Wie puzzelt mee De Kleppende ZATERDAG 22 OCTOBER 1955 DE LEIDSE COURANT VIERDE BLAD PAGINA 2 Horizontaal: 1. muziekinstrument,! 5. steunend deel ener zoldering, 9. rivier in Duitsland, 11. zangwijs, 12. huid, 13. zeehond, 15. achting, 16. stuk bouwland, 20. munt in Boelga- rije, 22. het geheel der kerkelijke ce remoniën, 26. bekend gewas, 27. puntig voorwerp, 29. kippenloop, 31. echtgenoot, 32. speelgoed, 33. tegen woordigheid, 35. maand van het jaar, 36. boom, 37. dwergvalk, 38. eenmaal, 39. onbekende, 40. deel van een schoen, 41. provincie in Nederland (afk.), 43. stok, 44. hakwerktuig, 45. bekende afkorting, 46. koppelriem voor jagershonden, 48. naschrift (afk. Lat), 50. dienstbode, 52. speer, 53. nummer (afk.), 55. stuk stof, 57. land in Europa, 60. melkschaap, 61. zijtak Elbe, 63. honingdrank, 64. eind, 65. gem. in Limburg, 66. ont zaglijk groot gevaarte, 68. landtong, 70. stad in Boelgarije, 71. danspartij, 73. vis, 74. voorzetsel, 75. trots, 77. Rom. keizer, 78. rekening, 79. stad in Duitsland. Verticaal: 1. gebogen buis om vochten af te tappen, 2. bloedhuis, 3. gerucht, 4. priester (afk.), 5. foei,"6. vlaktemaat, 7. gem. in België, 8. gie- ar, 17. tang, 18. keten, 20. kras, 21. Tb, 23. Neptunus, 25. oom, 27. re, 28. nis, 29. klink, 31. etude, 35. iep, 37. as, 38. ten, 39. kerfstok, 42. eg, 43. mars, 44. noors, 46. bars, 47. do, 43. ratel, 50. ode, 51. are, 52. Made, 53. telbaar, 54. pen. Verticaal: 1. kapstok, 2. Ada, 3. mark, 4. trant, 5. oer, 6. te, 7. blaas, 8. eens, 9. log, 11. Mien, 15. sterkers, 17. trust, 19. Epe, 20 kniesoor, 22. bol, 24. un, 26. mi, 30. Niers, 32. Ut, 33. Dee, 34. Engelen, 36. p.f., 37. Ato, 39. Karei, 40. snoer, 41. kram, 43. made, 45. stap, 46. bot, 47. dra, 49. Ede, 51. Aa. De taart is voor B. J. G. M. van Berkel, Coornhertstraat 7, Leiden; het sieraad mevr. A. Schenk-Jacobs, v. d. Veldstraat 45, Lisse en het boek mevr. A. Spruyt, Schoolstraat 3, Zoetermeer. rig, 10. gevuld, 14. stad in Zwitser land, 16. document, 17. jongensnaam, 18. heks, 19. lekhoning, 21. wrok, 23. mak, 24. gem. in N.-Brab., 25. te ken, 27. voonspel, bijzonder op het orgel, 28. staatsbedrijf (afk.), 30. gem. in Z.H., 33. voor, 34. boomloot, 37. rund, 40. hemellichaam, 42. jon gensnaam, 44. tweemaal (Lat.), 45. plechtige gelofte, 47. eind, 48. plaats, 49. palmmeel, 51. meisjesnaam, 52. tegenstelling van kort, 53. middag, 54. meisjesnaam, 56. v liesvel, 58. zwak, 59. lidwoord (fr.), 60. aard soort, 62. karmozijnrode edelsteen, 65. adellijke titel, 67. licht rijtuigje op twee wielen (Java), 69. optelling, 70. gem. in Zeeland, 72. Europeaan, 74. kleverige zelfstandigheid, 76. muzieknoot, 77. voorzetsel. Oplossing tot en met Donderdag a.s. aan ons blad. Een sigarettenko ker, een sieraad en een boek zijn be schikbaar. OPLOSSING VORIGE WEEK. Horizontaal: 1. kam, 4. totebel, 10. Adam, 12. ree, 13. Leo, 14. Paris, 16. Routine-geluid. Vrouw (tot haar man, die bij het ontbijt de krant leest): „Schei nou maar uit met dat .,oh ja", want ik heb al sinds vijf minuten niets meer gezegd". Helemaal fout. „Nou mevrouw tje", zei de dokter, „over een paar dagen is uw man weer helemaal be ter. Ik hem een middeltje gegeven, waarvan hij flink gaat zweten". „Oh!", jammerde de vrouw", „dat overleeft hij nooit. M'n 9ohoonmoeder zei vroeger al: Hij gaat liever dood dan dat hij zweet!" Verraad. „Vooruit Pietje, geef dde juffrouw nou eens lief een zoen tje". „Oh nee, hoor! Zeker ook een klap in mijn gezicht krijgen, net als ome Karei!" Boem! „Ik ben vier maanden op reis geweest!" „Ja, dat weet ik. Ik ben een trouwe lezer van de rubriek rechtzaken". Secuur. „Waarom loop je altijd met een opschrijfboekje in je hand". „Om het nummer van de auto te no teren, wanneer ik overreden word". Verstaan? „Wat versta je onder een spoorwegviaduct?" „Als er net een trein overheen rijdt niets, mees ter". Vrouwen. „Die wagen gebruikt veel te veel benzine", zei de dame tegen de monteur. De man keek even en zag tot zijn verbazing, dat de choke uitgetrokken was. „Weet u waar dat ding voor dient, mevrouw?", vroeg hij. „Niet precies", antwoordde de da me. „Ik trek het altijd maar uit, dat is gemakkelijk om er mijn tasje aan te hangen". Handel. „Honderd gulden voor die hond! Man, dat is veel te veel! Kunnen we het niet eens worden voor de helft?" „Oh nee, dat doe ik niet. Ik ver koop alleen de hele hond". Hatelijk. De milfionnair had 'n groot feest gegeven en de dag daar na zei een meisje tegen haar vrien din: „Wat een enig feest, hè? Ik heb genoten! En zag je hoe die elegante, zwarte man de hele avond naar me keek? Wie was dat eigenlijk?" „Wie dat was? De particuliere de tective, die moest oppassen, dat er niets gestolen werd1". Haegs. ,,'n Ons biefstuk in vie ren, maar niet zulk hompen, slager!" „En deze promotie is heus niet alleen te danken aan het feit, dat ik zijn vader ben. Zijn moeder heeft ook een flink pak aandelen van onze N.V." Test Kunt u een hoogtepunt van menselijk geluk in darie woor den samenvatten luidde de vraag van een schriftelijke test. Iedereen wist er een antwoord op, maar de uitersten waren „I love you" en „Be taal aan toonder". Kwaliteit. Gast: „Die biefstuk is niet te eten, ober. Neem maar terug!" Kellner: „Oh nee mijnheer, dat gaat niet meer. U hebt hem al helemaal verbogen". „Ik heb 't idee Marie, dat hij nog graag een kopje koffie zou hebben!' Boem. Schrijver: „Het eerste toneelstuk, dat ik schreef, heeft in vier maanden tijd een reis door heel Nederland gemaakt". Vriend: „Tjonge, dat zal een bom duiten aan postzegels gekost heb ben". Precies. Gids: „Die mummie van deze twintigjarige koningsdochter is 4000 jaar oud". Dametje; „Zijn die twintig jaar by die 4000 inbegrepen?" Gaat niet meer. Een Amerikaan se dame stapte met haar zoontje naar de fotograaf. „Ga nu zoet zitten", zei de foto graaf tot het zesjarig jongetje,' „en kijk goed, want dadelijk komt er een vogeltje uit dit kastje!" „Hou op met die flauwe praatjes", antwoordde het knaapje. „Ik fotogra feer zelf ook!" Weet je nog wel oudje. De oude schooljuffrouw hield nog steeds van een flirtpartijtje en daarmede ver veelde zij een jongeman, die maar geen steekhoudend smoesje kon ver zinnen, om van haar af te komen. Eindelijk zei de jongeman: „Kunt u zich dat jongetje nog herinneren, dat vroeger op school altijd op uw schoot wilde zitten?" „Oh, deugniet", kirde de juffrouw, „was jij dat?" „Nee", antwoordde de jongeman, „mijn grootvader". rv„ Aa rijden. Er werd geslacht, gekookt, gebak- i/C kinderen vnn de ken en gebraden dat het een lieve lust „Hongerburcht" (Vervolgverhaal door Tineke) Wat heerste er nu een vreugde in de Hongerburcht, nu alles weer thuis was en oom Bernard de dagelijkse gast was, met zijn grapjes en steeds weer nieuwe spelletjes met de kinderen. Met de grote reiskoets, die door Ivo danig was opgepoetst, gingen ze met z'n allen tante Mechtildus in de abdij bezoe ken. Al dagen te voren was het bezoek door een koerier aangekondigd en Ade laide, de trouwe kamenierster van tante Meggie, had het wat druk met de toebe reidselen voor het ontvangen der gas ten want dat de behouden terugkeer van Robert gevierd moest worden was een uitgemaakte zaak. Het werden dan ook prettige dagen voor Robert die dés te voor Hildegard had hij zelfs een mooi fijner waren omdat Pedro ook tot de ge- geschenk meegebracht. Heerlijk was het nodigden behoorde. weer; allemaal thuis. Alleen had Robert Pedro was nog steeds in zijn monniks- I het veel prettiger gevonden als er geen i. De "graaf liet de nodige wijnvaten aanrollen kortom het zou de gasten aan niets ontbreken. Hildegard mocht ook al meehelpen en dat deed ze des te liever omdat hel hier een feest betrof om haar broer te ver welkomen. Robert was al een half jaar weg geweest en zou nu voor het eerst thuis komen. Hoe zou hij er wel uitzien? Zou hij nog met haar willen spelen? Al lemaal vragen waar ze haar hoofdje mee pijnigde en ze hoopte maar dat Robert niet veel veranderd zou zijn. Ze hadden altijd zo fijn samen gespeeld. De dag vóór Kerstmis, toen de meeste gasten er al waren kwam Robert fier op een paard gezeten in een keizerlijk uni form thuis. De graaf was trots op zijn zoon en liet dat ook wel blijken aan zijn vrienden. Robert was nog even hartelijk voor zijn ouders en zijn zusje als voorheen pij gekleed en had alweer z'n kluis in de rotsholte aan de Rijn betrokken. Hij wilde zijn verdere leven in armoede le ven ondanks de mooie voorstellen die de graaf hem aanbood. Zelfs de keizer wil de hem weer in het leger opnemen even als vroeger toen hij nog graaf Henco was. Maar de graaf had zijn kasteel en al zijn bezittingen verkocht en de op brengst onder de armen verdeeld en nu wilde hij zijn verder leven in gebed en overweging doorbrengen en van de aal moezen leven. Wel bleef hij Robert in de oude talen, latijn en grieks lesgeven, zo dat de beide vrienden elke dag nog bij elkaar kwamen en dikwijls kwam de kluizenaar op het kasteel. Dit bleef zo tot Robert 16 jaar werd en door de kei zer werd opgeroepen om in het leger te komen dienen. Graaf Heribald liet hoe langer hoe meer het onderhoud en werk in en rond- zijn vrienden niet weten hoezeer de arme vreemde gasten geweest waren. In de hofkapel werd door een rond reizende pater een H. Mis, de nachtmis, opgedragen en daarna was er een uitge breid kerstontbijt. Dit was echter nog maar het begin van de feestelijkheden. In de namiddag werd de hele burcht met kaarsen en olielampen feestelijk ver licht. In de grote ridderzaal brandde een lustig houtvuur en de gasten schaarden zich om de grote tafel, die met hulst en dennegroen versierd was. „Vader, waarom zit grootvader niet mee aan tafel?" vroeg Robert verwon derd, toen hij de zetel van de oude graaf door een vriend van zijn vader zag in genomen. De gravin verbleekte bij deze vraag. Graaf Heribald had uitdrukkelijk bevolen, dat de oude man op zijn eigen kamer een koud onverwarmd vertrek, moest blijven. Hij wilde immers voor om het kasteel aan Ivo over en ging zelf dikwijls op jacht of verviel weer in zijn oude leventje van feestvieren met zijn vrienden, zodat de gravin en Hildegard weer dikwijls eenzaam waren. De oude graaf ging steeds meer en meer achteruit. Het beven van zijn han den werd steeds erger en de geduldige gravin hielp hem met eten anders zou er te veel gemorst worden maar als de graaf thuis was, dan was hem dit beven steeds een grote ergernis vooral als zijn vrienden mee aan tafel zaten. Op bevel van graaf Heribald moest de oude graaf voortaan uit een diepe houten nap eten. Dat was een grote vernedering want al leen de slaven aten uit nappen. Op het laatste gaf hij bevel dat de oude graaf in een ander vertrek de maaltijd moest gebruiken, hij wilde dat geknoei en ge mors niet meer aanzien in het bijzijn van zijn vrienden. De gravin had mede lijden met de grijsaard en ging dikwijls bij bem zitten en ook de kleine Hilde gard was hem steeds behulpzaam. Zo gebeurde het dat graaf Heribald een grote feestmaaltijd zou geven voor zijn vrienden omdat Robert met de Kerst dagen thuis zou komen. Ondanks de kou de en de dikke sneeuwlaag die de berg paden bedekte, kwamen de gasten van de naburige kastelen in hun arresleden aan- stakker, door zijn beven, knoeide en morste met het eten. Robert ging hem aanstonds bezoeken en vond de oude man rillend van kou, met paarse handen, in een oude stoel zit ten. Aanstonds liep hij terug naar de feestzaal en vroeg zijn vader een hout vuur op de kamer van grootvader aan te mogen leggen. De graaf, verstoord door deze vraag, gaf zijn zoon de raad een deken uit de paardenstal te halen en die de oude man om te doen. Robert ging en zocht de warmste en beste deken uit maar toen hij op de ka mer van de oude gTaaf kwam, was het al te laat. De oude man was van de kou gestorven. Robert was hevig veront waardigd. Woedend pakte hij zijn sabel en sneed de deken in twee stukken. Eén er van legde hij over het lijk van zijn grootvader en met de andere helft ging hij naar zijn vader die druk aan het feesten was. „Wat betekent dat, die afgesneden de ken?" vroeg de graaf verwonderd. JDe ene helft was voor grootvader en de andere helft bewaar ik voor u, voor als u ook zo oud bent", zei Robert fier. Geschrokken luisterde de graaf toe. Zou Robert zo met hem doen, zoals hij nu met zijn vader gedaan had? Vol be over zijn vader, verliet hij de zaal om het met de oude man weer goed te ma ken en hem een plaats aan tafel te ge ven, die hem toekwam. Maar toen hij in het kamertje kwam en het stuk deken optilde zag hij dat het te laat was. Schreiend als een kind, viel graaf Heribald op de knieën. O v/at had hij het toch graag goed willen maken. De gravin stond er bij en probeerde haar gemaal te troosten. Van die tijd af was het met het feesten gedaan en deelde hij liever van zijn geld en goed aan de ar men. EINDE MIJN NATDURDAGBOEK (door Elsje) Mijn plantenvoorraad werd ook weer aangevuld met: de leeuwenbek, het knoopkruid en de aardige wikke. Het leeuwenbekje, dat, met zoveel andere gele bloemen, het gras zo fleurig maakt. Het groeit naar boven toe. dat wil zeg gen, telkens sterven de onderste bloemp jes af en komen er van boven weer nieu we bij. En naast 't lieve leeuwenbekje stond 't kwaadaardige knoopkruid, het was voor mij tenminste kwaadaardig want ik heb me lelijk geprikt aan die plant. Maar ja, dat moet je er voor over hebben. De bloem zelf lijkt wel erg op de korenbloem. Oei, daar heb ik iets fouts gezegd van het knoopkruid, wat zal hij zich beledigd gevoelen want die prik was niet van het knoopkruid maar van een distel die heel brutaal zijn stekelige bloemen door die van 't knoopkruid had gewrongen. Sorry hoor! Vanmiddag heb ik ook 'n witte bloem gezien, die heel klein was en precies op een boterbloem leek. Jammer genoeg kon ik hem niet te pakken krijgen, want hij groeide in een brede sloot en 't was ook geen waterkers. Wat is het hier toch mooi, vooral langs de weg van Beek naar Nijmegen. Aan de ene kant de heuvels, begroeid met bomen en aan de andere kant sloot en polder. Ook kwamen we langs de heuvel waar een Claudius Civilus knarsetandend stond toen hij de Romeinse legers zag naderen. Vlak bij Nijmegen gaat de weg steil omhoog en als je dan boven bent aangeland, heb je een prachtig gezicht op de Waal. Dit vind ik nog altijd een machtig gezicht; zo'n brede rivier die zich een weg baant door 't land. ONS EIGEN WERK Peter Klenjet, Leiden maakte een ver haaltje over: DAT KOMT ER VAN. Kees had voor zijn verjaardag een heuse voetbal gekregen. Wat was hij er mee. Om 4 uur ging hij met zijn 3 vriendjes voetballen. Vader had hem verboden op 't plein te gaan voetballen, hij moest maar liever op het land van boer Jansen gaan, daar was het veilig maar zijn vriendjes wilden liever op 't plein gaan. „Maar dat mag niet", zei Kees. „To# joh, je moeder ziet het toch niet" zeiden de vriendjes en toen gingen ze naar het plein. Wat ging het fijn! Op de hoek van het plein woonde een bakker. De jongens hadden als eens meer een ruit stuk grt>ald en toen hij de jongens weer bezig zag. belde hij da delijk de politie op. Daar kwam een agent aan. De jongens zagen hem niet eens aankomen, zo erg keken ze naar de bal. De agent greep er een bij de kraag en toen moesten ze mee naar het bureau. Kees mocht zijn bal pas een jaar later terughalen en toen ze thuis kwamen zonder bal, was moeder heel boos. Het feest ging niet door. de jongens moesten dadelijk naar huis en Kees vroeg naar bed en dat nog wel op zijn verjaardag. Luuk Opdam. Leiden is een vriendje van Peter en hij heeft ook een verhaal tje gemaakt over: DAT KOMT ER VAN Kees was jarig. Al vroeg was hij naar de H. Mis geweest en toen hij thuis kwam lagen de cadeautjes al klaar op tafel. Van Vader kreeg hij een mooie voetbal, maar vader zei erbij: „Kees denk er om niet voetballen op het plein, maar alleen op het land van boer Jan sen". „Nee vader", beloofde Kees. 's Middags uit school rende hij met zijn vriendjes naar huis om maar gauw te kunen voetballen. Juist was moeder even weg om een boodschap te halen en toen zeiden de jongens: „Kees neem gauw je bal, dan gaan we alvast schieten". „Toe Kees, laten we hier op het plein gaan", zei een van de jongens. „Nee", zei Kees, „dat mag ik niet". „We zullen voorzichtig zijn en heel laag schieten" en toen deden ze het toch. Maar op de hoek van het plein woonde de bakker en die had pas een nieuwe ruit moeten kopen omdat de jongens hem ingetrapt hadden. „Daar zijn die lelijke jongens weer", dacht hij en meteen liep hij naar de te lefoon om de politie op te bellen. Al gauw kwam er een agent aanrijden, hij zette zijn fiets langs de muur en liep op de jongens af, die nog hard aan het voetballen waren. Hij greep er één bij z'n kraag en ze moesten allemaal mee naar het bureau. „Zo jongens, waarom hebben jullie dat gedaan?" vroeg de hoofdagent. Kees begon te huilen. „Ik ben vandaag jarig", snikte hij. „Niks mee te maken", zei de agent. .Jullie kunnen over een jaar, dus weer op je verjaardag, de bal terug komen halen". Wat hadden de jongens spijt, dat ze zo ongehoorzaam geweest waren. Leida de Groot, Leidschendam vertelt EEN PRETTIGE VACANTIEDAG Iedere vacantie mochten alle kleinkin deren een hele dag bij oma en opa ko men en dan was het de gewoonte dat tante Rie een hele stapel pannekoeken bakte. We mochten er dan zoveel eten als we maar bliefden. Nou die panne- I koeken, dat was nou juist het fijnste. Deze keer zou om Harrie ons met de auto brengen, maar we konden er niet allemaal in, zodat hij tweemaal moest rijden. „Hoeveel pannkoeken blief jij wel op?" vroeg oom Harrie aan kleine Freddy, die met blozende wangen en zuigend op zijn duim naast hem in de auto zat. „Wel twintig" riep hij. „Nou, nou, dan zal tante Rie wel tot vanavond moeten bakken, als jullie er allemaal zoveel eten", riep hij lachend. Bij oma en opa mochten we in de ka mer niet te veel leven maken. Ze zijn ook al zo oud, maar in de tuin mochten we ravotten en spelen. Voor de meisjes maakte oom een schommel aan een dik ke tak en de jongens speelden haasje over of tikkertje. Tante Rie stond in die tijd al te bakken maar niemand mocht in de keuken komen. Nettie m'n grootste zusje mocht help- pen de tafel te dekken. Af en toe keken we eens door de ramen of 't nog niet haast tijd was, want die pannekoeken roken toch zo heerlijk. Eindelijk hoor. daar klopte tante Rie op de ramen en we mochten binnenko men. We kregen allemaal een vaste plaats. „Eerst netjes bidden", zei toen we dat gedaan hadden kwam tante Rie met een schaal dampende pannekoe ken binnen. Wat hebben we gesmuld en wat kregen we er veel suiker op, maar Freddy bliefde er zeker geen twintig, zelfs nog geen vier. We hadden al de twee schalen helemaal leeggegeten en toen oom Harie binenkwam om ons te halen, was er voor hem niets meer over We gingen 's middags weer met de auto naar de speeltuin. „Jongens ik kan die auto niet op gang krijgen, met al die zware pannekoeken erbij", riep oom Harrie lachend, maar toch reden we weg nagewuifd door oma en opa die nu een poosje gingen rusten. Het werd een fijne middag vooral toen oom Harrie nog op limonade trakteerde. Op de terugweg gingen we nog even oma en opa goede dag zeggen en bedan ken voor de fijne dag. Alle maal kregen we nog een rolletje snoepjes, voor thuis, mee. Het was een heerlijke dag geweest. HOE NELLIE AAN EEN ZAK KUISTERS KWAM „Kijk eens, tante" zei Nellie en ze liet me een grote zak kuisters zien. „Maar kind, heb je er zoveel gewon nen" vroeg ik verwonderd. „Nee tante verdiend, hiermee" en ze liet me een kijkdoos zien. Die kijkdoos was een lege schoenen doos zonder deksel. De wanden had ze met allerlei plaatjes beplakt en op de bodem stonden allemaal uitgeknipte poppetjes, vogeltjes, wagens, enz., enz. vastgeplakt. Met pluisjes watten was de overblijvende ruimte aangevuld. In één korte wand was een rond gaatje gesne den, daar moest je door kijken en de hele doos was overdekt met rood crêpe pa pier, dat aan de kanten er overheen ge plakt was. Iedereen die wilde kijken moest een kuister betalen en zodoende had Nellie als een zak vol, want alle kinderen wil den dat moois wel eens zien. Is dat niet een aardige manier om aan kn '- :ers te komen? Probeer het maar Dag allemaal, tot de volgende week. TANTE JO EN OOM TOON (71)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1955 | | pagina 11