HèT MEDICIJN
tegen CHAGRIJN
ZATERDAG 8 OCTOBER 1955
DE LEIDSE C
VIERDE BLAD PAGINA 1
„Ach, 't was zo'n arme kerel. Ik heb maar wat van hem gekocht".
Gecompliceerd.
Een heer stapte Jn café binnen en
bestelde een glas bier. De kastelein
schonk het in, maar toen vroeg de
heer of hij het kon ruilen voor een
glas jenever. Zo geschiedde. De heer
dronk het glaasje leeg en wandelde
naar de deur.
„U hebt de jenever niet betaald",
riep de kastelein.
„Dat heb ik toch geruild voor een
glas bier", luidde het antwoord.
„Maar u 'hebt het glas bier ook niet
betaald", schreeuwde de kastelein.
„Nou nog mooier", zei de heer ge
belgd, „dat heb ik toch ook niet op
gedronken."
Begrijpelijk.
„TJw schoenen poetsen, mijnheer?"
„Nee!"
„Uw schoenen poetsen, mijnheer,
tot u uw gezicht er in kan spiege
len?"
„Nee!"
Enfin, dat kan ik me wel begrij
pen".
Schots.
Schot (tot zijn zoon): „Ben je weer
met een meisje uit geweest? Wat
heeft dat avondje gekost?"
„Maar vijf shilling vader. Ze had
niet meer bij zich."
Niks hoor!
Dame: „Ik wil die gele japon in
de etalage even passen."
Verkoopster: „Dat spijt me, me
vrouw, maar u mag alleen in de pas
kamer passen."
Winnaar.
„Gouden woorden over familiele
den", was het motto van een prys-
vraagd, die onlangs door een Ameri
kaans tijdschrift werd uitgeschre
ven.
De inzending van de. prijswinnar
luide „Van al e familie van mijn
vrouw kan ik alleen mezelf uit
staan".
Onheilspellend.
Vader was erg blij te vernemen,
dat je dichter bent", zei zij.
„Ontzettend aardig", antwoordde
de dichter. „Dat had ik niet durven
hopen."
„Ach, mijn vorige aanbidder, die
hij de deur wilde uitjagen, was bok
ser".
Geen probleem.
Kellner: „Pardon mijnheer, ik kan
me niet meer herinneren, of u koffie
of chocolade hebt gedronken."
Gast: „Ik ook niet, maar het smaak
te naar tandpasta".
Ober: „Oh, dan was het chocolade.
Onze koffie smaakt naar velpon".
„Beste kerel, ik hoorde van je vrouw, dat je je verveelde. Hier hebt je wat
voor de eenzame uren.
„Weet U nou wel zeker, dat een van onze kellners dat heeft gedaan?'
Zo is het.
Onderwijzer: „Wie noemt me er
eens een voorwerp, dat drijft?"
Jantje: ,,'n Kurk, meester."
Onderwijzer: „Goed zo! Nog iemand
iets?"
„Pietje: „Mijn kleine zusje mees
ter."
Onderwijzer: „Je kleine zusje?"
„Pietje. „Ja, meester, toen mijn
moeder haar vanmorgen uit bed
haalde zei ze: „Die meid drijft
weer."
Prettig.
De nieuwe lagere school was reeds
in gebruik genomen, toen de toilet
ten nog geplaatst moesten worden.
Een der ouders van de schoolgaande
kinderen schreef e;en brief aan het
gemeentebestuur en zo kwam de
westie tenslotte in de raad. Toen de
burgemeester de zaak had toegelicht
en ibeloofd had, dat de toiletten over
twee maanden gereed zouden zijn, I
besloot de raad „dat men nog maar
even geduld moest hebben".
„Prima reactie, mijnheer".
Groot verschil.
Annie (die zo juist het aanzoek van
Piet heeft afgewezen): „Waarom
roep je de kellner?"
Piet: „Je hebt zojuist gezegd, dat
ik je als mijn zuster moet beschou
wen. Nou, dan moet je ook maar ge
woon koffie nemen."
Niet begrepen.
Vader: „Voor kinderen is het toch
half geld?"
Conducteur r,Ja, onder de veer
tien".
Vader: „Oh, dan is het in orde. Ik
heb er maar zes".
„Mag ik U even voorstellen, vader? De bovenmeester, de congierge, de
juffrouw van de klas en agent De Wit. Zij kunnen U beter uitleggen wat
er gebeurd is!"
Goeie ouwe tijd.
Schildknaap: „Moest .u een blikope
ner hebben?"
Graaf: „Ja, en vlug! Er zit een vlo
in mijn harnas".
Duidelijk en kort.
„Ha, mijnheer Jansen, hoe gaat het
met uw kledingmagazijn?"
„Hoed afnemen, alsjeblieft, als je
over een dode spreekt."
„Wel terüsten, allemaal, zegt ie!"
Misverstand.
Een man met een blauw oog en
twee tanden door zijn lip sleepte zich
over de straat. Een oud moedertje
liep naar hem toe en ondersteunde
hem.
„Kalm maar", zei ze goedig, „ik
zal u wel even thuis brengen."
„Alstublieft niet, mevrouw kerm
de de man, „daar kom ik juist van
daan."
Test.
Na de keuring werden de toekom
stige soldaten aan een test onderwor
pen door een psycholoog.
„Zo jongeman", zei de psycholoog
tot een der knapen, „hou jij van le
zen".
„Ja zeker, mijnheer."
„En wat lees je het liefst?"
„Spijskaarten in goede restaurants,
mijnheer."
„Zeg Jan, stel je nou eens voor, dat je met juffrouw Lemaire danste. Zou
je dan ook fluisteren, dat het zo duur is, om onze dochter een goede
opleiding te geven".
Leer om leer.
Tandarts: „Maar meneer, het bank
biljet, dat u mij geeft, is vals!"
Patiënt: „Nou, het gebit, dat u mij
gegeven hebt ook!"
Hij niet.
Agent: „Is dit de bokser, die door
die automobilist werd aangereden?"
Getuige: „Nee, dat is de automobi
list, die de bokser aanreed".
„Dat is nou al 17 jaar lang! Nog nooit 'n goeie dag gehad op kantoor".
Precies 130 uur is de chef-kok van een restaurant in Brussel in touw ge
weest om dit kunstwerk uit een grote klont rundvet te voorschijn te
toveren. Het stelt voor het hotel, waar de kok gewoonlijk anders omspringt
met vet. Dit hotel herdacht de 500ste verjaardag van de voltooiing van
zijn toren. Op de foto legt de kok de laatste hand aan zijn schepping. „Ik
weet wat leuks", zei hij, kort voordat hij met 't werkje begon. „Geef mij
maar dertig kilo rundvet, dan zal ik je eens iets laten zien". Nou, het mag I
er inderdaad zijn!
„Ik heb geen kind aan hem gehad mam".