JAN
STEEN
DE DUBBELGANGER
VAN DE SINT
Sint heeft voldoende keus
De Sint
Nicolaasavond
VAN
v_
WOENSDAG 23 NOVEMBER 1955
DE LEIDSE COURANT
DERDE BLAD PAGINA 1
KORT VERHAAL DOOR COBY MARTIUS
EENTONIG tikte de regen op de op de bank en zag met glinsterende
ruiten in ppn snelle caHanc rfi.a nopn He HniUte nm iieV» Vieori Do Hilr
ruiten in een snelle cadans, die
nu en dan in een doordringend geruis
overging, wanneer een gure rukwind
zich door de straat met de aaneenge
sloten huizen wrong.
Binnen snorde de kachel en Karei
Verburg voelde de behagelijke warm
te langs zijn benen omhoog kruipen,
wanneer hij, gezellig lui in zijn lig
stoel, zijn onderdanen naar het vuur
uitstrekte. Hij voelde zich al helemaal
thuis op zijn zit-slaapkamer, die hij
pas twee weken bewoonde. Ze was
gezellig ingericht en ademde een
sfeer van intimiteit, die een mens da
delijk op zijn gemak stelt.
Terwijl hij zo zat te soezen, over
viel hem een gevoel van ontevreden
heid, zoals hij dat de laatste dagen al
meer had opgemerkt. Eigenlijk leek
het meer op een vorm van verlaten
heid, die waarschijnlijk zijn oorzaak
vond in het feit, dat hij hier zo ver
van zijn geboorteplaats nog geen
vriend of kennissen had. Dat zou on
der normale omstandigheden niet zo
verschrikkelijk geweest zijn, maar nu
het over enkele dagen Sint-Nicolaas
was, benauwde het hem.
Thuis was het altijd een belangrijk
feest geweest, maar de afstand was
te groot om voor die gelegenheid er
heen te gaan, terwijl trouwens zijn
werk dit ook niet toeliet, want zijn
dienst eindigde elke dag om zeven
uur en dan was het de moeite niet
meer zo'n reis te ondernemen. Neen,
hij moest Sint-Nicolaasavond maar al
leen vieren, maar daar kwam eigen
lijk zijn gemoed tegen in opstand. Hij
wilde gezelligheid en mensen om zich
heen, maar hoe.
De hele avond piekerde hij daar
over, maar vond geen oplossing, want
vrienden of kennissen stamp je in en
kele dagen niet uit de grond. Plot
seling kreeg hij een idee. Eigenlijk
was het wel erg raar, maar wat moest
hij anders doen, er was geen keus.
/"^P DE FEESTDAG van de goede
Sint kwam Karei 's avonds thuis
met een zware koffer en een glön-
lach om de lippen. Nu kon.het spel
beginnen. Vlug at hij zijn brood op
en toen hij daarmee klaar was, begon
hij zich te verkleden. Uit de koffer
haalde hij een compleet Sint-Nico-
laascostuum en trok dit aan. Voor de
spiegel plakte hij zich de baard en
snor aan en keek of zijn mijter wel
recht stond. Tjonge, wat zag hij er
prachtig uit. Bij gebrek aan een
zwarte Piet nam hij zelf de zak op de
schouder, die voor het oog opgevuld
was met oude kranten en waarin bo
venop een hoeveelheid strooigoea,
speculaaspoppen, suikergoed en mar
sepein lag. Hij stond klaar voor het
grote avontuur.
Zachtjes sloop hij de trap af, be-
vreeds dat zijn hospita hem zou ho
ren en bij het zien van deze myste
rieuze Sint-Nicolaasfiguur een flauw
te zou krijgen. Voorzichtig trok hii de
deur achter zich dicht en daar stond
hij in de stille straat. Omzichtig sloop
hij in de schaduw van de muren langs
de huizen, nu en dan stilstaand om
te horen, wat zich daarbinnen af
speelde. Waar het rustig was ging
hij snel voorbij, maar waar feestge
druis naar buiten drong, bleef hy
staan en luisterde naar wat hij bin
nen hoorde. Eigenlijk weifelde hij nog
of hij zijn stoute plan ten uitvoer
zou brengen en daarom koos hy met
zorg een huis uit.
Halverwege de straat stond hij stil
voor een huis vanwaar veel rumoer
naar buiten drong. Daar moest een
flink gezelschap aanwezig zijn. Hij
hoorde de vrolijke stemmen en de
klaterende lach van jongelui en daar
tussendoor het zware geluid van een
oudere heer, die opgewekt enige gees
tigheden over Sint-Nicolaas ten beste
gaf. Hier wilde Karei het-maar eens
proberen. Hij liep rsaar de vooraeur
en strekte nog aarzelend zijn hand uit
naar de bel. Toen de galm door de
gang klonk, trok hij zijn hand terug
alsof hij die gebrand had. maar hij
bedacht dat er geen terug meer mo
gelijk was en richtte zich op om zijn
rol naar behoren te spelen.
|7H KLONKEN voetstappen in de
gang en toen de deur openzwaai
de, stond Karei tegenover een oudere
heer met een buikje, een rond ge
zicht met twee twinkelende oogjes.
„Hé, daar in Sint-Nicolaas", riep hij
luid en zich omkerend naar de open
kamerdeur volgde: „Zeg jongelui,
gaan jullie eens netjes recht zitten,
want hier is hoog bezoek!" Binnen
ontstond rumoer en geschuif van stoe
len. Zich weer tot Karei wendend
zei hij: „Komt u binnen Sint. We zijn
ogen de drukte om zich heen. De dik.
buikige heer des huizers wendde zich
tot zijn vrouw en riep: „Moeder,
schenk eens koffie in, want Sint-Nico
laas zal na zo'n lange tocht wel trek
hebben in een bakje". Toen hij Karei
vol aandacht naar het aardige blonde
meisje op de bank zag kijken, bukte
hij zich en fluisterde hem in het oor.
„Zeg Jan, ben je zo onder de indruk?
Dat had ik van iemand op jouw leef
tijd niet verwacht. Gedraag je nu een
beetje als een echte, oude Sint, want
anders zal ik morgen op kantoor de
anderen eens vertellen, hoe jij als
oude vrijgezel nog graag naar de jon
ge meisjes kijkt". Karei schrok op en
mompelde iets, terwijl hij haastig het
kopje koffie aanpakte, dat de gast
vrouw hem aanbood.
TVJU KON het officiële deel van het
feest beginnen en Karei zette zich
schrap. Lies je, het jonge meisje, dat
Kareis aandacht had getrokken, moest
voor de Sint verschijnen en een lied
je zingen, hetgeen onder veel geplaag
en gejuich gebeurde en het meisje
bloosde allerliefst. Karei voelde zijr»
hart in dubbel tempo kloppen en ang
stig vroeg hij zich af, of de* anderen
het ook konden horen.
Na het liedje stootte de vader, die
naast de bisschop was gaan zitten hem
aan en luisterde: „Ken je je lesje van
buiten? Vertel haar nu maar dat er
eens een eind moet komen aan haar
slordigheid en dat ze alles niet over
al moet laten slingeren!" Even brak
Karei het zweet uit, hij had dus ver
schillende boetpredikaties uit zijn
hoofd moeten leren. Maar hij herstel
de zich dadelijk en begon tegen het
meisje voor hem met een zware,
verdraaide stem een aantal vermanin
gen uit te delen. De omstanders had
den het grootste plezier en haar va
der niet het minst. Schuldbewust, met
neergeslagen ogen zei ze: „Ik zal mijn
leven beteren, Sinit-Nicolaas". Maar
de guitige blik, waarmee ze hem
daarna aankeek toen ze opstond, be
zorgde Karei een heel raar gevoel in
zijn maagstreek. Royaal liet hij haar
een keuze doen uit de zak met snoep
goed.
Juist leidde de heer des huizes on
der grote hilariteit een van zijn zoons
voor de Sint, toen de bel ging. „Hé,
wie kan dat nu zijn?" vroeg mevrouw
verwonderd, „we zijn allemaal com
pleet!" Mopperend, omdat het feest
onderbroken werd, stapte meneer
naar de voordeur en Karei kreeg een
drukkend gevoel van een naderend
onheil. „Nee maar, wat zullen we nu
beleven?" brulde de gastheer vanuit
de gang. „Dubbel op ,het kan niet
beter!" In de kamer werd het dood
stil, want iedereen wilde horen wat er
aan de deur gebeurde. Een zware
stem sprak: „Goedenavond meneer
Van Dijk, ik kom u en uw familie
eens bezoeken om te zien of er nog
stoute kinderen zijn. Piet heeft mij
zo het een en ander verteld over een
zekere Rob, en een meisje Liesje en
Ria, Henk ennou ja, u begrijpt
wel, dat ik hier nog een appeltje te
schillen heb!"
Karei keek angstig om zich heen,
om te zien waar hij blijven zou. Het
liefst was hij zo door de grond ge
zakt, maar hij zat stevig in zijn arm
stoel en alle aanwezigen om zich
heen en hij voelde zich doodongeluk
kig. Het werd nog erger ,toen de
nieuwe Sint op de drempel verscheen
en plotseling aller ogen zich op Karei
richtten, als wilden ze vragen: „Wie
ben je eigenlijk?" Niemand bleek
meer verwonderd dan de nieuwe Sint,
die keurig vergezeld van een zwarte
Piet als aan de grond genageld in de
deuropening bleef staan. „Zeg Van
Dijk, wat heb ik nu aan mijn fiets
hangen?" schoot de Sint minder oir-
baar uit zijn slof. „Sta ik voor een
spiegel, of wat doet die snoeshaan
hier?"
I^AREL stond op en zonder het zelf
te willen, schoof hij instinctief
naar de bank waar Liesje zat, zijn
ogen strak gericht op de heren bij
de deur. „Ik zal u uitleggen. Ik
ik...." stotterde hij. De heer des
huizes deed een paar stappen naar
voren. Zijn ogen fonkelden boos en
met een forse ruk trok hij Karel's
baard en snor van het gezicht. „Wat
heeft dit alles te beduiden jonge
man?" schreeuwde hij kwaad.
Karei begreep, dat alleen een cor
recte houding hem uit deze dwaze,
maar onverkwikkelijke situatie kon
redden. Hij deed een stapje naar vo
ren en zei: „Meneer, wanneer u even drukte.
mee wilt gaan naar de gang, dan zal
ik u uitleggen, hoe deze voor ons bei
den zo onaangename toestand is ont
staan". Meneer Van Dijk begreep, dat
hij om de feestvreugde niet te be
derven inderdaad beter de zaak bui
ten de kamer kon afhandelen. „Jon
gens zetten jullie de echte Sint maar
netjes in zijn stoel en geef hem wat
te drinken, dan zal ik wel even met
deze namaak-Sinterklaas afrekenen!"
Met Karei ging hij naar de gang en
daar biechtte de jongeman alles op.
Hij vertelde hoe hij tot het plan was
gekomen en gehoopt had door de al
gemene feestvreugde en de zak lek
kers in de kring aanvaard te worden.
De oudere man begon te lachend en
toen hij in de kamer weer het gejuich
en plezier, hoorde an de anderen, be
greep hij, dat hij deze eenzame niet
mocht uitsluiten. „Trek dat gekke
pakje maar uit en kom er in" nodig
de hij. „Ik heb vroeger ook ver van
huis gezeten en weet wat het is met
feestdagen". Toen Karei het Sint-Ni-
colaascostuum keurig opgevouwen in
de zak had gestopt, stapte hij met
meneer Van Dijk naar binnen en daar
werd hij enthousiast ontvangen.
„Ha, die Sinterklaas!". „Het valt
niet mee de goede bisschop te imi
teren, hè?" en „Jó, kijk eens, hij is
nog niet zo oud als we dachten!" wa
ren de uitroepen, 'waarmee hij werd
begroet.
Vader Van Dijk gaf hem een plaats
je op de bank en daarna zette hij in
het kort uiteen, wat de reden was
geweest van Kareis optreden als Sint-
Nicolaas.
Liesje keek hem eens van terzijde
aan en eerlijk gezegd vond ze hem
wel eens aardige jongen. Karei voelde
zich al heel gauw thuis in dit gezel
lige milieu en toen de boosdoeners
allemaal voor de Sint waren geweest
en hun reprimande in ontvangst had
den genomen, riep deze Karei bij zich.
Nederig moest hij vergiffenis smeken
en beloven, dat hij zich nooit weer
vopr Sint-Nicolaas zou uitgeven, het
geen natuurlijk veel vrolijkheid bij de
anderen veroorzaakte.
Toen deelde mevrouw Van Dyk
koffie en zwarte Piet snoepgoed rond
en voor Karei werd het de gezellig
ste Sint-Nicolaasavond, die hij ooit
had meegemaakt, want Liesje bleek
niet ongevoelig voor zijn attenties en
later, toen zij mevrouw Verburg was,
haalden ze ieder jaar met Sint-Nico
laas herinneringen op over die won
derlijke Sint-Nicolaasavond, toen Ka-
rel de dubbelganger van de Sint was
geweest.
GEEN NIEUWE SPEELGOEDEREN OP KOMST
Ganse productie bedekt slechts halve vraag
Het heerlijk avondje is weer in aantocht. Vol verwachting klopt het hart
van jong en oud door het gehele land. Wat zal de goede Sint met zijn knech
ten dit jaar weer brengen?
Vooral de kinderen zien met verlangen uit naar de geschenken, die de
goede Sint weer zal rijcen. Ongeduldig wachten zij de komst van de Sint en
zijn knechten af, gretige handen scheuren, zodra hij gekomen is, de papieren
van de pakjes en met een kreet van vreugde begroeten zij het nieuwe
speelgoed.
Nieuw? Inderdaad, het autootje is nieuw, de rails van de treinen blinke-
ren van nieuwigheid in het lamplicht, de pop is van eerste klas materiaal
en kan zachtjes de ogen toe doen. Maar nieuwe speelgoederen? Neen, jaren
achtereen schenkt de Sint nu reeds de poppen, autootjes, treinen, blokken
dozen en poppenwagentjes.
Natuurlijk zijn er elk jaar wel
enige nieuwtjes onder de speelgoede
ren, maar van een werkelijk opzien
barende vondst is al jaren geen spra
ke. Dit wordt ons verkaard door de
directeur van een van de vooraan
staande speelgoedwinkels te Utrecht
en hij vertelt ons verder, hoe het
thans met de speelgoedindustrie ge
steld is.
Vraag overtreft productie.
Hij MOET even glimlachen, als wij
de vraag stellen, wanneer hij met
„zijn" St. Nicolaasinkopen begint en
de veronderstelling uiten, dat dit
v/el reeds in October zal geschieden.
„Deze inkoop begint reeds in de
maanden Juni en Juli en voor het
materiaal van superklasse als elec
trische treinen en auto's bestellen
wij reeds in Januari, als wij nauwe
lijks bekomen zijn van de Kerst-
Vriendelijke, moraliserende volksschilder
bij uitnemendheid
Wat weten wij van vroeger? Slechts dat wat de geschiedenis ons leert.
En menigeen zal hierbij gevoeld hebben, hoe dikwijls de geschreven woor
den van vertelling of overlevering tekort schoten om ons een beeld te geven
van het gebeurde in vroeger dagen. Deze woorden kunnen ons veel zeggen,
maar zij kunnen onmogelijk vervangen wat het oog met één opslag kan
waarnemen. Kleine bijzonderheden en de sfeer, die dikwijls niet met woor
den te schetsen zijn.
Tot ons groot geluk bestaat er ook nog een beeldende kunst en het is
deze, die in veel gevallen aanvult wat woorden niet vermogen. De werken
van oude meesters bieden ons soms een betere kijk op het gebeurde in die
tijd, dan welke uitgebreide beschrijving ook. Op doek of paneel wordt ons
in alle kleuren en details een beeld getoverd, dat ons de juiste sfeer doet
gevoelen en daarom is het bestuderen van oude schilderijen voor hen die
iets meer willen weten over de oude tijd, zeker zo belangrijk als het raad
plegen van geschreven bronnen.
r\E SINT-NICOLAASAVOND",
een werk van Jan Steen, biedt
ons een kijkje op een echte zeventien-
de-eeuwse sinterklaasavond in een ge
woon hollands gezin. Het werk, dat
in het Rijksmuseum te Amsterdam in
volle glorie prijkt, geeft de mens in
de twintigste eeuw een beeld van
zo'n echt oud-Hollandse Sint-Nico
laasavond met al zijn vreugd en leed,
zijn rumoer en innerlijk beleven.
Het feest van de goedheiligman was
in die tijden een belangrijk winters
gebeuren. Genoegelijk werd de avond
door vader en moeder met hun talrijk
kroost doorgebracht en wij zien op
het schilderij als het ware alle fasen
van het feest in één beeld ver
eeuwigd.
De jongen met hoed, geheel links,
is kennelijk stout geweest en heeft
zijn gedrag moeten boeten. Het meisje
op de achtergrond links laat vol leed
vermaak zien wat zij in haar schoen
heeft gekregen en het kleine broertje
bl«, dat u ons dit jaar niet bent
vergeten. Zal ik even voorgaan?" En
terwijl hij Karei naar de kamer leid
de, fluisterde hij: „Zeg Jan, waarom
heb je Frits niet meegebracht, die
zou toch voor zwarte Piet spelen?"
Karei mompelde iets onverstaan
baars en de druppeltjes kwamen op
zijn voorhoofd. Hij voelde, dat het
fout zou gaan. Die lui verwachtten
een Sint-Nicolaas, maar niet hem.
Dapper stapte hij de kamer binnen,
waar een luid gejuich opsteeg. Enkele
van de aanwezigen zetten het lied
van „Hoor wie klopt daar kinderen"
in en bij de regel: ,,'t Is een vreemde
zeker, die verdwaald is zeker", moest
Karei inwendig lachen, omdat deze
mensen het onbewust bij het rechte
eind hadden.
Gewillig liet hij zich in een grote
armstoel zetten en keek eens rond.
Om zich heen zich hij éen grote groep
jongelui in uitgelaten stemming, ken
nelijk broers, zusters, vrienden en
verloofden. Een meisje viel hem spe
ciaal op. Ze zat rustig in een hoekje
op de gulle gaven van de Sint in de
schoen van zijn zuster attent maakt.
Twee andere jongens, waarvan de
oudste de jongste spruit van de
familie op de arm houdt, spreken
waarschijnlijk over de Sint die over
de daken rijdt. De jongste luistert met
open mond naar het verhaal, dat zijn
oudere broer hem vertelt.
Het kleine meisje, moeders lieve
ling, is goed bedacht door de oude
bisschop en glunderend klemt ze haar
geschenk in de arm. Vader zit rustig
glimlachend in zijn armstoel het ge
beuren om hem heen gade te slaan
en vermaakt zich best.
Dat men in die tijd de Sint Nico
laasavond als een Snoepavond vierde
blijkt wel uit de geweldige hoeveel
heid lekkernijen op de voorgrond.
Dit werk van een der grootste Neder
landse schilders is een aandachtige
bestudering waard en biedt ons een
blik op de intieme Sint-Nicolaasvie-
ring in de zeventiende eeuw.
Jan Steen, Jan Both en Jan van
Goyen.
WIE IS TOOH deze schilder van dit
genoeglijk tafereeltje? Het is Jan
Steen en ongetwijfeld heeft iedere
Nederlander van hem gehoord, maar
velen zullen niet meer dan zijn naam
en professie kennen.
Jan Havikszoon Steen werd in 1626
te Leiden geboren. Hij kwam in de
leer bij Nicolaas Knüpfër te Utrecht,
waar hij het schilderen van betrek
kelijk kleine figuren in interieurs
en landschappen leerde. In Utrecht
raakte hij tevens bekoord door de
Italianiserende landschapstijl met
oranje belichting van Jan Both. Deze
>beide elementen bleven Steen's ge
hele leven lang 'karakteristiek voor
zijn kunst.
Later werkte hij bij Jan van Goyen
in Den Haag, maar van deze schilder
nam hij behalve diens dochter weinig
over. Alhoewel hij (in 1649) met mej.
Van Goyen in het huwelijk trad,
leefde hij technisch langs Jan van
Goyen heen.
Zelfstandig werkend woonde Jan
Steen tot 1654 in Den Haag, vervol
gens te Delft tot 1656, daarna vier
jaar te Warmond. Van hier verhuisde
hij naar Haarlem, waar hij tot. 1669
woonde om in Leiden verder de laat
ste tien jaar van zijn leven te slijten.
Invloeden.
ÏAN STEEN onderging de invloed
van vele van zijn prominente tijd
genoten en voorgangers. Wij vinden
bij hem invloeden van Adriaan van
Ostade, het temperament van de por
tretten van Frans Hals, de sfeer van
de binnenhuizen van De Hoogh en
Vermeer en wel in het bijzonder van
de figuurstukken van Metsu. Jan
Steen verwerkte echter al deze in
vloeden op een geheel persoonlijke
wijze. Wij behoeven hierbij slechts te
wijzen op verschillende van zijn be
roemde werken, waarvan de lezer er
misschien enkele kent. In Leiden
vinden we van hem „Landelijke
vrijage", in het Rijksmuseum „Zelf
portret", „De Sint-Nicolaasavond" en
„De Emmausgaugers", in het Maurits-
huis „So de Ouden Songhen" en zo
zouden we kunnen voortgaan, ter-
wel er ook nog werken van hem in
het buitenland vertoeven.
Jan Steen is beroemd door zijn
volkstaferelen. Hij is moraliserend en
vriendelijk, terwijl er ook politieke
facetten in zijn schilderijen zijn ver
werkt. Veel van zijn geënsceneerde
mythologische en genrestukken zijn
ontleend aan het toneel, hetgeen ver
klaarbaar is, wanneer wij weten, dat
Jan Steen veel in rederijkerskringen
verkeerde. Hij is een meester in het
schilderen van boertige typen, een ge
voelig uitbeelder van bijbelse voor
stellingen en heeft een fenomenale
weergave van de stof, vooral van zijde
en bont.
Jan Steen is een der grootste schil
ders die de Gouden Eeuw heeft voort
gebracht. Hij vond veel navolgers,
doch geen er van evenaarde de mees
ter, want Jan Steen bleek in zijn
soort een genre apart.
Waarom dit nodig is? Wel, hét is
met de speelgoedindustrie momen
teel zeer ernstig gesteld. In de pro
ductie kan men slechts aan de helft
van de vraag voldoen. En wanneer
men bedenkt, dat in Nederland het
speelgoedmateriaal voor 80 pet. uit
het buitenland, hoofdzakelijk uit En-
.geland en Duitsland afkomstig is,
dan weet men hoe snel St. Nicolaas
er bij moet zijn om de brave kinde
ren toch nog iets te kunnen schenken.
De topverkoop voor ons begint drie
weken voor de feestdag van de
goedheiligman -en dat duurt tot de
laatste dag voor de verjaardagvan
de Sint voort. Men koestert de ver
wachting, dat de omzet dit jaar weer
belangrijk hoger zijn zal dan vorige
jaren, maar dit is van zoveel facto
ren afhankelijk en het is tegenwoor
dig zo'n rare tijd, dat men moeilijk
iets van tevoren kan voorspellen."
Truc ging niet op.
NATUURLIJK wordt door de lei
ding van vele speelgoedwinkels in
ons land een bezoek gebracht aan de
Najaarsbeurs. Men moet op de hoog
te blijven, wat er te koop is. Maar
tracht u niet dan bij de firmant nog
een bestelling te plaatsen, want men
kan er welhaast van verzekerd zijn,
dat het goed niet meer op tijd bin
nen is en slechts kan dienen als voor
raad voor het volgend jaar.
Met het buitenland is het, zoals
wij reeds schreven, nog erger. Als
men daar in Januari bestelt, mag
men de handen dichtknijpen, als het
bijtijds „binnen" is. En men kan zich
voorstellen, wat het voor een zaken
man in deze branche moet zijn om
zes weken voor de St. Nicolaas voor
wat betreft het buitenlands mate
riaal zoals de merkspeelgoederen als
electrische treinen en autootjes reeds
„neen" te moeten verkopen.
„Wij hebben zelfs getracht", zo ver
telt de directeur, „een dubbele order
in het buitenland te plaatsen, zodat
wij, indien de helft daarvan binnen
kwam, wij toch onze normale hoe
veelheid zouden hebben. Deze vlie
ger ging echter niet op. Aan de hand
van bestellingen van vorige jaren
zond men ons nog slechts de helft
andere jaren bestel-
Geen vliegende schotel en
helicopter.
MET BEWONDERING kijken wij
rond naar de enorme colectie speel
goederen, die in en zelfs buiten de
winkel staat opgesteld. Naar aanlei
ding van het bovenstaande zou men
dan mogen opmerken, dat de winkel
na St. Nicolaas vrijwel leeg moet zijn.
En inderdaad, zo verklaart ons onze
zegsman, zijn vele klassegoederen
dan verdwenen en blijven wij met
die speelgoederen, waar geen grote
vraag naar was, zitten.
Er wordt v/el eens beweerd, dat
de smaak van de jeugd zich zou be
wegen naar de meer moderne dingen
als vliegende schotel, helicopter en
raket, maar niets is minder waar.
Nog steeds zijn het voor de jongens
de electrische treinen (ook voor de
vaders) en de auto's in alle maten en
merken, die de meeste aantrekkings
kracht uito°fenen, want zodra er een
nieuw merk auto verschijnt, is er
ook een speelgoed-autootje van ver
krijgbaar en om zijn woorden kracht
•bij te zetten, toont de directeur ons
„het lelijke eendje" van de Citroën-
fabrieken.
Voor de electrische treinen worden
grif bedragen van 300,neerge
teld. En voor de meisjes zijn het nog
steeds de poppen, die echt kunnen
slapen en „mama" zeggen, met de
poppenwagens. Natuurlijk worden
ook van de andere speelgoederen
exemplaren verkocht, maar niet in
die mate als genoemde treinen, auto's
en poppen, die vooral bij de verjaar
dag van de Sint veel worden ver
kocht. De andere speelgoederen doen
het beter bij de verjaardagen.
Weinig concurrentie.
MET DE PRIJZEN van het eerste
•klasse materiaal kan niet worden
geschipperd, noch door grote waren
huizen, noch door de meer gespecia
liseerde winkelier. Zij allen hebben
een vastgestelde verkopsprüs.
„De werkelijke concurrentie, die
wij ondervinden", zo verklaart ons
onze zegsman, „komt van de zijde
van Amerika. De Verenigde Staten
kunnen ontzaglijk veel speelgoedma
teriaal aan en voor een groot deel is
het ook hieraan te wijten, dat onze
•b.uitenlandse bestellingen slechts ge
deeltelijk worden uitgevoerd, omdat
imen in Duitsland en Engeland na
tuurlijk ook liever de harde dollar
dart de harde gulden heeft. In dit ge
val staan wij machteloos en moeten
roeien met de riemen, die wij hebben.
Nogmaals, het is niet prettig voor ons
om „neen" te moeten verkopen aan
onze klanten, want je ziet ze veelal
niet meer terug, maar helaas, wij
kunnen ook niet anders."