WANT NIEMAND WI$T HET Hei hele land was in roei De Kleppende ENTOSORBINE De geheimzinnige 1 VMr. Moto MAANDAG 21 NOVEMBER 1955 DE LEIDSE COURANT DERDE BLAD - PAGINA 2 ST. NICOLAASVERHAAL VAN BEN JANSEN P*R WAS EENS EEN LAND waar iedereen verschrikkelijk geleerd was. Iedereen liep steeds met een wijsvinger peinzend tegen het voor hoofd en zelfs de kinderen hadden diepe rimpels van het denken. Spelen was er niet bij, ze deden niets anders dan léssen van buiten leren. En als in alle andere landen van de wereia de kinderen op school Sinterklaas liedjes zongen, zaten de kinderen m dat ene land ijverig rekensommen te maken. Ze hadden geen tijd om Sinterklaasliedjes te leren. Ieder jaar bezocht Sinterklaas dit land cn ging dan de scholen langs, net als in elk ander land van de wereld. J)an vio? T Sinterklaas: „Kinderen, zingen jullie eens een vrolijk liedje voor iiuj, aac kunnen jullie toch wel?" Maar in plaats van da+ de kinderen een vro lijk bedje zongen, lazen ze nem som men voor uit een groot rekenboek. Of ze noemden moeilijke plaatsen op van de landkaart, of jaartallen uit de geschiedenis-les. Nu is leren natuurlijk heel mooi, je kunt nooit genoeg leren. Maar er moet toch ook een beetje tijd over blijven voor wat gezelligheid. En om dat Sinterklaas erg veel van gezel ligheid houdt, verdroot het hem zeer dat de kinderen uit dat land nooit eens een Sinterklaasliedje zongen. Op zekere keer werd hij er zo boos om, dat bij besloot om dit land een jaartje over te slaan. „Dan zullen ze in het vervolg wel voortaan Sinterklaasliedjes leren", zei hy tegen Zwarte Piet. Maar daar was sinter klaas toch echt mis in. De grote mensen en de kinderen in dat land hadden het zo druk met hun ge leerdheid dat ze het niet eens merk ten. Het is haast niet te geloven, maar op zes December hadden ze er nog geen erg in dat Sinterklaas ver jaarde. „Ze moesten er allemaal eens flink met de roe van langs krygen!" mop perde Zwarte Piet boos. Maar Sinterklaas zei kalm: „Wel nee Piet, als ze mij vergeten, ver&.._„ ik hen ook. Ik ga heel eenvoudig niet meer naar dat land toe". Sinterklaas, die erg streng kan zijn, hield woord en het jaar daarop ging hij er niet meer heen. En na verloop van jaren was men daar Sinterklaas helemaal vergeten. Zo gingen er tien j^ren voorbij vijftien jaren.ja, wel twintig ja ren. Nu weten jullie wel, dat er in twintig jaren heel wat veranderen kan. Maar in het land van geleerde mensen was nog helemaal niets ver anderd. Daar bleef men gewoon door gaan met blokken en studeren; dictée's overschrijven, jaartallen van buiten leren en moeilijke sommen maken. Toch was er wel iets veranderd. Luister maar. In dat land van geleer de mensen was een jongetje komen wonen dat Kareltje heette. Nu is dat Meester hoe oud is Sinterklaas? niets bijzonders, in elk land wonen jongetjes die Karei heten, maar dit jongetje had helemaal geen zin om veel te leren. En dat was in dit land wel iets bijzonders. Het liefst speel de hij op zolder met wat oude rom mel. En al mopperde de meester ook nog zo erg en gaf vader hem nog zo veel straf, het hielp niets. Als Ka reltje de kans kreeg sloop hij naar de zolder. QP ZEKERE DAG zat Kareltje weer op zolder toen hij onder de rommel een boek zag liggen. Het was een groot, dik boek, helemaal on der het stof. - „Hé, dat boek heb ik nog nooit zien liggen!", riep Kareltje verwonderd Hij pakte het boek en begon er met een in te lezen. Er stonden allerlei leuke dingen in en op bladzijde acht en vijftig stond iets over Sinterklaas. Kareltje vond dat zo mooi en zo span nend; hij werd er helemaal opgewon den van. Eén ding vond hij erg jam mer: er stond niet in hoe oud Sin terklaas wel was. De volgende dag was Kareltje zo onrustig dat de meester op school hem vroeg: „Wat is er met jou aan de hand, Kareltje. Je let niet op?" Dat was waar, hij lette niet op. Hij dacht alsmaar aan Sinterklaas. Hij dacht er zo sterk aan, dat hij plotse ling vroeg: „Meester, hoe oud is Sin terklaas?". wist de meester geen antwoord te geven. Hij stond heel beduusd te kij ken, toen antwoordde hij: „Dat hoef je niet te weten, we leren hier alleen maar geleerde dingen". Maar nauwe lijks was de bel voor het speelkwar tier gegaan of de meester snelde naar de bovenmeester. „Meneer, Kareltje heeft gevraagd hoe oud Sinterklaas is, maar ik wist het niet." „Zo, zo", zei de bovenmeester. Dat dien je toch te weten. Alles wat de kinderen vragen moet je weten, an ders ben je geen goede meester." De meester van Kareltje knikte verlegen. „Maar als u het mij ver telt", zei hij tegen de bovenmeester, „dan vertel ik het direct tegen de kinderen, dan weten ze dat ook weer." „Natuurlijk, natuurlijk!", zei de bovenmeester en keek heel gewichtig. Dan ging hij heel diep na zitten den ken en eindelijk zei hij: „Ik weet het ook niet, maar straks, na schooltijd, zullen we het aan de directeur van de H.B.S. gaan vTagen. Die zal het wel weten." r\IRECT NA SCHOOLTIJD ging de bovenmeester naar de directeur van de H.B.S. en de bovenmeester vroeg: „Meneer de directeur, hoe oud is Sinterklaas?" „Dat zal ik wel even nakijken", zei de directeur. Hij stapte naar een sta pel geleerde boeken en ging er in zit ten bladeren. Maar hoe hij ook zocht, nergens stond hoe oud Sinterklaas was. „Weet je wat?", zei de direc teur eindelijk, „we gaan naar de rec tor van het gymnasium. Die is zo ge leerd, die weet het vast!" Met z*n drieën gingen ze nu naar' de rector van het gymnasium. „Me neer de rector", vroeg de directeur van de H.B.S., „hoe oud is Sinter klaas?" „Hoe kan ik dat nu weten", brom de de rector. „Ik bemoei me niet niers. De kruideniers vroegen het aan de dienstmeisjes, die hun inko pen kwamen doen. De dienstmeisjes vroegen het aan hun mevrouwen en die vroegen het weer aan hun man nen. Maar niemand wist het. Ten slotte zei de koning van het land te gen een van zijn ministers: „Schrijf een brief naar Spanje en vraag aan Sinterklaas of hij dit jaar weer wil komen. Dan kunnen we het aan hem zelf vragen." De minister (het was de minister van onderwijs) schreef een lange brief naar Sinterklaas en reeds een week later kwam bericht terug. Sin terklaas beloofde om weer in het land te komen. De rust in het land keer de terug. De mensen bereidden een feest voor dat klonk als een klok. De bakkers bakten taai-taai-specu laas en pepernoten, de kruideniers winkels verkochten grote chocolade letters en de fabrieken deden niets anders dan allerlei leuk speelgoed maken. Opeens merkte iedereen wat een leuk feest het Sinterklaasfeest eigenlijk is. Er werd gelachen en ge zongen, ja, iedereen was vrolijk. piNDELUK KWAM DE DAG dat Sinterklaas zou komen. Hij werd met grote luister ontvangen. Alle kin- deren stonden met kleurige vlaggetjes langs de straten en de koning was persoonlijk gekomen om Sinterklaas te verwelkomen. De eerste minister hield een deftige toespraak en onder wijl deelde Zwarte Piet allerlei lek kers aan de kinderen uit. Hij zorgde er wel voor, dat niemand vergeten werd. Het werd een feest zoals er in dat land nog nooit feest gevierd was. Die dag bezocht Sinterklaas alle scholen in het land en, eerlijk waar, alle kinderen zongen een Sinterklaas liedje. Sinterklaas was dan ook heel erg tevreden en gaf ieder kindje een hand en heel dikwijls moest Zwarte Piet in zijn zak duiken om er wat lekkers uit te halen. Toen Sinterklaas de volgende dag weer vertrok werd hij uitgeleide ge daan door duizenden kinderen. Ook de koning was bij het vertrek aanwe zig. En heel de ministerraad, de wet houder van onderwijs, de rector van .Hoe oud ben ikdat weet ik zelf niet..,. met zoiets. Maar we kunnen wel eens naar de wethouder van onderwijs gaan". Zo deden ze. En onderweg mopper de de rector op de directeur van de H.B.S. omdat hij met zulk een vreem de vraag gekomen was. En de direc teur van de H.B.S. mopperde op de bovenmeester en de bovenmeester mopperde op de meester en de mees ter mopperde op Kareltje. „Die jon gen met zijn gekke vragen", Zei hij, „ik zal hem er flink voor straffen!" Zo kwamen ze bij de wethouder van onderwijs. En die wist het ook niet. Toch moeten we het weten!", zei de directeur van de H.B.S. .Natuurlijk", antwoordde de wet houder van onderwijs. „Het is een schande, dat er in dit land iets is, wat we niet weten!" TJET GEHELE LAND was de vol- gende dag in rep en roer. Iedereen vroeg aan iedereen: „Hoe oud is Sin terklaas?" De kinderen vroegen het aan hun moeder, de moeders vroegen het aan de bakkers, de bakkers aan de groenteboeren en de groenteboe ren vroegen het weer aan de kruide- het gymnasium, de directeur van de H.B.S., de bovenmeester en de mees ter van Kareltje. Iedereen was pre sent. Sinterklaas wuifde vriendelijk met zijn hand toen hij naar het rij tuig stapte. Plotseling schrok de koning en vroeg zacht aan de minister: „Waar voor hebben we Sinterklaas ook weer laten komen?" DE MINISTER SCHUDDE het hoofd. „Ik weet het niet meer. Ik heb zo'n plezier gehad, dat ik het vergeten ben. Maar ik zal het aan de wethouder van onderwijs vragen. Maar de wethouder van onderwijs wist het ook niet meer en vroeg het aan de rector van het gymnasium. Die vroeg het weer aan de directeur van de H.B.S. En de directeur van de H.B.S. vroeg het aan de bovenmees ter en de bovenmeester weer aan de meester van Kareltje. En de meester van Kareltje zei: „Ik weet het ook niet meer.- Maar wat geeft dat? Sin terklaas is weer gekomen en we heb ben een fijne dag gehad. Ik ben blij dat hij ieder jaar weer terug komt." En dat vonden ze allemaal. Maar Kareltje was nog niet verge ten waaorm de bisschop komen moest. Hij drong zich tussen de me nigte door en juist toen Sinterklaas in het rijtuig wilde stappen ging Ka reltje voor hem staan en riep: „Sin terklaas, Sinterklaas!" „Wat is er ventje?" vroeg Sinter klaas vriendelijk. „Sinterklaas", vroeg Kareltje hij gend. „Hoe oud bent u?" Even moest Sinterklaas lachen. Maar dan streek hij toch peinzend door zijn baard en zei ernstig. ..Tja, tja, tja.- hoe oud ben ik eigenlijk. Ik weet het zelf .niet.Ik ben er al zoveel eeuwen, dat ik het vergeten benMaar wat doet het er ook toe" Dan stapte hij -in bet rijtuig, Zwar te Piet greep de teugels en weg r>- den ze, nagejuigt door duizenden kinderen Tja, nu wist niemand hoe oud Sin terklaas eigenlijk was. Maar het is net zoals Sinterklaas zei: „Wat doet het er toe, als je maar een fijne dag hebt." (Advertentie) DRONKEMAN SLOEG AGENT GEBROKEN KAAK. Een 35-jarige Veendammer heeft Zaterdagavond toen men hem op het politiebureau van zijn woonplaats wilde opsluiten, een agent van po litie een gebroken kaak geslagen. De man was door de politie mee naar bet bureau genomen, omdat hij in beschonken toestand door de straten van Veendam fietste. Voordat men hem aanhield had men uit een café aan het Beneden Oosterdiep verzoek om assistentie gedaan, omdat de man die niet 'gunstig te Veendam bekend staat, daar ruzie aan het maken was. Bij aankomst van de politie was hij echter reeds vertrokken, waarna men hem slingerend op zijn fiets aantrof op het Stationsplein. De getroffen agent is opgenomen in het academsisch ziekenhuis te Gro ningen. (95) Omrm tononnen tegen twin- hotter ongempende schepen te beschermen? Jeroen spoorloos mfment! Sidonum moeten HOOFDSTUK I. Weldra drong het tot Wilson Hit- chings door, dat de firma Gebr. Hitchings in de handelsaristocratie van het Oosten een vaste plaats in nam en China heeft nog de eerbied voor handelstradities bewaard, welke in het Westen reeds verdwenen is. De koperen naamplaat met „Gebr. Hitchings" van het kantoor aan de Bund werd iedere morgen door een koelie geipoetst tot ze glansde als een spiegel en dat bord dateerde nog uit de tijd, dat Wilsons overgrootvader uit Kanton een tak van de firma stichtte in Shanghai, toen nog een moerassig Chinees vissersdorp. Met diezelfde, uit traditie geboren eerbied werd ook Wilson Hitchings zelf bejegend, ondanks zijn jeugd en onervarenheid; enkel om de naam die hij droeg. Bejaarde heren in het wit, die hij nooit eerder ontmoet had, klopten hem op de rug alsof hij een oudgast was. Verweerde matrones uit de Britse concessie glimlachten vrien delijk tegen hem. Soms keek zelfs een onbekende, gezette Chinese heer, die op kantoor kwam, hem met een glimlach aan. „Mijnheer Hitchings", zei hij, „aardig, dat u hier gekomen bent". „Heren", zei er soms 's avonds iemand op de club, „dit is de jonge Hitchings, pas uit Amerika overgeko men. Hij kende me niet, maar ik ken hem. Hij ziet er precies uit als Will, toen die uitkwamBoy, schenk mijnheer Hitchings inWe moeten elkaar helpen, tegenwoordig. Als ik u ooit raad kan geven, mijnheer Hit chings, hebt u het maar te. zeggen". En het duurde niet lang of Wilson Hitchings besefte, dat hij hier uit hoofde van zijn geboorte een bekende persoonlijkheid was. Hij bemerkte, dat de kleinste winkeliertjes en de nederigste bewoners van. de Con cessie hem kende en dat het begrip „privé" in het Oosten onbekend is. Soms werd hij 's avonds laat op straat aangesproken door een haveloze rick- sja-jongen. „Marster Hitchings", riep de on bekende jongen, „Please, ik u thuis brengen. Ik weet waar marster Hit chings woont. Of by een kruispunt gebeurde het dat een baardige Sikh verkeersagent zijn witte tanden liet zien in een on verwachte lach. „U kunt nu door rijden, Hitchings Sahib". Hij begon te beseffen, dat een deel van Shanghai hem toebehoorde, een deel van die rijke, grote, rusteloze stad, waar zovele rassen luidruchtig samenhuisden. Het behoorde het toe omdat er een Hitchings daar geweest was zolang er vreemdelingen woon den en het kantoor van Gebr. Hit chings aan de Bund een deel van de stad vormde. De vensters van het kantoor, nooit helemaal schoon hoe vaak ze ook gelapt werden, keken als de ogen van een cynische oude uit op een der zonderlingste taferelen ter wereld. Naast de Bund vloeide de verradelijke gele wateren van de Whangpoo; oorlogschepen en grote mailboten lagen gemeerd op de rivier, toonbeelden van Westerse techniek stroom de jonken met bruine zeilen, gelijk ze al staan afgebeeld op de oudste, overblijfselen der Chinese schilderkunst. Sampans, met een en kele roeispaan voortbewogen, staken het water over en beneden op straat zwoegden halfnaakte koelies onder him lasten, terwijl auto's langs hen heen snorden. Uit de venster zag men al het ver makelijke en tragische van China worstelen in een veranderlijke wereld en al de sterke tegenstellingen in welstand tussen de rijkdom der for tuinlijke veldheren tot een armoede zo groot, dat een Westerling zich die niet kan voorstellen. Wilson Hitchings verbaasde zich over de onverstoorbaarheid van zijn oom tegenover de raadselen rondom. Oom Will Hitchings aanvaardde op stand en bloedvergieten even kalm als zijn dagelijkse whiskey-soda op de Club. „Jongen", zei Oom Will steeds: „er is maar één ding, dat je goed moet onthouden Gebr. Hitchings is een firma. Zij heeft een uitmuntende re putatie langs de rivier. Iedere Chinese koopman kent ons. We verliezen zel den een klant; je moet leren wie onze klanten zyn; maar van de rest be hoef je je niets aan te trekken. Be en langs hen gleden in eindeloze t handel onze klanten beleefd, maar ga niet met de inboorlingen om. Het is nu nog allemaal verwarrend voor je. Dat had ik vroeger ook, maar je went eraan. Probeer niet hun taal te leren. Je leert het toch niet en je wordt hoogstens zonderling als je het pro beert. Bedenk, dat onze familie er steeds met Pidgin-Engels is gekomen. De hoofdzaak is, dat je met de juiste mensen omgaat. Als je whiskey drinkt, doe het dan met de goede mensen en op de goede plaats en be kommer je hier niet om oorlogen en revoluties. Er is hier altijd herrie. We moeten alleen ervoor zorgen, dat we ons geld binnenkrijgen en dan nog één ding de vrouwen. Trouw nooit met een Russisch meisje!" De man, die voor de deur van Wil liam Hitchings privékantoor zat een grijzende Chinees in grijs-ka toenen kleed trad binnen. „Een Japanse heer om u te spre ken, mijnheer dezelfde, die er gis teren was". Oom Williams gezicht werd roder. „Jongen", wendde hy zich tot Wil son, „die Japanners stichten tegen woordig overal onrust. Zij onderbie- den ons over de gehele linie. Het zou misschien goed zijn, waneer je erby bleef en toeluisterde. Hoe lang ben je nu al hier?" „Zes maanden, oom". „Zo. Nu, we hebben grote belangen in Japan. Het is nuttig als je met Japanners leert omgaan. Ga daar maar zitten en hoor toe". En met een handgebaar tegen de bediende liet hij erop volgen: „laat mijnheer bin nen". Rood van gezicht, wit van haar. ge zet van figuur, zat William Hitchings achter zijn bureau, terwijl boven zijn hoofd de ventilator snorde en keek om zich heen met een voldane, kalme domheid, welke naar Wilson ver moedde tot zijn beroepsattributen behoorde. Zelfs zijn zogenaamde on bekendheid met de Chinese taal had een bedoeling. Zijn oom had eens, vermoedelijk terecht, verklaard, dat het een zeker vertrouwen en een sfeer van ouderwetse degelijkheid wekte. Het was reeds lang geleden dat de firma met handeldrijven begonnen was en nu waren haar zaken, voor namelijk bankzaken, zeer uitgebreid en gevarieerd. Wilson giste, dat zijn oom heel wat wist van de financiën van de Nanking regering, al liepen zijn gesprekken ook uitsluitend over bridge en eten. Wordt vervolgd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1955 | | pagina 5