LEIDEN-NIEUWVEEN PER
VBUJARDIRGI
Moeder schrijft in de schemering
aan haar jongen in Australië
Jiapitein C. Oiataeit aeitelt
gxaag avex die gezettige jwcen
KERSTNUMMER
DE LEIDSE COURANT
ZATERDAG 24 DECEMBER 1955
We zijn nu alweer gewend, om zelfgenoegzame blikken
op ons nieuwe Leidse busstation te werpen en net te doen,
of het nooit anders geweest is. Maar dit laatste strookt
toch niet met de feiten. Nog niemand kan het busstation
netje aan de Beestenmarkt vergeten zijn en men behoeft
niet eens de middelbare leeftijd ver achter zich te hebben,
om enige herinneringen te bezitten aan het treintje, dat
destijds door de autobussen naar de remise werd ver
wezen. Wij willen vandaag nog een klein beetje dieper
graven, hoewel de Middeleeuwen op een behoorlijke af
stand zullen blijven.
Als we een dikke vijftig jaar terugstappen in de geschie
denis, is er nog geen bus of treintje te bekennen, om de
verbinding tussen Leiden en de Veen- en Rijnstreek te
onderhouden. In die tijd was het nog een gewoon ver
schijnsel, dat iemand uit Langeraar de weekproductie van
zijn kippen in een zakje deed en even op en neer naar
Leiden ging lopen ten einde de eitjes aan de man te bren
gen. Zo'n wandelingetje was toen niet meer per sé nood
zakelijk, maar. meer een kwestie van „Ik heb m'n hele leven
gelopen, waarom zou ik nu ineens met de boot gaan?"
En daarmede zijn we dan meteen bij ons onderwerp, want
het gaat ons om de boot. Om precies te zijn De Volharding
I, die een paar maal per dag Leiden binnenvoer met als
baas kapitein Cornelis Balvert. Een kapitein met een goede
reputatie. Erg geschikt en verdraagzaam, maar een ver
draaid lastige klant als je het al te gek maakte!
Leidse groenteboeren
waren fuifnummers
Kapitein Balvert heeft zijn Volhar-
harding I al een flink stuk over
leefd. Hij is nu 76 jaar en kan als
hij wil nog genoeg baantjes krij-
PARKEREN VERBODEN
uit de kapiteins jaren
gen. Maar hij vindt, dat het moei ge
noeg geweest is. Je moet_ ook een
beetje van je oude dag profiteren.
Wie de verhalen kent, die nog steeds
over hem de ronde doen, ziet meteen,
dat de kapitein weinig veranderd is.
Ondanks zijn jaren is het nog steeds
iemand, waarmede je beter kaarten
kan dan ruzie maken. Maar ook zijn
gemoedelijkheid heeft hij bewaar
Voor een praatje over vroeger is hij
gemakkelijk te porren en voor je het
weet, zit je al in de gezellige huis
kamer waar Balvert nog even de
kachel oppookt.
VEEL GEZELLIGER
Nou, vooruit dan maar, lacht Bal
vert, laten we maar eens een
dikke halve eeuw teruggaan. Rijk
werd je in die dagen niet, maar 't was
een bar gezellige tijd. Ik denk tegen
woordig dikwijls: Wat hebben die
mensen toch? Iedereen kijkt zo ern
stig. Als je in een bus zit, lijkt het
vaak net, of al die passagiers van
een begrafenis komen.
Dan bij mij op de schuit! 'n Reuze
gezellige boel. D'r werd gepraat en
gekaart, 'n biertje gedronken.enfin,
niemand zou het in zijn hoofd gehaald
hebben, om als een zak zand naast
een ander te gaan zitten en z'n mond
niet open te doen.
Je ging veel menselijker met elkaar
om. Wat de een niet wist, wist de
ander wel en vooral als kapitein hoor
de je alles. Steeds andere mensen om
je heen en steeds andere verhalen.
Ik ben nog net bijtijds geboren!
Als je tegenwoordig kapitein zou moe
ten worden van een schip als de Vol
harding I, zat je misschien tot je der
tigste jaar voor een diploma te mie
ren. Dat ging toen heel wat gemak
kelijker. Je stapte het leven in met
een paar handen en een paar beste
ogen en je hoefde niks anders te doen
dan te kijken, hoe een ander het deed
en het daarna zelf te proberen.
BLIKSEM-CARRIèRE
Neem mij nou, zegt kapitein Balvert
met een grijns. Toen ik voor de
eerste keer op de Volharding I stapte
wist ik net zoveel van boten als van
de autobussen, die nog uitgevonden
moesten worden.
De kapitein zei tegen me: Kees, dat
doe je nou zus en zo en daarmee
was het af. Ik was dekknecht.
Je hebt natuurlijk altijd knapen ge
had, die 't nooit leerden, maar als
je van aanpakken wist, kon je een
heleboel opsteken. Ik ben precies
twee jaar dekknecht geweest en._toèn
werd ik stuurman. Dat ging ook best
en weer twee jaar later was ik ka
pitein.
In vier jaar tijd van aankomend
i dekknechtje tot kapitein!
Moet je nou niet meer om komen!
Eerst je papiertjes halenMaar
ik kan u bezweren, dat ik hooit brok
ken heb gemaakt.
I En geloof maar, dat je hier knap
in de mist kan zitten,
j Zo gauw 't potdicht zat, zei ik tegen
de stuurman: Laat mij dat varkentje
maar wassen. Ik ken de Rijn als m'n
eigen kinderen en als ik maar een
stukje hek zie of een boom, weet ik
precies, waar ik ben!
LANGE DAGEN
|"\e route? Oh, die kan ik nog steeds
U dromen, grinnikt Balvert en met
zijn kapiteinsstem roept hij de station
netjes af: Nieuwveen, Papenveer, Aar-
dam, Galgmaohine, Gouwsluis, Alphen
Oudshoorn, Prinse Schouw, 't Zwaan
tje, Koudekerk, Groenedijk, Leider
dorp, Leiden (Haven).
Ik deed ongeveer drie uur over dat
traject, 's Morgens om kwart over
vijf vertrok ik uit Nieuwveen en tegen
half negen meerde ik in Leiden. Dan
gingen we practisch meteen terug,
om tegen kwart voor een weer in
Nieuwveen te zijn.
Om half twee maakte ik dezelfde
route tot Gouwsluis en voer dan door
naar Boskoop. Dan had ik natuurlijk
overstappers voor Gouda aan boord.
In Boskoop hadden we een half uur
tje rust. Om kwart voor vier ging ik
naar Leiden en om kwart over zes
begon de laatste tocht Leiden
Nieuwveen, waar ik om ongeveer
half tien aankwam.
Dat was dus een lange dag, maar
ik moet er bij vertellen, dat ik Zon
dags vrij had. En dat was een hele
boel waard in die tijd.
Laat ik een voorbeeld noemen, zegt
hij. Als de tuinders een goed jaar
hadden, merkte ik dat meteen. Dan
had ik m'n boot altijd vol zitten. Van
alles kopen in de stad!
Maar ik had ook m'n vaste klantjes
o.a. de bedelaars, 's Morgens nam- ik
ze mee uit Leiden en, 's avonds bracht
ik ze terug. Ik kon ruiken, of ze een
goeie dag gehaid hadden, want dan
haddei. ze gauw een paar slokjes ge
nomen. En dan had je de Leidse
groenteboeren! Ook iedere ochtend en
iedere avond. Ze kochten groente
aan de Leidse veiling en die werd in
Alphen uitgevent.
En laat ik zwarte Jan niet vergeten
met zijn draai-orgel. Die ging ook
iedere ochtend de dorpen in.
Die avondboot was verdraaid gezel
lig. De bedelaars en de Leidse groen
teboeren hielden van een borreltje.
Dat was iedere dag raakt. U had eens
moeten horen, als zwarte Jan dan aan
boord kwam met zijn draaiorgel, 'n
Tumult, mensen! Tot Leiden toe had
den we muziek en er werd druk ge
danst. Wat hebben we 'n plezier ge
had op die boot. Ik kom nog wel oude
mensen tegen, die zeggen: Voer je
boot nog maar, Balvert!
MET DE STERKE HAND.
UIT DE BESCHRIJVING van Bal
vert merken we wel, dat de Vol
harding I er mocht zijn. Men kon er
eerste en tweede klas op reizen en
er was zelfs een hofmeester aan
boord.
Dat men in die tijd niet zo'n ge
weldige haast had, blijkt uit het feit,
dat een retourtje een jaar geldig was.
Voor de negotiemannen waren er
speciale dagretours.
Een retour eerste klas Leiden
Nieuwveen kostte 65 cént; tweede
klas 55 cent.
De speciale dagretours waren res
pectievelijk 50 en 40 cent._
De kapitein verkocht de kaartjes
LEIDSE GROENTEBOEREN
IJet aantal passagiers was volgens
kapitein Balvert van verschillen
factoren afhankelijk.
en verdiende een salaris van 14,-
in de week. Als hij hoofdzakelijk
goederen vervoerde, waaraan veel
administratief werk vastzat, kreeg hij
17,Een dekknechtje ging met
een gulden of zeven naar huis.
Maarten v. Tol uit Langeraar was
hofmeester op de Volharding I en
Kees Roggeveen, eveneens uit die
plaats, was stuurman. Willempie v.
d. Heiden, een vrijgezel oud baasje
fungeerde als machinist en deze man
presteerde he4t om geen woonplaats
te hebben. Als het schip 's avonds in
Nieuwveen de laatste passagiers had
zien vertrekken, kroop Willempie op
een van de banken en bleef daar lig
gen slapen tot de kapitein hem de
volgende ochtend wekte. Op zijn
oude dag heeft men hem met veel
overredingskracht naar een rusthuis
in Gouda'kunnen krijgen, waar hij
het niet zo erg lang meer gemaakt
heeft.
LONEN EN PRIJZEN.
MET 3 OCTOBER voeren er extra
boten op Leiden en kon men
's avonds laat nog 'huiswaarts keren.
Dan kon je ook wat beleven, ver
telt Balvert. Ik heb eens 'n aan
geschoten knul aan boord gehad, die
op 3 October de bons had gekregen
van zijn Leidse meisje, 't Was eerst
wat dronkemansgehuil, maar toen
kwam een van zijn vrienden op een
wraakgedachte. Met veel omhaal
werd er een touw met eën steen aan
de foto van 't meisje gebonden en
daarna werd ze overboord gezet. Het
verdriet was meteen over.
Af en toe moest ik wel eens ingrij
pen. D'r is iemand geweest, die be
weerde, dat ik z'n geld had opgestre
ken zonder een kaartje te geven. Die
wou mij even voor dief zetten. Bij
Aardam heb ik hem in 't pikdonker
over de reling gegooid en direct na
de plof riep de stationhouder: „Va
ren maar Kees, hij ligt op de kant".
Schooljongens die de pasagiers las
tig vielen zette ik soms in Alphen al
aan de kant met de mededeling: Ga
maar naar Leiden lopen!
En dan had je de plezierreizen nog.
Ik heb één keer 'n gezelschap geva
ren, dat na een uur al een half vat
jenever op had. Plotseling zag ik een
kerel in een rood baaien hemd lo
pen, die 'n vechtpartij uitlokte. Het
hele gezelschap heb ik in Alphen op
de wal gezet en pas later, toen ze
wat bedaard waren, weer ingeladen.
De hele verdere reis hebben ze lig
gen slapen.
Voor 'n honderd gulden per dag
kon je toen een schip huren voor 300
personen.
Dat is 'n tijd, die nooit meer terug
komt. zucht de kapitein bij het af
scheid.
En dat is nou niet zo heel erg,
maar dat de mensen niet meer zo
gezellig zijn, vind ik toch beroerd.
Waarom moet dat nou?
- Als ze willen, is er heel wat meer
van 't leven te maken!
Beste jongen,
Terwijl ik hier aan tafel zit, om een brief naar jé te
schrijven, dwarrelt buiten de sneeuw in dichte vlok
ken naar beneden.
Het moest er van komen, want reeds dagenlang was
de lucht grauw en giijs en vanmorgen was het dan
zover. Toen ik de gordijnen open schoof en naar bui
ten keek, was de wereld bedekt met een kristalhelder
sneeuwtapijt, dat glinsterde en flonkerde op de droef
geestige resten van een hortensia en op de verschrom
pelde overblijfselen van onze asters.
Het is weer vooravond van Kerstmis. Morgen vieren
we het feest van de vervulde verwachting, van de
zalige hoop en van de vrede.
Och, veel heb ik niet te schrijven, pas enkele dagen
geleden heb ik je een brief gestuurd, maar toen ik
hier zo in mijn hoekje zat bij de haard en buiten de
schemer langzaam over de aarde daalde, kreeg ik
zo'n behoefte om opnieuw naar je te schrijven.
Vader en de kinderen zijn naar de kerk, maar straks
zullen ze thuis komen en dan zaL het huis weer vol
leven zijn.
Na het eten zullen we rond de kerstboom gaan zit
ten en dan zal vader, traditie-getrouw, de Kerstver
halen van Charles Dickens te voorschijn halen, om
ons een verhaal voor te lezen, misschien van: De zeven
arme reizigers of: De schipbreuk van de gouden Mary.
Je weet wel,
Maar toch zal het niet zo zijn als andere jaren; een
stoel bij de kerstboom zal leeg blijven, de stoel van
jouw, mijn jongen, omdat jij er niet bij bent.
O, zeker, in mijn gedachten zul je er wel zitten en
ik zal mij alles voor de geest halen, wat je op zo'n
avond gewoon was te doen.
Je zult me wel erg kleintjes vinden, dat ik zo schrijf,
maar dat moet je me dan maar vergeven. Wamt soms
kan mij zo'n angst om jou overvallen. Een onverklaar
bare angst, een angst, die mijn hart ineen doet krim
pen.
Ik weet wel, er is geen reden om angstig te zijn, je
hebt het daar beter dan je wel ooit in Holland zou
hebben gekregen, maar tocheen moederhart is zo
gevoelig, kan soms niet normaal redeneren en ziet ge
varen, waar ze misschien helemaal niet zijn.
Vooral als ik alleen zit, zoals nu, in de warme sche
mering van de huiskamer kan ik mij allerlei dingen
in het hoofd halen en zou het mij alles waard zijn,
wanneer de huiskamerdeur open zou gaan en jij naar
binnen kwam.
Maar daar moet ik liever niet aan denken: want dan
wordt anes me te machtig.
Het sneeuwt buiten nog' steeds en meer en meer
hoopt de sneeuw zich op, uit de radio klinken zachte
kinderstemmen, die zingen „Stille nacht, Heilige nacht".
Helder en zuiver klinken die stemmen en je krijgt zo'n
onbestemd gevoel over je, een gevoel van verlangen,
naar iets dat je niet precies kunt uitleggen.
De schemering gaat nu steeds meer over in duister
nis en ik zou de lamp moeten ontsteken. Maar ik zie
er tegen op. Ik weet, dat dan de sfeer zal breken en
alles niet meer zo innig zal zijn. En zo is het goed, de
brandende lichtjes in de kerstboom, de radio, die zacht
Kerstliedjes laat horen, en ik met mijn gedachte bij
jou.
Graag zou ik al die gedachten op papier willen zet
ten, maar het is me niet mogelijk. Ze dwarrelen, net
als -de sneeuw buiten, door mijn hoofd.
Ik weet niet hoe het Kerstfeest in Australië gevierd
v/ordt. Gevierd zal het wel worden. In welk land doet
men dat niet? Maar of men het daar ook viert zoals
hier? Ik denk van niet.
Ik heb eens een foto gezien van Kerstviering in
Australië, maar daarbij lagen de mensen in een bad
pak ..aan het strand.
Nee, dat kan geen waar Kerstfeest zijn, er moet
sneeuw liggen, die glinstert in het schemerdonker.
Maar bij jullie denken ze er misschien anders over;
andere volken, andere zeden.
Nu moet ik toch echt de lamp ontsteken, want de
duisternis valt snel. Het zal trouwens niet lang meer
duren of vader en de kinderen zullen thuiskomen.
Weet je nog, jongen, hoe jij ook zo graag schemerde?
Hoe jij 's avonds ohder de schemerlamp ging zitten, met
een boek en dat je dan zei: „Het is toch nergens beter
dan thuis". En nu ben je toch gegaan, Holland werd
je te klein en je zag hier niet genoeg mogelijkheden.
Nee, jongen, ik wil je geen verwijt maken, je had
gelijk met wat je deed, maar' het viel toch hard voor
je moeder en ik geloof niet, dat ik ooit aan het idee
zal wennen.
Je vader zegt wel altijd: waar maak je je toch druk
Over? Maar ik kan het niet helpen. Vaders zijn zo
anders dan moeders, zij denken zoveel lichter ergens
over.
Het is niet mijn bedoeling om een treurbrief te schrij
ven, maar ik moest het toch even zeggen, het lucht
zo op.
Daar hoor ik vader met de kinderen aankomen. Ze
zijn nog achter bij het poortje, maar ik hoor ze hier
reeds lachen.
Ook zij zijn blij en in een feestelijke stemming. Wie
is dat nu niet?
Wij, in Holland, jullie in Australië en alle mensen
in alle landen der wereld, ieder op hun eigen wijze.
De Hongaren met melancholische muziek, de Engelsen
met kalkoen en mistletoe, wij in Holland met sneeuw en
ijs en jullie in Australië aan het strand in een badpak.
Maar één ding hebben we gemeen, in al onze harten
is vreugde en blijheid, omdat duizenden jaren geleden
een-Kindje geboren is, een Kindje, dat de Verlosser
der mensheid is geworden.
En al heeft de mensheid in deze haastende en jach
tende wereld doorgaans weinig tijd om daaraan te
denken, op zo'n avond als deze komen ze toch weer
tot bezinning en zo zal het altijd wel blijven tot aan
de lengte der dagen.
Want wat er ook verdwijnen zal in de wereld, Kerst
mis in geen geval, omdat Kerstmis steeds nieuw is, ook
al is het nog zo oud.
En steeds zal Kerstmis ons iets zeggen, of mën nu
gelovig is ot niet.
Daar komen vader en de kinderen de keuken in. Ik
hoor ze de sneeuw van hun schoenen stampen en aan
het kloppen van hun jassen weet ik, dat-het buiten nog
steeds sneeuwt, dat het kristallen tapijt steeds dikker
en dikker wordt. En nu zal het niet lang meer duren
of we zullen aan tafel gaan en Kerstliederen zingen,
terwijl Mien ons aan de piano begeleidt. Dan zal vader
Charles Dickens nemen en wij zullen luisteren
Aandachtig zullen we luisteren en ontroerd zijn, om
dat Kerstverhalen altijd mooi zijn, zeker op de voor
avond van Kerstmis, omdat wij dan die verhalen pas
goed begrijpen.
Lieve jongen, ik zal nu moeten eindigen, want daar
komen vader en de kinderen binnen en die willen
misschien ook nog wel een stukje aan de brief toe
voegen.
Als je deze brief nu gelezen hebt, zul je misschien
wel lachen, of je hoofd schudden en zeggen: „Wat is
moeder sentimenteel". En je zult dan wel gelijk hebber»
ook, ik voel het zelf ook wel zo, maar toch
Dit uurtje, zo helemaal alleen, terwijl ik, bij de
schemer van het haardvuur, mijn gedachten voor jou
op papier zet, zal voor mij het mooiste uur van Kerst
mis zijn.
En nu wil ik eindigen, jongen met nog een wens.
Dat het licht, dat de drie wijzen verlichtte op hun
weg naar het Kind, ook steeds jou mag blijven ver
lichten, opdat jij steeds het Kind zult mogen vinden
op je weg, waarheen die in de toekomst ook zal gaan
Dag Jan, jongen....
Je Moeder.
P.S. Hier komt vader .Hij zegt dat mijn ogen voch
tig zijn en dat ik je niet moet verwennen met
al die brieven. Maar je weet wel, dat hij altijd
nogal graag overdrijft.
Daaagü