dat zijn on derdanen fabriceer den en ging hij meestal in harnas gekleed. Zolang de burggraaf rustig op droegen de visachtigen een grauwe en de hoekigen een rode pet. In het begin waren de kabeljauwen de zaak van hertog Willem van Beieren toe-1 de burcht zijn plan- gedaan en de Hoeksen die van Mar-| nen voorbereidde garetha van Bourgondiën. Toen deze1 kon Leiden zich ech- steunpïlaren dood waren, werd het ter binnen zijn wal- hoeks of kabeljauw zijn een kwestie ien veilig voelen, van traditie of vond men op een ge geven moment dat de rode of grauwe vechtpet voor niets aan de kapstok hing. Leiden onder één hoedje. LEIDEN HEEFT IN de twisten een belangrijke rol gespeeld. In te genstelling tot de andere steden in Holland was de sleutelstad, bij'na zo lang als de oorlog duurde, onder één hoedje het rode van de Hoeksen te vangen. Deze standvastige houding had de stad voor een groot deel te danken aan de burggraven van Lei den, dat Van Wassenaers, wiens hart voor de vrouwelijke afleveringen van het geslacht Beieren klopten. Met leedwezen hadden zij in 1390 toege zien hoe de schone Aleid van Poel geest kans zag van Hertog Albrec'nt een kabeljauw te maken, wiens ogen zwommen van verliefdheid. Zij boden enkel jaren later dan ook met pleizier de helpende hand om Aleid op het binnenhof in Den Haag tot ge schiedenis te maken. Dt.PitTfRSKtF.kn. löhE.% zvo.%1 S am- m K - Leiden was, zoals begrijpelijk, in die jaren nog niet uit zij'n wallen ge barsten en bezat tussen de Oude Vest cn de wallen aan de Noordkant zelfs nog enige recreatieruimte. De stad v/as verdeeld in vier kwartieren, die ieder een eigen burgemeester kozen. Het grafelijk hius bij het Graven steen werd zo nu en dan bewoond door hertog Albrecht, die dit ver sterkte huis in 1360 aan Gerard van Egmond overdeed onder conditie dat, als de hertog of een van zijn familie leden in Leiden kwam, er twintig bedden in het huis met toebehoren voor de gasten gereed moesten staan. Leids speelhol. ken waarvan de Pieterskerk met zijn bijna 110 meter hoge toren de machtigste was. Aan de zuidzijde van deze kerk bevond zich een grote bi bliotheek, die de belangrijkste van Holland was en waarvan de naam „tempel van Salomon" tot in onze jaren voortleeft. De Leidenaars waren echter beter bekend in de grote dobbelschool van een zekere Andries van Rotterdam, die in elke grote Hollandse stad een speelhol had ingericht. De man had zoveel geld met zijn dubbelzinnig be roep verdiend, dat hij van de edelen gedaan kreeg het dobbelen buiten de muren van zijn scholen te verbieden. Leiden ging tot 1397 bij hem in de leer. In dat jaar sloten de autoritei ten echter zijn speelhol en werd het kaarten en dobbelen in de geheel stad verboden, behalve wanneer de vorst binnen de muren was. Mislukte huwelijksreis. •TOT IN HET BEGIN VAN DE vyf- tiende eeuw Jacoba van Beieren plechtig ingehuldigd werd, verliepen de zaken in Leiden tamelijk goed. Toen de oom van Jacoba, Jan van Beieren, haar de macht betwistte, koos de sleutelstad openlijk de zijde van de vorstin en daarmee de oorlog. De 16-jarige Jacoba huwde haar volle neef Jan van Brabant en pro beerde zich op de huwelijksreis mees ter te maken van Dordrecht, waar men zijn geld op oom Jan van Beie ren gezet had. De aanslag mislukte eu het scheelde weinig of het jonge echtpaar had zijn wittebrood in de kerkers moeten nuttigen. Rotterdam werd door Jan van Beieren genome a cn weldra moesten de steden die dei zijde van Jacoba gekozen hadden een groot deel van hun bezittingen naar ome Jan brengen. Bij het verdrag van Woudrichem erkende Holland Jan van Beieren als voogd van Jacoba. Leiden schikte zich morrend. Harnas op zwarte lijst. £^P SINT JORISDAG van het jaar 1419 kwam het in een van de straten van de stad tot een vechtpar tij tussen Hoeksen en Kabeljauwen. Er werden enkele personen gearres teerd en voor straf mochten de Lei denaars niet meer in harnas op straat verschijnen. Enkele maanden later drongen echter enkele Kabeljauwen de stad in schaapskleren binnen om zich eerst bij de burcht tot gehar naste personen te ontpopnen. De voor genomen aanslag op Jan van Wasse- naer en Gerrit van Poelgeest mis lukte echter, en de ordeverstoorders kozen een goed heenkomen in de to ren van de Pietex-skerk. Ini geen en kel boek over de geschiedenis van Lei den wordt vermeld hoe en of zij de toren verlieten, doch wij nemen aan dat zij het instorten van het bouw werk omstreeks 1512 niet afgewacht hebben. 12 Pond voor overwerk. STAD BLEEF OP HAAR hoede. Zij pleegde in november van het zelfde jaar zoveel overleg met an dere Hoekse steden en burchten, dat de klerken op het stadhuis nachten moesten overwerken en hiervoor het niet geringe bedrag van 12 pond ont vingen. De middenstand in de stad beleefde intussen hoogtijdagen. Sme- dert kregen opdracht wielen en don derbussen voor de kanonnen te ver vaardigen en een handelsman ver diende aan de levering van een halve ton buskruit 192 pond. Bovendien werden de singels uitgediept en de wallen opgehoogd. De rekening die de bevolking kreeg gepresenteerd vermeldde, buiten de genoemde bedra gen, een niet geringe soms van 80 tonnen bier voor de wachtposten en de boden van de vorst, die goed ont haald en daarna uitgehoord werden. Burggraaf Van Wassenaar spoedde zich, toen alles irt jacobakannen en kruiken was, naar Utrecht om zich bij andere opstandige edelen aan te sluiten. Het spel kon beginnen. (Wordt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1956 | | pagina 6