ROMANTIEK OP DE U/EQ Openhartige notulen mmmmsmm öe haast maakte nog geen neRveuze mensen HET VERKEER in de vorige eeuw/ o wie zoekt eR even mee? KERSTNUMMER DE LEIDSE COURANT ZATERDAG 24 DECEMBER 1955 OEETS heeft in zijn „Camera wel: Jan Pleziers. Hiermede werden Obscura" de huurkoetsier ver- de hengelaars vervoerd. Een trek- eeuwigd. En dat is goed; we bëho-1 harmonica en een fles met „wat pit- iren hem er dankbaar voor te zijn, I tigs" gingen altijd mee, terwijl des •dewijl toch de menners van de ge duldige stalhouderspaarden een rol van betekenis hebben gespeeld in de tijd welke achter ons ligt, in 't tijdperk der gaslantaarns en der équipages, der elegante uitgaande wereld en der hooggehoede kerkgangers. Een koetsier kan men niet verge lijken met de tegenwoordige taxi chauffeur, al ware het alleen al om •het feit, dat laatstgenoemde op istraffe van hechtenis en zware boete, de alcohol mOet laten staan, terwijl •de huurkoetsier juist zijn vak het •best kan uitoefenen door het per manent gebruik van „neutjes". De (koetsiers met de roodste neuzen had den het grootste aantal dienstjaren, •daar kon men zeker van zijn! Maar van al dat wachten en van «1 die neutjes en dat omgaan met (het uitgaande publiek dier dagen I werden die koetsiers wonderen van Q wijsheid. Zij kenden hun pappenhei mers en de toenmalige Leidse huur koetsier wist gemakkelijk met feest vierende en opgewonden heren stu denten om te gaan. Men leze daar Hildebrandts „Camera" maar op na. Wij laten dat gaarne aan u over, doch ikunnen u verzekeren, dat die paar- tdenmans-wijsbegeerte u deugd zal doen. avonds de kap van het open rijtuig verlicht en versierd pleegde te zijn •met brandende lampions. Het tempo was inderdaad niet snel, waarin men zich toen verplaatste, maar des te langer duurde ook de pret Merkwaardiger wijze waren de prijzen, welke men als stalhouder kon bedingen, in Leiden beter dan in Den Haag. „Vooral het „studenten- werk" betaalde goed met als scha duwzijde echter, dat de stalhouders meestal op betaling moesten wach- <ten" vertrouwde ons eentje van de comedie dan waren vrijwel alle soor ten geschikt, al maakte men in Volgens een oud adresboek waren in Leiden omstreeks 1860 de aanleg plaatsen voor de trekschuiten: voor die naar 's-Gravenhage buiten de Wittepoort; voor die naar Delft eveneens; voor de Haarlemse schuit hoofdzaak wel gebruik van gesloten buiten de Marepoort, terwijl die be rijtuigen. De doktoren gebruikten stemd voor Woerden, Utrecht, Gouda vrijwel allen het coupétje, ook wel! en -Amsterdam afvoeren aan het „dokterskoetsje" genaamd. j Utrechtse veer nabij de Hogewoerds- Zakenlieden en handelsreizigers, poort, die er toen natuurlijk ook al waren, I Als besluit enkele regels uit een Vjingen meestal de boer op met een! brief van een ongeveer 80-jarige: •dogcart. Zij huurden die in Leiden en I ik weet alleen bij overlevering, gingen daarmede de wijde omgeving wat mijn moeder, toen nog woon- af, bleven meestal een week weg en ach tig te Gouda, my ervan vertelde. Als zij soms te Den Haag ging loge ren, ging zij er met de trekschuit heen. Zij vertrok voor dag en dauw, EN ANDER iUIDDEL van vervoer' «Mf over Alphen en Leiden en kwamen daarna weer in Leiden te rug om vandaar naar huis te reizen. x-i was de trekschuit, voortbe wogen door het jagertje met zijn WAT de talloze taxi-bedrijven en autoverhuurinrichtingen voor ons 20-er-eeuwers zijn,, waren eertijd de stalhouderijen voor onze groot ouders. Een vijftig jaar geleden loonde het nog de moeite om er in elke stad een etalhoudersbond op na te houden; een soort vakvereniging dus, waarin deze nuttige vervoersorganisatie haar (belangen trachtte te behartigen. Al- •leen de Haagse Bond had in die ja ren al 55 leden, waaronder sommigen met 2 of 3 zaken. En zo'n „zaak" moet inen zich niet te kinderachtig voor stellen. Daar stonden tientallen tot (honderden paarden soms op stal, al waren er natuurlijk ook wel „klein tjes" onder met een paar paardjes. Dat waren misschien meer „snor ders", de armoedzaaiers onder de toenmalige vervoerders. Het personenvervoer, voor zover gen hard werken zonder dat er niet bediend door openbare midde-1 meestal een belegde boterham voor tien van vervoer als daar waren de 1 de stalhouders op kon overschieten, jpaarden- en later de electrisdhe I Het personeel had een ongelimiteerde trams en intercommunaal ook wel werktijd. Men werkte doodeenvoudig stoomtrams, was dus in handen der«zolang er nog te werken viel. En dat particuliere vervoerders of stadhou- «kon soms héél laat in de nacht of ders. In Leiden was het al niet an- vroeg in de morgen worden. De koet- iders. Behalve de paardentram was er siers moesten natuurlijk méér' doen geen openbare middel van vervoerdan alleen maar hun „vrachtje" rij- dn de stad; wij kunnen het ons al-den. Zij moesten hun tuigen opknap- thans niet herinneren. j pen en hun rijtuigen, als dat zo uit De afstanden waren toen trouwensikwam, en voorts hun paarden poet- niet zo groot; men kon hét al gauw j gen en voeren, al waren er ook wel per voet af. i staljongens als hulpjes aanwezig. 1 «ja-s yoor die lange dagen kregen ze 4, 'loon per week en moesten, zoals ge- kwam dan des avonds in de Resi dentie aan. De reizigers zaten bij slecht weer de gehele dag in de roef, waar men kwalijk rechtop kon zit ten. Werd men het zitten moe dan stapte men bij een aanlegsteiger, waar onderweg goederen ingenomen moesten worden, even van de schuit af en liep met haar mede tot aan de volgende aanleg. oude stempel toe. Maar nadat de he rren afgestudeerd waren volgde vrij wel altijd de afrekening, waarbij men wel gezorgd had tevens de rente te •berekenen In de periode van 1897 tot 1904 tel de Leiden de volgende stalhouders: Borgerding, Dieben, Kooreman, Van Vliet, Van Geenen, P. J. Kooreman en De Jong. Tot voor kort bestond er nog een stalhouderij van Gebr. de Jong aan de Hogewoerd, welke zich echter in hoofdzaak op rouw- en trouwwerk toelegde, zoals dat heet. „Rouwwerk" wordt in vakkringen ook wel het „zwarte werk" genoemd! lEr waren in Leiden zulks ook wel in tegenstelling tot de stalhouderij niet veel families, welke er eigen équipage gerij op nahielden. Eén der weinigen waren de Zaalbergs wan de dekenfabriek. x x ^OALS gezegd, het was in die da- een hard werken zonder dat ei Trouwens het gebruik van rijtui gen was, ook voor toenmalige be grippen, niet duur. De stalhouders •zelf vonden de tarieven echter beslist te laag. Het moest dan ook van de imassale omzet komen, waarbij de koetsiers practisoh moesten leven van •de fooien en achturige werkdagen (natuurlijk onbekend waren. Voor een „stadsvrachtje" werd 60 a 70 cents berekend; voor „visite- rijden" 1.25 per uur en voor „toe ren" (alleen des zomers) 2.per uur. Families, die zelf niet de last ■wilden hebben van aankoop van paarden, tuigen en rijtuigen, konden tz.g. maandéquipages huren met 1 of 2 paarden plus koetsier. Dus een ■compleet vervoermiddel, waarbij de koetsier nog geleverd werd in deug delijk en goed ouderhouden livrei en dit alles slechts voor 125,per anaand. DE concurrentie was erg groot en de één deed het al goedkoper dan de ander. Er waren in die tijden tal van rijtuigen in gebruik, zoals er te genwoordig velerlei soort automobie- ilen bekend zijn. Men had vigelan- •tes, coupétje, landaulettes, victoria's, landauers en brikken, welke laatste alleen des zomers gebruikt werden voor het vervoer van uitgaande ge- celschappen. Men noemde ze, dan ook izegd, het verder van de fooien heb- iben. Na 1918 is dat alles anders gewor den en verdween ook tevens de éne «stalhouderij na de andere, vin. als igevolg van het in zwang komen, van ide automobielen. Om nog even terug te komen op de rijtuigmodellen; voor trouwen wer- ■den de coupétjes gebruikt d.w.z. voor ihet bruidspaar en voor de bruidsjon kers of bruidsmeisjes, en voor de •overige builoftsgasten landauers of 'berlines. Ging men ter kerk of ter De Droschke. Een koetswerk voor één paard. De naam moet uit het Russisch stammen. In Rusland en Polen moet men in het begin van de 19e eeuw dit rijtuig veel gebruikt hebben. Een Dessauer paardenhande laar moet het in 1814 in Berlijn heb ben ingevoerd. Het waren meestal rijtuigen voor twee personen be stemd en met halve kap. Al spoedig kwam een noodbankje voor eeïi derde persoon in de mode en vanaf dat moment werd de Droschke hèt huurrijtuig bij uitnemendheid in steden. Natuurlijk is er in de loop der 19e en in het begin der 20ste eeuw wel iets aan het model vei derd, doch in grote lijnen bleef het model ongewijzigd. hebben vele ouderen nog aan de jr verschillende paardentrams, welke U j in onderscheidene plaatsen als mid- i del van openbaar vervoer onschatba- re diensten verrichtten. Wij herinne ren ons nog eens van het station in Alkmaar gereden te zijn naar de Alk maarder Hout (als we ons tenmin ste niet in de plaats vergissen). On derweg moesten wij uitstappen om dat de rijtuig uit de rails was gelo- paard. Deze schuitenjagers woonden in die jaren voor een groot deel te pen als gevolg van het feit, dat te- Leidschendam en wel op de z.g. Ach- veel passagiers zich op het achter- terweg, in die tijd een koolaspad,1 balcon hadden opgehouden en de thans een grote en brede straat. In wagen aan de voorzijde had opge- die tijd kon men des Zondags beter deze Achterweg vermijden, want de schuitenjagers pleegden hun vrije tijd te wijden aan Bacchus en wer den tegenover passanten dan nogal eens handtastelijk. De jaagpaarden waren meestal niet veel bijzonders en dikwerf afgeleef de dieren, welke desniettemin toch nog wel enige training behoefden omdat het regelmatig trekken der schuiten en het weer aantrekken, na dat de lijn bij een brug was losge maakt, geoefend moest worden. wipt! De Haagse paardentram was er reeds vóór 1879. Het aantal lijnen, was toen echter beperkt. De langste lijn liep van het Bezuidenhout naar de Laan van Meerdervoort hoek Zoutmanstraat. Dit voor wat de z.g. stadslijnen betrof, want de lijnen naar buiten en daarvan die naar Scheveningen waren natuurlijk lan ger. Op deze lijn werd gereden „met groot-imperiaal-wagens", waar men bovenop kon zitten en welke getrok ken werden door 2 paarden, terwijl de gewone lichte tramwagens aan één paard voldoende hadden. De tegenwoordige lijn 9 liep toen tertijd alleen van Plein naar de Wit- tebrug, doch werd later doorgetrok ken gedurende de zomermaanden tot Scheveningen. In het seizoen werd de paardentram dan vervangen door een tram met accu-motoren, voorloper van de volledige electrische taxi. Het ding maakte echter veel lawaai en het aantal ongelukken, dat deze „mo derne" tram veroorzaakte, doordat paarden, die zulke lawaai-verwek- kende voertuigen toen nog niet ge wend waren, op hol sloegen, is niet te becijferen. GEMENGDE KERNBIJEENKOMST Notulen gehouden van de kernbijeenkomst, j De heer PROT: De vrede, die Jezus 'in de vorm van brood en wijn en he' 3 23 December ten huize kwam brengen, was wis en zeker gezamenlijk eten en drinken van van mej. Vrijzin. Aanwezig zijn: de heren Human (humanist), Kat (rooms-katholiek), Prot (protestants-christelijk), mej. Vrijzin (vrijzinnig protestant), de he ren Sovjetsky (communist) en Zon derkerk (buitenkerkelijk). De inleiding wordt gehouden door de heer HUMAN over het Kerstfeest. Voor de christenen is dit de herden king van de geboorte van Jezus, voor de niet-christenen het midwinter feest, het feest van de zonnewende. Op 22 December bereikt de zon haar laagste stand, om daarna weer hoger te stijgen en door haar weldoende warmte het leven op aarde opnieuw te koesteren. Het verheugt spr., dat op nationale grondslag het Kerstfeest kan worden gevierd door een één en ongedeeld volk. Want het is ook het feest van de menswording en op dat feest betaamt het nationaal eensge zind te zijn. Mej. VRIJZIN: Voor die eensge zindheid voel ik heel veel. Op Kerst dag moet de strijdbijl van de me ningsverschillen rusten. De heer PROT: Daar ben ik het volstrekt niet mee eens. Er is een feest van nationale eensgezindheid, dat is Koninginnedag, en een vredes feest, de 5 Mei-viering. Maar op Kerstdag herdenken de christenen de geboorte van Hem, die gesteld is „tot een teken van tegenspraak". De heer ZONDERKERK: Daar gaat de eensgezindheid! Maar bet is toch het feest „van vrede op aarde!" niet die van de zonnewende evenmin die van een algemene mens wording. De vrede, welke Hij kwam brengen is uitdrukkelijk „niet van deze wereld" en vond zijn bezegeling op Golgotha. Mej. VRIJZIN: Het doet me onpret tig aan, bij de lieftallige landelijke geboorte van het kindje Jezus in een stal herinnerd te worden aan het droevig lot, dat dat kindje wacht. Waar is dat voor nodig? De heer SOVJETSKY: Ik voor mij vind Kerstmis een gezellig feest, dat zijn oorsprong wel heeft in een voor bij sprookjes-geloof. Evenals Sinter klaas. Het is een huiselijk feest met een vredes-tintje. De heer HUMAN: Ook ik acht het een gelukkig idee, dat het Humanis tisch Verbond aan het bestaande christelijke volksfeest een meer al gemene zin geeft, welke voor het ge hele volk aanvaardbaar is. De heer KAT: Wanneer ik nu één bezwaar heb tegen de tegenwoordige verbastering van Kerstmis, dan is het die zoete toon van gewilde liefelijk heid. Ik deel de mening van de heer Prot, dat Kerstmis heel in 't bijzon der in deze tijd een teken van tegen spraak is, de tegenspraak tussen ge loof en ongeloof. De heer ZONDERKERK: Ik vind het juist zo aardig, dat de katholie ken een kribbetje bouwen met veel licht en glazen bollen en zilveren snuisterijen. Dit is alles toch zeer lie felijk. Mijn kinderen doen het ook al! De heer KAT: Ik doe het zélf, en altijd weer met de grootste toewij ding en met kinderlijke pracht en praal. Maar veronderstel nu eens. dat ik niet geloofde in het geschiedkun dig feit, dat God in de Kerstnacht op wonderbare wijze mens met de men sen werd, wat zou het dan voor zin hebben een kribbetje te bouwen en met een gemoed vol dankbaarheid ernaar te kijken? De heer HUMAN: U zoudt dat ze ker moeten blijven doen. Het is zo'n interessant folkloristisch gebruik. De heer KAT: Ik schopte 't net zo lief in de hoek' Mej. VRIJZIN: Toch ligt er bij de katholieken een andere, zachter sfeer over het Kerstfeest dan bij de stren ge protestanten. Een aaneenkoppe- ling van Bethlehem en Golgotha, zo als de heer Prot straks deed, lijkt me in een nachtmis bij het kribbetje niet goed te plaatsen. De heer PROT: Wat eigenlijk van ieder mens geldt, geldt toch wel heel bijzonder van Jezus. Dit kind werd geboren om te sterven, voor de zon den der mensen. Het kruis staat steeds achter de kribbe- De heer ZONDERKERK: Veel fees telijks of vrolijks is er aan uw opvat ting niet. De heer KAT: Omdat u de diepgang I van Kerstmis niet kunt begrijpen. De Nachtmis is niet anders dan iedere andere mis. Het is de tegenwoordig- stelling van het offer van Golgotha, De tilbrie van de handelsreiziger. In de 19e eeuw deed de Commis- voyageur zijn intrede; de man, die met een monsterkoffer zijn klanten afreisde. Jezus' verheerlijkt lichaam en blovd aldus volgens Paulus' wooro „de dood des Heren verkondigend totdat Hij komt". Mej. VRIJZIN: Dan schijn ik me ergist te hebben, want in protes tantse kringen wordt het Avondmaal op Kerstdag niet eens bediend. De heer HUMAN: De heer Kat zei- de daar „totdat hij komt". Maar hij is toch gekomen! Ook ik neem aan, dat de geboorte van Jezus een histo- ïisch vaststaand feit is. De heer SOVJETSKY: Ik word er gewoon draaierig van. Hij is er en hij komt nog. De heer KAT: Deze geloofsbelijdc- s van de heer Sovjetsky, al is het dan in een draaierig ogenblik, doet me plezier. Zo is 't: hij is er en hü komt nog. De heer PROT: Hij zal wederko men met macht en majesteit op het einde der tijden, op de doemdag des Laatsten Oordeels. De heer ZONDERKERK: Ook dat nog voor de Kerstviering! De heer HUMAN: Als voorzitter gesproken: dwalen we weer niet erg ver af? De heer KAT: Dat lijkt maar zo, hooggeachte voorzitter! In de Kerst- racht laat de Kerk een stukje voor lezen uit een brief, die Paulus eens schreef aan Titus. Met opzet zijn die brief-regels gekozen, omdat daarin o.a. wordt gezegd: „De genade van onze God is verschenen, redding brengend voor alle mensen dat slaat op de geboorte van Jezus op Kerstmis en in het verdere ver loop: in verwachting van de zalige hoop en de komst in glorie van onze grote God en Zaligmaker Christus Jezus. Hij heeft zich voor ons gegeven De heer PROT: Ik vind dit een heel goede tekst, welke de Roomse Kerk op het feest uitkiest. Geboorte en verrijzenis, Kerstdag worden hier als één geheel be schouwd. De heer SOVJETSKY Nu komen de Paas-eiercn er ook nog bij! Het begint me werkelijk te duizelen. De heer HUMAN: En dat voor zo'n gezellig, huiselijk midwinterfeest! Mej. VRIJZIN: En alles rond dat snoezige kribbetje! De heer KAT: De wijsgeer Seneca heeft eens gezegd: gaudium magnum res severa (voor de notulen: grote vreugde is een ernstige zaak). De „gaudium magnum", de grote vreugde door de engelen aan de herders ver kondigd in de nachtelijke velden van Bethlehem is ook een ernstige zaak, een hoogst ernstige en verheven zaak. Het is de nederdaling van de Allerhoogste in een menselijke ge daante, in de liefelijke gedaante van een kind, dat geboren werd in de bitterste armoede. Mej. VRIJZIN: Nu keren we ge lukkig weer terug tot het aloude vro me kerstverhaal, dat ik zo graag hoor. De heer HUMAN: En tot het hu manistisch vredesfeest van de mens- werding en het moederschap. De heer ZONDERKERK: Dergelij ke humanistische oppervlakkigheden zijn een uitholling van het prachtig Kerstfeest der christenen De heer SOVJETSKY: Zo zijn ze ook bedoeld, hoor! Je kunt veel roya ler zeggen: ik geloof niemendal. De heer KAT: De menswording van God in Jezus is de voornaamste gebeurtenis van de ganse wereldge schiedenis. Maar deze menswording had tot doel, dat de menselijke God door lijden en dood te dragen, de we reld zou verlossen en de weg zou openen naar een eeuwig-gelukkige toekomst. Niet in deze wereld, maar in de wereld, welke Hij herscheppen zal bij zijn wederkomst. Kribbe en kruis zijn niet te scheiden. Deze harde realiteit ziet men ook in Jezus' Kerk, welke op Eerste Kerstdag als het vrolijk Kerstmaal op tafel staat de bloedrode kleur aanneemt van het martelaarsfeest van Stepha- nus, de gestenigde getuige van Je zus' heilsleer. De heer HUMAN: En dat heet dan Zalig Kerstmis! De heer KAT: De zaligheid, de bo venaardse heerlijkheid en herrte'se vrede van Kerstmis voor de geluk kige stervelingen, die christenen he ten, is de zegevierende opening van de Kerstnacht, het profetisch psalm woord: „Gij zijt Mijn Zoon. Ik heb U heden verwekt". De heer HUMAN: Nu, ik moet toe geven dat het christelijk Kerstfeest. De heer ZONDERKERK: wel wat hoger opschiet dan de kerst boom! De heer HUMAN: Ik zou de heer Zonderkerk willen uitnodigen in de volgende bijeenkomst een inleiding te houden over het z.g. hiernamaals. De heer Zonderkerk verklaart zich daartoe bereid. Zo op 't eerste gezicht zijn de twee plaatjes precies eender. Maar wie verder kijkt dan zijn neus lang is, zal acht verschillen ontdekken. Kunt u ze vinden?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1955 | | pagina 15