JAN STEEN DE DUBBELGANGER VAN DE SINT Sint heeft voldoende keus De Sint Nicolaasavond VAN v_ WOENSDAG 23 NOVEMBER 1955 DE LEIDSE COURANT DERDE BLAD PAGINA 1 KORT VERHAAL DOOR COBY MARTIUS EENTONIG tikte de regen op de op de bank en zag met glinsterende ruiten in ppn snelle caHanc rfi.a nopn He HniUte nm iieV» Vieori Do Hilr ruiten in een snelle cadans, die nu en dan in een doordringend geruis overging, wanneer een gure rukwind zich door de straat met de aaneenge sloten huizen wrong. Binnen snorde de kachel en Karei Verburg voelde de behagelijke warm te langs zijn benen omhoog kruipen, wanneer hij, gezellig lui in zijn lig stoel, zijn onderdanen naar het vuur uitstrekte. Hij voelde zich al helemaal thuis op zijn zit-slaapkamer, die hij pas twee weken bewoonde. Ze was gezellig ingericht en ademde een sfeer van intimiteit, die een mens da delijk op zijn gemak stelt. Terwijl hij zo zat te soezen, over viel hem een gevoel van ontevreden heid, zoals hij dat de laatste dagen al meer had opgemerkt. Eigenlijk leek het meer op een vorm van verlaten heid, die waarschijnlijk zijn oorzaak vond in het feit, dat hij hier zo ver van zijn geboorteplaats nog geen vriend of kennissen had. Dat zou on der normale omstandigheden niet zo verschrikkelijk geweest zijn, maar nu het over enkele dagen Sint-Nicolaas was, benauwde het hem. Thuis was het altijd een belangrijk feest geweest, maar de afstand was te groot om voor die gelegenheid er heen te gaan, terwijl trouwens zijn werk dit ook niet toeliet, want zijn dienst eindigde elke dag om zeven uur en dan was het de moeite niet meer zo'n reis te ondernemen. Neen, hij moest Sint-Nicolaasavond maar al leen vieren, maar daar kwam eigen lijk zijn gemoed tegen in opstand. Hij wilde gezelligheid en mensen om zich heen, maar hoe. De hele avond piekerde hij daar over, maar vond geen oplossing, want vrienden of kennissen stamp je in en kele dagen niet uit de grond. Plot seling kreeg hij een idee. Eigenlijk was het wel erg raar, maar wat moest hij anders doen, er was geen keus. /"^P DE FEESTDAG van de goede Sint kwam Karei 's avonds thuis met een zware koffer en een glön- lach om de lippen. Nu kon.het spel beginnen. Vlug at hij zijn brood op en toen hij daarmee klaar was, begon hij zich te verkleden. Uit de koffer haalde hij een compleet Sint-Nico- laascostuum en trok dit aan. Voor de spiegel plakte hij zich de baard en snor aan en keek of zijn mijter wel recht stond. Tjonge, wat zag hij er prachtig uit. Bij gebrek aan een zwarte Piet nam hij zelf de zak op de schouder, die voor het oog opgevuld was met oude kranten en waarin bo venop een hoeveelheid strooigoea, speculaaspoppen, suikergoed en mar sepein lag. Hij stond klaar voor het grote avontuur. Zachtjes sloop hij de trap af, be- vreeds dat zijn hospita hem zou ho ren en bij het zien van deze myste rieuze Sint-Nicolaasfiguur een flauw te zou krijgen. Voorzichtig trok hii de deur achter zich dicht en daar stond hij in de stille straat. Omzichtig sloop hij in de schaduw van de muren langs de huizen, nu en dan stilstaand om te horen, wat zich daarbinnen af speelde. Waar het rustig was ging hij snel voorbij, maar waar feestge druis naar buiten drong, bleef hy staan en luisterde naar wat hij bin nen hoorde. Eigenlijk weifelde hij nog of hij zijn stoute plan ten uitvoer zou brengen en daarom koos hy met zorg een huis uit. Halverwege de straat stond hij stil voor een huis vanwaar veel rumoer naar buiten drong. Daar moest een flink gezelschap aanwezig zijn. Hij hoorde de vrolijke stemmen en de klaterende lach van jongelui en daar tussendoor het zware geluid van een oudere heer, die opgewekt enige gees tigheden over Sint-Nicolaas ten beste gaf. Hier wilde Karei het-maar eens proberen. Hij liep rsaar de vooraeur en strekte nog aarzelend zijn hand uit naar de bel. Toen de galm door de gang klonk, trok hij zijn hand terug alsof hij die gebrand had. maar hij bedacht dat er geen terug meer mo gelijk was en richtte zich op om zijn rol naar behoren te spelen. |7H KLONKEN voetstappen in de gang en toen de deur openzwaai de, stond Karei tegenover een oudere heer met een buikje, een rond ge zicht met twee twinkelende oogjes. „Hé, daar in Sint-Nicolaas", riep hij luid en zich omkerend naar de open kamerdeur volgde: „Zeg jongelui, gaan jullie eens netjes recht zitten, want hier is hoog bezoek!" Binnen ontstond rumoer en geschuif van stoe len. Zich weer tot Karei wendend zei hij: „Komt u binnen Sint. We zijn ogen de drukte om zich heen. De dik. buikige heer des huizers wendde zich tot zijn vrouw en riep: „Moeder, schenk eens koffie in, want Sint-Nico laas zal na zo'n lange tocht wel trek hebben in een bakje". Toen hij Karei vol aandacht naar het aardige blonde meisje op de bank zag kijken, bukte hij zich en fluisterde hem in het oor. „Zeg Jan, ben je zo onder de indruk? Dat had ik van iemand op jouw leef tijd niet verwacht. Gedraag je nu een beetje als een echte, oude Sint, want anders zal ik morgen op kantoor de anderen eens vertellen, hoe jij als oude vrijgezel nog graag naar de jon ge meisjes kijkt". Karei schrok op en mompelde iets, terwijl hij haastig het kopje koffie aanpakte, dat de gast vrouw hem aanbood. TVJU KON het officiële deel van het feest beginnen en Karei zette zich schrap. Lies je, het jonge meisje, dat Kareis aandacht had getrokken, moest voor de Sint verschijnen en een lied je zingen, hetgeen onder veel geplaag en gejuich gebeurde en het meisje bloosde allerliefst. Karei voelde zijr» hart in dubbel tempo kloppen en ang stig vroeg hij zich af, of de* anderen het ook konden horen. Na het liedje stootte de vader, die naast de bisschop was gaan zitten hem aan en luisterde: „Ken je je lesje van buiten? Vertel haar nu maar dat er eens een eind moet komen aan haar slordigheid en dat ze alles niet over al moet laten slingeren!" Even brak Karei het zweet uit, hij had dus ver schillende boetpredikaties uit zijn hoofd moeten leren. Maar hij herstel de zich dadelijk en begon tegen het meisje voor hem met een zware, verdraaide stem een aantal vermanin gen uit te delen. De omstanders had den het grootste plezier en haar va der niet het minst. Schuldbewust, met neergeslagen ogen zei ze: „Ik zal mijn leven beteren, Sinit-Nicolaas". Maar de guitige blik, waarmee ze hem daarna aankeek toen ze opstond, be zorgde Karei een heel raar gevoel in zijn maagstreek. Royaal liet hij haar een keuze doen uit de zak met snoep goed. Juist leidde de heer des huizes on der grote hilariteit een van zijn zoons voor de Sint, toen de bel ging. „Hé, wie kan dat nu zijn?" vroeg mevrouw verwonderd, „we zijn allemaal com pleet!" Mopperend, omdat het feest onderbroken werd, stapte meneer naar de voordeur en Karei kreeg een drukkend gevoel van een naderend onheil. „Nee maar, wat zullen we nu beleven?" brulde de gastheer vanuit de gang. „Dubbel op ,het kan niet beter!" In de kamer werd het dood stil, want iedereen wilde horen wat er aan de deur gebeurde. Een zware stem sprak: „Goedenavond meneer Van Dijk, ik kom u en uw familie eens bezoeken om te zien of er nog stoute kinderen zijn. Piet heeft mij zo het een en ander verteld over een zekere Rob, en een meisje Liesje en Ria, Henk ennou ja, u begrijpt wel, dat ik hier nog een appeltje te schillen heb!" Karei keek angstig om zich heen, om te zien waar hij blijven zou. Het liefst was hij zo door de grond ge zakt, maar hij zat stevig in zijn arm stoel en alle aanwezigen om zich heen en hij voelde zich doodongeluk kig. Het werd nog erger ,toen de nieuwe Sint op de drempel verscheen en plotseling aller ogen zich op Karei richtten, als wilden ze vragen: „Wie ben je eigenlijk?" Niemand bleek meer verwonderd dan de nieuwe Sint, die keurig vergezeld van een zwarte Piet als aan de grond genageld in de deuropening bleef staan. „Zeg Van Dijk, wat heb ik nu aan mijn fiets hangen?" schoot de Sint minder oir- baar uit zijn slof. „Sta ik voor een spiegel, of wat doet die snoeshaan hier?" I^AREL stond op en zonder het zelf te willen, schoof hij instinctief naar de bank waar Liesje zat, zijn ogen strak gericht op de heren bij de deur. „Ik zal u uitleggen. Ik ik...." stotterde hij. De heer des huizes deed een paar stappen naar voren. Zijn ogen fonkelden boos en met een forse ruk trok hij Karel's baard en snor van het gezicht. „Wat heeft dit alles te beduiden jonge man?" schreeuwde hij kwaad. Karei begreep, dat alleen een cor recte houding hem uit deze dwaze, maar onverkwikkelijke situatie kon redden. Hij deed een stapje naar vo ren en zei: „Meneer, wanneer u even drukte. mee wilt gaan naar de gang, dan zal ik u uitleggen, hoe deze voor ons bei den zo onaangename toestand is ont staan". Meneer Van Dijk begreep, dat hij om de feestvreugde niet te be derven inderdaad beter de zaak bui ten de kamer kon afhandelen. „Jon gens zetten jullie de echte Sint maar netjes in zijn stoel en geef hem wat te drinken, dan zal ik wel even met deze namaak-Sinterklaas afrekenen!" Met Karei ging hij naar de gang en daar biechtte de jongeman alles op. Hij vertelde hoe hij tot het plan was gekomen en gehoopt had door de al gemene feestvreugde en de zak lek kers in de kring aanvaard te worden. De oudere man begon te lachend en toen hij in de kamer weer het gejuich en plezier, hoorde an de anderen, be greep hij, dat hij deze eenzame niet mocht uitsluiten. „Trek dat gekke pakje maar uit en kom er in" nodig de hij. „Ik heb vroeger ook ver van huis gezeten en weet wat het is met feestdagen". Toen Karei het Sint-Ni- colaascostuum keurig opgevouwen in de zak had gestopt, stapte hij met meneer Van Dijk naar binnen en daar werd hij enthousiast ontvangen. „Ha, die Sinterklaas!". „Het valt niet mee de goede bisschop te imi teren, hè?" en „Jó, kijk eens, hij is nog niet zo oud als we dachten!" wa ren de uitroepen, 'waarmee hij werd begroet. Vader Van Dijk gaf hem een plaats je op de bank en daarna zette hij in het kort uiteen, wat de reden was geweest van Kareis optreden als Sint- Nicolaas. Liesje keek hem eens van terzijde aan en eerlijk gezegd vond ze hem wel eens aardige jongen. Karei voelde zich al heel gauw thuis in dit gezel lige milieu en toen de boosdoeners allemaal voor de Sint waren geweest en hun reprimande in ontvangst had den genomen, riep deze Karei bij zich. Nederig moest hij vergiffenis smeken en beloven, dat hij zich nooit weer vopr Sint-Nicolaas zou uitgeven, het geen natuurlijk veel vrolijkheid bij de anderen veroorzaakte. Toen deelde mevrouw Van Dyk koffie en zwarte Piet snoepgoed rond en voor Karei werd het de gezellig ste Sint-Nicolaasavond, die hij ooit had meegemaakt, want Liesje bleek niet ongevoelig voor zijn attenties en later, toen zij mevrouw Verburg was, haalden ze ieder jaar met Sint-Nico laas herinneringen op over die won derlijke Sint-Nicolaasavond, toen Ka- rel de dubbelganger van de Sint was geweest. GEEN NIEUWE SPEELGOEDEREN OP KOMST Ganse productie bedekt slechts halve vraag Het heerlijk avondje is weer in aantocht. Vol verwachting klopt het hart van jong en oud door het gehele land. Wat zal de goede Sint met zijn knech ten dit jaar weer brengen? Vooral de kinderen zien met verlangen uit naar de geschenken, die de goede Sint weer zal rijcen. Ongeduldig wachten zij de komst van de Sint en zijn knechten af, gretige handen scheuren, zodra hij gekomen is, de papieren van de pakjes en met een kreet van vreugde begroeten zij het nieuwe speelgoed. Nieuw? Inderdaad, het autootje is nieuw, de rails van de treinen blinke- ren van nieuwigheid in het lamplicht, de pop is van eerste klas materiaal en kan zachtjes de ogen toe doen. Maar nieuwe speelgoederen? Neen, jaren achtereen schenkt de Sint nu reeds de poppen, autootjes, treinen, blokken dozen en poppenwagentjes. Natuurlijk zijn er elk jaar wel enige nieuwtjes onder de speelgoede ren, maar van een werkelijk opzien barende vondst is al jaren geen spra ke. Dit wordt ons verkaard door de directeur van een van de vooraan staande speelgoedwinkels te Utrecht en hij vertelt ons verder, hoe het thans met de speelgoedindustrie ge steld is. Vraag overtreft productie. Hij MOET even glimlachen, als wij de vraag stellen, wanneer hij met „zijn" St. Nicolaasinkopen begint en de veronderstelling uiten, dat dit v/el reeds in October zal geschieden. „Deze inkoop begint reeds in de maanden Juni en Juli en voor het materiaal van superklasse als elec trische treinen en auto's bestellen wij reeds in Januari, als wij nauwe lijks bekomen zijn van de Kerst- Vriendelijke, moraliserende volksschilder bij uitnemendheid Wat weten wij van vroeger? Slechts dat wat de geschiedenis ons leert. En menigeen zal hierbij gevoeld hebben, hoe dikwijls de geschreven woor den van vertelling of overlevering tekort schoten om ons een beeld te geven van het gebeurde in vroeger dagen. Deze woorden kunnen ons veel zeggen, maar zij kunnen onmogelijk vervangen wat het oog met één opslag kan waarnemen. Kleine bijzonderheden en de sfeer, die dikwijls niet met woor den te schetsen zijn. Tot ons groot geluk bestaat er ook nog een beeldende kunst en het is deze, die in veel gevallen aanvult wat woorden niet vermogen. De werken van oude meesters bieden ons soms een betere kijk op het gebeurde in die tijd, dan welke uitgebreide beschrijving ook. Op doek of paneel wordt ons in alle kleuren en details een beeld getoverd, dat ons de juiste sfeer doet gevoelen en daarom is het bestuderen van oude schilderijen voor hen die iets meer willen weten over de oude tijd, zeker zo belangrijk als het raad plegen van geschreven bronnen. r\E SINT-NICOLAASAVOND", een werk van Jan Steen, biedt ons een kijkje op een echte zeventien- de-eeuwse sinterklaasavond in een ge woon hollands gezin. Het werk, dat in het Rijksmuseum te Amsterdam in volle glorie prijkt, geeft de mens in de twintigste eeuw een beeld van zo'n echt oud-Hollandse Sint-Nico laasavond met al zijn vreugd en leed, zijn rumoer en innerlijk beleven. Het feest van de goedheiligman was in die tijden een belangrijk winters gebeuren. Genoegelijk werd de avond door vader en moeder met hun talrijk kroost doorgebracht en wij zien op het schilderij als het ware alle fasen van het feest in één beeld ver eeuwigd. De jongen met hoed, geheel links, is kennelijk stout geweest en heeft zijn gedrag moeten boeten. Het meisje op de achtergrond links laat vol leed vermaak zien wat zij in haar schoen heeft gekregen en het kleine broertje bl«, dat u ons dit jaar niet bent vergeten. Zal ik even voorgaan?" En terwijl hij Karei naar de kamer leid de, fluisterde hij: „Zeg Jan, waarom heb je Frits niet meegebracht, die zou toch voor zwarte Piet spelen?" Karei mompelde iets onverstaan baars en de druppeltjes kwamen op zijn voorhoofd. Hij voelde, dat het fout zou gaan. Die lui verwachtten een Sint-Nicolaas, maar niet hem. Dapper stapte hij de kamer binnen, waar een luid gejuich opsteeg. Enkele van de aanwezigen zetten het lied van „Hoor wie klopt daar kinderen" in en bij de regel: ,,'t Is een vreemde zeker, die verdwaald is zeker", moest Karei inwendig lachen, omdat deze mensen het onbewust bij het rechte eind hadden. Gewillig liet hij zich in een grote armstoel zetten en keek eens rond. Om zich heen zich hij éen grote groep jongelui in uitgelaten stemming, ken nelijk broers, zusters, vrienden en verloofden. Een meisje viel hem spe ciaal op. Ze zat rustig in een hoekje op de gulle gaven van de Sint in de schoen van zijn zuster attent maakt. Twee andere jongens, waarvan de oudste de jongste spruit van de familie op de arm houdt, spreken waarschijnlijk over de Sint die over de daken rijdt. De jongste luistert met open mond naar het verhaal, dat zijn oudere broer hem vertelt. Het kleine meisje, moeders lieve ling, is goed bedacht door de oude bisschop en glunderend klemt ze haar geschenk in de arm. Vader zit rustig glimlachend in zijn armstoel het ge beuren om hem heen gade te slaan en vermaakt zich best. Dat men in die tijd de Sint Nico laasavond als een Snoepavond vierde blijkt wel uit de geweldige hoeveel heid lekkernijen op de voorgrond. Dit werk van een der grootste Neder landse schilders is een aandachtige bestudering waard en biedt ons een blik op de intieme Sint-Nicolaasvie- ring in de zeventiende eeuw. Jan Steen, Jan Both en Jan van Goyen. WIE IS TOOH deze schilder van dit genoeglijk tafereeltje? Het is Jan Steen en ongetwijfeld heeft iedere Nederlander van hem gehoord, maar velen zullen niet meer dan zijn naam en professie kennen. Jan Havikszoon Steen werd in 1626 te Leiden geboren. Hij kwam in de leer bij Nicolaas Knüpfër te Utrecht, waar hij het schilderen van betrek kelijk kleine figuren in interieurs en landschappen leerde. In Utrecht raakte hij tevens bekoord door de Italianiserende landschapstijl met oranje belichting van Jan Both. Deze >beide elementen bleven Steen's ge hele leven lang 'karakteristiek voor zijn kunst. Later werkte hij bij Jan van Goyen in Den Haag, maar van deze schilder nam hij behalve diens dochter weinig over. Alhoewel hij (in 1649) met mej. Van Goyen in het huwelijk trad, leefde hij technisch langs Jan van Goyen heen. Zelfstandig werkend woonde Jan Steen tot 1654 in Den Haag, vervol gens te Delft tot 1656, daarna vier jaar te Warmond. Van hier verhuisde hij naar Haarlem, waar hij tot. 1669 woonde om in Leiden verder de laat ste tien jaar van zijn leven te slijten. Invloeden. ÏAN STEEN onderging de invloed van vele van zijn prominente tijd genoten en voorgangers. Wij vinden bij hem invloeden van Adriaan van Ostade, het temperament van de por tretten van Frans Hals, de sfeer van de binnenhuizen van De Hoogh en Vermeer en wel in het bijzonder van de figuurstukken van Metsu. Jan Steen verwerkte echter al deze in vloeden op een geheel persoonlijke wijze. Wij behoeven hierbij slechts te wijzen op verschillende van zijn be roemde werken, waarvan de lezer er misschien enkele kent. In Leiden vinden we van hem „Landelijke vrijage", in het Rijksmuseum „Zelf portret", „De Sint-Nicolaasavond" en „De Emmausgaugers", in het Maurits- huis „So de Ouden Songhen" en zo zouden we kunnen voortgaan, ter- wel er ook nog werken van hem in het buitenland vertoeven. Jan Steen is beroemd door zijn volkstaferelen. Hij is moraliserend en vriendelijk, terwijl er ook politieke facetten in zijn schilderijen zijn ver werkt. Veel van zijn geënsceneerde mythologische en genrestukken zijn ontleend aan het toneel, hetgeen ver klaarbaar is, wanneer wij weten, dat Jan Steen veel in rederijkerskringen verkeerde. Hij is een meester in het schilderen van boertige typen, een ge voelig uitbeelder van bijbelse voor stellingen en heeft een fenomenale weergave van de stof, vooral van zijde en bont. Jan Steen is een der grootste schil ders die de Gouden Eeuw heeft voort gebracht. Hij vond veel navolgers, doch geen er van evenaarde de mees ter, want Jan Steen bleek in zijn soort een genre apart. Waarom dit nodig is? Wel, hét is met de speelgoedindustrie momen teel zeer ernstig gesteld. In de pro ductie kan men slechts aan de helft van de vraag voldoen. En wanneer men bedenkt, dat in Nederland het speelgoedmateriaal voor 80 pet. uit het buitenland, hoofdzakelijk uit En- .geland en Duitsland afkomstig is, dan weet men hoe snel St. Nicolaas er bij moet zijn om de brave kinde ren toch nog iets te kunnen schenken. De topverkoop voor ons begint drie weken voor de feestdag van de goedheiligman -en dat duurt tot de laatste dag voor de verjaardagvan de Sint voort. Men koestert de ver wachting, dat de omzet dit jaar weer belangrijk hoger zijn zal dan vorige jaren, maar dit is van zoveel facto ren afhankelijk en het is tegenwoor dig zo'n rare tijd, dat men moeilijk iets van tevoren kan voorspellen." Truc ging niet op. NATUURLIJK wordt door de lei ding van vele speelgoedwinkels in ons land een bezoek gebracht aan de Najaarsbeurs. Men moet op de hoog te blijven, wat er te koop is. Maar tracht u niet dan bij de firmant nog een bestelling te plaatsen, want men kan er welhaast van verzekerd zijn, dat het goed niet meer op tijd bin nen is en slechts kan dienen als voor raad voor het volgend jaar. Met het buitenland is het, zoals wij reeds schreven, nog erger. Als men daar in Januari bestelt, mag men de handen dichtknijpen, als het bijtijds „binnen" is. En men kan zich voorstellen, wat het voor een zaken man in deze branche moet zijn om zes weken voor de St. Nicolaas voor wat betreft het buitenlands mate riaal zoals de merkspeelgoederen als electrische treinen en autootjes reeds „neen" te moeten verkopen. „Wij hebben zelfs getracht", zo ver telt de directeur, „een dubbele order in het buitenland te plaatsen, zodat wij, indien de helft daarvan binnen kwam, wij toch onze normale hoe veelheid zouden hebben. Deze vlie ger ging echter niet op. Aan de hand van bestellingen van vorige jaren zond men ons nog slechts de helft andere jaren bestel- Geen vliegende schotel en helicopter. MET BEWONDERING kijken wij rond naar de enorme colectie speel goederen, die in en zelfs buiten de winkel staat opgesteld. Naar aanlei ding van het bovenstaande zou men dan mogen opmerken, dat de winkel na St. Nicolaas vrijwel leeg moet zijn. En inderdaad, zo verklaart ons onze zegsman, zijn vele klassegoederen dan verdwenen en blijven wij met die speelgoederen, waar geen grote vraag naar was, zitten. Er wordt v/el eens beweerd, dat de smaak van de jeugd zich zou be wegen naar de meer moderne dingen als vliegende schotel, helicopter en raket, maar niets is minder waar. Nog steeds zijn het voor de jongens de electrische treinen (ook voor de vaders) en de auto's in alle maten en merken, die de meeste aantrekkings kracht uito°fenen, want zodra er een nieuw merk auto verschijnt, is er ook een speelgoed-autootje van ver krijgbaar en om zijn woorden kracht •bij te zetten, toont de directeur ons „het lelijke eendje" van de Citroën- fabrieken. Voor de electrische treinen worden grif bedragen van 300,neerge teld. En voor de meisjes zijn het nog steeds de poppen, die echt kunnen slapen en „mama" zeggen, met de poppenwagens. Natuurlijk worden ook van de andere speelgoederen exemplaren verkocht, maar niet in die mate als genoemde treinen, auto's en poppen, die vooral bij de verjaar dag van de Sint veel worden ver kocht. De andere speelgoederen doen het beter bij de verjaardagen. Weinig concurrentie. MET DE PRIJZEN van het eerste •klasse materiaal kan niet worden geschipperd, noch door grote waren huizen, noch door de meer gespecia liseerde winkelier. Zij allen hebben een vastgestelde verkopsprüs. „De werkelijke concurrentie, die wij ondervinden", zo verklaart ons onze zegsman, „komt van de zijde van Amerika. De Verenigde Staten kunnen ontzaglijk veel speelgoedma teriaal aan en voor een groot deel is het ook hieraan te wijten, dat onze •b.uitenlandse bestellingen slechts ge deeltelijk worden uitgevoerd, omdat imen in Duitsland en Engeland na tuurlijk ook liever de harde dollar dart de harde gulden heeft. In dit ge val staan wij machteloos en moeten roeien met de riemen, die wij hebben. Nogmaals, het is niet prettig voor ons om „neen" te moeten verkopen aan onze klanten, want je ziet ze veelal niet meer terug, maar helaas, wij kunnen ook niet anders."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1955 | | pagina 9