Europa dwong China npium in te voeren en scheldt het nu uit vnur „schuiver" 2 Oorlogen moesten winstgevende handel in papavervruchten met 't Oosten forceren ZIJN VRIEND JDE^LEIDSK^COU^NT ONGETWIJFELD IS ALLE BESCHAVINGSWERK zonder Christelijke grondslagen, tot onvruchtbaarheid gedoemd, want zij alleen schenken redding in toestanden, die het heidendom meebrengt. Missionarissen zijn uitgetrokken naar alle windstreken en hebben ontzettend veel tot stand gebracht, zoveel als nooit een koloniale mogendheid van formaat en rijk dom als „de grote Vier" ook maar bij benadering had kunnen doen. Kolo niale mogendheden hebben een regeringsvorm en rechtspraak ingevoerd, wegen aangelegd en het rijke land in cultuur gebracht door kapitaalkrach tige ondernemingen, plantages groeiden op, warenhuizen verrezen en mijn- bouwexploitatie won kolen, aardolie, goud en andere, mineralen. Zo ontstond scheepvaart, telefoon en radiocommunicatie. Globetrotters kwamen er een dag of wat kijken en logeren in luxueuze hotels, schreven als ooggetuigen boeken over de steeds voortrollende beschaving der oosterse landen en brachten de dagbladen ons een fata-morganisch beeld van een kolonie paradijs. Eén ding en wel het allervoornaamste heeft het Westen voorbijgezien: Het Christendom. Deze opbouw moest vrijwel uitsluitend komen van het werk van een klein groepje stoere, taai volhardende men sen, die door het koloniale gezag zo niet tegengewerkt, toch stiefmoederlijk werd geduld. Greep men met de rechterhand de stoffelijke rijkdommen voor export, men importeerde kwasten en blikken vernis en gaf de inlander een glimmende laag over zijn bruine huid. „VOLGENS DE REGELEN" De christelijke beschaving wordt wel heel pakkend getypeerd door het volgende verhaal uit „Kannibalie": Daar verscheen op zekere dag een stamhoofd voor 't gericht, uitgedost met veren, huidenvellen en amulet ten, maar ook opgedoft met bol hoedje, hoge boord en stropdas en een paar verlakte laarzen. Hij zat op het zondaarsbankje, omringd door een staf van honderd stamgenoten. „En vertel me nu eens, Arends oog", vroeg de magistraat, ,hoe jul lie er toe gekomen zijn, om de Assi stent-controleur, die zoveel goed deed, zoveel scholen bouwde en zelfs een bioscoop liet draaien, hoe jul lie zulk een cultuurdrager met huid en haar hebt opgepeuzeld?" En stralend van onschuld kwam het antwoord: Toean, dat kwam zo: Maandenlang hadden we geen echt mensenvlees geproefd. De trek werd onweerstaanbaar en toen hebben we toean Controleur geslacht. Maar, Edelachtbare, alles volkomen in stijl en volgens de nieuwste regels van de politesse". ,Amat!" (waarach tig) brulden de getuigende stamge noten. ,Op een schoon uitgespreid tafelkleed werd het gerecht opge diend in soepterrienen en op vlees schalen, terwijl ieder hoogst fatsoen lijk de hoge bout met mes en vork heeft gegeten. Me dunkt, dat we deze feestdis toch wel volmaakt volgens de regels der Europese etiquette heb ben geserveerd. Ik begrijp dan ook niet, dat wij ter verantwoording zijn geroepen. Mogelijk heeft een jaloer se gast, die niet genoeg naar zün zin heeft gekregen, onze manieren in een verkeerd daglitht bij Toean ge steld. Maar wij zweren plechtig, dat we Toeans beschaving grondig in practijk hebben gebracht". Volksvijand no. 1. Scholen en opvoeding zonder chris telijke moraal kweken onverbidde lijk knappe handelaren, maar oneer lijke zakenlui, pienter, doch onbe trouwbaar, en komt nu de tijd, dat het volk het juk afschudt, dan pas realiseert men zich misschien, dat al ae uitgegeven millioenen vrijwel zonder hogere rente zijn uitgegeven. Ons stoffelijk ideaal heeft het volk vermaterialiseerd en een ongebrei delde gelddorst heeft het volk droe vige erfstukken tegen heug en meug opgedrongen en daartoe behoort op do eerste plaats: de Opium. U kent allen wel die mooie, rode tulpachtige bloem, wiegelend op een ranke stengel langs de wegen of op het korenveld. Wij noemen ze papa vers. De rode blaadjes omspannen een dik rond zaadbolletje. Daarin zijn de zaadjes en ook het verraderlijke slaap wekkende melksap. Daarom wordt de bloem ook wel slaapbol ge heten. Door inkerving vloeit het sap uit het bolletje en stolt. Het wordt een donkerbruine zalf, die verzameld wordt en als ruwe opium meestal van uit de Balkanlanden, Perzië en Egypte naar de Europese markt wordt gevoerd, waar ze na een zui veringsproces, door de geneeskunde voor verdovende doeleinden wordt gebezigd. Maar flatzelfde bruine smeersel wordt door de Chinees ge bruikt als een verdovend genotmid del. Hij „schuift" of rookt het in een lang pijpje met een glazen kop, waar hij met een spateltje een likje „zalf" inbrengt, brengt de kop van de pijp dan boven een petroleumlampje en ademt daarna de witte rook in. De rijke towkee (handelaar) doet dit op zijn privékamer, maar de gewone man gaat naar de opiumhuizen in de stad en daar liggen ze op een rustbed van ruwe planken, het hoofd op een bamboe doosje als hoofdkussen en 't duurt niet lang, óf de „schuiver" ligt wezenloos te dromen. Geen weg terug. Opium geeft een behaaglijke warm te en een fantasierijke droom, die de passies streelt. Na de roes volgt de afmatting. Elke dag moet zich deze droom herhalen, want de weerstand is gebroken. Men kan er niet meer van af, er niee ophouden betekent folterende pijn, angst en hartzwak te Vooruit dus en steeds meer ge rookt en zo ziet men ze dagelijks, bleke, uitgeteerde geraamten, die zich wezenloos vooruitsiepen, niet in staat om veel te denken en nog min der om degelijk werk te verrichten. Vooral de Chinëzen uit de provincie Canton, de houtzagers en peperplan ters zijn hopeloze opiumaddikten, of schoon heel China dik is besmet met de opiumbacil, die de schuivers zelf, maar ook hun familie in de diepste armoede dompelt. Moeder de vrouw neemt als redmiddel vaak zelf een flinke dosis in om zo haar bekla genswaardige toestand te ontvluch ten, want opium is een zwaar vergif. We staan voor het feit, dat honderd duizenden mensen geestelijk en li chamelijk ten gronde gaan door deze opiumduivel. Maar wist u dat deze bruine smeer zelfs al twee oorlogen heeft veroorzaakt? Vergif of kogels. lste Opiumoorlog 1838'40. China lag toen nog als een ongerepte dia mant vol innerlijke hoge beschaving. „De Barbaren van 't Westen",ja, zo noemden ze onze lieve Opa's', mochten alleen in Canton binnenlo pen en met toestemming dicht bij de haven verblijven. Opium was onbe kend, doch het werd van uit Brits- Indië binnengesmokkeld. Zo begon de Opiumellende. De hemelse keize rin verbood bij speciale verordening de invoer en het gebruik er van en terecht beschouwde ze het als een volksvergif. Maar de handel in opium was voor de Engelse koopman tè lo nend en zo smokkelde hij 200.000 kis ten opium Canton binnen. China eis te het op, de Brit weigerde. Toen barricadeerden ze de Engelsman met z'n opium in de opslagplaats, totdat hij zich zou overgeven. Dat kon niet uitblijven en China vernietigde prompt de 200.000 kisten. Inmiddels was de Brits-Indische Compagnie (een gewone handelszaak, waartoe de koopman behoorde, overgenomen door het Britse Rijk, en zo eiste En geland onmiddellijk schadevergoe ding. China weigerde met het gevolg, dat de stad Amoy werd bezet, Chang- hai en de andere steden werden ge bombardeerd. Zoiets had China nooit beleefd en sloot vol schrik het ver drag van Nangking, waardoor Hong kong aan Engeland werd afgestaan, terwijl vüf havens werden openge steld voor de handel. Vredesduivelen. Maar 't onweer was niet van de lucht. China verbood nog steeds de handel in en het verbruik van opium zodat in 1857 opnieuw een oorlog losbarstte met Engeland, nu in ge zelschap van Frankrijk, dat er ook wel een aardig voordeeltje in zag: Tweede Opiumoorlog (1875/60). Toeil onze voorvaderen genoeg profijt had den afgeperst, kwam de „Vrede" van Peking. China moest opiumteelt toe staan en de invoer uit Brits-Indië werd wettelijk geregeld. Intussen zitten we maar met de vuile luiers van de toenmalige „experts" en 't gekste van 't geval is, dat de arme Chinees, die als een tweede Socra tes tegen heug en meug de gifbeker van het opium werd opgedrongen te drinken, nü door dezelfde Wester lingen wordt uitgescholden als: „El lendige opiumschuiver!" Mensen, laten wij (ook wij, Hol landers) eerlijk zijn, wij hebben ge blunderd en om de lieve centen hon derdduizenden benadeeld, comédie gespeeld met wapengeweld en ter reur om met gevulde zakken te po seren als „Vredes-engelen". Jammer, dat die comédie wrange vruchten voortbrengt in onze dagen, vruchten van wantrouwen en uitbuiting, een ontwikkelingsbodem hebben ge schapen voor velerlei bacillen, waar onder de bacil van het communisme de meest gevreesde isOh, Tem pora, Oh Mores! TOENG SIENG FOE. BESTE Tekening overgenomen uit „Das interessante Blatt". Lang genoeg had meneer deundels het verdragen en te vergeefs 'had hij gepoogd £ïch er over heen te zetten, maar de tijd had in zijn hart een spoor gegrifd van diepe haat tenopzichte van de arge loze meneer Kogel, die de flat boven hem bewoonde. Meneer Kogel was zich van deze haat niets bewust; beleefd nam hij iedere morgen op de trap zijn stijve deukhoedje af, wanneer hij zijn be nedenbuur ontmoette en wanneer iemand hem verteld zou hebben, dat deze man hem haatte, zou hij zeer ontsteld zijn geworden en misschien was hij wel gaan huilen, want meneer Kogel was een teerhartig man. Ook voor hem was het leven niet barm- hartig; hij was een weinig nerveus, dag zat de heer"Deundeïï'öp~ïijn~baI- gewend om 's morgens op een be paald uur wakker te worden, want het aflopen van een wekker zou hem reeds aan het begin van de dag een volledige inzinking bezorgd hebben en heus, het leven was zonder dat al erg genoeg voor meneer Kogel. Meisjes hadden in de jonge jaren van de heer Kogel alleen maar om hem gelachen, wat wel een goed be gin kan zijn om tot een tedere ver houding te geraken, maar wat enigs zins remmend gaat werken, wanneer het te lang duurt. Daarom leefde de heer Kogel in eenzaamheid; alleen bij zijn goede, trouwe hond, vond hij troost voor al de slagen, die het leven hem toe bracht en uitgerekend deze hond was de oorzaak, dat zijn benedenbuur hem was gaan haten. TTOEN DE HEER DEUNDELS pas in de flat woonde, meende de heer Kogel een lotgenoot gevonden te hebben; hij was weieens naar be neden gegaan om een kopje thee te drinken en in een heel vertrouwe lijk ogenblik had hij de heer Deun- dels zijn afschuw voor wekkers opge biecht; meneer Deundels had toen begrijpend geknikt. Maar deze tijd lag alweer ver ach ter de heer Kogel, want op zekere pleegde hij zijn kennissen diet een verontschuldigend lachje te vertel len; in feite was hij een zenuwpa tiënt, die voor een zielkundige nog slechts een interessant studie—object geweest zou zijn, waar druk mee geëxperimenteerd kon worden, om dat er toch niets meer aan was te verknoeien. Vooral wekkers werkten op de overigens zeer zachtaardige heer Ko gel als de rode lap op een stier; hij had zich met veel zelfdiscipline aan- connetje en had een straaltje zien lopen, dat van het balconnetje van zijn bovenbuur afkomstig was. Toen hij op onderzoek uitging, had hij de hond ontdekt. Had hij nu even een praatje met de heer Kogel gemaakt en hem ver teld over de vochtigheid, die hem via de hond werd toegediend, hoogst waarschijnlijk zou de heer Kogel zyn hond verkocht hebben of 'n dres seur gehuurd om deze nare ge woonte af te leren, want de heer Ko- gel wilde zijn medemensen graag ter wille zijn. Maar de heer Deundels had niets gezegd, helemaal niets en iedere dag had hij met verbittering naar de muur gekeken, die perio diek een straaltje vertoonde van de overvloed, die de hond van zijn bo venbuur zo gul aan het balconnetje meedeelde. ^OALS GEZEGD, bevroedde de heer Kogel niets van de haat, die hem vanaf de benedenverdieping toe gedragen werd; hij had de heer Deun dels geïnviteerd om ook bij hem een kopje thee te komen drinken en toen deze herhaaldelijk en opzichtige smoesjes verzonnen had om de invi tatie te ontlopen, had hij er zich be rustend bij neergelegd en was even vriendelijk en voorkomend als vroe ger gebleven. Maar minder gelijkmoedig was zijn benedenbuur; wekenlang probeerde deze zijn woede de baas te worden; hij bleef binnenzitten om niet het straaltje op de muur te zien; hij ging uit, wanneer hij de hond van boven buur op het balconnetje hoorde; hij poogde zich wys te maken, dat het niets te betekenen had en dat een beetje lisol het gehele euvel op kon heffen. Maar niets hielp. Iedere keer, dat hy op zijn balconnetje kwam en het straaltje langs de muur zag, wel de de woede in zijn hart en deze woe de was tenslotte vergroèid tot haat. Meneer Deundels haatte zijn bo venbuur en zon op een verschrikke lijke wraak. Toen hij op zekere dag weer naar zijn muurtje keek, had hij het gevonden. Hij zou zijn bovenbuur met een wek ker de dood in jagen. De gedachte alleen al was een pleis ter op het zwaar gewonde hart van de heer Deundels en dagenlang ver lustigde hij zich met het maken van plannen. Hij stelde zich voor om een tijdbom onder het bed van zijn bovenbuur te leggen en een draadje te spannen rond een wekker, die op een bepaald tijdstip zou aflopen; als de heer Ko gel dan verschrikt naar de wekker zou grijpen, zou hij als een kogel de lucht ingeslingerd worden; de heer Deundels glimlachte vergenoegd om de aardige woordspeling: Kogel als 'een kogel door de lucht. OET TIJDBOMPLANNETJE liet hy echter varen, want de moge lijkheid was niet uitgesloten, dat de hele flat de lucht in zou schieten en dat vond de heer Deundels voor zijn eigen veiligheid een beetje te ris kant. Hij zou driehonderd wekkers op alle punten van de flat van meneer Kogel verbergen, die allemaal een paar minuten achter elkaar zouden aflopen. In het trapportaaltje zou hij dan uitnodigend een lus aan het pla fond hangen, aan meneer Kogels be leefdheid de rest overlatend. „Teveel opzien", concludeerde meneer Deundels, nadat hij zich da genlang met dit plannetje verlustigd had en tenslotte kreeg hij de grote gedachte. In een groot magazijn kocht hij een wekker, die de juffrouw alleen in een apart kamertje durfde te laten aflo pen, omdat anders alle klanten uit de winkel weggelopen zouden zyn en met dit monster kwam hy weer op zijn flatje aan. Het volgende programmapunt was minder eenvoudig. Op zekere mor gen, toen meneer Kogel weer be deesd naar zijn kantoor getogen was, sloop meneer Deundels naar boven, wist met een valse sleutel het flatje van zijn bovenbuur binnen te drin gen en was enkele minuten later druk bezig met een beitel het bal connetje te ontzetten. De spijlen, die het balconleuninkje schraagden werden door de heer Deundels doorgehakt, totdat zij nog slechts met enkele millimeters het leuninkje hielden en te voren had hij aan de rand van het balconnetje de wekker aan een touwtje gehangen; precies om tien minuten voor half twee zou het monster aflopen. Hij wist, dat meneer Kogel op dat tijdstip zijn middagslaapje pleegde te doen in zijn leunstoel, die vlak bij de balcondeur stond en met glinste rende oogjes zag hij het verdere ver loop der gebeurtenissen al aan zijn geest voorbijtrekken. En meneer Deundels had detective- boeken gelezen, en daarom zorgde hij voor een alibi; hij zou 's middags om één uur het huis verlaten, zodat hij niet aanwezig zou zijn, als zijn buur man de wekker en zijn dood zou vinden, want de dood zou niet te ont lopen zijn, daar het flatje van de heer Kogel zich ruim 12 meter boven de grond bevond. JUIST TOEN DE HEER DEUNDELS die middag om één uur zijn flat wilde verlaten, werd er gebeld en voor de deur stond zijn neef, die hij in geen jaren gezien had en die hij niet lijden kon bovendien. Amicaal wandelde neef het flatje binnen en zonder op de protesten van de heer Deundels te letten, die ver telde, dat hij dringend voor een za kenbespreking weg moest, zette hij zich gezellig in de enige fauteuil en begon een heel gesprek over de fa milie, met wie de heer Deundels doorlopend herrie had. Om tien over een begon de heer Deundels het warm te krijgen en her nieuwde hij zijn pogingen om zijn gast de deur te lozen; om kwart over één had hij hem eindelijk zover, dat tie fauteuil verlaten was en neeflief vertelde, dat het aardig was geweest hem weer eens gezien te hebben en dat hij beslist eens langs moest ko men, als hij in de buurt was. Hij had nog maar een paar minu ten, toen neef eindelijk op de trap liep. GEL boven in zijn leunstoel de slaap des rechtvaardigen. Hij had een lastige morgen achter de rug en dit had altijd zijn weerslag op het mid dagslaapje. Zo ook nu weer; de heer Kogel droomde, dat hij in de wilder nis liep en dat er een vervaarlijk monster langs hem heensnelde in de richting van een klein oerwoud dorpje, dat enkele honderd meters verder lag. De heer Kogel was helemaal niet bang; hij nam zijn mes en snelde het monster achterna; een welgeschatte sprong en juist toen het ondier zich op het liefste meisje van het dorp wilde werpen, stootte de heer Kogel het mes in zijn hart, daarmede' ieder verder initiatief van het monster on mogelijk makend. Zo barmhartig is de droom voor iemand, die het le ven teistert. Maar de droom was nog niet uit. Met tranen in de ogen zag het mooie meisje de heer Kogel aan; zy stond langzaam op, strekte haar armen uit en met tranen in de ogen, onder het uitroepen van „Mijn Redder" viel zij de heer Kogel snikkend om de hals. De kus kwam aan; het was de heer Kogel of de gehele wereld verging en stijf van schrik werd hij wakker en ontdekte, dat de een of andere hel se machine op zijn balconnetje het einde der wereld stond in te luiden. Een mens denkt in zulke ogenbi ken niet, anaers zou de heer Kogel ongetwijfeld nieuwsgierig geweest zijn, wie de wekker daar wel aan het randje van zijn balconnetje ge hangen zou hebben; de heer Kogel had echter maar één doel; de wek ker in de kortst mogelijke tijd het zwijgen op te leggen of te sterven. Hij koos het eerste en kreeg het tweede, of tenminste bijna, want ter wijl 'hij zich in paniek over de leu ning heenboog om de wekker te. grij pen, hoorde hij een eigenaardig ge kreun en nog voordat hij de wekker had kunnen bereiken, stortte hij de diepte in. PR ZIJN MENSEN, die vertellen, dat stervelingen hun laatste ogenblikken besteden aan een korte balans over hun leven, maar wie kan daar over oordelen, want mensen, die werkelijk hun laatste ogenblikken be leefd hebben, missen meestal tijd en gelegenheid om een dergelijke be langrijke mededeling te doen. De heer Kogel dacht niet aan zijn afgelopen leven. Met van angst dicht- gesnoerde keel zag hij de aarde met enorme snelheid op zich afkomen en op die aarde zag hij de heer Deun dels, zijn benedenbuur, die juist de deur uitstapte. Hij wilde roepen, schreeuwen om meneer Deundels te waarschuwen, maar met een daverende slag kwam meneer* Kogel boven op de haastig vertrekkende meneer Deundels te recht en drie dagen later liep me neer Kogel met zijn arm nog in verband en een reuze pleister op zijn voorhoofd achter de baar van meneer Deundels aan. „Hij was mijn enige vriend", ver telde hij de niet bijster geschokte fa milieleden van de overledene, wan neer ze vroegen, wie hij was. „We konden het goed met elkaar vinden en dronken wel eens thee samen." IPSIUS. U vraagt.... wij antwoorden BET**** WEET U HET OOK NIET T. B.: Mijn waslijnen nieuw of oud gegalvaniseerd of niet, ze blijven afgeven. Plasticlijnen knap pen af in verband met de grote af stand. Wat te doen? Antwoord: verven met plasticverf is houdbaar en afdoende, als u ze iedere keer, voordat u het goed op hangt, even afveegt met een schone natte doek. S. H.: Waarom kan een ambte naar met een inkomen van meer dan f. 3750.niet in de vrijwillige ziekteverzekering kom^n en is de ze grena voor niet-ambtenaren en andere loontrekkers opgetrokken tot f. 6.000.—? Antwoord: Ook een ambtenaar met een inkomen van niet meer dan f. 6.000.kan zich thans by een er kend ziekenfonds melden voor de vrijwillige ziekteverzekering en eventueel het aanvullingsfonds, c. q. sanatoriumfonds. H. S. F.: Omdat ik niet met het door mijn huiseigenaar gedane voor stel accoord ga, heeft hij mij de huur opgezegd. Mag dat? Antwoord: in ieder geval zal uw huiseigenaar een verzoek om ont ruiming moeten indienen bij de kan tonrechter door tussenkomt van een deurwaarder. Zolang op dat verzoek geen beslissing gevallen is; blijft u rustig zitten. Denkt u er goed om, dat u niet zegt, dat u accoord gaat met het ontruimen, want dat zou uitgelegd kunnen worden als vrij willige ontruiming. J. St.: Hoe moeten katoenen net ten voor de tuin gerepareerd wor den? Antwoord: In de vissersplaatsen worden de netten in grote kookke- tels getaand met een leer-carboli- neumproduct. In het klein is dit ta nen zeer moeilijk uit te voeren. Voor een enkel net is het bovendien te kostbaar. Er zijn in de handel twee dehands netten, speciaal geschikt voor tuingebruik, tegen een matige prijs per m2 en in verschillende ma ten. U kunt echter ook een tuinnet en evt een nieuwe tuinlyn voor het uitzetten van rechte rijen enz. in zuivere timmermanscarbolineum dompelen. Dit geeft een zeer goed resultaat en is lang houdbaar. Probeer het eens, dit is niet kost baar en gemakkelijk zelf uit te voeren. L. J. G.: Wat is en doet het E. T. I. (Gelderland). Antwoord: Het E. T. I. in Gelder land is het Economisch Technolo gisch Instituut, gevestigd te Arnhem, Velperweg. Het is gesticht om ad viezen uit te brengen inzake de ont wikkeling en planning van de econo mische en technologische structuur van de provincie Gelderland. Zo zal worden nagegaan, welke gebieden voor industrialisatie in aanmerking komen en welke industrieën aange trokken dienen te worden, welke gebieden agrarisch dienen te blij ven en hoe deze verder ontwikkeld kunnen worden, hoe de waterhuis houding van de provincie verbeterd kan worden enz. S. G.: Wij werken 9 a 10 maanden in een polder. Wie moet ons water- of vorstverlet betalen? Antwoord: U kunt u wenden tot de door u genoemde bedrijfsvereniging; of deze betaalt het of uw werkgever betaalt u uit en verrekent het dan weer met de bedrijfsvereniging, het geen voor u op hetzelfde neerkomt. H. K.: Wat is goed: wie het on kruid bij een ander wiedt, vindt het in zijn eigen tuintje niet of wie in zijn eigen tuintje wiedt, ziet het on kruid bij een ander niet? Antwoord: Het tweede is goed. Men heeft dan immers geen tijd om naar de tuin van een buurman te kijken! E. B.: Mijn zoon is in September 1954 16 jaar geworden, hij werkt al enkele maanden en verdient. Heb ik nog recht op kinderbijslag over het 4de kwartaal 1954? Antwoord: neen, de kinderbijslag voor hem loopt af ultimo September. W. v. M.: Zijn de kosten van een bruiloft voor rekening van de brui degom of van de bruid of haar va- er? Voor wie zijn de kosten van een woninginrichting? Antwoord: De kosten van vervoer huwelijksvoltrekking, receptie e.d. zijn voor de ouders van de bruid, eventueel na overleg voor gezame- lijke rekening van alle ouders. De kosten van de woninginrichting zijn uiteraard voor rekening van het a s. echtpaar zelf. Abonné: Wanneer ik een glas-in - loodraam zeem, komt het glas vol strenen. Wat is hieraan te doen? Antwoord: Indien- spons en zeem goed schoon zijn, kunt u geen last krijgen van strepen. Het raam dient vooraf met een borstel wel eerst goed stofvrij gemaakt te worden. Ge woon schoon water gebruiken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1955 | | pagina 12