pietefcnel en thormsvaeR Bespreken het Leiöse ouöe jaar LACHT U EVEN MEE? ZATERDAG 31 DECEMBER 1955 DE LEIDSE COURANT TWEEDE BLAD PAGINA 1 Thomasvaer treedt stram naar voren met aan zijn zijde Pieternel, en zonder zich aan 't rumoer te storen, beginnen zij hun oujaarsspel. Waar is de bruiloft? zult ge denken, zoals dat bij dit rijmen hoort? Wel, wij zullen een huw'lijk schenken dat ieders hart bekoort: De Stedemaag.d trouwt „Jan van Leiden", dat is een braaf, symbolisch paar, De een werkt steeds, de ander tussenbeiden, de een dóet goed, de ander klungelt maar. Thomasvaer: Hard is gewerkt, het viaduct gekomen, het station kwam eindelijk onder kap, en wie had dat durven dromen? zelfs een veehal komt er rap. Pieternel: Tenminste.als geëerde Staten, met' vér voorziénde blik, de hal ook zó ver kunnen praten, dat hij zichtbaar is voor u en..,., ik. (streng) Ook de huizenbouw vraagt daden, al ging de vlag ook vaak in top, het liefst zien jonge lieden het woordje woning, zonder „stop". Het koningshuis is met Leiden nauw verbonden Thomasvaer: Het bleek wel klaar, dat Alma Mater, die vrouw met al dat roerig goed, als moeder en béhoeder heus geen water, bij de wijn der kennis doet: tal van gebouwen stonden op stapel een herbarium en zoölogisch lab, bij het A.Z. een nieuwe vleugel, hoewel „an-atomisch", tóch atómisch knap. Pieternel: Atomisch? waar doet me dat aan denken? Oh ja, we gaven ook met rijp beleid, geld aan de KEMA ten geschenke, die er voor ons atomen van splijt. Straks zitten wij vrouwen van Leiden, met een atoomfornuis en een kern-gevaar; het zijn me maar rare tijden vind jij dat ook niet, Thomasvaer? Thomasvaer: Ook zonder gesplitste atomen, gaat de lichtfabriek mee met haar tijd Zij liet in het voorjaar mr. Kesper komen het doel: méér e.lectriciteit-profijt! Energie toonde ook Leiden op het monster-top-evenement. Op E55 vond men beide: de kunst en het vernuft, dat geen grenzen kent. Pieternel: Sint Sebastiaan kreeg aan de Hooigracht, in het ziekenhuis nieuwe naam, een laboratorium doelmatig, goed doordacht gaf hem en Elisabeth groter faam. Weet je ook nog, mijn beste, dat we ook op het Griekse plein, gewandeld hebben en ten lange leste rond de kermis gesukkeld zijn? Thomasvaer: Waar was dat voor, laat me eens denken? de studenten vierden feest, de Landsvrouwe, dat kan men denken, is ook op het lustrumfeest geweest. Het koningshuis is nauw verbonden met onze goede Sleutelstad, Oranje heeft het slot gevonden tot het hart, dat niets vergat. Ook Beatrix zal Leidse worden, ook haar weg zal langs het water gaan, waar zich spiegelend langs de boorden de zuilen der wetenschap staan. O Rapenburg, schoonste singel aller steden, vergeef me, dat ik lyrisch word, maar ik zeg het slechts voor die leden, wie het dempen alleen maar bekoort. Pieternel: Het Gravensteen begon anders wat te benauwen, na het lied der getergden, werd „Io Vivat" de wijs, en geschokt door het breken en bouwen, gaf het Steen menig geheimpje prijs. Veel valt er nog te melden: het geslaagde festival, het Rembrandtjaar, het kruis der helden, dat wéér een jaar lang blijven zal. Thomasvaer: De plannen voor een schouwzaal, de bliksem-actie K.V.P., De Haarlemmerstraat dicht: een mijlpaal, paaltjes tellen, deed u mee? De prins van Tonga kwam naar Leiden, men zocht en vond een vermist .casteel, „St Jozef" herdacht 60 jaar strijden, Als je gaat mijmeren ontmoet je zo veel. In het hart van dierbaar Leiden, zegt Pieternel en glimlacht mild, daar staat een school, waar men tussenbeide, varkens met de bajonetten vilt. Deez' school vierde, ondanks d'Alma Mater of te wel de universiteit gedreigd had met een reuze-kater, als de koksschool niet verdween op tijd 'de eerste vijf jaren van haar bestaan met „wie zijn vader heeft vermoord en wij hebben suiker in de soep gedaan een sterrenregen viel in de Morspoort. Dat was feen feest, zegt Tom voldaan, en wrijft eens peinzend door zijn kuif. Dat hebben zij toen goed gedaan, wat overbleef, was slechts wat struif. Ach jij, zegt Pieternel nu nijdig, jij haspelt alles door elkaar, jij hebt gist'ren te snel gedronken op het scheiden van 't oude jaar. Want jij bedoelt, dat toen in Leiden een Instuif ingestoven kwam, waar dé jeugd op de gezette tijden zich aangenaam verpozen kan. Nu ja zegt Thomasvaer gelaten ik haal 't wel eens door elkaar maar 't is toch beter verward te praten dan baby's verwarren met elkaar. Dat is waar, zucht Pieternel ontzet, m'n moederhart begint te beven als ik bedenk, dat zusters voor de pret mij 'n verkeerde Roos hebben gegeven. Ach schei toch uit, zegt Thomasvaer, jouw Roos is helemaal de jouwe, want wie wil nou anders elk jaar in 't voetspoor treden van zijn ouwen. De stem van het bloed, zo zeg ik maar, laat zich zelfs in bloed niet smoren, al is het gegist van d'ouwe klaar je blijft die roepstem immer horen. Het Gravensteen zegt Pieterne^ begon ons wat te benauwen Je draaft weer door, meent Pieternel, en vergeet het doel van ons verschijnen, we moeten spreken van 't wee en wel van vader Dreeuws en al dé zijnen. Niet Dreeuws maar Drees zal je bedoelen, daar trekken wij al tijden van en voor die man met ons mee ging voelen gingen we elke week naar ome Jan. Ik zei vader Drééuws, bitst Pieternelle, hij is d' nieuwe vader van de „russen" die Leiden hoognodig moesten kwellen met bekeuringsvuur dat zich niet liet blussen. Even weg.., weg auto. Thomasvaer: Ja dat verkeer bezorgt ons grijze haren, de gemeenteraad kon 't zelfs niet verstouwen het lijkt ons daarom maar het beste de straten helemaal vol te bouwen. Bovendien behoeft dan ons Leiden niet met woord en veel tam-tam om enkele meters grond te strijden, >denk aan Oegstgeest en 't merenplan. Maar laten we de lezer niet vervelen met dergelijke trieste feiten, de vreugde kwam ook tierig welen zoals bij de Vebo-festiviteiten. Pieternel: Jou tierig welen doet mij tieren, zegt Pietérnel zeer spits van geest, maar tussen al die weelderige dieren, "is het feestvarken mij het liefst geweest. Hij deed me denken aan dat zwijn dat toen een eeuw of twee geleden bij de bruiloft van Kloris en Rozijn, voor ons genoegen is overleden. Dat waren tijden, beaamt haar Thomas, wat hadden we samen toen een lol, d' eerste keer was de samenspraak wel aardig, maar nou maakt 't gezeur me bijna dol. Laten we daarom maar gauw beginnen aan de zoveelste bruiloft van de spruiten, dan behoeft de schrijver niks meer te verzinnen, waar des lezers oren van tuiten. Daarom zeggen we tezamen, zoals het hoort onder elkaar, wij wensen allen een GEZEGEND en vooral een ZALIG nieuwe jaar. Zo gaven de Oegscgeestenaren uiting aan een verontrust gemoed LUten... maar de auto's kwamen niet... Aardig De jongeman had de charmante serveuse een kop koffie gevraagd en haar verzocht bij het afleveren van de bestelling iets aardigs tegen hem te zeggen. „Hier is uw koffie", zei de serveu se, „en drink 't maar niet op". Diagnose Spreker: „Influenza is gemakkelijk te onderkennen. De typische ken merken zijn vermoeidheid en geen lust tot werken". Stem uit de zaal: „Lieve hernel, dan loop ik al twintig jaar met die ziekte rond zonder het te weten" Verdacht voorstel. Baas: „Zeg eens, ik mis tien gulden uit de kas en alleen jij en ik zijn er aan geweest!" Bediende: „Nou mijnheer, dan weet ik het goed gemaakt: laten we het verschil samen delen en er allebei vijf gulden in terug doen". Breken en breken. „Maar kerel, wat zie jij eruit. Je arm gebroken en je neusbeen. Hoe komt dat?" „Ik heb gevochten met Nelis". „En heeft die ook wat gebroken?" „Ja, zijn wandelstok". De beruchte cirkel. „Man, wat kijk jij de laatste tijd toch nijdig!" „Nou, 't is me wat moois ook. Ik ben getrouwd, omdat ik het pension leven beu was en nu is mijn vrouw een pension begonnen, om het gezin te onderhouden". Liefde is blind De jonge dichter wandelde met een meisje langs het strand. Plotseling strekte hij zijn armen uit en zei op gedragen toon: „Rol voort, gij mach tige zee, rol voort!" Het meisje keek hem met diepe bewondering aan en riep uit: „Enig 'lieveling, ze doet 't nog ook!"' In 't zilver. „Zeg Teun, d'r moet toch iets aan gedaan worden. Volgende week zijn we vijf en twintig jaar getrouwd. Zullen we 't varken slachten?" „Ben jij gek. We moeten ons niet op dat beest gaan wreken". Definitie Onderwijzer: „Wie weet, wat men bedoelt met een volwassene?" Jantje: „Iemand, die opgehouden heeft aan beide einden te groeien en alleen nog maar in het midden groeit". Op het eerste gezicht zijn deze plaatjes weer precies eender, maar als U goed kijkt, ontdekt U al gauw enkele verschillen. In totaal moeten het er acht zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1955 | | pagina 5